Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf Sociaal Fonds 2019/2023

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 5 december 2018 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf Sociaal Fonds

UAW Nr. 12027

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelezen het verzoek van de Bedrijfsraad voor het Motorvoertuigen- en Tweewielerbedrijf namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Partij ter ener zijde: de BOVAG;

Partijen ter andere zijde: FNV, CNV Vakmensen en De Unie.

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

Dictum I

Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III, en IV is bepaald:

Artikel 1 Definities

  • 1. In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

    Stichting:

    Stichting Fonds voor het Motorvoertuigenbedrijf en het Tweewielerbedrijf, gevestigd te Houten.

    werkgever:

    de in Nederland wonende natuurlijke persoon of de in Nederland gevestigde rechtspersoon, dan wel de maatschap, de vennootschap onder firma of de commanditaire vennootschap gevormd door twee of meer zodanige natuurlijke en/of rechtspersonen gezamenlijk, alsmede de in het Rijk in Europa gevestigde nevenvestiging van een daarbuiten wonende natuurlijke persoon en/of een daarbuiten gevestigde rechtspersoon (al dan niet geconstitueerd naar of vallend onder buitenlands recht), waarvoor op grond van de Handelsregisterwet 2007, Staatsblad 2007 nr. 153, een verplichting tot inschrijving in het Handelsregister bestaat;

    werknemer:

    Onder werknemer wordt verstaan degene die in dienst van een werkgever tegen salaris arbeid verricht, tenzij in de hierna volgende artikelen of reglementen anders is bepaald.motorvoertuigenbedrijf en tweewielerbedrijf:

    • a. het herstellen, veranderen, onderhouden, monteren, reviseren of vervangen van een of meer onderdelen of van delen daarvan van motorvoertuigen en/of tweewielers en/of caravans en/of aanhangwagens;

    • b. aan het publiek verkopen van motorvoertuigen en/of tweewielers en/of caravans en/of aanhangwagens, onderdelen of delen daarvan, en/of motorbrandstoffen en/of smeermiddelen;

    • c. het stallen en/of wassen van motorvoertuigen en/of tweewielers en/of caravans en/of aanhangwagens;

    • d. het verhuren van motorvoertuigen, en/of tweewielers, en/of caravans en/of aanhangwagens;

    • e. het takelen en bergen van motorvoertuigen;

    In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

    • motorvoertuigen: personenauto’s, bedrijfsauto’s, trucks en opleggers, kampeerauto’s, race auto’s;

    • tweewielers: motorrijwielen, bromfietsen, heren, dames en kinderfietsen, transportfietsen, invalidewagens en carriers (driewielers);

    • caravans: toercaravans, vouwcaravans, vouwwagens, stacaravans;

    • onderdelen of delen daarvan: motor, chassis, frame, wielen, vering, stuurinrichting, instrumenten, transmissiesysteem, remsysteem, brandstoftoevoersysteem, uitlaatsysteem, koelsysteem, schokdempers, vloeistof voor krachtoverbrenging, hydraulische systemen, remvloeistof, alsmede die electrotechnische uitrustingsstukken, welke bestemd zijn om permanent op het circuit te worden aangesloten en tevens een wezenlijk bestanddeel van het mechanisme vormen.

    werkgever in het motorvoertuigenbedrijf en het tweewielerbedrijf:

    de werkgever bij wie het aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers, die betrokken zijn bij de werkzaamheden zoals genoemd in de hiervoren omschreven tak van bedrijf, groter is dan het aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers die betrokken zijn bij werkzaamheden uitgeoefend in enige andere tak van bedrijf, blijvende bij de hiervoren omschreven vergelijking de economische functie van elk der werkzaamheden buiten beschouwing.

  • 2. Deze CAO is niet van toepassing op de werkgever die voldoet aan de volgende cumulatieve vereisten:

    • a. de bedrijfsactiviteiten van de werkgever bestaan uitsluitend uit het ter beschikking stellen van arbeidskrachten als bedoeld in artikel 7:690 BW én

    • b. het aantal overeengekomen arbeidsuren van de bij deze werkgever in dienst zijnde werknemers die betrokken zijn bij de werkzaamheden zoals uitgeoefend in de in hierboven genoemde takken van bedrijf bedraagt minder dan 75% van het totaal aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers, dat wil zeggen dat tenminste 25% van het aantal arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers betrekking heeft op werkzaamheden uitgeoefend in enige andere tak van bedrijf én

    • c. de werkgever zendt voor tenminste 15% van het totale premieplichtige loon op jaarbasis uit op basis van uitzendovereenkomsten met uitzendbeding als bedoeld in artikel 7:691 lid 2 Burgerlijk Wetboek, zoals laatstelijk nader gedefinieerd in Bijlage 1, behorend bij artikel 5.2 van de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën van 2 december 2005, Directie Sociale Verzekeringen, Nr. SV/F&W/05/96420, ter uitvoering van de Wet financiering sociale verzekeringen (Regeling Wfsv), gepubliceerd in de Staatscourant nummer 242 van 13 december 2005. De werkgever heeft aan dit criterium voldaan indien en voor zover dit door de uitvoeringsinstelling als zodanig is vastgesteld, én

    • d. de werkgever is geen onderdeel van een concern dat rechtstreeks of door algemeen verbindend verklaring gebonden is aan de CAO van een van de hierboven genoemde bedrijfstakken én

    • e. de werkgever is geen paritair afgesproken arbeidspool én

    • f. de werkgever viel op 1 december 1999 niet onder de (algemeen verbindend verklaarde bepalingen van de) CAO Vervroegd Uittreden Metaal en Technische Bedrijfstakken.

    Voor de toepassing van de onderdelen a. en b. blijven buiten beschouwing de werknemers, c.q. het aantal arbeidsuren van werknemers, wier functie geheel ten dienste staat aan de bedrijfsactiviteit ‘ter beschikking stellen’ zoals administratie en bemiddeling.

    Deze CAO is niet van toepassing op de werkgever die een onderneming voert die kwalificeert als een bandenimportbedrijf of bandengroothandelsbedrijf, zoals gedefinieerd in het Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 april 2018 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Banden- en Wielenbranche (Stcrt. 2018/16981).

Artikel 2 Stichting fonds voor het motorvoertuigenbedrijf en het tweewielerbedrijf

  • 1. Er is een Stichting Fonds voor het Motorvoertuigenbedrijf en het Tweewielerbedrijf. De statuten en reglementen van de Stichting maken een integrerend deel uit van deze overeenkomst.

  • 2. De Stichting Fonds voor het Motorvoertuigenbedrijf en het Tweewielerbedrijf heeft ten doel het innen van bijdragen ten behoeve van het financieren van kosten voor werkzaamheden van de Stichting Fonds voor het Motorvoertuigenbedrijf en het Tweewielerbedrijf en de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf.

  • 3. De in lid 1 genoemde Stichting heeft ten doel het financieren en subsidiëren van activiteiten die gericht zijn op het in sociaal opzicht optimaal functioneren van de bedrijfstak. De activiteiten van de stichting zijn beschreven in artikel 3 van haar statuten.

Artikel 3 Stichting opleidings- en ontwikkelingsfonds voor het motorvoertuigenbedrijf en tweewielerbedrijf

  • 1. Er is een Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf. De statuten en reglementen van de Stichting maken een integrerend deel uit van deze overeenkomst.

  • 2. De Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf heeft ten doel het geheel of gedeeltelijk financieren en/of subsidiëren van kosten. De activiteiten van de stichting zijn beschreven in artikel 3 van haar statuten.

Artikel 4 Bijdrage

  • 1. De werkgever in het Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf is over het kalenderjaar aan de stichting een bijdrage verschuldigd waarvan de hoogte wordt vastgesteld overeenkomstig het te dezer zake bepaalde in de statuten van de stichting.

  • 2. Ten behoeve van de vaststelling van de verschuldigde bijdrage doet de werkgever aan de administrateur van de Stichting opgave van de bij hem in dienst zijnde werknemers door vermelding van namen, adressen, woonplaatsen en geboortedata, alsmede van de jaarsalarissen.

  • 3. Bij gebreke van de in lid 2 bedoelde opgave is de Stichting gerechtigd de betreffende gegevens naar beste weten te schatten.

  • 4. De werkgever voldoet aan de in lid 1 genoemde verplichting door het bedrag waarvoor hij door de Stichting is aangeslagen, binnen de daarbij gestelde termijn ten gunste van de Stichting over te maken op de door of namens de Stichting aangegeven rekening.

  • 5. De werkgever heeft overeenkomstig het te dezer zake bepaalde in de statuten van de stichting, voor de door hem verschuldigde premie recht op verhaal op de werknemer, door middel van inhouding bij elke uitbetaling van het salaris.

STATUTEN

Artikel 1 Naam, zetel en duur

  • 1. De stichting draagt de naam: Stichting Fonds voor het Motorvoertuigenbedrijf en het Tweewielerbedrijf en is gevestigd te gemeente Houten.

  • 2. De stichting is opgericht voor onbepaalde tijd.

Artikel 2 Begrippen

In deze statuten wordt verstaan onder:

CAO:

de Collectieve Arbeidsovereenkomst Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf Sociaal Fonds.

Werkgever:

degene die als zodanig is gedefinieerd in de CAO.

Werknemer:

degene die als zodanig is gedefinieerd in de CAO.

Bedrijfstak:

Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf, als bedoeld in de CAO.

Artikel 3 Doel

De in artikel 1 genoemde stichting heeft ten doel het financieren en subsidiëren van activiteiten die gericht zijn op het in sociaal opzicht optimaal functioneren van de bedrijfstak. Activiteiten zijn:

  • a. het innen van de bijdragen ter financiering van de activiteiten van de stichting: Stichting Opleidings en Ontwikkelingsfonds Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf (OOMT) en het financieren van haar beheerskosten. De stichting OOMT biedt werkgevers en werknemers in de bedrijfstak ondersteuning bij het volledig ten uitvoer brengen van de uit de CAO Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf voortvloeiende afspraken. De activiteiten van de stichting OOMT staan beschreven in haar statuten die deel uitmaken van de CAO;

  • b. het ontwikkelen en/of implementeren van beleid specifiek ten behoeve van het uitvoeren van projecten die gericht zijn op optimale werkgelegenheid in de bedrijfstak, en de employability en duurzame inzetbaarheid van werknemers in de sector te verbeteren;

  • c. het adviseren, geven van voorlichting en informatie over voorschriften, die uit de CAO Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf voortvloeien en/of andere voorschriften die op het terrein van de arbeidsvoorwaarden/ -verhoudingen en/of de vaktechnische ontwikkeling liggen;

  • d. het coördineren, voorbereiden en ondersteunen van het geformaliseerde overleg, met uitzondering van het CAO overleg, tussen sociale partners ten behoeve van alle werkgevers en werknemers in de bedrijfstak;

  • e. het bevorderen van een goede toepassing van de wet- en regelgeving op sociaal-economisch terrein in de bedrijfstak;

  • f. het (doen) verzorgen van werkgelegenheidstrajecten voor arbeidsgehandicapten, mensen zonder werk of met werkloosheid bedreigde werknemers door middel van het aanbieden van een (vak) opleiding ter vervulling van vacatures in de bedrijfstak en/of aanpalende bedrijfstakken;

  • g. het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de bevordering van goede arbeidsomstandigheden en medezeggenschap in de bedrijfstak;

  • h. het (doen) verrichten van en informeren over onderzoek op de hierboven onder a t/m i genoemde terreinen met het oog op het ontwikkelen van beleid;

  • i. het (doen) verrichten van en informeren over onderzoeken en projecten in het kader van de bevordering van de professionaliteit op het terrein van de arbeid van de bedrijfstak;

  • j. de inzet van adviseurs, die het bestuur ondersteunen bij zijn activiteiten en die tevens voorlichting en informatie met name op het gebied van scholing, vorming, arbeidsomstandigheden en arbeidsmarktbeleid aan ondernemingen in de bedrijfstak kunnen verstrekken;

  • k. het verbeteren van het imago van het beroep van de werknemer uit de bedrijfstak, alsmede publicitaire doeleinden voor de sector, in relatie tot de arbeidsvoorwaarden, om het positieve imago van de sector te handhaven of te verbeteren;

  • l. de vervaardiging van, uitgifte en verzending van de noodzakelijke hoeveelheid CAO-boekjes ten behoeve van alle werkgevers en werknemers in de branche;

  • m. en voorts de werkzaamheden van de stichting in het kader van de uitvoering van de in de statuten, reglementen en CAO genoemde activiteiten.

Artikel 4 Bestuur: bevoegdheden en vertegenwoordiging

  • 1. Het bestuur van de stichting bestaat uit acht natuurlijke personen, te weten vier werkgeversleden en vier werknemersleden.

    Indien het bestuur bestaat uit minder dan acht personen behoudt het niettemin zijn bevoegdheden zulks evenwel onverminderd het bepaalde in artikel 10.

  • 2. Het bestuur is belast met het besturen van de zaken van de stichting, het beheer van haar vermogen, alsmede het innen van gelden en het doen van uitkeringen: het bestuur is bevoegd, met inachtneming van het in deze statuten bepaalde, tot alle rechtshandelingen, geen uitgezonderd, met name ook tot het sluiten van die overeenkomsten, waarvoor het regelend recht een beperking kent.

  • 3. Het bestuur vertegenwoordigt de stichting, voor zover uit de wet niet anders voortvloeit. De vertegenwoordigingsbevoegdheid komt bovendien toe aan de voorzitter en de vice-voorzitter gezamenlijk.

  • 4. Het bestuur kan besluiten tot de verlening van een al dan niet beperkte volmacht aan de secretaris, een voorzitter van een commissie of werkgroep of één of meer andere derden om de stichting binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen. Een volmacht wordt op schrift gesteld.

Artikel 5 Bestuur: samenstelling en benoeming

  • 1. De BOVAG - hierna ook aan te duiden als de werkgeversorganisatie - benoemt vier bestuurders.

  • 2. FNV, CNV Vakmensen en De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening, - hierna ook aan te duiden als de werknemersorganisaties - benoemen respectievelijk twee, één en één bestuurder.

  • 3. De benoeming geldt voor een periode van ten hoogste drie jaar.

Artikel 6 Bestuur: herbenoeming en rooster van aftreden

(Her)benoeming van een bestuurder kan slechts plaatsvinden wanneer de betrokkene de AOW gerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt.

Het bestuur stelt een rooster van aftreden vast, zo, dat telkenjare een zoveel mogelijk gelijk aantal bestuurders aftreedt. Bij tussentijdse vervulling van een vacature geldt een benoeming voor de lopende periode.

Artikel 7 Eind bestuurslidmaatschap

  • 1. Het bestuurslidmaatschap eindigt voor het verstrijken van de benoemingsperiode en door tussentijds aftreden.

  • 2. Het bestuurslidmaatschap eindigt voorts door een daartoe strekkende besluit van de benoemende organisatie.

Artikel 8 Bestuur: functieverdeling

  • 1. De functie van voorzitter wordt jaarlijks bij toerbeurt vervuld door een bestuurder benoemd door de werkgeversorganisatie respectievelijk door de werknemersorganisaties. De aanwijzing van de voorzitter geschiedt door de betrokken groep van bestuurders uit haar midden. Voor het jaar waarin de ene groepering de voorzitter levert, wijst de andere groepering een vice-voorzitter aan, die in principe het volgende jaar tot voorzitter wordt benoemd. De vice-voorzitter treedt als voorzitter op bij belet of ontstentenis van de voorzitter.

  • 2. Het bestuur benoemt uit zijn midden een penningmeester.

  • 3. Het bestuur benoemt een secretaris, die geen deel uitmaakt van het bestuur.

  • 4. Indien door de minister belast met sociale zaken daartoe de wens te kennen wordt gegeven, wordt in overleg tussen het bestuur en de bedoelde Minister een waarnemer toegelaten. Deze waarnemer is gerechtigd tot het bijwonen van alle bestuursvergaderingen. Hij ontvangt alle ter zake dienende stukken.

  • 5. Het bestuur kan toestaan, dat waarnemers en/of adviseurs tot de vergadering worden toegelaten.

Artikel 9 Bureau

  • 1. De stichting kent een Bureau. Het bestuur kan de uitvoering van de werkzaamheden, verbonden aan het secretariaat en het penningmeesterschap, zomede andere door het bestuur te bepalen taken, opdragen aan de secretaris. De secretaris heeft de dagelijkse leiding heeft over het Bureau van de stichting en handelt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4 lid 4, in opdracht van en onder verantwoordelijkheid van het bestuur.

  • 2. De secretaris is belast met die taken en bevoegdheden die hem bij reglement zijn toebedeeld. In elk geval is de secretaris bevoegd tot het (doen) voorbereiden en uitvoeren van de besluitvorming van het bestuur, alsmede belast met de externe communicatie.

Artikel 10 Bestuursvergaderingen

  • 1. Het bestuur vergadert ten minste twee maal per jaar en verder zo dikwijls de voorzitter of ten minste twee bestuursleden dit gewenst achten.

  • 2. De secretaris zorgt voor tijdige - dat is op een termijn van ten minste twee weken - convocatie van de vergaderingen, schriftelijk onder opgave van de agenda. De voorzitter kan bepalen dat de convocatie van een vergadering op een kortere termijn plaatsvindt.

Artikel 11 Besluitvorming

  • 1. Voor het nemen van rechtsgeldige besluiten is de aanwezigheid vereist van tenminste vijf bestuursleden en/of bij volmacht vertegenwoordigde leden, waarbij in ieder geval twee werknemersorganisaties moeten zijn vertegenwoordigd en bij de stemming zich aan elke zijde ten minste 4 stemmen voor aanvaarding van het besluit verklaren.

  • 2. De gezamenlijke werkgeversleden brengen, evenals de gezamenlijke werknemersleden in het bestuur in totaal zeven stemmen uit, met dien verstande dat ieder bestuurslid aan werkgeverszijde afzonderlijk een aantal stemmen uitbrengt dat gelijk is aan het quotiënt dat gevormd wordt door het getal zeven te delen door het aantal aanwezige of bij volmacht vertegenwoordigde leden van zijn groep. Aan werknemerszijde brengt het aantal aanwezige of bij volmacht vertegenwoordigde leden van FNV, CNV Vakmensen en De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening, in totaal respectievelijk vier, twee en één stemmen uit.

  • 3. In afwijking van lid 1 kan een wijziging of aanvulling van de statuten of reglementen en een besluit tot ontbinding van de stichting ex artikel 22 slechts rechtsgeldig genomen worden indien ten minste zes bestuursleden aanwezig en/of bij volmacht vertegenwoordigd zijn, waarbij in ieder geval twee werknemersorganisaties moeten zijn vertegenwoordigd, en bij de stemming zich aan elke zijde ten minste vier stemmen voor aanvaarding van het besluit verklaren.

  • 4. Over zaken wordt bij voorkeur mondeling en over personen schriftelijk gestemd. Schriftelijke stemming geschiedt met behulp van stembriefjes, welke een naar de groep van bestuurders onderscheiden waarmerk dragen.

  • 5. De leden van het bestuur zijn bevoegd zich door een daartoe schriftelijk gevolmachtigd ander lid van het bestuur te doen vertegenwoordigen.

  • 6. Het bestuur is bevoegd buiten de vergadering besluiten te nemen. In dat geval is vereist dat alle bestuursleden hun stem schriftelijk (per e-mail) uitbrengen. Een dergelijk besluit staat gelijk met een besluit genomen in een vergadering.

Artikel 12 Geldmiddelen

De geldmiddelen van de stichting bestaan uit:

  • a. het Stichtingskapitaal;

  • b. bijdragen die door de werkgevers in de zin van de CAO Motorvoertuigenbedrijf en het Tweewielerbedrijf Sociaal Fonds worden verstrekt ingevolge het bepaalde in genoemde CAO;

  • c. eventuele andere baten.

Artikel 13 Boekjaar en begroting

  • 1. Het boekjaar loopt van één januari tot en met één en dertig december daaropvolgend.

  • 2. Uiterlijk in de maand december biedt de penningmeester aan het bestuur de begroting van inkomsten en van uitgaven voor het eerstvolgende kalenderjaar aan. De begroting omvat:

    • a. de inkomsten als bedoeld in artikel 12 van de statuten;

    • b. de uitgaven als bedoeld in artikel 16 van de statuten waarbij:

      • 1. de uitgaven als bedoeld onder a. worden gespecificeerd overeenkomstig hetgeen in artikel 3 is omschreven;

      • 2. de overige uitgaven als bedoeld onder b. worden gespecificeerd naar kosten van administratie en bestuur en eventuele andere kosten;

      • 3. De begroting wordt voor de betrokkenen ten kantore van de stichting ter inzage gelegd en een afschrift daarvan zal op verzoek worden toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 14 Jaarstukken

  • 1. Jaarlijks, binnen zes maanden na afloop van het boekjaar, is het bestuur verplicht een balans en een staat van baten en lasten van de stichting op te maken.

  • 2. Het verslag moet overeenkomstig hetgeen in artikel 3 is beschreven, zijn gespecificeerd en gecontroleerd door een door het bestuur aangewezen externe registeraccountant, uit welke stukken moet blijken dat de uitgaven overeenkomstig de bestedingsdoelen zijn gedaan.

  • 3. Het verslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers neergelegd:

    • a. ten kantore van de stichting;

    • b. op een of meer door de Minister belast met sociale zaken aan te wijzen plaatsen.

  • 4. Het verslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag van de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

  • 5. Het bestuur is verplicht de in dit artikel genoemde bescheiden tien jaren lang te bewaren.

Artikel 15 Werkgeversbijdragen

  • 1. De methode van berekening van de bijdrage genoemd in artikel 12 lid 1 sub b, alsmede de wijze van incassering daarvan, worden bij reglement als bedoeld in artikel 18 vastgesteld.

  • 2. De hoogte van de in het vorige lid bedoelde bijdrage wordt door het bestuur van de stichting vastgesteld.

  • 3. Tot gerechtelijke invordering der bijdragen wordt niet overgegaan dan krachtens besluit van het bestuur.

Artikel 16 Besteding van de geldmiddelen

De uitgaven van de stichting bestaan uit:

  • a. de uitgaven voortvloeiend uit de realisatie van hetgeen in artikel 3 is omschreven;

  • b. de overige uitgaven;

  • c. de periodieke overdracht van middelen ten behoeve van de stichting OOMT.

Artikel 17

  • 1. Bij een aanvraag om subsidie dient een gespecificeerde begroting, overeenkomstig hetgeen is beschreven in artikel 3 van de statuten, betreffende de besteding van de aangevraagde gelden te worden ingezonden.

  • 2. Jaarlijks dient de subsidie-ontvangende instelling een door een registeraccountant of accountants-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring te overleggen over de besteding van de subsidiegelden, welke verklaring (tenminste) moet zijn gespecificeerd volgens hetgeen in artikel 3 is beschreven en moet geïntegreerd onderdeel uitmaken van het financieel jaarverslag.

  • 3. Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden begroting c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen.

Artikel 18 Reglementen

  • 1. Het bestuur kan voor de uitvoering van zijn taak één of meer reglementen vaststellen.

  • 2. De in lid 1 bedoelde reglementen mogen geen bepalingen bevatten welke in strijd zijn met deze statuten.

  • 3. Het bestuur kan een reglement vaststellen, waarin wordt bepaald met welke aan het bestuur toekomende taken en bevoegdheden de secretaris en door het bestuur (tijdelijk) ingestelde commissies of werkgroepen zijn belast.

Artikel 19 Commissies en werkgroepen

  • 1. Het bestuur kan besluiten tot de instelling en opheffing van één of meer (tijdelijke) commissies of werkgroepen. Een (tijdelijke) commissie of werkgroep kan onder meer belast zijn met de beoordeling van subsidieverzoeken als bedoeld in artikel 17, de voorbereiding van de voor subsidieverstrekking vereiste besluitvorming en de (periodieke) evaluatie.

  • 2. De interne werkwijze en besluitvorming van de (tijdelijk) ingestelde commissie of werkgroep kunnen in een door het bestuur vast te stellen reglement nader worden bepaald.

Artikel 20 Vrijwaring

  • 1. Voor zover uit de wet niet anders voortvloeit, worden aan bestuurders en aan voormalige bestuurders vergoed:

    • a. de redelijke kosten van het voeren van verdediging tegen aanspraken wegens een handelen of nalaten in de uitoefening van hun functie of van een andere functie als bestuurder of commissaris die zij op schriftelijk verzoek van de stichting vervullen of hebben vervuld;

    • b. eventuele schadevergoedingen of boetes die zij verschuldigd zijn wegens een hierboven onder a. vermeld handelen of nalaten; en

    • c. eventuele schikkingen die zij met voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de stichting treffen in verband met een hierboven als onder a. vermeld handelen of nalaten.

  • 2. De stichting zal de bestuurders en voormalige bestuurders in aanvulling op het hiervoor bepaalde ook de over enig aan een derde te vergoeden bedrag verschuldigde wettelijke rente, vergoeden, de proceskosten welke de bestuurder is gehouden te voldoen, alsmede door autoriteiten opgelegde boetes, voor zover vergoeding daarvan rechtens is toegestaan, en de met het verweer daartegen verbonden rechtsbijstandkosten, mits deze kosten in redelijkheid zijn gemaakt en in redelijke verhouding staan tot het belang van de procedure.

  • 3. De stichting zal de bestuurder schadeloos stellen voor de redelijke en noodzakelijke kosten die verbonden zijn aan het instrueren van een externe public relations deskundige om schade aan de reputatie van de bestuurder door een procedure, onderzoek of aansprakelijkstelling als gedekt door deze bepaling te verminderen.

  • 4. Deze vrijwaring komt, voor zover nodig, ook ten goede van erfgenamen of legatarissen van bestuurders en voormalige bestuurders.

  • 5. Mocht de stichting de bestuurder of voormalig bestuurder aansprakelijk stellen ter zake van schade die de stichting lijdt als gevolg van enig handelen of nalaten van de bestuurder, dan vergoedt de stichting eveneens de redelijke kosten van het voeren van verdediging van de bestuurder. Na een in kracht van gewijsde gegane uitspraak inhoudende de aansprakelijkheid van de betrokkene jegens de stichting, is de betrokkene gehouden tot terugbetaling van het aldus door de stichting vergoede bedrag. Alvorens de stichting tot betaling overgaat kan de stichting zekerheid eisen voor het geval de betrokkene gehouden blijkt tot terugbetaling.

  • 6. Een betrokkene heeft geen aanspraak op de vergoeding als hiervoor in dit artikel bedoeld indien en voor zover (i) door de Nederlandse rechter bij gewijsde is vastgesteld dat het handelen of nalaten van de betrokkene kan worden gekenschetst als opzettelijk, bewust roekeloos of ernstig verwijtbaar, tenzij uit de wet anders voortvloeit of zulks in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, of (ii) de kosten of het vermogensverlies van de betrokkene is gedekt door een verzekering en de verzekeraar deze kosten of dit vermogensverlies heeft uitbetaald. De stichting kan ten behoeve van de betrokkenen verzekeringen tegen aansprakelijkheid afsluiten.

Artikel 21 Statutenwijziging

Het bestuur is bevoegd tot wijziging van de statuten. Op het daartoe te nemen besluit is toepasselijk hetgeen in artikel 11 lid 3 van deze statuten is bepaald.

Artikel 22 Ontbinding

  • 1. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden. Op het daartoe te nemen besluit is toepasselijk hetgeen in artikel 11 lid 3 van deze statuten is bepaald.

  • 2. De stichting wordt bovendien ontbonden indien het doel van de stichting is bereikt of niet meer bereikt kan worden; voorts door haar insolventie nadat zij in staat van faillissement is verklaard of door opheffing van het faillissement wegens de toestand van de boedel, zomede door rechterlijke uitspraak in de bij de wet genoemde gevallen.

Artikel 23 Vereffening

  • 1. De vereffening geschiedt door het bestuur of door de bij het ontbindingsbesluit aangewezen vereffenaar(s).

  • 2. De stichting blijft na ontbinding voortbestaan indien en voor zover dit voor de vereffening van haar zaken nodig is.

  • 3. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van de statuten voor zoveel mogelijk en nodig van kracht.

  • 4. In stukken en aankondigingen, die van de stichting uitgaan, moeten aan haar naam worden toegevoegd de woorden ‘in liquidatie’.

  • 5. Het bestuur bepaalt welke bestemming, na betaling van alle schulden, aan de overgebleven bezittingen van de stichting zal worden gegeven, met dien verstande dat het saldo zal worden bestemd voor een doel, dat het doel van de stichting zoveel mogelijk nabij komt.

Artikel 24 Slotbepaling

In alle gevallen waarin door de statuten of reglementen van de stichting niet is voorzien, beslist het bestuur.

STATUTEN

Artikel 1 Naam en zetel

De stichting is genaamd: Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf, afgekort Stichting OOMT, en is gevestigd te gemeente Houten.

Artikel 2 Begripsbepalingen

In deze statuten wordt verstaan onder:

CAO:

de collectieve arbeidsovereenkomst Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf inzake Sociaal Fonds;

werkgever:

degene die als zodanig is gedefinieerd in de CAO;

werknemer:

degene die als zodanig is gedefinieerd in de CAO;

bedrijfstak:

motorvoertuigenbedrijf en tweewielerbedrijf, als bedoeld in de CAO.

Artikel 3 Doel

De in artikel 1 genoemde stichting heeft ten doel het geheel of gedeeltelijk financieren en/of subsidiëren van de volgende kosten:

  • a. het (doen) verrichten van scholingsactiviteiten, ontwikkelen van lesmateriaal, vormings- en ontwikkelingswerk, en het informeren hierover, ten behoeve van werkgevers en werknemers, teneinde een goede werking van de arbeidsmarkt in de bedrijfstak te bewerkstelligen en de employability en duurzame inzetbaarheid van werknemers in de bedrijfstak te verbeteren;

  • b. het (doen) bevorderen en stimuleren van de opleiding van jeugdigen en anderen in het (beroeps)onderwijs ten behoeve van de bedrijfstak, alsmede het voorlichten hierover;

  • c. het (doen) waarborgen, bevorderen, ontwikkelen en verzorgen van bij-, her-, na- en opscholing van werkgevers en werknemers die in de bedrijfstak werkzaam zijn, alsmede het voorlichten hierover, om op deze wijze de vakbekwaamheid van werkgevers en werknemers in de bedrijfstak te bewerkstelligen respectievelijk te verhogen;

  • d. het (doen) bevorderen van de arbeidsdeelname van vooral vrouwen in de bedrijfstak en blijvende arbeidsparticipatie van mannen en vrouwen in de bedrijfstak;

  • e. het doen van onderzoek naar en vertalen van het belang voor de bedrijfstak van (nieuwe) technologische ontwikkelingen op het vakgebied;

  • f. het (doen) verrichten van en informeren over onderzoek op de hierboven genoemde terreinen met het oog op het ontwikkelen van beleid op bedrijfs- en sectorniveau in de bedrijfstak;

  • g. de inzet van adviseurs, die het bestuur ondersteunen bij zijn activiteiten en die tevens voorlichting en informatie met name op het gebied van scholing, vorming, arbeidsomstandigheden en arbeidsmarktbeleid aan ondernemingen in de bedrijfstak kunnen verstrekken.

Artikel 4 Bestuur: bevoegdheden en vertegenwoordiging

  • 1. De stichting wordt geleid door een bestuur bestaande uit acht natuurlijke personen.

  • 2. Het bestuur is, behoudens beperkingen volgens de statuten, belast met het besturen van de zaken van de stichting, het beheer van haar vermogen, alsmede het innen van gelden en het doen van uitkeringen.

    Het bestuur is bevoegd, met inachtneming van het in deze statuten bepaalde, tot het verrichten van alle rechtshandelingen, geen uitgezonderd, met name ook tot het sluiten van die overeenkomsten, waarvoor het regelend recht een beperking kent.

  • 3. Het bestuur vertegenwoordigt de stichting, voor zover uit de wet niet anders voortvloeit. De vertegenwoordigingsbevoegdheid komt bovendien toe aan de voorzitter en de vice-voorzitter gezamenlijk.

  • 4. Het bestuur kan besluiten tot de verlening van een al dan niet beperkte volmacht aan de secretaris, een voorzitter van een commissie of werkgroep of één of meer andere derden om de stichting binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen. Een volmacht wordt op schrift gesteld.

Artikel 5 Bestuur: samenstelling en benoeming

  • a. De BOVAG - hierna ook aan te duiden als de werkgeversorganisatie - benoemt vier bestuurders.

  • b. FNV, CNV Vakmensen en De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening, - hierna ook aan te duiden als de werknemersorganisaties - benoemen respectievelijk twee, één en één bestuurder.

  • c. De benoeming geldt voor een periode van ten hoogste drie jaar.

Artikel 6 Bestuur: herbenoeming en rooster van aftreden

(Her)benoeming van een bestuurder kan slechts plaatsvinden wanneer de betrokkene de AOW gerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt.

Het bestuur stelt een rooster van aftreden vast, zo, dat telkenjare een zoveel mogelijk gelijk aantal bestuurders aftreedt. Bij tussentijdse vervulling van een vacature geldt de benoeming voor de lopende periode.

Artikel 7 Einde bestuurslidmaatschap

  • a. Het bestuurslidmaatschap eindigt door het verstrijken van de benoemingsperiode en door tussentijds aftreden.

  • b. Het bestuurslidmaatschap eindigt voorts door een daartoe strekkend besluit van de benoemende organisatie.

Artikel 8 Bestuur: functieverdeling

  • 1. De functie van voorzitter wordt jaarlijks bij toerbeurt vervuld door een bestuurder benoemd door de werkgeversorganisatie respectievelijk door de werknemersorganisaties.

    De aanwijzing van de voorzitter geschiedt door de betrokken groep van bestuurders uit haar midden.

    Voor het jaar waarin de ene groepering de voorzitter levert, wijst de andere groepering een vice-voorzitter aan, die in principe het volgende jaar tot voorzitter wordt benoemd.

    De vice-voorzitter treedt als voorzitter op bij belet of ontstentenis van de voorzitter.

  • 2. Het bestuur benoemt uit zijn midden een penningmeester.

  • 3. Het bestuur benoemt een secretaris, die geen deel uitmaakt van het bestuur

  • 4. Indien door de Minister belast met sociale zaken daartoe de wens te kennen wordt gegeven, wordt in overleg tussen het bestuur en de bedoelde Minister een waarnemer toegelaten. Deze waarnemer is gerechtigd tot het bijwonen van alle bestuursvergaderingen. Hij ontvangt alle ter zake dienende stukken.

  • 5. Het bestuur kan toestaan, dat waarnemers en/of adviseurs tot de vergaderingen worden toegelaten.

Artikel 9 Bureau

  • 1. De stichting kent een Bureau. Het bestuur kan de uitvoering van de werkzaamheden, verbonden aan het secretariaat en het penningmeesterschap, zomede andere door het bestuur te bepalen taken, De secretaris heeft de dagelijkse leiding heeft over het Bureau van de stichting en handelt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4 lid 4, in opdracht van en onder verantwoordelijkheid van het bestuur.

  • 2. De secretaris is belast met die taken en bevoegdheden die hem bij reglement zijn toebedeeld. In elk geval is de secretaris bevoegd tot het (doen) voorbereiden en uitvoeren van de besluitvorming van het bestuur, alsmede belast met de externe communicatie.

Artikel 10 Bestuursvergaderingen

  • 1. Het bestuur vergadert ten minste twee maal per jaar en verder zo dikwijls de voorzitter ofwel ten minste twee bestuursleden dit gewenst achten.

  • 2. De secretaris zorgt voor tijdige - dat is op een termijn van ten minste twee weken - convocatie van de vergaderingen, schriftelijk onder opgave van de agenda. De voorzitter kan bepalen dat de convocatie van een vergadering op een kortere termijn plaatsvindt.

Artikel 11 Besluitvorming

  • 1. Voor het nemen van rechtsgeldige besluiten is de aanwezigheid vereist van ten minste vijf bestuursleden en/of bij volmacht vertegenwoordigde leden, waarbij in ieder geval twee werknemersorganisaties moeten zijn vertegenwoordigd en bij de stemming zich aan elke zijde ten minste vier stemmen voor aanvaarding van het besluit verklaren.

  • 2. De gezamenlijke werkgeversleden brengen, evenals de gezamenlijke werknemersleden in het bestuur in totaal zeven stemmen uit, met dien verstande dat ieder bestuurslid aan werkgeverszijde afzonderlijk een aantal stemmen uitbrengt dat gelijk is aan het quotiënt dat gevormd wordt door het getal zeven te delen door het aantal aanwezige of bij volmacht vertegenwoordigde leden van zijn groep. Aan werknemerszijde brengt het aantal aanwezige of bij volmacht vertegenwoordigde leden van FNV, CNV Vakmensen en De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening, in totaal respectievelijk vier, twee en één stemmen uit.

  • 3. In afwijking van lid 1 kan een besluit tot vaststelling, wijziging of aanvulling van de statuten of reglementen en een besluit tot ontbinding van de stichting ex artikel 20 slechts rechtsgeldig genomen worden indien ten minste zes bestuursleden en/of bij volmacht vertegenwoordigde leden, waarbij in ieder geval twee werknemersorganisaties moeten zijn vertegenwoordigd, zich voor aanvaarding van het besluit verklaren en bij de stemming zich aan elke zijde ten minste vier stemmen voor aanvaarding van het besluit verklaren.

  • 4. Over zaken wordt bij voorkeur mondeling en over personen schriftelijk gestemd. Schriftelijke stemming geschiedt met behulp van stembriefjes, welke een naar de groep van bestuurders onderscheiden waarmerk dragen.

  • 5. De bestuurders zijn bevoegd zich door een daartoe schriftelijk gevolmachtigd ander lid van het bestuur te doen vertegenwoordigen.

  • 6. Het bestuur is bevoegd buiten de vergadering besluiten te nemen. In dat geval is vereist dat alle bestuursleden hun stem schriftelijk (per e-mail) uitbrengen. Een dergelijk besluit staat gelijk met een besluit genomen in een vergadering.

Artikel 12 Samenwerking

  • 1. Het bestuur is bevoegd samenwerkingsovereenkomsten aan te gaan met andere rechtspersonen, ter uitvoering van de doelstellingen van de stichting.

  • 2. Als vormvereiste voor de onder lid 1 bedoelde samenwerkingsovereenkomsten geldt een schriftelijke overeenkomst.

Artikel 13 Aanvraag om subsidie

  • 1. Bij een aanvraag om subsidie dient een gespecificeerde begroting, overeenkomstig hetgeen is beschreven in artikel 3 van de statuten, betreffende de besteding van de aangevraagde gelden te worden ingezonden.

  • 2. Jaarlijks dient de subsidie-ontvangende instelling een door een registeraccountant of accountants-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring te overleggen over de besteding van de subsidiegelden, welke verklaring (tenminste) moet zijn gespecificeerd volgens hetgeen in artikel 3 is beschreven en moet geïntegreerd onderdeel uitmaken van het financieel jaarverslag.

  • 3. Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden begroting c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen.

Artikel 14 Geldmiddelen

  • 1. De geldmiddelen van de stichting bestaan uit:

    • a. subsidies van overheidswege;

    • b. subsidies voortvloeiend uit de CAO Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf Sociaal Fonds;

    • c. de inkomsten uit het vermogen van de stichting;

    • d. andere inkomsten uit het vermogen van de stichting.

  • 2. De uitgaven van de stichting bestaan uit de uitgaven overeenkomstig de doelstelling in artikel 3 omschreven.

Artikel 15 Boekjaar en begroting

  • 1. Het boekjaar loopt van één januari tot en met één en dertig december daaropvolgend.

  • 2. Uiterlijk in de maand november biedt de penningmeester aan het bestuur de begroting van inkomsten en van uitgaven voor het eerstvolgende kalenderjaar aan. De begroting omvat de inkomsten en uitgaven als bedoeld in artikel 14 van de statuten.

  • 3. De begroting wordt voor de betrokkenen ten kantore van de stichting ter inzage gelegd en een afschrift daarvan zal op verzoek worden toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 16 Jaarverslag; rekening en verantwoording

  • 1. Jaarlijks, binnen zes maanden na afloop van het boekjaar, is het bestuur verplicht een balans en een staat van baten en lasten van de stichting op te maken.

  • 2. Het verslag moet overeenkomstig hetgeen in artikel 3 is beschreven zijn gespecificeerd en gecontroleerd door een door het bestuur aangewezen externe registeraccountant, uit welke stukken moet blijken dat de uitgaven overeenkomstig de bestedingsdoelen zijn gedaan.

  • 3. Het verslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers neergelegd:

    • a. ten kantore van de stichting;

    • b. op een of meer door de Minister belast met sociale zaken aan te wijzen plaatsen.

  • 4. Het verslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag van de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

  • 5. Het bestuur is verplicht de in dit artikel genoemde bescheiden tien jaren lang te bewaren.

Artikel 17 Reglementen

  • 1. Het bestuur kan voor de uitvoering van zijn taak één of meer reglementen vaststellen.

  • 2. De in lid 1 bedoelde reglementen mogen geen bepalingen bevatten welke in strijd zijn met deze statuten.

  • 3. Het bestuur kan een reglement vaststellen, waarin wordt bepaald met welke aan het bestuur toekomende taken en bevoegdheden de secretaris en de door het bestuur (tijdelijk) ingestelde commissies of werkgroepen zijn belast.

Artikel 18 Commissies en werkgroepen

  • 1. Het bestuur kan besluiten tot de instelling en opheffing van één of meer (tijdelijke) commissies of werkgroepen.

  • 2. De interne werkwijze en besluitvorming van de tijdelijk ingestelde commissie of werkgroep kunnen in een door het bestuur vast te stellen reglement nader worden bepaald.

Artikel 19 Vrijwaring

  • 1. Voor zover uit de wet niet anders voortvloeit, worden aan bestuurders en aan voormalige bestuurders vergoed:

    • d. de redelijke kosten van het voeren van verdediging tegen aanspraken wegens een handelen of nalaten in de uitoefening van hun functie of van een andere functie als bestuurder of commissaris die zij op schriftelijk verzoek van de stichting vervullen of hebben vervuld;

    • e. eventuele schadevergoedingen of boetes die zij verschuldigd zijn wegens een hierboven onder a. vermeld handelen of nalaten; en

    • f. eventuele schikkingen die zij met voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de stichting treffen in verband met een hierboven als onder a. vermeld handelen of nalaten.

  • 2. De stichting zal de bestuurders en voormalige bestuurders in aanvulling op het hiervoor bepaalde ook de over enig aan een derde te vergoeden bedrag verschuldigde wettelijke rente, vergoeden, de proceskosten welke de bestuurder is gehouden te voldoen, alsmede door autoriteiten opgelegde boetes, voor zover vergoeding daarvan rechtens is toegestaan, en de met het verweer daartegen verbonden rechtsbijstandkosten, mits deze kosten in redelijkheid zijn gemaakt en in redelijke verhouding staan tot het belang van de procedure.

  • 3. De stichting zal de bestuurder schadeloos stellen voor de redelijke en noodzakelijke kosten die verbonden zijn aan het instrueren van een externe public relations deskundige om schade aan de reputatie van de bestuurder door een procedure, onderzoek of aansprakelijkstelling als gedekt door deze bepaling te verminderen.

  • 4. Deze vrijwaring komt, voor zover nodig, ook ten goede van erfgenamen of legatarissen van bestuurders en voormalige bestuurders.

  • 5. Mocht de stichting de bestuurder of voormalig bestuurder aansprakelijk stellen ter zake van schade die de stichting lijdt als gevolg van enig handelen of nalaten van de bestuurder, dan vergoedt de stichting eveneens de redelijke kosten van het voeren van verdediging van de bestuurder. Na een in kracht van gewijsde gegane uitspraak inhoudende de aansprakelijkheid van de betrokkene jegens de stichting, is de betrokkene gehouden tot terugbetaling van het aldus door de stichting vergoede bedrag. Alvorens de stichting tot betaling overgaat kan de stichting zekerheid eisen voor het geval de betrokkene gehouden blijkt tot terugbetaling.

  • 6. Een betrokkene heeft geen aanspraak op de vergoeding als hiervoor in dit artikel bedoeld indien en voor zover (i) door de Nederlandse rechter bij gewijsde is vastgesteld dat het handelen of nalaten van de betrokkene kan worden gekenschetst als opzettelijk, bewust roekeloos of ernstig verwijtbaar, tenzij uit de wet anders voortvloeit of zulks in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, of (ii) de kosten of het vermogensverlies van de betrokkene is gedekt door een verzekering en de verzekeraar deze kosten of dit vermogensverlies heeft uitbetaald. De stichting kan ten behoeve van de betrokkenen verzekeringen tegen aansprakelijkheid afsluiten.

Artikel 20 Ontbinding

Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden. Op het daartoe te nemen besluit is toepasselijk hetgeen in artikel 11 lid 3 van deze statuten is bepaald aangaande een besluit tot wijziging van de statuten.

Artikel 21 Vereffening

  • 1. De vereffening geschiedt door het bestuur of door de bij het ontbindingsbesluit aangewezen vereffenaar(s).

  • 2. De stichting blijft na haar ontbinding voortbestaan indien en voorzover dit voor de vereffening van haar zaken nodig is.

  • 3. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van de statuten voor zoveel mogelijk en nodig van kracht.

  • 4. In stukken en aankondigingen, die van de stichting uitgaan, moeten aan haar naam worden toegevoegd de woorden ‘in liquidatie’.

  • 5. Het bestuur bepaalt bij het ontbindingsbesluit welke bestemming aan een batig saldo van de vereffening zal, met dien verstande, dat het saldo zal moeten worden bestemd voor een doel hetwelk het doel van de stichting zoveel mogelijk nabij komt.

    Het besluit tot bestemming van het batig saldo is onderworpen aan de goedkeuring van de werkgeversorganisatie en de werknemersorganisaties.

Artikel 22 Slotbepaling

In alle gevallen waarin door de statuten of reglementen van de stichting niet is voorzien, beslist het bestuur.

FINANCIERINGSREGLEMENT STICHTING FONDS VOOR HET MOTORVOERTUIGENBEDRIJF EN HET TWEEWIELERBEDRIJF

Artikel 1 Definities

In dit reglement wordt verstaan onder:

de Stichting:

Stichting Fonds voor het Motorvoertuigenbedrijf en het Tweewielerbedrijf, gevestigd te Houten.

de CAO:

de CAO Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf Sociaal Fonds;

Werkgever:

de werkgever zoals omschreven in artikel 1 van de CAO Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf Sociaal Fonds.

Werknemer:

De werknemer zoals omschreven in artikel 1 van de CAO Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf Sociaal Fonds.

jaarsalaris:
  • a. bij salarisbetaling per maand 12,96 maal het voor de betrokken werknemer vastgestelde salaris over de maand januari van het betreffende jaar;

  • b. bij salarisbetaling per vierwekenperiode 14,09 maal het voor de betrokken werknemer vastgestelde salaris over de tweede vierwekenperiode van het betreffende jaar;

Het percentage waarmee de salarissen na 1 januari van dat jaar zijn verhoogd krachtens CAO-afspraken in het Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf, blijven buiten beschouwing. Indien het dienstverband in de loop van een jaar wordt beëindigd dan wel wordt aangevangen, wordt het jaarsalaris berekend met inachtneming van de duur van de periode van het dienstverband in dat jaar.

Indien het inkomen mede is gebaseerd op provisie, wordt bij de bepaling van het jaarsalaris bovendien meegerekend de op jaarbasis herleide provisie welke in het voorafgaande kalenderjaar bij dezelfde werkgever is verdiend, onafhankelijk van de datum van uitbetaling van deze provisie. Bovendien worden, voor zover van toepassing, bij de bepaling van het jaarsalaris mede in aanmerking genomen de navolgende elementen:

loon in natura voor zover gekwantificeerd aangegeven in de loonstaten van de werkgever, toeslagen op grond van een overheidsbesluit, verdiensten op grond van een in de onderneming geldend beloningssysteem (tarief, merit rating e.d.) en ploegentoeslag, alsmede een, naar de periode waarover het loon werd genoten, evenredig gedeelte van elke met de werkgever schriftelijk overeengekomen vaste jaarlijkse uitkering onder welke benaming ook, zoals dertiende maand, vaste eindejaarsuitkering, gegarandeerde tantième, e.d.

Vergoedingen terzake van overwerk, reisuren, onkosten, alsmede gratificaties, winstde-lingsregelingen en soortgelijke emolumenten blijven buiten beschouwing terwijl de vakantiebijslag in de factoren 12,96 en 14,09 geacht wordt te zijn verwerkt.

loonsom:

het totaal van de jaarsalarissen van de bij de werkgever in dienst zijnde werknemers bedoeld in dit artikel.

bedrijfstakpensioenfonds:

de stichting ”Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek” gevestigd te ’s-Gravenhage.

Artikel 2

De door de werkgever verschuldigde bijdrage aan de Stichting als genoemd in de CAO beloopt telkens het percentage als vastgesteld krachtens artikel 4 lid 1 van de CAO.

Artikel 3

De bijdrage als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de CAO wordt met inachtneming van het bepaalde in artikel 1, berekend over maximaal het maximum jaarsalaris, zoals jaarlijks vastgesteld op grond van het bepaalde in artikel I.1.13.a van het pensioenreglement door het bestuur van het bedrijfstakpensioenfonds PMT. In 2018 is het grensbedrag € 73.711–, Het pensioenreglement PMT en het actuele grensbedrag staan gepubliceerd op www.bpmt.nl.

Artikel 4

  • 1. De door de werkgever verschuldigde jaarlijkse bijdrage wordt geheven in 4 kwartaaltermijnen. De administrateur van de Stichting stelt de werkgever daarvan telkenmale op de hoogte door het toezenden van een nota met begeleidend schrijven onder vermelding van het bedrag dat hij over het in de nota vermelde tijdvak aan de Stichting is verschuldigd. Het bedrag over het eerste kwartaal van enig jaar is een schatting indien het betreffende jaarsalaris bij de administrateur nog niet bekend is.

    Bij deze schatting wordt uitgegaan van het jaarsalaris van het voorafgaande jaar verhoogd met het percentage waarmee de salarissen zijn verhoogd na 1 januari van het voorafgaande jaar krachtens CAO-afspraken in het Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf.

  • 2. De in het vorige lid bedoelde nota’s hebben de vorm van een premienota met specificatie vermeldende ten minste naam en adres van de werkgever en de werknemer(s) met bijbehorende salarisgegevens, het tijdvak waarover de bijdrage is verschuldigd alsmede de hoogte van het te betalen bedrag.

  • 3. De werkgever dient de nota aan de Stichting te voldoen binnen de daartoe door het bestuur blijkens de mededeling op de betaalopdracht gestelde termijn.

  • 4. Bij niet tijdige betaling van de verschuldigde bijdrage is de werkgever door het enkele verloop van de termijn in gebreke.

    De stichting is dan bevoegd te vorderen:

    rente over het verschuldigde bedrag van de dag af dat het verschuldigde bedrag betaald had moeten zijn en vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten vast te stellen op 15% van de vordering met een minimum van € 22,50, onverminderd de overige kosten van vervolging, verschuldigd volgens de Wet.

    De rente wordt berekend naar het percentage van de wettelijke rente bedoeld in de artikelen 6:119 en 6:120 van het BW, dat geldt voor de periode waarover de rente door de stichting wordt gevorderd.

Artikel 5

De voorzitter en de vice voorzitter bepalen in goed overleg of, en zo ja, wanneer en op welke wijze bij wanbetaling kan worden ingevorderd. Hiervan wordt verslag uitgebracht aan het bestuur.

Artikel 6

Wijziging van dit reglement behoeft de goedkeuring van 3/4 deel van de bestuursleden.

Artikel 7

Dit reglement treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

Uitkeringsreglement van de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Motorvoertuigenbedrijf en tweewielerbedrijf

Artikel 1 Definities

In dit reglement wordt verstaan onder:

werkgever:

de werkgever zoals omschreven in artikel 1 van de CAO Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf Sociaal Fonds.

werknemer:

de werknemer zoals omschreven in artikel 1 van de CAO Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf Sociaal Fonds.

de leerling:

degene die ten minste gemiddeld 2 1/2 dag per week bij de werkgever in dienst is en met wie door de werkgever een praktijkovereenkomst als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) is afgesloten.

Artikel 2 Talentontwikkeling leermeesters en leerlingen

  • 1. De Stichting OOMT wil nieuwe leermeesters kennis, vaardigheden en instrumenten bieden die zij nodig hebben om startende vakmensen te kunnen begeleiden bij hun talentontwikkeling. In dit kader is er voor de werkgever een premie op de kostprijs van de Leermeestertraining beschikbaar, ten bedrage van € 149.

    Aanmelding voor de Leermeestertraining is mogelijk via het kenniscentrum Innovam. Nadere informatie staat beschreven op www.innovam.nl/leerbedrijf-support/leermeester-worden

  • 2. Er zijn voor de werkgever premies beschikbaar op de Regionale Praktijktrainingen (RPT). Deze trainingen zijn bedoeld als aanvulling op hetgeen door de leerling is geleerd van hun leermeester. De premie voor een training op niveau 2 bedraagt € 106,–, voor een training op niveau 3 bedraagt de premie € 75,– en voor een training op niveau 4 bedraagt de premie € 50,–.

    Aanmelding voor de in dit lid genoemde trainingen verloopt via het kenniscentrum Innovam, Structuurbaan 2, 3439 MB Nieuwegein. Het actuele aanbod van RPT-dagen is voor iedereen toegankelijk via www.innovam.nl/rpt.

  • 3. Er is een praktijkassessment beschikbaar voor leermeesters die op willen gaan voor de titel LeerMaster. In dit assessment worden met de inzet van een acteur vooral de soft skills van de leermeester onder de loep genomen. De bijdrage op het praktijkassessment bedraagt € 340,–. Aanmelding voor het in dit lid genoemde LeerMaster-assessment verloopt via het IBKI in Nieuwegein. Meer informatie is te vinden op www.oomt.nl/project/leermaster.

  • 4. Voor leermeesters die hun leermeestervaardigheden verder willen ontwikkelen is een bijscholingsaanbod beschikbaar. OOMT stelt een premie beschikbaar van € 35,– op een e-learning en een premie van € 100,– op een training inclusief praktijkdag. Het actuele bijscholingsaanbod voor leermeesters is voor iedereen toegankelijk via www.innovam.nl/leerbedrijf-support/bijscholing-leermeesters.

Artikel 3 Talentontwikkeling vakmensen

  • 1. Voor fietstechnici die hun vakmanschap aan willen tonen om duurzaam inzetbaar te blijven binnen een bedrijf of om nieuwe carrièrekansen te creëren is het certificaat Branchespecialist Tweewielers en Branchemedewerker Basis ontwikkeld. Voor deze erkenning van vakmanschap stelt OOMT een premie van € 800,– ex BTW voor Branchespecialist en € 370,– ex BTW voor Branchemedewerker beschikbaar voor de kosten van deze examenprocedures, die worden afgenomen door het exameninstituut IBKI. Meer informatie is te vinden op de website www.ibki.nl/overige.

  • 2. Voor werknemers in de mobiliteitsbranche die hun opgedane kennis en ervaring in kaart willen brengen en willen laten erkennen om duurzaam inzetbaar te blijven of een beter arbeidsperspectief te creëren, stelt OOMT voor de werkgever een premie op de kostprijs van een EVC-procedure (Ervaringscertificaat) beschikbaar, ten bedrage van € 1.150,– ex BTW. Iedere medewerker in de mobiliteitsbranche die tenminste 5 jaar bij dezelfde werkgever in dienst is, kan eenmaal in de vijf jaar een EVC-procedure volgen, die wordt afgenomen door het exameninstituut IBKI.

    Meer informatie is te vinden op de website www.ibki.nl/overige/evc-2/.

  • 3. Voor werknemers en werkgevers is kosteloos een gesprek aan te vragen met een OOMT Loopbaancoach. De namen, telefoonnummers en emailadressen van de loopbaancoaches zijn te vinden op de website www.oomt.nl. Als het gesprek met de loopbaancoach leidt tot een persoonlijk ontwikkel plan kan de loopbaancoach overwegen om gericht een loopbaancheque toe te kennen, ten bedrage van maximaal € 1.200,–.

Artikel 4 Uitbetaling van de premies

De wijze van uitbetaling van de premies als bedoeld in de artikelen 2 en 3, kan verschillen. Bij de afzonderlijke activiteiten waarvoor premie beschikbaar is, wordt op de website www.oomt.nl aangegeven op welke wijze de premie wordt uitbetaald.

Artikel 5 Overige bestedingen

Naast dan wel in plaats van de vergoeding aan werkgevers als bedoeld in de artikelen 2 en 3 kan het bestuur van de Stichting OOMT besluiten de geldmiddelen van het fonds aan te wenden voor de gehele of gedeeltelijke financiering (dan wel subsidiëring) van één of meer activiteiten als genoemd in artikel 3 van de statuten van de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf.

Een dergelijk besluit wordt genomen op grond van omschrijving van de activiteiten en van de begroting van de daaraan verbonden kosten. Ter vaststelling van de werkelijke kosten dient een door een registeraccountant opgemaakte rekening en verantwoording aan de stichting te worden overgelegd.

Dictum II

De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 december 2023.

Dictum III

Voor zover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen. Dit betekent in het licht van de gelijke behandelingswetgeving dat ten aanzien van bepalingen waarin onderscheid wordt gemaakt terwijl daarvoor een objectieve rechtvaardiging vereist is, partijen in de uitvoeringspraktijk moeten zorgen voor een legitiem doel waarbij de ingezette middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.

Dictum IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2019 en vervalt met ingang van 1 januari 2024 en heeft geen terugwerkende kracht.

’s-Gravenhage, 5 december 2018

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, M.H.M. van der Goes

Naar boven