Besluit van 5 november 2018, nr. 2018001958 tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Borger-Odoorn krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Reconstructie N34 Aansluiting Klijndijk)

Ingevolge de artikelen 77 en 78 van de onteigeningswet kan worden onteigend voor de uitvoering van een bestemmingsplan.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Het verzoek tot aanwijzing ter onteigening

Provinciale staten van Drenthe (hierna verzoeker) hebben Ons bij besluit van 7 februari 2018, nummer 2017-815, verzocht om ten name van de Provincie Drenthe over te gaan tot het aanwijzen ter onteigening van de onroerende zaken in de gemeente Borger-Odoorn, begrepen in het onteigeningsplan Reconstructie N34 Aansluiting Klijndijk. De onroerende zaken zijn nodig voor de uitvoering van het bestemmingsplan Reconstructie N34 aansluiting Klijndijk van de gemeente Borger-Odoorn.

Gedeputeerde staten van Drenthe hebben bij brief van 23 februari 2018, kenmerk 201800848-00742788, het verzoek aan Ons ter besluitvorming voorgedragen. In deze brief is tevens te kennen gegeven dat wegens minnelijke eigendomsverkrijging niet langer prijs wordt gesteld op voortzetting van de onteigeningsprocedure voor de onroerende zaken met de grondplannummers 1, 8, 9, 10, 11, 15, 18 en 19. Omdat de noodzaak van onteigening voor deze grondplannummers hiermee is komen te vervallen, zullen Wij deze niet ter onteigening aanwijzen. In de bij dit besluit behorende lijst van te onteigenen onroerende zaken is hiermee rekening gehouden.

Bij brief van 6 april 2018, kenmerk 201800848-0075083, hebben gedeputeerde staten van Drenthe Ons te kennen gegeven wegens minnelijke eigendomsverkrijging niet langer prijs te stellen op voortzetting van de onteigeningsprocedure voor de onroerende zaken met de grondplannummers 2, 3, 4, 6 en 16. Omdat de noodzaak van onteigening voor deze grondplannummers hiermee is komen te vervallen, zullen Wij deze niet ter onteigening aanwijzen. In de bij dit besluit behorende lijst van te onteigenen onroerende zaken is hiermee rekening gehouden.

Planologische grondslag

De onroerende zaken die in het onteigeningsplan zijn begrepen, zijn gelegen in het bestemmingsplan Reconstructie N34 aansluiting Klijndijk, verder te noemen: het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is op 30 november 2017 vastgesteld door de raad van de gemeente Borger-Odoorn.

Omdat het bestemmingsplan ten tijde van dit aanwijzingsbesluit nog niet onherroepelijk is, zullen Wij aan dit besluit voorwaarden verbinden die zien op het tijdstip waarop een dagvaarding ingevolge artikel 18 van de onteigeningswet kan worden uitgebracht en op het tijdstip van het vervallen van dit besluit.

Aan de onroerende zaken is de bestemming Verkeer en zijn de dubbelbestemmingen Leiding – Gas, Leiding – Hoogspanningsverbinding, Waarde – Archeologie 1 en Waarde – Archeologie 2 toegekend.

Toepassing uniforme openbare voorbereidingsprocedure

Overeenkomstig artikel 78, tweede lid, van de onteigeningswet en artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) hebben het ontwerp koninklijk besluit en de in artikel 79 van de onteigeningswet bedoelde stukken vanaf 9 mei 2018 tot en met 19 juni 2018 in de gemeente Borger-Odoorn en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage gelegen.

Overeenkomstig artikel 3:12 van de Awb heeft de burgemeester van Borger-Odoorn van het ontwerp koninklijk besluit en van de terinzagelegging van de onteigeningsstukken op 8 mei 2018 openbaar kennis gegeven in Weekinweekuit. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Onze Minister) heeft van het ontwerp koninklijk besluit en van de terinzagelegging van de onteigeningsstukken openbaar kennis gegeven in de Staatscourant van 8 mei 2018, nr. 24831.

Verder heeft Onze Minister het ontwerp koninklijk besluit overeenkomstig artikel 3:13 van de Awb, voorafgaand aan de terinzagelegging toegezonden aan belanghebbenden, waaronder de verzoeker. Daarbij zijn de belanghebbenden gewezen op de mogelijkheid om schriftelijk of mondeling zienswijzen over het ontwerpbesluit naar voren te brengen en op de mogelijkheid over de zienswijzen te worden gehoord.

Overwegingen

Noodzaak en urgentie

Het bestemmingsplan voorziet in de reconstructie van de provinciale weg N34 ter hoogte van de aansluiting Klijndijk. De N34 is een autoweg (100 km/h) en wordt ingericht volgens de Duurzaam Veilig-principes. Op de N34 in de gemeente Borger-Odoorn bevindt zich thans nog een gelijkvloerse kruising ter hoogte van Odoorn en een gelijkvloerse splitsing ter hoogte van Emmen-Noord. Deze worden vervangen door een te reconstrueren ongelijkvloerse kruising ter hoogte van de Slenerweg in Klijndijk. De op- en afritten van de ongelijkvloerse kruising zullen aan beide zijden van de N34 met een rotonde op de onderliggende weg worden aangesloten. Tevens wordt een parallelweg aangelegd tussen de nieuwe aansluiting Klijndijk en de Odoornerweg om de verkeersdruk in de omgeving van Klijndijk te verminderen. Daarnaast wordt een vrijliggend fietspad naast de bestaande Slenerweg aangelegd om de verkeersveiligheid van het fietsverkeer te waarborgen.

In de door de verzoeker om onteigening gewenste wijze van planuitvoering wordt inzicht verschaft door het bestemmingsplan met de daarbij behorende planregels, toelichting en verbeelding, als ook door de zakelijke beschrijving en de inrichtingstekening behorende bij het onteigeningsplan.

De uitvoering van het project wordt gefinancierd door de provincie Drenthe.

Om de werken en werkzaamheden ter uitvoering van het bestemmingsplan tijdig te kunnen realiseren, wenst de provincie Drenthe de eigendom, vrij van lasten en rechten, te verkrijgen van de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaken.

De verzoeker heeft met de eigenaren overleg gevoerd om deze onroerende zaken minnelijk in eigendom te verkrijgen. Dit overleg heeft vooralsnog niet tot (volledige) overeenstemming geleid. Omdat het ten tijde van het verzoek naar het oordeel van de verzoeker niet aannemelijk was dat het overleg op afzienbare termijn tot vrijwillige eigendomsoverdracht zou leiden, hebben provinciale staten van Drenthe tot hun onteigeningsverzoek besloten, om de tijdige verwezenlijking van het bestemmingsplan zeker te stellen.

Uit de Ons bij het verzoek overgelegde zakelijke beschrijving blijkt dat de provincie voornemens is om in 2018 te starten met de aanbestedingsprocedure. Volgens planning zullen de werkzaamheden in het voorjaar van 2020 starten en zal het werk worden opgeleverd in 2022. Daarmee is aannemelijk dat zal worden voldaan aan de door Ons voor de aanvang van de werken en werkzaamheden gehanteerde termijn van ten hoogste vijf jaar na de datum van dit aanwijzingsbesluit.

Zienswijzen

Binnen de termijn dat het ontwerp koninklijk besluit ter inzage heeft gelegen zijn daarover zienswijzen naar voren gebracht door:

  • 1. W. Pouwels, eigenaar van de onroerende zaak met grondplannummer 5-1 en 5-2, en vennootschap onder firma Horze Stables Zorgboerderij, verder te noemen: reclamanten 1;

  • 2. TenneT TSO B.V., gerechtigde op een zakelijk recht op de onroerende zaken met grondplannummers 5-1, 5-2 en 7, verder te noemen: reclamante 2.

Overeenkomstig artikel 78, vierde lid, van de onteigeningswet heeft Onze Minister reclamanten in de gelegenheid gesteld te worden gehoord in een op 3 juli 2018 te Exloo gehouden hoorzitting. Reclamanten 1 hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

Overwegingen naar aanleiding van de zienswijzen

Wij hebben hetgeen reclamanten in hun zienswijzen naar voren brengen samengevat in de hierna volgende passages. Daarbij hebben wij tevens Onze overwegingen bij de zienswijzen weergegeven.

De zienswijze van reclamanten 1

1.1

Provinciale staten is niet bevoegd tot het nemen van een verzoekbesluit, omdat de te verwerven grond is gelegen in de gemeente Borger-Odoorn en de grond wordt verworven voor de uitvoering van een door de gemeenteraad van de gemeente Borger-Odoorn vastgesteld bestemmingsplan. Reclamanten zijn van mening dat het verzoekbesluit daarom moet worden genomen door de gemeenteraad van Borger-Odoorn.

Ad 1.1

Provinciale staten van Drenthe kunnen naar Ons oordeel worden aangemerkt als de meest gerede partij om een onteigeningsverzoek in te dienen met betrekking tot het werk voor de reconstructie van de provinciale weg N34 ter hoogte van de aansluiting Klijndijk. De provincie is initiatiefnemer van het plan met betrekking tot de reconstructie van de aansluiting Klijndijk en draagt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het plan. De N34 is een provinciale weg die in eigendom, beheer en onderhoud is bij de provincie Drenthe. Het werk wordt in opdracht en voor risico van de provincie uitgevoerd. Daarenboven financiert de provincie het werk en is de minnelijke verwerving ook door de provincie gedaan. De provincie Drenthe is derhalve de meest gerede partij om tot onteigening te verzoeken.

1.2

Voor reclamanten is het niet duidelijk hoe het werk wordt uitgevoerd. Artikel 79 lid 8 van de onteigeningswet bepaalt dat een verzoek tot onteigening vergezeld moet gaan van andere documenten waaruit kan blijken welke wijze van planuitvoering de verzoeker voor ogen staat. Nadere situatie- en/of werktekeningen, op schaal, hoe het plan binnen het globale bestemmingsvlak zal worden uitgevoerd, ontbreken. Hierdoor kunnen reclamanten niet beoordelen of er niet meer grond wordt onteigend dan nodig is voor de uitvoering van het werk waarvoor de aanwijzing tot onteigening is verzocht.

Ad 1.2

Ten aanzien van de zienswijze van reclamanten overwegen Wij als volgt. Bij de noodzaak en urgentie hebben Wij overwogen dat de verzoeker om onteigening inzicht in de gewenste wijze van planuitvoering heeft verschaft door het bestemmingsplan met de daarbij behorende planregels, toelichting en verbeelding, als ook door de zakelijke beschrijving en de inrichtingstekening behorende bij het onteigeningsplan. De toelichting van het bestemmingsplan en de beschrijvingen per bestemmingselement bieden inzicht in de wijze waarop de provincie Drenthe het bestemmingsplan verwezenlijkt wenst te zien. Daarnaast geeft de inrichtingstekening Reconstructie N34 aansluiting Klijndijk, die ter inzage heeft gelegen, naar Ons oordeel voldoende inzicht in hoe het werk op de grond van reclamanten is gesitueerd. Verzoeker heeft hierover desgevraagd nog toegelicht dat de wijze van planuitvoering ook onderwerp van gesprek is geweest tijdens het minnelijk overleg. Op de betreffende grond van reclamanten komt een fietspad met berm en sloot. Op het gedeelte aan de achterzijde van het perceel wordt deels de omgelegde Achterweg aangelegd als vervanging van de huidige Achterweg. Voorts heeft verzoeker op verzoek van reclamanten op 6 maart 2017 de toekomstige eigendomsgrens middels piketpalen uitgezet op de grond van reclamanten.

1.3

Reclamanten betogen dat niet aan de eis van voldoende minnelijk overleg is voldaan. In het kader van het minnelijk overleg moet zorgvuldig worden omgegaan met verzoeken van belanghebbende om nadere informatie en het toelichten van biedingen. Reclamanten voeren aan dat zij nimmer een duidelijk concreet bod hebben ontvangen ten aanzien van de specifieke gronden waarop het onteigeningsbesluit ziet. Ondanks herhaaldelijke verzoeken hebben reclamanten nimmer een nauwkeurige kaart ontvangen met maten waarop zichtbaar is hoe het werk wordt uitgevoerd. De adviseur van reclamanten heeft verzocht om een nadere toelichting op de bieding om te bepalen of alle schadecomponenten in de bieding zijn verwerkt, maar door de provincie is geen verduidelijking gegeven. Reclamanten zijn van mening dat de te onteigenen grond inkomensderving en waardevermindering tot gevolg zal hebben voor het gehele bedrijf. De provincie heeft steeds geweigerd deze schade nader te taxeren en meent dat het op de weg van reclamanten ligt om deze schade met een taxatierapport aan te tonen. Dit is in strijd met artikel 41 van de onteigeningswet, namelijk de vergoeding van de mindere waarde van het overblijvende. Nu reclamanten de waardevermindering van het bedrijf en inkomensschade als gevolg van het onteigende aan de orde hebben gesteld, lag het op de weg van de provincie om deze schade nader te onderzoeken en te laten taxeren. Het enkel doen van een bod in de vorm van een vierkante meterprijs op het aantal te verwerven vierkante meter grond volstaat derhalve niet.

Ad 1.3

Het betoog van reclamanten ziet in hoofdzaak op het gevoerde minnelijk overleg en de hoogte en samenstelling van de aangeboden vergoeding.

Met betrekking tot het gevoerde minnelijk overleg overwegen Wij in het algemeen dat artikel 17 van de onteigeningswet bepaalt dat de onteigenende partij dat wat onteigend moet worden eerst bij minnelijke overeenkomst in eigendom probeert te verkrijgen. Deze bepaling heeft betrekking op de gerechtelijke onteigeningsprocedure. Het minnelijk overleg in de daaraan voorafgaande administratieve onteigeningsprocedure is echter een van de vereisten waaraan door Ons wordt getoetst bij de beoordeling van de noodzaak tot onteigening. Omdat onteigening een uiterste middel is, zijn Wij van oordeel dat hiervan pas gebruik mag worden gemaakt als het minnelijk overleg voor het begin van de administratieve onteigeningsprocedure niet of niet in de gewenste vorm tot overeenstemming heeft geleid.

Aan deze eis is naar Ons oordeel in het kader van onteigeningen op basis van artikel 78 van de onteigeningswet in beginsel voldaan als voor de datum van het verzoekbesluit met de onderhandelingen over de minnelijke eigendomsverkrijging tijdig een begin is gemaakt en het op het moment van het verzoekbesluit aannemelijk is dat die onderhandelingen tot een redelijk punt zijn voortgezet, maar dat deze voorlopig niet tot vrijwillige eigendomsoverdracht zullen leiden. Daarbij moet het gaan om een concreet en serieus minnelijk overleg. Uitgangspunt daarbij is dat ten tijde van het verzoekbesluit al een formeel schriftelijk aanbod is gedaan.

In dit verband merken Wij verder op dat de onteigening ingevolge artikel 40 van de onteigeningswet plaatsvindt op basis van een volledige schadeloosstelling voor alle schade die de onteigende partij rechtstreeks en noodzakelijk lijdt door het verlies van zijn onroerende zaak. Artikel 41 van de onteigeningswet ziet daarnaast op de te vergoeden waardevermindering van het overblijvende. De samenstelling en de hoogte van de schadeloosstelling staan Ons in het kader van de administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling, maar komen bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming aan de orde in het kader van de gerechtelijke onteigeningsprocedure. In het kader van de administratieve onteigeningsprocedure wordt evenmin getreden in de vraag of alle schadecomponenten in de schadeloosstelling zijn opgenomen. Ook dit aspect komt bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming in de gerechtelijke onteigeningsprocedure aan de orde. Wel kan de geboden schadeloosstelling als onderdeel van de toetsing van de kwaliteit van het gevoerde minnelijk overleg bezien worden.

In het bijzonder overwegen Wij dat partijen blijkens het logboek en de bijbehorende stukken vanaf 2013 met elkaar in gesprek zijn over de voorgenomen plannen van verzoeker. Bij brieven van 28 mei 2014, 12 mei 2017 en 8 januari 2018 zijn schriftelijke aanbiedingen gedaan gericht op de verwerving van de perceelsgedeelten die in de onteigeningsprocedure zijn betrokken. In de aanbiedingen is de schadeloosstelling uitgesplitst in de onderdelen vermogensschade, inkomensschade en integrale schade. Bij de aanbiedingen zijn aankooptekeningen gevoegd waarop de aan te kopen grond is ingetekend. Partijen hebben hierover ten tijde van het verzoek geen overeenstemming kunnen bereiken. Tijdens een overleg op 28 juli 2016 is door verzoeker een toelichting gegeven op de voorgenomen plannen van verzoeker. Tijdens een overleg op 13 november 2017 is door verzoeker een toelichting gegeven op het aanbod voor de schadeloosstelling en zijn de uitgangspunten van de taxatie uiteengezet. Daarbij is ook de waardevermindering van het overblijvende getaxeerd en besproken. Voorts is gesproken over het werk dat wordt aangelegd en is dit toegelicht met een situatietekening. De situatietekening is vervolgens op 27 november 2017 aan de adviseur van reclamanten toegezonden. Uit de overgelegde stukken is Ons dan ook gebleken dat de vragen van reclamanten in het minnelijk overleg aan de orde zijn geweest.

Tijdens de hoorzitting is door reclamanten nog naar voren gebracht dat verzoeker haar taxatierapport had moeten overleggen, omdat daar expliciet om is gevraagd. Zonder taxatierapport is het voor reclamanten niet na te gaan hoe het bedrag tot stand is gekomen. Verzoeker heeft tijdens de hoorzitting bevestigd dat er geen taxatierapport is overgelegd, maar dat het aanbod in de aanbiedingsbrief duidelijk wordt gemaakt. In dit verband overwegen Wij op dat een taxatierapport een hulpmiddel is voor het bepalen van de hoogte van de schadeloosstelling. De onteigeningswet kent geen verplichting tot het (doen) opmaken van taxatierapporten of het toezenden daarvan aan belanghebbenden. Ten overvloede merken Wij nog op dat in een proces gericht op minnelijke verwerving ook van de te onteigenen partij mag worden verwacht dat deze zijn eis wat betreft de hoogte van de schadeloosstelling kenbaar maakt, zodat op basis van wederzijdse taxatie verder kan worden onderhandeld.

Het vorenstaande in aanmerking nemend zijn Wij van oordeel dat de verzoeker voorafgaand aan de start van de administratieve onteigeningsprocedure voldoende pogingen heeft ondernomen om met reclamanten tot overeenstemming te komen. Aangezien het ten tijde van het onteigeningsverzoek aannemelijk was dat het minnelijk overleg voorlopig niet tot vrijwillige eigendomsoverdracht zou leiden, mocht worden overgegaan tot de start van de administratieve onteigeningsprocedure. In dit kader overwegen Wij verder dat hierbij in aanmerking moet worden genomen dat de verzoeker gebonden is aan zijn eigen, op de urgentie van het werk toegespitste planning.

Het overleg met reclamanten is na de start van de onteigeningsprocedure voortgezet. Er vond een e-mailwisseling tussen partijen plaats en bij brief van 22 februari 2018 wijzen reclamanten het voorstel van verzoeker af. Bij brief van 31 mei 2018 geeft verzoeker een reactie op de brief van reclamanten van 22 februari 2018 en gaat daarbij in op de opmerkingen van reclamanten. Verzoeker vraagt reclamanten om een onderbouwde reactie op haar aanbod van 8 januari 2018. Op deze brief hebben reclamanten niet gereageerd. Het voortgezette overleg heeft nog niet tot overeenstemming geleid. Wij merken op dat dit overleg dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet aan de gerechtelijke onteigeningsprocedure vooraf moet gaan, alsnog tot een voor partijen aanvaardbare oplossing kan leiden.

1.4

De bestemmingsplannen Reconstructie N34 aansluiting Klijndijk en Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord-Exloo zijn niet onherroepelijk. Hoewel de bestemmingsplanprocedure een aparte procedure betreft, wensen reclamanten hierover volledigheidshalve op te merken dat deze onteigening niet noodzakelijk is nu er een beter alternatief voorhanden is in de vorm van een ongelijkvloerse aansluiting te Emmen Noord. Door het bevoegd gezag is nimmer gemotiveerd waarom niet is gekozen voor het aanpassen van de bestaande aansluiting te Emmen Noord in plaats van het aanleggen van een nieuwe ongelijkvloerse kruising te Klijndijk. Reclamanten zijn van mening dat de keuze voor de aansluiting Klijndijk slechts een politieke keuze was gebaseerd op beleidsuitgangspunten, waarbij geen ruimtelijke afwegingen zijn gemaakt. Opgemerkt wordt verder dat het project waarvoor tot onteigening wordt overgegaan ten onrechte is opgeknipt in meerdere ruimtelijke besluiten. De reconstructie N34 aansluiting Klijndijk hangt onlosmakelijk samen met andere ruimtelijke ontwikkelingen aan de N34 en reclamanten menen dat deze ontwikkelingen tezamen m.e.r.-(beoordelings)plichtig zijn. Voor een dergelijk project geldt een m.e.r. plicht waarbij de milieueffecten in kaart dienen te worden gebracht en waarbij de gekozen voorkeurvariant moet worden onderbouwd, hetgeen in casu niet is gebeurd. Tot slot wordt in de plantoelichting van beide bestemmingsplannen feitelijk niets opgemerkt over de economische uitvoerbaarheid ervan danwel over de verwerving van de benodigde gronden. Mitsdien zijn reclamanten van mening dat de bestemmingsplannen derhalve niet in stand kunnen blijven.

Ad 1.4

De grondslag voor deze onteigening wordt gevormd door het bestemmingplan Reconstructie N34 aansluiting Klijndijk. Voor zover de zienswijze zich richt tegen de onteigening in relatie tot het bestemmingsplan Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord-Exloo overwegen Wij dat dit bestemmingsplan ziet op een heel ander traject van de N34 en daarom buiten de reikwijdte van deze administratieve onteigeningsprocedure valt.

Het onderdeel van de zienswijze van reclamanten over het bestemmingsplan Reconstructie N34 aansluiting Klijndijk is planologisch van aard. De planologische aspecten kunnen in het kader van de administratieve onteigeningsprocedure niet zelfstandig worden beoordeeld, maar konden in de procedure op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aan de orde gesteld worden. Reclamanten hebben tijdens de hoorzitting medegedeeld dat zij van deze mogelijkheid gebruik hebben gemaakt. De bestemmingsplanprocedure loopt nog. Tijdens de hoorzitting heeft verzoeker te kennen gegeven dat met de werkzaamheden wordt gewacht totdat de gehele procedure is afgerond. Voor zover de zienswijze ziet op een mogelijke (gedeeltelijke) vernietiging van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan, overwegen Wij dat de door Ons aan dit aanwijzingsbesluit verbonden opschortende en ontbindende voorwaarden mede strekken tot de bescherming van de planologische belangen van reclamanten. In het kader van de administratieve onteigeningsprocedure is een opschorting van besluitvorming dan ook noodzakelijk noch mogelijk, omdat de administratieve procedure gebonden is aan wettelijke termijnen. Gelet hierop bestaat er voor Ons geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening om die reden geheel of gedeeltelijk af te wijzen.

Gelet op het vorenstaande geeft de zienswijze van reclamanten 1 Ons geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen.

De zienswijze van reclamante 2

Reclamante 2 heeft bij brief van 8 juni 2018, kenmerk GSN REM 18-1987, haar zienswijze ingetrokken. Wij zullen deze zienswijze dan ook buiten behandeling laten.

Overige overwegingen

Uit de bij het verzoek overgelegde stukken blijkt, dat de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaken bij de uitvoering van het bestemmingsplan niet kunnen worden gemist.

Ons is niet gebleken van feiten en omstandigheden die overigens de toewijzing van het verzoek in de weg staan. Het moet in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling worden geacht dat de provincie Drenthe de vrije eigendom van de door Ons ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken verkrijgt.

Wij zullen, gelet op het hierboven gestelde, het verzoek van provinciale staten van Drenthe tot het nemen van een besluit krachtens artikel 78, eerste lid, van de onteigeningswet gedeeltelijk toewijzen.

BESLISSING

Gelet op de onteigeningswet,

op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 13 augustus 2018, nr. RWS-2018/32065, Rijkswaterstaat Corporate Dienst;

gelezen het besluit van provinciale staten van Drenthe van 7 februari 2018, nummer 2017-815;

gelezen de voordracht van gedeputeerde staten van Drenthe van 23 februari 2018, 201800848-00742788;

gelezen de brief van gedeputeerde staten van Drenthe van 6 april 2018, kenmerk 201800848-00750783;

de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, advies van 10 oktober 2018, no. W04.18.0263/I;

gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 31 oktober 2018, nr. RWS-2018/41043, Rijkswaterstaat Corporate Dienst.

Hebben Wij goedgevonden en verstaan:

Voor de uitvoering van het bestemmingsplan Reconstructie N34 aansluiting Klijndijk van de gemeente Borger-Odoorn ten name van de provincie Drenthe ter onteigening aan te wijzen de onroerende zaken, aangeduid op de grondtekening die ingevolge artikel 78 van de onteigeningswet in de gemeente Borger-Odoorn en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage heeft gelegen en die zijn vermeld op de bij dit besluit behorende lijst.

Dit onder de voorwaarden dat niet zal worden overgegaan tot dagvaarding als bedoeld in artikel 18 van de onteigeningswet, vóórdat het bestemmingsplan onherroepelijk zal zijn met betrekking tot de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaken en dat dit aanwijzingsbesluit vervalt, indien het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan met betrekking tot die onroerende zaken in beroep zal worden vernietigd.

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Afdeling advisering van de Raad van State.

Wassenaar, 5 november 2018

Willem-Alexander

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

LIJST VAN DE TE ONTEIGENEN ONROERENDE ZAKEN

ONTEIGENINGSPLAN: Reconstructie N34 Aansluiting Klijndijk

VERZOEKENDE INSTANTIE: Provincie Drenthe

 

Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Odoorn

Grondplan

nr.

Te onteigenen

grootte

Als

Ter grootte

van

Sectie

en nr.

Ten name van

ha

a

ca

ha

a

ca

5-1

5-2

0

0

15

32

28

49

wonen (agrarisch) terrein (grasland)

4

03

50

S 336

Wilco Pouwels, Klijndijk

Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: Enexis B.V., ’s Hertogenbosch, zetel: Rosmalen

Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: Enexis B.V., ’s Hertogenbosch, zetel: Rosmalen

Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: Enexis B.V., ’s Hertogenbosch, zetel: Rosmalen

Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: Tennet TSO E B.V, Arnhem

7

1

30

46

terrein (akkerbouw)

11

73

70

S 208

Jan Hendrik Kimmels, Odoorn

Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: Enexis B.V., ’s Hertogenbosch, zetel: Rosmalen

Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: Enexis B.V., ’s Hertogenbosch, zetel: Rosmalen

Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: Enexis B.V., ’s Hertogenbosch, zetel: Rosmalen

Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: Tennet TSO E B.V, Arnhem

Opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel: Waterschap Vechtstromen, Almelo

12

0

37

90

wonen (agrarisch) terrein (akkerbouw)

9

26

70

S 323

Jan Reinders, gehuwd met Jantje Weggemans, Klijndijk

13

0

31

82

terrein (akkerbouw)

7

04

95

S 322

Jan Reinders, gehuwd met Jantje Weggemans, Klijndijk

14

0

72

73

terrein (akkerbouw)

13

87

55

S 324

Jan Reinders, gehuwd met Jantje Weggemans, Klijndijk

Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: gemeente Borger-Odoorn, Exloo, zetel: Borger-Odoorn

17

0

13

78

terrein (akkerbouw)

1

16

00

S 304

Bernardus Johannes Robben, Klijndijk

Naar boven