TOELICHTING
Inleiding
Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling maximumtarief en bekendmaking tarieven
taxivervoer (hierna: de regeling) in verband met de verwachte kostenontwikkeling.
Hiertoe worden de in de regeling vastgestelde maximumtarieven aangepast.
Indexering tarieven
Sinds 2010 worden de maximumtarieven voor taxivervoer jaarlijks geïndexeerd. Per 1 januari
2017 gebeurt dit op basis van de Landelijke Tarievenindex (LTI). Aanleiding hiervoor
is de evaluatie van de tariefstructuur in de taxisector, waarover de Tweede Kamer
bij brief van 16 juni 2016 is geïnformeerd.1
Voor 2019 komt uit de berekening een LTI van 5,75%. Dit betekent dat de vaste bedragen,
de bedragen per kilometer en de bedragen per minuut hiermee worden verhoogd. Hetzelfde
geldt voor het tarief dat de vervoerder, mits afgesproken met de consument, in rekening
mag brengen voor de wachtperiode bij aanvang van de rit (zie artikel I, onder A).
De door het kabinet voorgenomen verhoging van het verlaagde btw-tarief van 6% naar
9% is in de LTI verwerkt.
De tarieven zijn bepaald door de LTI toe te passen op de niet afgeronde maximumtarieven
van 2018.2 Zodoende wordt voorkomen dat de maximumtarieven over de jaren heen feitelijk minder
stijgen dan op grond van de index gerechtvaardigd zou zijn.
Overige wijzigingen
Het is van belang dat reizigers klachten kunnen indienen over hun taxirit. Aanbieders
van taxivervoer zijn daarom op grond van de Wet personenvervoer 2000 (Wp2000) verplicht
om te voorzien in een klachtenregeling. In de regeling zijn regels gesteld over de
verplichting voor de vervoerder om duidelijk kenbaar te maken op welke wijze een klacht
kan worden ingediend en op welke wijze deze wordt behandeld. Met de opkomst van apps
in het taxivervoer is het een stuk eenvoudiger geworden om klachten rechtstreeks bij
de vervoerder in te dienen. De verplichte verwijzing naar het Landelijk Klachtenmeldpunt
Taxivervoer op het ritbewijs en op een taxi-informatiekaart is daarmee niet langer
noodzakelijk. In lijn hiermee is de Tweede Kamer bij brief van 30 augustus 20183 erover geïnformeerd dat de Stichting Landelijk Klachtenmeldpunt Taxivervoer niet
langer gefinancierd wordt vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
De vervoerder blijft verplicht om op het ritbewijs de eigen naam en contactgegevens
te vermelden en – indien deze afwijken – de naam en contactgegevens van de instantie
die de klachten over het taxivervoer in behandeling neemt. De verplichting om deze
gegevens te vermelden is ter vervanging van de verplichte verwijzing naar het Landelijk
Klachtenmeldpunt Taxivervoer overgenomen voor de taxi-informatiekaart.
Nalevingslasten
Als taxiondernemers op basis van de nieuwe (geïndexeerde) maximumtarieven kiezen voor
het aanpassen van hun tarieven, dan kan dit nalevingslasten tot gevolg hebben. Deze
lasten hangen samen met de volgende handelingen:
-
• het (laten) aanpassen van de taxameter;
-
• het downloaden, printen en invullen van nieuwe tariefkaarten; en
-
• het vervangen van tariefkaarten binnen en buiten het taxivoertuig.
De eenmalige lasten die samenhangen met de aanpassing van de taxameters zijn: 41.000
taxi’s x 0,25 uur x € 28 = € 287.000. De eenmalige lasten die samenhangen met de nieuwe
taxi-informatiekaarten zijn: 41.000 taxi’s x 0,5 uur x € 28 = € 574.000. Als alle
taxiondernemingen deze handelingen verrichten zijn de totale lasten € 861.000. Per
taxivoertuig zou dit neerkomen op € 21,00. De feitelijke lasten zullen echter lager
uitvallen. Niet alle taxi’s verrichten vervoer waarvoor de maximumtarieven gelden.
Dit geldt voor contractvervoer en in het geval uitsluitend taxivervoer wordt verricht
waarbij de prijs vooraf is overeengekomen. Bovendien is het mogelijk dat in de praktijk
niet alle taxiondernemers de (geïndexeerde) maximumtarieven doorberekenen.
Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft besloten geen advies uit te brengen, aangezien
de regeling naar verwachting niet leidt tot (nieuwe, omvangrijke) regeldrukeffecten.
Handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid
De regeling heeft geen gevolgen voor de handhaafbaarheid of uitvoerbaarheid van de
geldende regels. Om die reden is afgezien van het aanvragen van een handhaafbaarheids-
en uitvoerbaarheidstoets.
Consultatie
Het ontwerp van onderhavige regeling is conform artikel 106 van de Wp2000 ter consultatie
voorgelegd via www.internetconsultatie.nl. Op de ontwerpregeling zijn zes reacties binnengekomen, waarvan vijf openbaar. De
hoofdpunten hiervan worden hieronder weergegeven, voor zover ze in relatie stonden
met de in de regeling geregelde onderwerpen.
In één reactie wordt voorgesteld om artikel 1, derde lid, van de regeling zodanig
te wijzigen dat het in dat artikellid bedoelde vast tarief per rit niet hoger mag
uitvallen dan toepassing van de maximumtarieven uit de regeling. Het zij benadrukt
dat deze regeling enkel een jaarlijkse indexering van de tarieven regelt en geen wijzigingen
in de bestaande tariefstructuur beoogt. Een dergelijke wijziging is bovendien onwenselijk.
Enerzijds is het niet uitvoerbaar. Voorafgaand aan de rit is het precieze aantal kilometers
en de duur ervan immers nog niet bekend. Het zou het hanteren van een vast tarief
daarmee feitelijk onmogelijk maken. Anderzijds is het niet nodig. Omdat het vast tarief
voorafgaand aan de rit met de consument moet zijn overeengekomen, heeft deze de mogelijkheid
om een aangeboden vast tarief niet te accepteren.
Een volgende consultatiereactie verzoekt het efficiënter werken met moderne middelen
af te dwingen middels het aanpassen van de tarieven, bijvoorbeeld door deze niet te
indexeren. De in de regeling bepaalde maximumtarieven dienen ter bescherming van de
consument. Omdat lagere tarieven gehanteerd kunnen worden en dus prijsconcurrentie
mogelijk is, worden aanbieders gestimuleerd zo efficiënt mogelijk te werken.
Ook wordt in een reactie gepleit voor indexering met de zogenaamde NEA-kostenontwikkelingsindex,
aangezien deze het meest toegesneden zou zijn op de taxibranche en voor het op afzienbare
termijn afschaffen van de wettelijke maximumtarieven omdat deze niet zouden passen
bij een geliberaliseerde markt. Het zij nogmaals benadrukt dat deze regeling met betrekking
tot de maximumtarieven enkel een jaarlijkse indexering regelt en geen wijzigingen
in de bestaande tariefstructuur beoogt. In de voorgenoemde evaluatie is de opbouw
van de maximumtarieven, als ook het bestaansrecht hiervan, aan de orde geweest. Hieruit
bleek dat de tariefregulering een belangrijk middel blijft om met name kwetsbare consumenten,
zoals ouderen en toeristen, te beschermen wanneer zij een taxi nemen op straat. De
onderhandelingspositie van de consument is in dit segment zwak, zo blijkt uit de evaluatie.
Eveneens werd geadviseerd om de LTI te hanteren voor de indexering.
Ten slotte wordt in een reactie opgemerkt dat een verplichte verwijzing naar het Landelijk
Klachtenmeldpunt Taxivervoer op het schriftelijk ritbewijs en op de taxi-informatiekaart
noodzakelijk is. Zoals hiervoor in de toelichting is uiteengezet, is het met de opkomst
van apps in het taxivervoer een stuk eenvoudiger geworden om klachten rechtstreeks
bij de vervoerder in te dienen en wordt de Stichting Landelijk Klachtenmeldpunt Taxivervoer
in lijn hiermee niet langer gefinancierd vanuit het Ministerie van Infrastructuur
en Waterstaat. Het is geborgd dat de reiziger weet waar een klacht kan worden ingediend,
nu de vervoerder op het ritbewijs en de taxi-informatiekaart de eigen naam en contactgegevens
moet vermelden en – indien deze afwijken – de naam en contactgegevens van de instantie
die de klachten over het taxivervoer in behandeling neemt.
Inwerkingtreding
De regeling treedt met ingang van 1 januari 2019 in werking. De regeling wordt niet
twee maanden voor inwerkingtreding gepubliceerd in de Staatscourant, zoals wordt voorgeschreven
door het overheidsbeleid met betrekking tot de vaste verandermomenten. De reden hiervoor
is dat het percentage waarmee de nieuwe tarieven worden berekend pas later in het
jaar beschikbaar is en er vervolgens een consultatie plaats moet vinden. Door de nieuwe
maximumtarieven 1 januari 2019 te laten gelden, worden aanmerkelijke ongewenste private
nadelen voor de sector voorkomen.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer