Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister voor Rechtsbescherming van 5 november 2018, kenmerk 1423224-181175-WJZ, houdende wijziging van de Regeling langdurige zorg, de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 en de Regeling Jeugdwet in verband met de uitvoering van de maandbetalingen en het beding betreffende vakantiegeld

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister voor Rechtsbescherming,

Gelet op de artikelen 8.3 van het Besluit Jeugdwet, 3.6.4, derde lid, en 3.6.6, tweede lid, van het Besluit langdurige zorg en 5.3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling Jeugdwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 8a, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b, komt te luiden:

  • b. de verplichting dat een declaratie de vereiste gegevens, bedoeld in artikel 8b, vierde lid, bevat of, indien van toepassing, dat wordt gebruikgemaakt van periodiek maandbetalingen;.

2. Onder de vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. indien de uitkering van vakantiebijslag als bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag van toepassing is, een beding, inhoudende dat in het te betalen bruto loon het vakantiegeld is verdisconteerd.

B

Artikel 8b wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot vierde tot en met zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. De Sociale verzekeringsbank verricht betalingen uit het persoonsgebonden budget voor overeengekomen jeugdhulp die voortvloeit uit een arbeidsovereenkomst, een overeenkomst van opdracht of een overeenkomst voor vervoer, uitsluitend aan de derde aan de hand van:

    • a. een declaratie voor geleverde jeugdhulp; of

    • b. een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, bij overeengekomen periodieke maandbetalingen.

2. De aanhef van het vierde lid (nieuw) komt te luiden: Een declaratie als bedoeld in het derde lid bevat:.

3. In het zesde lid (nieuw) wordt ‘het derde lid’ vervangen door ‘het vierde lid’.

4. Onder vernummering van het zesde tot en met zevende lid tot achtste tot en met negende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 7. Sociale verzekeringsbank verricht periodieke maandbetalingen uit het persoonsgebonden budget zonder dat dit bij beschikking wordt vastgesteld, uiterlijk binnen dertig dagen na afloop van de maand waarin de zorg geleverd is. Indien de Sociale verzekeringsbank naar aanleiding van de periodieke maandbetaling werkzaamheden verricht als bedoeld in het tweede lid wordt de termijn, bedoeld in de eerste zin, verlengd met tien dagen.

C

Artikel 8c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘het derde lid’ vervangen door ‘het vierde lid’.

2. In het tweede lid wordt ‘derde lid, en vierde lid’ vervangen door ‘vierde lid, en vijfde lid’.

ARTIKEL II

De Regeling langdurige zorg wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5.16, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b, komt te luiden:

  • b. de verplichting dat een declaratie de vereiste gegevens, bedoeld in artikel 5.23, tweede lid, bevat of, indien van toepassing, dat wordt gebruikgemaakt van periodiek maandbetalingen;.

2. Onder de vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. indien de uitkering van vakantiebijslag als bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag van toepassing is, een beding, inhoudende dat in het te betalen bruto loon het vakantiegeld is verdisconteerd.

B

Artikel 5.23 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het eerste lid tot en met vierde lid tot het tweede lid tot en met vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 1. De Sociale verzekeringsbank verricht betalingen uit het persoonsgebonden budget voor overeengekomen zorg die voortvloeit uit een arbeidsovereenkomst, een overeenkomst van opdracht of een overeenkomst voor vervoer, uitsluitend aan de persoon met wie deze overeenkomst is aangegaan aan de hand van:

    • a. een declaratie voor geleverde zorg; of

    • b. een zorgovereenkomst bij overeengekomen periodieke maandbetalingen.

2. De aanhef van het tweede lid (nieuw) komt te luiden: Een declaratie als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, bevat:.

3. In het vijfde lid (nieuw) wordt ‘het eerste lid’ vervangen door ‘het tweede lid’.

4. Onder vernummering van het vijfde tot en met zesde lid tot zevende tot en met achtste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 6. Sociale verzekeringsbank verricht periodieke maandbetalingen uit het persoonsgebonden budget zonder dat dit bij beschikking wordt vastgesteld, uiterlijk binnen dertig dagen na afloop van de maand waarin de zorg geleverd is. Indien de Sociale verzekeringsbank naar aanleiding van de periodieke maandbetaling werkzaamheden verricht als bedoeld in artikel 3.6.6, eerste lid, onderdeel c, van het besluit wordt de termijn, bedoeld in de eerste zin, verlengd met tien dagen.

C

Artikel 5.23a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘artikel 5.23, derde lid, onderdeel c’ vervangen door ‘artikel 5.23, vierde lid, onderdeel c’.

2. In het tweede lid wordt ‘artikel 5.23, tweede en derde lid’ vervangen door ‘artikel 5.23, derde en vierde lid’.

ARTIKEL III

De Uitvoeringsregeling Wmo 2015 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2a, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b, komt te luiden:

b. de verplichting dat een declaratie de vereiste gegevens, bedoeld in artikel 2b, vierde lid, bevat of, indien van toepassing, dat wordt gebruikgemaakt van periodiek maandbetalingen;.

2. Onder de vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. indien de uitkering van vakantiebijslag als bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag van toepassing is, een beding, inhoudende dat in het te betalen bruto loon het vakantiegeld is verdisconteerd.

B

Artikel 2b wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot vierde tot en met zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. De Sociale verzekeringsbank verricht betalingen uit het persoonsgebonden budget voor overeengekomen maatschappelijke ondersteuning die voortvloeit uit een arbeidsovereenkomst, een overeenkomst van opdracht of een overeenkomst voor vervoer, uitsluitend aan de derde aan de hand van:

    • a. een declaratie voor geleverde maatschappelijke ondersteuning; of

    • b. een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, bij overeengekomen periodieke maandbetalingen.

2. De aanhef van het vierde lid (nieuw) komt te luiden: Een declaratie als bedoeld in het derde lid bevat:.

3. In het zesde lid (nieuw) wordt ‘het derde lid’ vervangen door ‘het vierde lid’.

4. Onder vernummering van het zesde en zevende lid tot achtste en negende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 7. Sociale verzekeringsbank verricht periodieke maandbetalingen uit het persoonsgebonden budget zonder dat dit bij beschikking wordt vastgesteld, uiterlijk binnen dertig dagen na afloop van de maand waarin de zorg geleverd is. Indien de Sociale verzekeringsbank naar aanleiding van de periodieke maandbetaling werkzaamheden verricht als bedoeld in het tweede lid wordt de termijn, bedoeld in de eerste zin, verlengd met tien dagen.

C

Artikel 2c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘het derde lid’ vervangen door ‘het vierde lid’.

2. In het tweede lid wordt ‘derde lid, en vierde lid’ vervangen door ‘vierde lid, en vijfde lid’.

ARTIKEL IV

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2018, met uitzondering van de artikelen I, onderdeel A, onder 2, II, onderdeel A, onder 2 en III, onderdeel A, onder 2.

  • 2. De artikelen I, onderdeel A, onder 2, II, onderdeel A, onder 2, en III, onderdeel A, onder 2, treden in werking met ingang van 1 januari 2019.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Deze wijzigingsregeling heeft als doel om een grondslag te creëren voor periodieke (vaste) maandbetalingen ten laste van het persoonsgebonden budget (pgb) onder de Wet langdurige zorg (Wlz), de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en de Jeugdwet.

Deze regeling ziet niet op de Zorgverzekeringswet aangezien daarvoor in 2017 is besloten geen nieuwe zorgovereenkomsten meer toe te staan waarbij de zorg wordt geleverd op basis van een (vaste) maandbetaling.

2. Periodieke maandbetalingen

Bij gebruik van een pgb op grond van de Wlz, Wmo 2015 en Jeugdwet moet de budgethouder met diens zorgverlener in de zorgovereenkomst afspreken hoe de zorgverlener uitbetaald wordt. In de huidige uitvoeringspraktijk zijn er twee mogelijkheden:

  • 1) Declareren voor geleverde zorg, hulp of ondersteuning: in een overeenkomst spreken de budgethouder en degene die ten laste van het pgb wordt betaald voor geleverde producten of diensten een uurtarief af. Geleverde zorg, ondersteuning of hulp wordt door de budgethouder gedeclareerd

  • 2) Periodieke maandbetaling: in een overeenkomst spreken de budgethouder en degene die ten laste van het pgb wordt betaald een vaste maandbetaling af voor een vast aantal uur. Voor deze optie wordt gekozen als de zorgverlener elke week op vaste dagen een vast aantal uur werkt. De SVB betaalt de zorgverlener iedere maand automatisch op vaste betaaldagen. Dit betekent dat de budgethouder geen maandelijkse declaratie of factuur bij de SVB hoeft in te dienen.

De budgethouder kan ook een combinatie van beiden afspreken in de overeenkomst.

In de artikelen 5.23, eerste lid, van de Regeling langdurige zorg (Rlz), 2b, derde lid, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 en 8b, derde lid, van de Regeling Jeugdwet is uitbetaling op basis van declaraties geregeld. Echter, nergens is geregeld dat het mogelijk is te betalen op basis van periodieke maandbetalingen. Deze wijzigingsregeling heeft als doel om de regelgeving in lijn te brengen met de huidige uitvoeringspraktijk.

3. Beding vakantiebijslag in de overeenkomst tussen de budgethouder en degene die ten laste van het pgb zorg, ondersteuning of jeugdhulp verstrekt

Op 1 januari 2018 trad een wijziging van de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag (Wml) in werking waardoor het wettelijk minimumloon en de minimumvakantietoeslag ook geldt voor personen die tegen beloning arbeid verrichten op basis van een overeenkomst van opdracht, tenzij zij dit doen in zelfstandige uitoefening van beroep of bedrijf. In arbeidsverhoudingen die onder de Wml vallen dient minimaal 8% vakantiebijslag te worden betaald. In de modelovereenkomsten van de SVB staat in de modelarbeidsovereenkomst reeds een beding dat regelt dat de afgesproken uurtarieven inclusief vakantiebijslag moeten zijn. Dit was nog niet het geval voor overeenkomsten van opdracht die waren gesloten voor werkzaamheden anders dan verricht vanuit een zelfstandige uitoefening van beroep of bedrijf (waar dus de wijziging van de Wml betrekking op heeft). De SVB heeft daarom een soortgelijk beding in deze modelovereenkomsten van opdracht ingevoegd. Na 2019 kan de SVB niet als afzonderlijk gedeclareerd bedrag het vakantiegeld (bijslag) uitbetalen, omdat er geen mogelijkheid is om een bedrag te ‘sparen’ over twee kalenderjaren of budgetperioden heen en omdat dit bedrag ook niet te oormerken is in de administratie. De SVB zou de administratiesystemen moeten aanpassen om de mogelijkheid tot het declareren van vakantiegeld structureel mogelijk te maken. Een dergelijk systeem is onwenselijk, omdat de administratieve systemen van de SVB volledig zijn ingericht op een tarief incl. vakantiebijslag. Een tarief excl. vakantiebijslag zou dus forse aanpassingen in deze administratieve systemen vergen en een reservering en aanvraag van het vakantiegeld zou veel administratieve lasten met zich meebrengen. Eind 2017 zijn de ca. 54.000 budgethouders met een overeenkomst van opdracht, op grond waarvan volgens de Wml vakantiebijslag moet worden betaald, al benaderd om hun overeenkomsten te wijzigen. Het overgrote deel heeft dat inmiddels al gedaan.

4. Regeldruk, administratieve lasten en financiële gevolgen

De gevolgen voor de administratieve lasten van deze regeling zijn naar verwachting zeer gering omdat uitbetaling op basis van vaste maandbetalingen de huidige uitvoeringspraktijk betreft. Voor budgethouders en zorgverleners die bij een pgb vanuit de Wlz, Wmo 2015 en Jeugdwet een vaste maandbetaling hebben afgesproken in de zorgovereenkomst verandert er niets. Ook voor de SVB en verstrekkers heeft de wijzigingsregeling geen gevolgen voor hun uitvoeringspraktijk. Dit geldt evenzo voor de invoering van het beding vakantietoeslag. Veel budgethouders met een overeenkomst van opdracht waarop de Wml van toepassing is sinds 1 januari 2018 hebben al hun overeenkomst aangepast. Het is momenteel nog niet te zeggen hoeveel budgethouders in 2018 niet hun overeenkomst aanpassen en het risico lopen een afkeuring te krijgen van hun zorgovereenkomst. De wijzigingsregeling kent geen financiële gevolgen.

5. Fraudetoets

Er is sprake van een bestaand frauderisico. Het ontbreken van declaraties bij maandbetalingen heeft tot gevolg dat het problematisch is voor budgetverstrekkers om feitelijke levering van zorg vast te stellen. Ook voor toezichthouders en opsporingsdiensten (zoals Inspectie SZW) is schriftelijk bewijs gewenst om eventuele valsheid in geschrifte vast te stellen. Voor fraude met pgb’s en controle of zorg daadwerkelijk is geleverd, is in algemene zin aandacht. VWS beziet samen met branche- en cliëntorganisaties, verstrekkers, SVB en de toezichthouders en opsporingsdiensten wat de knelpunten zijn en hoe deze het beste kunnen worden weggenomen. Het doel van deze regeling is om de uitvoeringspraktijk van maandbetalingen niet te hinderen en om periodieke maandbetalingen zonder declaratie(s) mogelijk te maken.

Artikelsgewijs

Artikelen I, onderdelen A, onder 1, en B, II, onderdelen A, onder 1, en B en III, onderdelen A, onder 1, en B

De artikelen 8a, tweede lid, en 8b de Regeling Jeugdwet, 5.16, tweede lid, en 5.23 van de Rlz en 2a, tweede lid, en 2b van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 worden zodanig gewijzigd dat betalingen van jeugdhulp, zorg en maatschappelijke ondersteuning uit het pgb aan de hand van maandelijkse betalingen (betaling aan de hand van een vast bedrag per maand) een grondslag krijgt in de regelgeving. De budgethouder en zorgaanbieder geven in de zorgovereenkomst aan of de betalingen verricht worden aan de hand van een vast bedrag per maand of aan de hand van een declaratie. Een combinatie van beiden is ook mogelijk. Zo kan bijvoorbeeld overwerk op basis van uren worden gedeclareerd. Periodieke maandbetalingen zijn niet altijd van toepassing. Het gemeentebestuur staat de mogelijkheid niet altijd toe op grond van de voorwaarden die zij stellen aan het pgb. Het college zal de overeenkomst moeten goedkeuren.

De SVB verricht periodieke maandbetalingen aan het einde van de maand. Deze praktijk zal ook na inwerkingtreding van deze regeling voortgezet worden. In geval van bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld indien de zorgovereenkomst ingaat tegen het einde van de maand, kan het voorkomen de betaling niet in de maand waarin de zorg verleend is, kan worden verricht. Er wordt geregeld dat de SVB uiterlijk binnen dertig na afloop van de maand waarin de zorg is geleverd de periodieke maandbetalingen uit het pgb verricht. Als de SVB werkzaamheden verricht tot afdracht van belasting en premies is meer tijd nodig voor verwerking. De termijn wordt dan verlengd met 10 dagen.

Artikelen I, onderdeel A, onder 2, II, onderdeel A, onder 2, en III, onderdeel A, onder 2

In de artikelen 8a, tweede lid, onderdeel d, van de Regeling Jeugdwet, 5.16, tweede lid, onderdeel d, van de Regeling langdurige zorg en 2a, tweede lid, onderdeel d, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 wordt geregeld dat in de zorgovereenkomst een beding moet worden opgenomen dat in het te betalen bruto loon het vakantiegeld is verdisconteerd. De verplichting tot het opnemen van dit tarief geldt indien het betalen van vakantiebijslag als bedoeld in de Wml van toepassing is. Zie verder paragraaf 2 van het algemene deel van deze toelichting.

Artikelen I, onderdeel C, II, onderdeel C, en III, onderdeel C

In de artikelen 8c van de Regeling Jeugdwet, 5.23a van de Regeling langdurige zorg en 2c van de Uitvoerinsregeling Wmo 2015 zijn technische wijzigingen opgenomen naar aanleiding van de vernummeringen.

Artikel IV

Deze regeling treedt na publicatie in werking. Omdat het verrichten van betalingen aan de hand van maandelijkse betalingen in de uitvoeringspraktijk reeds mogelijk was, is het wenselijk dat deze wijziging zo spoedig mogelijk in werking treedt en dat deze regeling terugwerkende kracht krijgt tot en met 1 januari 2018.

Het beding aangaande het vakantiegeld treedt 1 januari 2019 in werking. Het is vanaf dat moment ook voor de overeenkomsten van opdracht verplicht om het vakantiegeld in het loon te verdisconteren als de Wml vakantiebijslag eist.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Naar boven