Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 30 november 2018, nr. IENW/BSK-2018/69557, tot wijziging van de Uitvoeringsregeling Stortbesluit bodembescherming

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 17c, eerste en tweede lid, en 17d, eerste lid, van het Stortbesluit bodembescherming;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling Stortbesluit bodembescherming wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 14d wordt als volgt gewijzigd:

Onder vervanging van de letteraanduidingen a tot en met j door gedachtestreepjes worden de volgende stortplaatsen in de alfabetische rangschikking ingevoegd:

  • Bovenveld te Hardenberg;

  • Sortiva Alkmaar te Alkmaar;

B

Na artikel 14f wordt in hoofdstuk 5a een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 14g

  • 1. Degene die stortplaats Sortiva Alkmaar te Alkmaar drijft, voldoet aan de regels die in het belang van de bescherming van het milieu zijn opgenomen in bijlage 5.

  • 2. Degene die stortplaats De Sluiner te Voorst drijft, voldoet aan de regels die in het belang van de bescherming van het milieu zijn opgenomen in bijlage 6.

C

Bijlage 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. De kaart van stortplaats De Sluiner te Voorst wordt vervangen door de kaart die is opgenomen in bijlage I bij deze regeling.

2. In de alfabetische volgorde van de naam van de stortplaats worden de kaarten van de stortplaatsen Bovenveld te Hardenberg en Sortiva Alkmaar te Alkmaar ingevoegd die zijn opgenomen in bijlage II bij deze regeling.

D

Na bijlage 4 worden twee bijlagen toegevoegd, zoals opgenomen in bijlage III bij deze regeling.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer

BIJLAGE I, BEHORENDE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL C, EERSTE LID, VAN DE REGELING VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT VAN 30 NOVEMBER 2018, TOT WIJZIGING VAN DE UITVOERINGSREGELING STORTBESLUIT BODEMBESCHERMING

Stortplaats De Sluiner te Voorst

Stortplaats De Sluiner te Voorst

BIJLAGE II, BEHORENDE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL C, TWEEDE LID, VAN DE REGELING VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU VAN 30 NOVEMBER 2018, TOT WIJZIGING VAN DE UITVOERINGSREGELING STORTBESLUIT BODEMBESCHERMING

Stortplaats Bovenveld te Hardenberg

Stortplaats Bovenveld te Hardenberg

Stortplaats Sortiva Alkmaar te Alkmaar

Stortplaats Sortiva Alkmaar te Alkmaar

BIJLAGE III, BEHORENDE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL D, VAN DE REGELING VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU VAN 30 NOVEMBER 2018, TOT WIJZIGING VAN DE UITVOERINGSREGELING STORTBESLUIT BODEMBESCHERMING

BIJLAGE 5, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 14G, EERSTE LID, VAN DE UITVOERINGSREGELING STORTBESLUIT BODEMBESCHERMING

Regels voor stortplaats Sortiva Alkmaar te Alkmaar als bedoeld in artikel 14g, eerste lid

1. Periodiek onderhoud voorzieningen

Jaarlijks worden alle percolaatdrains voor alle stortvakken doorgespoten.

2. Onttrekken percolaat

  • a. Permanent aanwezig percolaat op de folies van stortvakken 0 tot en met 8 wordt voorkomen. In deze stortvakken worden hiervoor zuigdrains op de diepste punten gerealiseerd.

  • b. In het monitoringsplan voor de stortplaats wordt opgenomen dat de onder a. genoemde stortvakken worden bemalen om permanent aanwezig percolaat op de folie te voorkomen.

3. Monitoring grondwater en percolaat

  • a. In het monitoringsplan voor de stortplaats wordt in overeenstemming met het bevoegd gezag opgenomen dat de grondwaterkwaliteit in alle controledrainputten in alle stortvakken eenmaal per jaar wordt gemeten.

  • b. Voor de aanvang van duurzaam stortbeheer wordt een goede controle uitgevoerd op lekkage van de onderafdichtingen van de stortvakken 0 tot en met 8. Deze controle betreft controle op afwijkende percolaatdebieten en controle op normoverschrijdingen van de grondwaterkwaliteit. Voor controle op afwijkende percolaatdebieten worden voor de huidige en aan te leggen stortvakken in sector 2 en 3 aparte percolaatdebietmeters inclusief monsternamepunten geïnstalleerd.

  • c. Bij controle op lekkage van de onderafdichtingen van de vakken 0 tot en met 8 via controle op normoverschrijding van de grondwaterkwaliteit wordt voorkomen dat dergelijke normoverschrijding wordt beïnvloed door andere bronnen van verontreiniging, zoals de oude stortvakken zonder onderafdichting.

  • d. Hiertoe wordt uiterlijk op 1 januari 2020 een plan van aanpak vastgesteld dat met het bevoegd gezag is overeengekomen, waarin wordt beschreven op welke wijze de voorzieningen, bedoeld onder b en c, zullen worden gerealiseerd en de oude stortvakken zonder onderafdichting zullen worden weggehaald.

BIJLAGE 6, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 14G, TWEEDE LID, VAN DE UITVOERINGSREGELING STORTBESLUIT BODEMBESCHERMING

Regels voor stortplaats De Sluiner te Voorst als bedoeld in artikel 14g, tweede lid

Regels voor stortvak 3

  • 1. In stortvak 3, zoals aangegeven op de kaart van de stortplaats die is opgenomen in bijlage 3, vindt aanvullende bemonstering en analyse van de monsters plaats door twee keer per jaar in de controledrains met de nummers 7, 18, 24 en 32 op twee plaatsen, op 60 en 120 meter vanaf de rand van het stortvak, een watermonster te nemen, zoals aangegeven op de kaart die hieronder is opgenomen.

  • 2. De monsters die overeenkomstig het eerste lid zijn genomen, worden geanalyseerd op de gidsparameters pH, EC, CZV, chloride en N-Kj, zoals opgenomen in het ‘Integraal monitorings- en urgentieplan stortplaats De Sluiner’ (Royal Haskoning, 11 augustus 2009), goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Gelderland bij besluit van 9 oktober 2009, kenmerk 2009-015694/MPM18259, hierna aangeduid als het monitoringsplan.

  • 3. De resultaten zullen worden getoetst overeenkomstig het monitoringsplan.

  • 4. Wanneer voor een gidsparameter niet wordt voldaan aan de waarde die is aangegeven in het monitoringsplan wordt actie ondernomen overeenkomstig het stappenplan dat in het monitoringsplan is opgenomen.

Kaart waarop de extra controledrains met de nummers 7, 18, 24 en 32 in stortvak 3 zijn aangegeven

Kaart waarop de extra controledrains met de nummers 7, 18, 24 en 32 in stortvak 3 zijn aangegeven

Regels voor stortvak 4

  • 1. Het percolaatniveau bedraagt niet meer dan NAP +4,10 meter, zodat in geval van lekkage de toestroom naar de drain is gewaarborgd en verspreiding van verontreiniging wordt voorkomen, zoals aangegeven in de figuur die hieronder is opgenomen.

Figuur waarin het maximaal toelaatbare percolaatniveau NAP +4,10 meter in stortvak 4 is aangegeven

Figuur waarin het maximaal toelaatbare percolaatniveau NAP +4,10 meter in stortvak 4 is aangegeven

TOELICHTING

1. Algemeen

1.1 Onderwerp en aanleiding

Deze regeling strekt tot wijziging van de Uitvoeringsregeling Stortbesluit bodembescherming (hierna: Uitvoeringsregeling) ter uitvoering van Hoofdstuk IIIA van het Stortbesluit bodembescherming (hierna: Stortbesluit). Hoofdstuk IIIA omvat een regeling die op drie zogenaamde pilotstortplaatsen, die zijn aangewezen in artikel 17b van het Stortbesluit, een experiment mogelijk maakt teneinde onderzoek te doen naar de mogelijkheid van invoering van duurzaam stortbeheer in Nederland. De wijzigingsregeling houdt in dat twee extra stortplaatsen zijn aangewezen waarop gedurende de looptijd van het experiment duurzaam stortbeheer geen bovenafdichting hoeft te worden aangebracht en dat de eerdere aanwijzing van één stortplaats wordt uitgebreid.

Bij duurzaam stortbeheer worden na afloop van het storten van afval op een stortplaats water en lucht in het stortlichaam toegelaten. Er wordt geen bovenafdichting in traditionele zin meer aangebracht, die tot doel heeft te voorkomen dat water in het stortlichaam kan terechtkomen. Er worden zelfs extra water (via infiltratie) en lucht (via beluchting) in het stortlichaam gebracht.

Water en lucht brengen biologische afbraakprocessen op gang, die de verontreinigende stoffen in stortplaatsen afbreken en het afvalpakket stabiliseren. Hierdoor wordt het potentieel van emissies van de verontreinigingen die in de stortplaats aanwezig zijn, naar bodem en grondwater geleidelijk verminderd. Dit heeft tot gevolg dat het lange termijn risico afneemt en daarmee ook de noodzaak van eeuwigdurende nazorg. Dit leidt dan weer tot aanzienlijke kostenbesparingen, met name doordat geen bovenafdichting meer hoeft te worden aangebracht

Duurzaam stortbeheer sluit aan bij het algemene uitgangspunt van het milieubeleid dat het ontstaan van milieuproblemen beter aan de bron kan worden voorkomen dan dat milieuproblemen nadat zij zijn ontstaan, achteraf weer moeten worden opgelost. Deze aanpak is een alternatief voor de traditionele aanpak overeenkomstig de zogenaamde IBC-criteria (Isoleren, Beheersen en Controleren). Daarbij blijft vermindering van het emissiepotentieel achterwege, waardoor eeuwigdurende nazorg nodig blijft om te voorkomen dat buiten de stortplaats verontreiniging optreedt, met de daaraan verbonden nazorgkosten.1

Het experiment op de pilotstortplaatsen is er op gericht om na te gaan of duurzaam stortbeheer in de praktijk werkt en of de beoogde resultaten daadwerkelijk worden verwezenlijkt.

1.2 Aanwijzing van PDS-stortplaatsen

In verband met het onderzoek op de pilotstortplaatsen biedt hoofdstuk IIIA tevens de mogelijkheid in de Uitvoeringsregeling stortplaatsen aan te wijzen, waarvoor uitstel wordt verleend van de verplichting om na beëindiging van het storten aan de bovenkant van de gestorte afvalstoffen een bovenafdichting aan te brengen (de zogenaamde PDS-stortplaatsen; PDS staat voor potentieel duurzaam stortbeheer). Indien het onderzoek naar duurzaam stortbeheer succesvol verloopt, maar een aantal stortplaatsen dat daarvoor in aanmerking komt, gedurende de looptijd van onderzoek van een bovenafdichting is voorzien, kan duurzaam stortbeheer op die stortplaatsen niet meer worden ingevoerd en worden de daarmee beoogde voordelen niet verwezenlijkt.

De pilotstortplaatsen en de PDS-stortplaatsen worden tezamen aangeduid als IDS-stortplaatsen (IDS staat voor introductie duurzaam stortbeheer).

Met de onderhavige regeling zijn in artikel 14d van de Uitvoeringsregeling aan de aanwijzing van IDS-stortplaatsen waarvoor uitstel wordt verleend van de verplichting om een bovenafdichting aan te brengen, twee nieuwe PDS-stortplaatsen toegevoegd, te weten stortplaats Bovenveld te Hardenberg en stortplaats Sortiva Alkmaar, en is de aanwijzing van één PDS-stortplaats, te weten stortplaats De Sluiner te Voorst, uitgebreid met nieuw aangewezen stortvakken (cellen).

Tevens is bijlage 3 bij de Uitvoeringsregeling gewijzigd. In deze bijlage zijn de kaarten opgenomen, waarop overeenkomstig artikel 17c, eerste lid, van het Stortbesluit voor iedere IDS-stortplaats de begrenzing is aangegeven van de delen van de stortplaats waarop geen bovenafdichting hoeft te worden aangebracht. De wijziging houdt allereerst in dat de kaart van de al aangewezen PDS-stortplaats wordt vervangen door een kaart waarop ook de nieuw aangewezen stortvakken zijn aangegeven. Daarnaast worden twee kaarten van de twee nieuwe PDS-stortplaatsen toegevoegd.

Overeenkomstig artikel 17c, tweede lid, van het Stortbesluit is in artikel 14d, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling het tijdstip waarop op elke IDS-stortplaats een bovenafdichting moet worden aangebracht, vermeld. Voor alle IDS-stortplaatsen kan uitstel worden verleend gedurende de geldingsduur van hoofdstuk IIIA van het Stortbesluit, die loopt tot uiterlijk 13 jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van dat hoofdstuk. Er is geen reden om voor de nieuw aangewezen (stortvakken van) PDS-stortplaatsen een andere datum dan de geldingsduur van hoofdstuk IIIA vast te stellen.

1.3 Regels in het belang van de bescherming van het milieu

Stortplaats Bovenveld

Voor de nieuw aangewezen stortplaats Bovenveld te Hardenberg bestaat, net als het geval was bij de eerder aangewezen PDS-stortplaatsen, geen aanleiding om op grond van artikel 17d, eerste lid, van het Stortbesluit bodembescherming in de Uitvoeringsregeling regels te stellen in het belang van de bescherming van het milieu.2 De reden hiervan is dat de voorschriften die overeenkomstig de instructieregels van het Stortbesluit aan de omgevingsvergunning voor een stortplaats moeten worden verbonden, een toereikende bescherming van het milieu bieden. Zo voorzien deze voorschriften in de verplichting om onder meer het percolaat op te vangen en af te voeren, de concentraties van verontreinigende stoffen in het percolaat te monitoren en stankoverlast te voorkomen. De voorschriften hebben ook betrekking op de situatie die ontstaat nadat het storten van afvalstoffen op de stortplaats is beëindigd.3

Het uitstel van de verplichting om een bovenafdichting aan te brengen leidt niet tot extra risico’s voor het milieu. De situatie op de stortplaats verandert hierdoor niet. Zo lang de onderafdichting haar functie goed vervult, is het standaardvoorschriftenpakket dat door het Stortbesluit is voorgeschreven, voldoende. Daarom heeft het bevoegd gezag ten behoeve van het voorstel tot aanwijzing van IDS-stortplaatsen met name de toereikendheid van de levensduur van de onderafdichting beoordeeld.

Stortplaats Sortiva Alkmaar

Voor stortplaats Sortiva Alkmaar bestaat er wel aanleiding om op grond van artikel 17d, eerste lid, van het Stortbesluit bodembescherming in het belang van de bescherming van het milieu regels te stellen. Deze zijn opgenomen in de nieuwe bijlage 5 bij de Uitvoeringsregeling.

Gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland hebben in hun voorstel om deze stortplaats aan te wijzen als PDS-stortplaats aangegeven dat het wenselijk is in het belang van de bescherming van het milieu voor deze stortplaats enkele regels te stellen. Naar aanleiding van dit voorstel heeft op ambtelijk niveau overleg plaatsgevonden tussen het ministerie en de provincie. Daarin is gebleken dat de hiervoor beschreven aanpak voor de andere PDS-stortplaatsen om geen regels te stellen niet opgaat voor stortplaats Sortiva Alkmaar. Er doen zich op deze stortplaats namelijk twee bijzondere omstandigheden voor.

In de eerste plaats bestaat het risico dat grotere zettingen dan normaal kunnen optreden, omdat de stortplaats is gelegen op een breuklijn tussen klei en veengrond.

In de tweede plaats bevinden zich op de stortplaats stortvakken die niet van een onderafdichting zijn voorzien en die derhalve geen onderdeel uitmaken van de aanwijzing als PDS-stortplaats. Vanuit deze stortvakken kan verstoring optreden van de monitoringsresultaten voor de stortvakken die wel zijn aangewezen. Het is overigens de bedoeling dat de stortvakken zonder onderafdichting op termijn worden opgeruimd. De regels hebben tot doel om eventuele zettingen en verstoringen in beeld te kunnen brengen zodat zo nodig passende vervolgmaatregelen kunnen worden genomen in het belang van de bescherming van het milieu.

De regels zijn gericht tot de exploitant van de stortplaats en werken rechtstreeks naast de omgevingsvergunning die voor de stortplaats is verleend. Anders dan de andere regels in het Stortbesluit bodembescherming en in de uitvoeringsregeling betreft het geen tot het bevoegd gezag gerichte instructieregels. In hun voorstel voor de te stellen regels hebben gedeputeerde staten aandacht besteed aan een goede aansluiting op de voorschriften van de omgevingsvergunning en de daarin gehanteerde begrippen. Daarom kunnen begripsomschrijvingen hier achterwege blijven.

Uit het voorgaande blijkt dat de regels voor stortplaats Sortiva Alkmaar verband houden met de aanwijzing als PDS-stortplaats en dat zij niet zijn bedoeld om eventuele tekortkomingen in de omgevingsvergunning te verhelpen.

Stortplaats De Sluiner

Ook voor stortplaats De Sluiner te Voorst bestaat er aanleiding om op grond van artikel 17d, eerste lid, van het Stortbesluit bodembescherming in het belang van de bescherming van het milieu regels te stellen. Deze zijn opgenomen in de nieuwe bijlage 6 bij de Uitvoeringsregeling. Van deze stortplaats was het merendeel van de stortvakken al eerder als PDS-stortplaats aangewezen. De exploitant van de stortplaats heeft gedeputeerde staten van Gelderland gevraagd ook de stortvakken 2b, 3 en 4 aan te wijzen. Voor stortvak 2b zijn gedeputeerde staten niet aan dit verzoek tegemoet gekomen, omdat zij van mening zijn dat dit stortvak niet voldoet aan de voorwaarde voor aanwijzing die in artikel 17c, vierde lid, van het Stortbesluit bodembescherming wordt gesteld, inhoudende dat het stortvak na een succesvol verloop van het experiment duurzaam storten voor toepassing van duurzame stortbeheer in aanmerking komt. De reden is dat het percolaatbeheer niet gewaarborgd is op de langere termijn. Inmiddels worden voorbereidingen getroffen voor het aanbrengen van een bovenafdichting.

Stortvak 3 kan wel als PDS-stortplaats worden aangewezen, mits er aanvullende voorschriften worden gesteld. Deze zijn opgenomen in bijlage 6 bij de Uitvoeringsregeling. Zij houden in dat aanvullende monitoring van het percolaat nodig is om een eventuele verslechtering van de kwaliteit van het grondwater tijdig te kunnen signaleren. De monitoring omvat bemonstering, analyse van de concentraties van de aangewezen gidsparameters en toetsing van de verkregen concentraties aan de toetsingswaarden. Bij een eventuele overschrijding van de toetsingswaarden moeten maatregelen worden genomen. Een en ander is uitgewerkt in het Integraal monitorings- en urgentieplan stortplaats De Sluiner’ (Royal Haskoning, 11 augustus 2009), dat door gedeputeerde staten van de provincie Gelderland is goedgekeurd op 9 oktober 2019, kenmerk 2009-015694/MPM18259.

Uit een modelberekening van ECN die is uitgevoerd om inzicht te krijgen in mogelijke effecten van een onopgemerkte lekkage van de onderafdichting, is gebleken dat alleen chloride en ammonium een overschrijding van de toegepaste toetswaarden kunnen vertonen. Het gaat om een stijging van de van nature aanwezige concentraties in het grondwater. Gelet op het geringe berekende effect van een onopgemerkte lekkage van de onderafdichting en de voorgeschreven extra monitoring, achten gedeputeerde staten de bescherming van het milieu voldoende gewaarborgd.

Ook stortvak 4 kan als PDS-stortplaats worden aangewezen. Hiervoor is een aanvullende voorschrift nodig, dat eveneens is opgenomen in bijlage 6 bij de Uitvoeringsregeling. In dit stortvak is afval gestort onder grondwaterniveau. Er is echter geen risico voor verslechtering van de kwaliteit van het grondwater indien het waterniveau in het stortvak lager blijft dan het grondwaterniveau. De vergunning voorziet in monitoring van het waterniveau en schrijft voorzieningen voor zodat overtollig water in het stortvak moet worden afgevoerd en gezuiverd. Wel is het van belang dat er een verschil tussen het waterniveau binnen en buiten het stortvak blijft van ten minste 20 cm. Er is een voorschrift opgenomen dat dit tot uitdrukking brengt (in bijlage 6 bij de Uitvoeringsregeling onder Regels voor stortvak 4). Daarom kan ook stortvak 4 naar de mening van gedeputeerde staten als PDS-stortplaats worden aangewezen.

2. Gevolgde procedure

De aanwijzing van de nieuwe (stortvakken van) PDS-stortplaatsen heeft plaatsgevonden volgens de procedure die eerder voor de aanwijzing van PDS-stortplaatsen is gevolgd.

In de toelichting bij de wijzigingsregeling waarin de eerste tranche van PDS-stortplaatsen is aangewezen4, is uitgebreid toegelicht hoe deze beoordeling plaatsvindt.

In het kort is de gevolgde procedure als volgt verlopen.

De exploitanten van de stortplaatsen die van mening zijn dat hun stortplaatsen geheel of gedeeltelijk voor duurzaam stortbeheer geschikt zijn, hebben bij het betrokken bevoegd gezag een verzoek ingediend om hun stortplaatsen aan te wijzen als PDS-stortplaatsen.

Het bevoegd gezag (gedeputeerde staten van de provincie waarin de desbetreffende stortplaats is gelegen) heeft vervolgens beoordeeld of de stortplaats voor aanwijzing in aanmerking komt. Omdat het resultaat van de beoordeling positief was heeft het bevoegd gezag voor de stortplaats vervolgens bij de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu een voorstel ingediend om die stortplaatsen aan te wijzen als PDS-stortplaatsen.

Ter uitvoering van artikel 17c, tweede lid, van het Stortbesluit heeft het bevoegd gezag voor elke voorgestelde stortplaats tevens aangegeven tot welke datum uitstel kan worden verleend van de verplichting op de stortplaats een bovenafdichting aan te brengen.

Ter uitvoering van artikel 17d van het Stortbesluit heeft het bevoegd gezag in zijn voorstel ten slotte aangegeven in hoeverre een noodzaak bestaat in aanvulling op de voorschriften die voor de stortplaats al in de omgevingsvergunning zijn opgenomen, in het belang van de bescherming van het milieu aanvullende regels te stellen.

Tijdens de voorbereiding van deze regeling heeft uitgebreid overleg plaatsgevonden tussen de betrokken provincies (als bevoegd gezag voor stortplaatsen) en de betrokken exploitanten van stortplaatsen. Dit heeft geleid tot de voorstellen van de betrokken provincies om twee nieuwe PDS-stortplaatsen aan te wijzen en één PDS-stortplaats uit te breiden.

Er heeft geen internetconsultatie plaatsgevonden, omdat deze ministeriële regeling geen ingrijpende verandering teweeg brengt in de rechten en plichten van burgers en bedrijven en ook geen ingrijpende gevolgen heeft voor de uitvoeringspraktijk.5 In het kader van de Crisis- en herstelwet was al besloten tot uitvoering van het experiment duurzaam stortbeheer. De Uitvoeringsregeling operationaliseert het experiment binnen de randvoorwaarden die daarvoor zijn gesteld, en dit geldt ook voor de onderhavige wijziging. Dit heeft als zodanig geen gevolgen voor de bedrijven die bovenafdichtingen aanbrengen. Tussen betrokken overheden en exploitanten van stortplaatsen waren al afspraken gemaakt over de voorbereiding van het experiment. Deze afspraken zijn vervolgens in onderlinge overeenstemming uitgevoerd. Er treden als gevolg van het experiment en het uitstel van de verplichting om een bovenafdichting aan te brengen geen extra gevolgen op voor het milieu en voor omwonenden van de desbetreffende stortplaatsen (zie paragraaf 1).

3. Uitvoeringslasten

Het experiment heeft mede tot doel de lasten voor stortplaatsen te verminderen. In de toelichting bij de vorige wijziging van de Uitvoeringsregeling is hierop al uitgebreid ingegaan. Berekend was dat bij een succesvol experiment ongeveer 53 miljoen euro zou kunnen worden bespaard, welk bedrag bij de aanwijzing van vijf nieuwe PDS-stortplaatsen nog zou kunnen oplopen tot 66 miljoen euro. Omdat er vooralsnog slechts twee nieuwe PDS-stortplaatsen worden aangewezen en één aanwijzing wordt uitgebreid, zal die maximale besparing niet kunnen worden gehaald. Er is sprake van een uitbreiding met ruim 18 hectare. Er was sprake van 266 hectare, met de uitbreiding wordt dat 284 hectare. Hierdoor wordt het besparingspotentieel ongeveer 57 miljoen euro.

Voor de exploitant van de nieuw aangewezen stortplaats Bovenveld te Hardenberg vloeien geen extra kosten voort uit de aanwijzing als PDS-stortplaats. Het enige gevolg daarvan is namelijk dat op die stortplaats voorlopig geen bovenafdichting hoeft te worden aangebracht en het niet nodig is gebleken in verband daarmee extra voorschriften te stellen in het belang van de bescherming van het milieu.

Voor de exploitant van de nieuw aangewezen stortplaats Sortiva Alkmaar brengen de regels die in bijlage 5 bij de Uitvoeringsregeling zijn opgenomen, wel extra kosten mee. Deze kosten zijn door de exploitant van de stortplaats en gedeputeerde staten van Noord-Holland acceptabel geacht. Indien op deze stortplaats bij het welslagen van het experiment definitief geen bovenafdichting meer zou hoeven te worden aangebracht, kunnen namelijk aanzienlijke kostenbesparingen worden verwezenlijkt. De regels zijn noodzakelijk om voor aanwijzing als PDS-stortplaats in aanmerking te komen.

Voor stortplaats de Sluiner te Voorst geldt voor de aanwijzing van extra stortvakken als PDS-stortplaats, naast de stortvakken die al eerder waren aangewezen, hetzelfde. Aanvullende regels zijn opgenomen in bijlage 6 bij de Uitvoeringsregeling.

4. Toezicht en handhaving

Gedeputeerde staten van de provincie waarin de stortplaats is gelegen, zijn overeenkomstig artikel 1.1. van de Wet milieubeheer het bevoegd gezag voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor de stortplaats en derhalve ook voor het toezicht en de handhaving met betrekking tot de bepalingen van het Stortbesluit en de Uitvoeringsregeling.

5. Gevolgde procedure en inwerkingtreding

De regeling is tot stand gekomen op voorstel van en in goed overleg met de provincies Noord-Holland, Overijssel en Gelderland.

Het ontwerp van de regeling is overeenkomstig de afspraken in artikel 6 van de Green Deal Duurzaam Stortbeheer eerst voor commentaar voorgelegd aan de Stuurgroep Introductie Duurzaam Stortbeheer, waarin partijen van de Green Deal zijn vertegenwoordigd. De stuurgroep heeft op 28 februari 2018 laten weten dat zij positief tegenover de voorgenomen regeling staat.

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. De gebruikelijke invoeringsstermijn van drie maanden bij regelgeving met relevantie voor andere overheden (Aanwijzingen voor de regelgeving, nr. 174, derde lid) is niet aangehouden, gelet op de doelgroep of de jaarindeling, aanmerkelijke ongewenste private of publieke voor- of nadelen voorkomt (Aanwijzingen voor de regelgeving, nr. 174, vierde lid, onder a). De betrokken partijen zijn het er namelijk over eens dat de betrokken stortplaatsen zo spoedig mogelijk zekerheid moet worden geboden dat zij uitstel krijgen van de verplichting tot het aanbrengen van een bovenafdichting.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer


X Noot
1

Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de nota van toelichting bij het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, derde tranche (Stb. 2012, 350).

X Noot
2

Weliswaar geeft de provincie Overijssel in haar aanmeldingsbrief (waarmee stortplaats Bovenveld is aangemeld als stortplaats die naar het oordeel van gedeputeerde staten in aanmerking komt om in de Uitvoeringsregeling als PDS-stortplaats te worden aangewezen) een overzicht van voorwaarden waaronder zij instemt met het uitstel van de verplichting om op de stortplaats een bovenafdichting aan te brengen, maar uit overleg met de provincie is gebleken dat dit overzicht bedoeld is om de exploitant op het belang van deze voorwaarden te wijzen, die al in de geldende vergunning voor de stortplaats zijn opgenomen. Deze voorwaarden hoeven daarom niet in de Uitvoeringsregeling te worden opgenomen.

X Noot
3

Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar paragraaf 2.9 van de nota van toelichting bij het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, derde tranche (Stb. 2012, 350).

X Noot
4

Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 17 mei 2016, nr. IENM/BSK-2016/93326, tot wijziging de Uitvoeringregeling Stortbesluit bodembescherming (Stcrt. 2016, 23 631).

X Noot
5

Dit is in overeenstemming met de brief van de Minister van Justitie aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag van 8 juli 2010 (Kamerstukken II 2009/10, 29 279, nr. 114).

Naar boven