Regeling van de Minister voor Medische Zorg van 9 november 2018, kenmerk 1438421-183305-WJZ, houdende wijziging van de Regeling begroting, beleidsplan en jaarrekening Bloedvoorzieningsorganisatie in verband met het opnieuw vaststellen van de bijlage vanwege de risicobeheersing bij de Bloedvoorzieningsorganisatie en enkele andere wijzigingen

De Minister voor Medische Zorg,

Gelet op de artikelen 7, tweede lid, en 8, eerste lid, van de Wet inzake bloedvoorziening;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling begroting, beleidsplan en jaarrekening Bloedvoorzieningsorganisatie wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, tweede lid, wordt ‘de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport’ vervangen door ‘de Minister voor Medische Zorg’.

B

De Bijlage bij de Regeling begroting, beleidsplan en jaarrekening Bloedvoorzieningsorganisatie wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet van 18 april 2018 houdende wijziging van de Wet inzake bloedvoorziening in verband met risicobeheersing binnen de Bloedvoorzieningsorganisatie (Stb. 2018, 136) in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins

BIJLAGE BIJ DE REGELING BEGROTING, BELEIDSPLAN EN JAARREKENING BLOEDVOORZIENINGSORGANISATIE

Hoofdstuk 1. Regels ten aanzien van de begroting

Paragraaf 1. Reactietermijn minister

De beslistermijnen neergelegd in de Algemene wet bestuursrecht worden gehanteerd (artikelen 4:13 en 4:14).

Paragraaf 2. Indeling begroting

  • 1. In de begroting t+1 dienen de begroting van het jaar t en de realisatiecijfers van het jaar t-1 te zijn opgenomen.

  • 2. De begroting en de realisatiecijfers t-1 dienen opgebouwd te zijn uit dezelfde posten als de begroting t. Bij mutatie van de begrotingsposten worden toe- en afnames daarin afzonderlijk weergegeven en toegelicht. Voor elk van de posten dient de verhouding van vaste en variabele kosten te zijn aangegeven en toegelicht.

  • 3. In de begroting dient inzicht gegeven te worden in de lasten, baten, liquiditeits- en investeringsbehoefte en afschrijvingen van de Stichting Sanquin Bloedvoorziening (hierna: Sanquin) alsook in die van de afzonderlijke organisatieonderdelen binnen de stichting.

    Voor de divisie Research & LabServices van de stichting worden de kosten en baten in ieder geval voor de volgende subonderdelen afzonderlijk zichtbaar in de begroting gepresenteerd: Research, LabServices en de navelstrengbloedbank.

    In de begroting wordt een overzicht opgenomen van de afzonderlijke onderzoeksprojecten, de totale kosten van de afzonderlijke projecten, de kosten per jaar gedurende de looptijd van het project tot het jaar t+5 en indien van toepassing, de bijdragen van derden aan het project.

  • 4. Verschillen tussen de begroting t+1 en de begroting t dienen per begrotingspost te worden toegelicht.

  • 5. Specifiek worden voor de divisie Bloedbank van de stichting Sanquin aangegeven:

    • a. de maatregelen ter bevordering van de kwaliteit en/of veiligheid en de kostenverhogingen die daarmee verband houden; en

    • b. de mutaties in de kosten als gevolg van wijzigingen in de hoeveelheid ingezameld plasma door middel van plasmaferese voor geneesmiddelenbereiding.

    In de toelichting op de onderdelen a en b dient een specificatie van de kostenmutaties naar de indeling van de begrotingsposten te worden bijgevoegd.

  • 6. De aard en omvang van interne leveringen tussen de verschillende organisatieonderdelen binnen de stichting Sanquin worden in de toelichting opgenomen, als ook die tussen de stichting Sanquin en haar dochterondernemingen.

  • 7. In de begroting wordt de berekening opgenomen van de totale mutatie in de prijs van de bloedproducten ten opzichte van het jaar t-1.

  • 8. Bij overheveling van activiteiten tussen de verschillende organisatieonderdelen binnen de stichting Sanquin als ook van en naar de dochterondernemingen van de stichting, wordt in de begroting een tabel opgenomen waarin deze mutaties worden gespecificeerd naar activiteit, de gevolgde indeling in de begroting en de personele gevolgen.

Paragraaf 3. Toelichting afzetgegevens

  • 1. In de begroting wordt de verwachte afzet van de divisie Bloedbank aangegeven, gespecificeerd per productgroep. Hierbij dient een toelichting te worden gegeven waarin onder andere inzicht wordt gegeven in de bij de bepaling van de omvang van de verwachte afzet gehanteerde uitgangspunten.

  • 2. Per productgroep dienen de verschillen in de ramingen van de afzet ten opzichte van het jaar t te worden toegelicht.

Paragraaf 4. Personeelskosten

Bij de personeelskosten dienen de totale loonsom en het aantal fte’s van de stichting Sanquin als ook die van de afzonderlijke organisatieonderdelen binnen de stichting vermeld te worden.

Paragraaf 5. Prijsvaststelling

Voor de afzet van de divisie Bloedbank geldt dat de uit de begroting voortvloeiende prijzen gespecificeerd dienen te worden per productgroep, met uitzondering van bloedproducten waarvoor op grond van artikel 40 van de Geneesmiddelenwet een vergunning verplicht is voor het in de handel brengen. Op grond van de goedgekeurde begroting stelt de stichting Sanquin de prijzen vast voor het jaar t+1.

Paragraaf 6. Kostprijsberekening

Bij de prijsstelling van producten en diensten alsmede de interne verrekenprijzen dient een kostprijsberekening bekend te zijn. De kostprijsberekening van de af te leveren tussen- en bloedproducten en diensten zal gebaseerd zijn op de activity-based costing methode.

Paragraaf 7. Administratieve Organisatie

De Administratieve Organisatie dient schriftelijk te zijn vastgelegd.

Paragraaf 8. Resultaat

  • 1. Het resultaat van de divisie Bloedbank van het jaar t-1 wordt betrokken bij de begroting van het jaar t+1.

  • 2. Indien noodzakelijk kan in de begroting van de divisie Bloedbank rekening worden gehouden met een reservevorming ten behoeve van een verbetering van de solvabiliteit. De noodzaak hiertoe dient te worden toegelicht.

Paragraaf 9. Prognose

Bij de begroting t+1 wordt een prognose van de baten en lasten voor het jaar t verstrekt, met dezelfde indeling als de begroting. Voor de afzonderlijke organisatieonderdelen binnen de stichting Sanquin dient per begrotingspost de significante afwijkingen van de begroting te worden toegelicht. De toelichting dient te worden voorzien van afzetgegevens.

Paragraaf 10. Huisvestingskosten

  • 1. De in de begroting van de stichting Sanquin onder de rubriek ‘Huisvestingskosten’ opgenomen post ‘Huren’ en de in de rubriek ‘Afschrijvingen’ verantwoorde post ‘Gebouwen en Terreinen’ worden getoetst aan een jaarlijks door de stichting Sanquin op te stellen en bij de begroting te voegen middellange termijn huisvestingsplan (hierna: huisvestingsplan). De aansluiting van de hierin genoemde bedragen en de in de begroting opgenomen bedragen voor huisvesting worden toegelicht.

  • 2. Het huisvestingsplan dient:

    • te passen binnen het Ministerieel Plan Bloedvoorziening;

    • de kosten van de bestaande huisvesting weer te geven;

    • voor de jaren t+1 tot en met jaar t+5 inzicht te geven in de voorgenomen toekomstige huisvesting van de hoofdvestigingen, vaste- en mobiele afnamelocaties en uitgiftelocaties. De financiële gevolgen dienen daarbij te worden aangegeven;

    • het voornemen tot het vervreemden van registergoederen te vermelden.

  • 3. Het huisvestingsplan dient, gelijktijdig met de indiening van de begroting bij de Minister voor Medische Zorg (hierna: de minister), in tweevoud bij de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek TNO (hierna: TNO) ter beoordeling te worden voorgelegd. TNO brengt binnen 6 weken na ontvangst van het huisvestingsplan daarover advies uit aan de minister. Van dit advies ontvangt de stichting Sanquin een afschrift.

  • 4. Tot daadwerkelijke start van een nieuwbouwinitiatief van een hoofdvestiging kan worden overgegaan nadat de minister op basis van het definitief ontwerp en aan de hand van een door TNO aan de minister daarover uitgebracht advies, een uitspraak heeft gedaan over de aanvaardbare hoogte van de uit dat initiatief voortvloeiende exploitatiegevolgen. De betreffende bescheiden dienen daartoe door de stichting Sanquin rechtstreeks bij TNO te worden ingediend.

    TNO adviseert de minister binnen vier maanden na ontvangst van bedoelde bescheiden. Van dit advies ontvangt de stichting Sanquin een afschrift.

  • 5. De in het huisvestingsplan opgenomen voornemens tot (ver)bouw of huur van vaste- of mobiele afnamelocaties en de verbouw van hoofdvestigingen kunnen, indien in de door de minister goedgekeurde begroting de daaruit voortvloeiende exploitatiekosten zijn opgenomen, worden geëffectueerd. De minister kan in voorkomende gevallen beslissen dat, voordat een dergelijk bouwplan wordt gerealiseerd, TNO van dat aangegeven initiatief het definitief ontwerp beoordeelt. In deze situatie is de goedkeuringsprocedure zoals aangeven in het vierde lid van overeenkomstige toepassing.

  • 6. Binnen 10 jaar na ingebruikname of ingrijpende renovatie van een hoofdvestiging of vaste afnamelocatie (d.w.z. 50% of meer van het bestaande bouwvolume) is aan bouw geen behoefte tenzij een dergelijk bouwinitiatief noodzakelijk is vanwege ingrijpende functiewijzigingen ten opzichte van de bestaande functies of in geval van noodsituaties.

  • 7. Bij verkoop van registergoederen dient een waardebepaling door een erkend taxateur onroerend goed beschikbaar te zijn.

  • 8. De kosten voor huisvesting van andere rechtspersonen, waaronder dochterondernemingen, dienen door de stichting Sanquin ten minste kostendekkend aan de gebruikers te worden doorberekend.

Paragraaf 11. Saneringskosten

Financiële saneringsgevolgen voor de divisie Bloedbank voortvloeiend uit wijzigingen in de huisvestingssituatie zullen in een vroegtijdig stadium aan de minister worden gemeld.

Paragraaf 12. Rekenregels

  • 1. Loonbijstellling

    Voor de loonbijstelling in de begroting t+1 mag voor de stichting Sanquin maximaal worden opgenomen de bijstelling volgens de OVA jaar t. Ter correctie van het verschil in jaar t waar gerekend is met de OVA t-1 wordt het verschil (OVA t minus OVA t-1) in de begroting t+1 meegenomen indien dit verschil groter is dan 0,5% van de loonsom.

  • 2. Prijsbijstelling

    Voor bijstelling van prijsgevoelige posten mag maximaal de nationale consumentenprijsindex voor t+1 uit de Macro-Economische verkenning-kerngegevenstabel van het jaar t worden gehanteerd.

  • 3. Afschrijvingen

    Voor afschrijvingen dient te worden uitgegaan van normen zoals die in het maatschappelijk verkeer voor de betreffende bedrijfstakken gelden.

  • 4. Kostentoerekening

    De kosten en baten van de staf- en concerndiensten dienen toegerekend te worden aan de organisatieonderdelen binnen de stichting Sanquin en eventuele derden (waaronder de dochterondernemingen van de stichting) die gebruik maken van deze diensten. De toerekening moet gebaseerd zijn op een onderbouwde rekenregel en wordt in de toelichting verbijzonderd naar de betreffende organisatieonderdelen van de stichting Sanquin en derden.

  • 5. Huisvestingskosten

    • a. Bij het opstellen van het huisvestingsplan t+1 dient voor investeringen in terreinen en gebouwen, voor zover het nieuwbouw betreft, uitgegaan te worden van de investeringsbedragen bedragen per m2 zoals die door TNO in de advisering over het huisvestingsplan van jaar t zijn aangegeven.

    • b. De maximumoppervlakte van hoofdvestigingen, afnamelocaties geïntegreerd in een hoofdvestiging en andere afnamelocaties zijn gebaseerd op standaard programma’s van eisen. De minister heeft deze standaard programma’s van eisen vastgelegd in de brief waarmee de begroting voor het jaar 2005 werd goedgekeurd (GMT/MT 2544792, d.d. 23 december 2004). Eventuele mutaties daarop worden, na advisering daarover door TNO, door de minister vastgesteld.

    • c. Voor de verrekening van opgetreden loon- en prijsontwikkelingen zijn maximaal de prijsbijstellingen aanvaardbaar berekend op basis van de maandelijks geactualiseerde bouwkosten indexcijfers voor de gezondheidszorg (Gezondheidszorgindex) zoals gepubliceerd op de website van TNO (www.tno.nl).

    • d. Voor jaarlijkse instandhoudingsinvesteringen dient bij de begrotingsopstelling per m2 uitgegaan te worden van 0,8% per m2 van de investeringskosten per m2 zoals op basis van onderdeel a zijn berekend. Voor huursituaties, waarbij de financiële gevolgen van jaarlijkse instandhoudingsinvesteringen in de huur zijn opgenomen, blijft de reservering achterwege.

    • e. Financiële consequenties voortvloeiende uit de verkoop van registergoederen worden betrokken bij de begrotingsbeoordeling en goedkeuring. De minister beoordeelt het transactieresultaat zo nodig aan de hand van het taxatierapport door een erkend taxateur onroerend goed.

Paragraaf 13. Informatie

De begroting en jaarrekening bevat informatie over het aantal donors, het aantal nieuwe donors en de uitstroom van donors in het betreffende jaar, en het aantal donaties gespecificeerd naar volbloeddonaties en plasmaferesedonaties. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar plasmaferesedonaties voor de divisie Bloedbank en plasmaferesedonaties bestemd voor geneesmiddelenbereiding.

Hoofdstuk 2. Regels ten aanzien van de jaarrekening t-1

Paragraaf 1. Accountantscontrole

Op de jaarrekening en het jaarverslag van de stichting Sanquin zijn bepalingen omtrent jaarrekening en jaarverslag uit het Burgerlijk wetboek, Boek 2, Titel 9 van toepassing. Dit betekent onder andere dat de jaarrekening en het jaarverslag. zijn onderworpen aan een accountantscontrole. De informatie die wordt geleverd op basis van het gestelde in ’Paragraaf 3 Aanvullende informatie bij de jaarrekening t-1’ vergt een accountantscontrole.

Paragraaf 2. Afschrijvingen

Het gestelde onder hoofdstuk 1, paragraaf 12 Rekenregels met betrekking tot de afschrijving is overeenkomstig van toepassing ten aanzien van de jaarrekening. De minister wordt vooraf geïnformeerd over voornemens tot het doen van een buitengewone afschrijving, het treffen van een voorziening of het doen van dotaties aan bestemmingsreserves ten laste van de stichting Sanquin met een budgettair beslag van meer dan € 1.000.000,– en waarvan geen voornemen in de begroting van het betreffende jaar was opgenomen.

Paragraaf 3. Aanvullende informatie bij de jaarrekening t-1

  • 1. Buiten de gebruikelijke toelichting dient een overzicht te worden verstrekt waarin activa, passiva, baten, lasten, resultaat en liquiditeiten worden gesplitst naar de afzonderlijke organisatieonderdelen binnen de stichting Sanquin. In een toelichting op de staf- en concerndiensten wordt aangegeven welke activiteiten voor de afzonderlijke onderdelen binnen de stichting plaatsvinden, alsook welke voor de dochterondernemingen van de stichting.

  • 2. De posten voorzieningen en reserves dienen te worden gespecificeerd en toegelicht.

  • 3. Bij de personeelskosten dienen de totale loonsom en het aantal fte’s van de afzonderlijke organisatieonderdelen binnen de stichting Sanquin vermeld te worden.

  • 4. Het exploitatieresultaat van de stichting Sanquin moet voor de afzonderlijke organisatieonderdelen binnen de stichting worden toegelicht. Daarbij dienen de volume- en kwaliteitseffecten betrokken te worden.

Hoofdstuk 3. Samenwerkingsverbanden

Voornemens tot het aangaan of beëindigen van samenwerkingsverbanden zoals deelnemingen die consequenties kunnen hebben voor de activiteiten van de stichting Sanquin of voor de balansverhoudingen, dienen met toelichting aan de minister te worden voorgelegd.

Hoofdstuk 4. Indiening van een meerjarenraming

Bij de begroting en het beleidsplan van het jaar t+1 verstrekt de stichting Sanquin een meerjarenraming met toelichting van de baten, lasten en afzetgegevens van de divisie Bloedbank voor de jaren t tot en met t+5. Daarbij dient de minister geïnformeerd te worden over de te verwachten omvangrijke kostenveranderingen voor de divisie Bloedbank in het jaar t+1 ten opzichte van het jaar t.

TOELICHTING

Inleiding

In Nederland wijst de Minister voor Medische Zorg (hierna: de minister) één rechtspersoon, de Bloedvoorzieningsorganisatie, aan die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de wettelijke taken rondom de bloedvoorziening. De wettelijke taken volgen uit artikel 3, eerste lid, van de Wet inzake bloedvoorziening (hierna: Wibv). De minister heeft de ministeriële verantwoordelijkheid voor de kwaliteit en toegankelijkheid van de bloedvoorziening, waaronder de voorzieningszekerheid en de kosten van de voorziening. Met de inwerkingtreding van de Wibv in 1998 is de Stichting Sanquin Bloedvoorziening aangewezen als de Bloedvoorzieningsorganisatie.

Er vindt een goede wisselwerking plaats tussen een vorm van toezicht van de minister en de vanzelfsprekendheid bij de Bloedvoorzieningsorganisatie dat zij verantwoording aflegt over de uitvoering van het beleid. De Bloedvoorzieningsorganisatie geeft hier onder andere invulling aan door jaarlijks vóór 15 oktober haar (geïntegreerde) beleidsplan en begroting ter goedkeuring aan de Minister voor te leggen (artikel 7 Wibv). Ook brengt de Bloedvoorzieningsorganisatie jaarlijks vóór 1 juli verslag uit aan de Minister over de vervulling van de taken en de uitvoering van de werkzaamheden en stelt zij zodra zij daarover beschikt haar jaarrekening en jaarverslag aan de minister beschikbaar (artikel 8 Wibv).

De Regeling begroting, beleidsplan en jaarrekening Bloedvoorzieningsorganisatie (hierna: de regeling) stelt nadere regels aan de Bloedvoorzieningsorganisatie voor haar begroting (artikel 7, tweede lid, Wibv) en verantwoordingsdocumenten (artikel 8, eerste lid, Wibv). Voor de minister als toezichthouder is het essentieel dat er sprake is van transparante (financiële) relaties tussen de organisatieonderdelen van de Bloedvoorzieningsorganisatie. Voor een soepele afhandeling van de jaarlijkse goedkeuring van de begroting en het beleidsplan is het van belang dat deze documenten zo inzichtelijk mogelijk zijn opgesteld. In de bijlage van de regeling zijn dan ook nadere eisen gesteld aan de verslaglegging van de begroting.

Structuurwijziging Stichting Sanquin Bloedvoorziening

Met de Wet van 18 april 2018 tot wijziging van de Wet inzake bloedvoorziening in verband met risicobeheersing binnen de Bloedvoorzieningsorganisatie (Stb. 2018, 136) is geregeld dat de Bloedvoorzieningsorganisatie slechts beperkt niet-wettelijke activiteiten mag uitvoeren. Niet-wettelijke activiteiten zijn activiteiten die niet volgen uit artikel 3, eerste lid, van de Wibv. Grotere niet-wettelijke activiteiten dienen te worden ondergebracht in dochterondernemingen. Een juridische scheiding tussen de wettelijke taken en niet-wettelijke activiteiten zorgt voor een betere beheersing van de bedrijfsrisico’s.

In het kader van deze juridische scheiding heeft Stichting Sanquin Bloedvoorziening (hierna: Sanquin) in de afgelopen jaren meerdere dochterondernemingen opgericht. In deze BV’s is het merendeel van de niet-wettelijke activiteiten van de stichting Sanquin ondergebracht.

In 2015 is de productie van plasmageneesmiddelen uit Nederlands plasma en in opdracht van derden (met plasma uit het buitenland) ondergebracht in de dochteronderneming Sanquin Plasma Products BV (SPP). Daarmee zijn ook de werkzaamheden voor de uitvoering van de wettelijke taak rond plasmageneesmiddelen, het beschikbaar stellen van deze geneesmiddelen uit Nederlands plasma, uitbesteed aan SPP.

Begin 2017 zijn andere niet-wettelijke activiteiten van de stichting Sanquin in de dochterondernemingen Sanquin Reagents BV en Sanquin Diagnostiek BV ondergebracht. Reagents BV ontwikkelt een breed pakket aan testproducten (zogenaamde reagentia) waarmee bloedgroepen en immunologische eigenschappen of afwijkingen in bloedmonsters aangetoond kunnen worden. Diagnostiek BV levert advies en diagnostische diensten op het gebied van bloedtransfusie en immunologie voor ziekenhuizen, verloskundigenpraktijken en farmaceutische bedrijven.

In het najaar van 2017 is Sanquin Innovatie BV opgericht. Voor de stichting Sanquin is dit een broedplaats voor ideeën voor nieuwe producten en diensten, op geleide van de medische behoeften. Nieuwe ideeën kunnen in deze BV divisie-overstijgend opgepakt worden en als business case verder worden ontwikkeld, waar nodig met externe partners.

In de stichting Sanquin resteren nog enkele niet-wettelijke activiteiten, zoals het doen van onderzoek dat buiten de bloedvoorziening ligt, het bewerken van cellen en de activiteiten rond de navelstrengbloedbank. De staf- en concerndiensten van de stichting Sanquin worden ook deels ingezet voor de dochterondernemingen. Bij algemeen maatregel van bestuur zijn grenzen gesteld aan deze niet-wettelijke activiteiten binnen de stichting.1

De organisatiestructuur van het geheel kan als volgt worden weergegeven:

Nieuwe bijlage

De structuurwijziging van de gehele Sanquin groep (stichting plus dochterondernemingen) draagt eraan bij dat de bijlage van de regeling opnieuw moet worden vastgesteld. Als gevolg van de structuurwijziging zijn bepaalde organisatieonderdelen binnen de stichting Sanquin gewijzigd dan wel anders benoemd. De bijlage van de regeling is op dit punt aangepast. In de bijlage van de regeling zijn de bepalingen uitgebreid wanneer sprake is van (financiële) relaties tussen de stichting en haar dochterondernemingen. Om zijn toezichtfunctie naar behoren uit te kunnen voeren is het van belang dat de minister inzicht heeft in deze relaties.

Met het onderbrengen van de plasmageneesmiddelenproductie in een dochteronderneming, is de grootste markactiviteit van Sanquin buiten de stichting geplaatst. Binnen de stichting vinden slechts zeer beperkte niet-wettelijke (markt)activiteiten plaats. Het is daarom niet meer noodzakelijk afzonderlijk in de regeling te regelen dat hierop slechts beperkt wordt getoetst. Daarom is hetgeen voorheen was geregeld in paragraaf 12, onderdeel 6 van de bijlage niet opnieuw in de bijlage opgenomen. De beperkte niet-wettelijke activiteiten die nog resteren binnen de stichting, dienen kostenneutraal te worden uitgevoerd. Deze posten worden hierop in de begroting van de stichting getoetst.

Bij de evaluatie van de Wibv is aanbevolen de procedurele voorschriften voor toezicht en controle op het huisvestings- en vastgoedbeleid van Sanquin te versoepelen.2 De evaluatiecommissie vindt dat dit toezicht binnen het algemene financiële toezichtkader dat voor Sanquin geldt, kan worden geplaatst. De minister heeft in zijn standpunt aangegeven de procedurele voorschriften voor toezicht op het vastgoedbeleid te versoepelen.3 Dit is in de nieuwe bijlage van de regeling gerealiseerd door in paragraaf 11 de adviesaanvraag aan het College sanering zorginstellingen te schrappen. In plaats daarvan dienen de financiële saneringsgevolgen voor de divisie Bloedbank van de stichting Sanquin in een vroegtijdig stadium aan de minister worden gemeld.

Gevolgen voor de regeldruk

Deze regeling heeft slechts gevolgen voor de stichting Sanquin en heeft dus geen gevolgen van andere bedrijven. Ook voor de stichting Sanquin levert deze wijziging geen extra regeldruk op.

In zijn administratieve organisatie zal Sanquin al inzicht hebben in zijn (financiële) relaties met zijn dochterondernemingen. Deze informatie is dus al voorhanden. In de nieuwe bijlage van de regeling worden geen grote aanvullende eisen aan de indeling van begroting, beleidsplan en jaarrekening opgelegd.

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins


X Noot
1

Besluit niet-wettelijke activiteiten Bloedvoorzieningsorganisatie, Stb. 2018, 306.

X Noot
2

Derde evaluatie Wet inzake bloedvoorziening, ZonMw, januari 2018

X Noot
3

Kamerstukken ll 2017/18, 29 447, nr. 43

Naar boven