TOELICHTING
1. Inleiding
Aanleiding voor deze regeling is de Wet van 9 april 2018, tot wijziging van de Elektriciteitswet
1998 en van de Gaswet (voortgang energietransitie) (hierna: Wet voortgang energietransitie).
In deze regeling worden de bepalingen in de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet en het
Besluit investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas over het investeringsplan,
het kwaliteitsborgingssysteem en meldingen van onderbrekingen of afwijkingen in het
transport van elektriciteit of gas verder uitgewerkt. Daarnaast bevat deze regeling
bepalingen over maatregelen die de netbeheerder van het gastransportnet neemt ten
aanzien van voorvallen met gas. Ook worden in aanvulling op de artikelen genoemd in
artikel 1c van de Gaswet de artikelonderdelen aangewezen uit de Gaswet waarvoor het
toezicht op de naleving bij Staatstoezicht op de Mijnen (hierna: SodM) wordt belegd.
2. Inhoud van deze regeling
2.1 Investeringsplan
In de wet zijn nieuwe bepalingen omtrent het investeringsplan geïntroduceerd voor
een betere borging van het tijdig uitvoeren van de noodzakelijke investeringen, de
mogelijkheid voor de netbeheerder om efficiënte investeringen terug te verdienen en
een heldere rolverdeling voor de hierbij betrokken partijen. Van belang is dat de
netbeheerder de noodzakelijke investeringen uitvoert conform zijn wettelijke taak,
en niet meer of minder. De Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) toetst of de
netbeheerder in redelijkheid tot het ontwerpinvesteringsplan heeft kunnen komen. Hiervoor
is het van belang dat de netbeheerder een heldere en navolgbare onderbouwing geeft
van de door hem voorgestelde investeringen. Deze regeling geeft de netbeheerder hiervoor
handvatten door – in combinatie met het Besluit investeringsplan en kwaliteit elektriciteit
en gas – nader te bepalen wat wordt verwacht van de inhoud en inrichting van het investeringsplan.
In de eerste plaats zijn nadere bepalingen opgenomen over de beschrijving van de voortgang
en realisatie van lopende investeringen en investeringen die recent zijn afgerond.
Doel hiervan is het leren van het verleden om het plannen van de investeringen in
te toekomst te verbeteren.
In de tweede plaats is nadere invulling gegeven aan de inhoud van de scenario’s waarin
de ontwikkelingen die van invloed zijn op de inrichting van het net of gastransportnet
hun weerslag vinden. Zo zal bijvoorbeeld de energietransitie leiden tot een toename
van het aanbod van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen en daardoor zal de productie
van energie minder voorspelbaar zijn. Om tot scenario’s te komen is het logisch dat
netbeheerders onderling hierover overleg voeren. Het scenario van de landelijke netbeheerder
is bijvoorbeeld van belang voor de regionale netbeheerders en andersom. Ook is het
van belang om relevant beleid van overheden in de scenario’s te betrekken. Zo zal
een regionale netbeheerder voor het bepalen van de scenario’s bijvoorbeeld rekening
moeten houden met de regionale energiestrategieën van provincies en gemeenten. In
de regeling wordt verder bepaald welke ramingen de netbeheerder voor ieder scenario
moet maken.
Uitgaande van de scenario’s verricht de netbeheerder een knelpuntenanalyse, waarmee
de risico’s voor het transport van elektriciteit of gas in kaart worden gebracht en
geprioriteerd. Deze analyse leidt tot de identificatie van knelpunten: delen van het
net of gastransportnet waarvan wordt verwacht dat zij een aanzienlijk risico vormen
voor het uitvoeren van de wettelijke taken van de netbeheerder. Het is immers (onder
andere) de wettelijke taak van de netbeheerder om te kunnen voldoen aan een redelijke
vraag naar het transport van elektriciteit en gas. In het overzicht van knelpunten
kunnen ook knelpunten zijn opgenomen die een risico vormen voor het nagestreefde kwaliteitsniveau
voor het net, zoals vastgesteld in het kwaliteitsborgingssysteem. Een dergelijk knelpunt
is te herleiden tot het borgen van de betrouwbaarheid en veiligheid van het (gastransport)net.
De knelpunten voor de lange termijn kunnen in grote lijnen worden geschetst. Inzicht
in de knelpunten op de lange termijn is van belang om bijvoorbeeld niet onbedoeld
oplossingsrichtingen uit te sluiten of om tijdig onderzoek op te starten.
Voor de landelijke netbeheerder op zee geldt de verplichting tot het uitwerken van
scenario’s en een knelpuntenanalyse niet, aangezien de Minister een scenario vaststelt
inzake de ontwikkeling van windenergie op zee.
De scenario’s en de knelpuntenanalyse zijn onderdeel van de onderbouwing van de noodzaak
van de voorgestelde investeringen. De regeling schrijft in dat verband eveneens voor
dat inzicht wordt gegeven in de onderzochte oplossingsvarianten voor de knelpunten.
Hierbij kan gedacht worden aan varianten van fysieke ingrepen in het (gastransport)net,
maar de conclusie zou ook kunnen zijn dat een knelpunt in de toekomst opgelost wordt
door externe factoren, zoals een investering in een buurland, waardoor een investering
op korte termijn niet opportuun is.
Ten aanzien van de inrichting van het investeringsplan zij vermeld dat het uitgangspunt
is dat de netbeheerder zelf het aggregatieniveau bepaalt. De twee uitzonderingen op
dat uitgangspunt zijn investeringen die onderdeel zijn van de Rijkscoördinatieregeling
en investeringen ten behoeve van het kleineveldenbeleid voor gas. Deze investeringen
moeten op projectniveau worden opgenomen. Reden hiervoor is dat de geschatte kosten
voor investeringen die in gebruik worden of zijn genomen in hetzelfde jaar waar zij
zijn gemaakt, worden verrekend via de tarieven. De omschrijving op projectniveau geeft
de ACM handvatten om de hoogte van de betreffende kosten vooraf in te schatten en
deze schatting te betrekken bij de bepaling van de toegestane jaarinkomsten van de
netbeheerder. Daarnaast geeft het de ACM inzicht in de juistheid van deze toegestane
inkomsten en de controle daarop door middel van nacalculatie.
De ACM heeft aangegeven de praktische uitvoering van deze regeling te ondersteunen
door in overleg met de netbeheerders afspraken te maken over het indienen van de investeringsplannen.
2.2 Kwaliteitsborgingssysteem
In deze regeling is ook verdere uitwerking gegeven aan het kwaliteitsborgingssysteem.
Het kwaliteitsborgingssysteem is een instrument voor de netbeheerder om de risico’s
voor het realiseren en in stand houden van de kwaliteit op de korte en lange termijn
te beheersen, door middel van het bijhouden en analyseren van informatie over verschillende
kwaliteitsaspecten.
Door de kwaliteitsprestaties op een eenduidige wijze te registreren is er een vergelijking
met het verleden mogelijk. De door de regionale netbeheerder geregistreerde gegevens
zijn medebepalend voor de kwaliteitsterm en daarmee de maximaal toegestane tarieven
die een netbeheerder in rekening mag brengen.
De nagestreefde en gerealiseerde kwaliteit van het transport van elektriciteit en
gas moet de netbeheerder weergeven door middel van prestatie-indicatoren. Dit is een
parameter voor de geleverde kwaliteit over een vastgestelde periode. De prestatie-indicatoren
zijn een middel om de kwaliteitsaspecten van een net op een eenduidige wijze uit te
drukken. Dit vergemakkelijkt het toezicht op en de transparantie over de kwaliteit
doordat prestaties uit het verleden met elkaar vergeleken kunnen worden en er een
onderlinge vergelijking tussen de verschillende regionale netbeheerders kan plaatsvinden.
Om deze reden zijn de eerder geldende prestatie-indicatoren en bijbehorende formules,
zoals omschreven in de Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas,
ook in deze regeling opgenomen en waar nodig gemoderniseerd. Nieuw bij elektriciteit
is de prestatie-indicator voor spanningskwaliteit. Deze prestatie-indicator bevat
een overzicht per netvlak (laagspanning, missenspanning, hoogspanning en extra hoogspanning)
van de overschrijdingen van de normen zoals vastgelegd in de Netcode elektriciteit.
In dit overzicht zijn de overschrijdingen waargenomen naar aanleiding van de metingen
door de netbeheerder onderscheiden ten opzichte van de vastgestelde overschrijdingen
naar aanleiding van de klachten van de afnemers. De regeling bevat eveneens een kader
waarbinnen de netbeheerder zelf prestatie-indicatoren kan toevoegen.
Verder wordt in deze regeling inhoud gegeven aan de processen binnen het kwaliteitsborgingssysteem
om het nagestreefde kwaliteitsniveau te bereiken.
Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen voorwaardenscheppende, ondersteunende
en controlerende processen. Belangrijk is het bedrijfsmiddelenregister, waarin de
informatie over de netten wordt vastgelegd. Daarnaast moeten de netbeheerders iedere
twee jaar een beoordeling maken van de toestand van het net. Daarbij zijn de prestatie-indicatoren
belangrijke parameters. Mede op basis daarvan maken de netbeheerders een analyse van
welke risico’s een bedreiging vormen voor de kwaliteit van de netten. Hiermee wordt
het risico-register actueel gemaakt. Dit risico-register vormt samen met het bedrijfsmiddelenregister,
het plan over hoe te handelen bij storingen en onderbrekingen en het onderhoudsplan
het kwaliteitsborgingssysteem. Het kwaliteitsborgingssysteem bevat daarmee alle processen
om te bepalen of de kwaliteitsdoelen worden behaald.
2.3 Calamiteitenplannen, gegevensverstrekking voorvallen en registraties
In de regeling zijn regels opgenomen over de inhoud van het calamiteitenplan dat een
netbeheerder op grond van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet elke vijf jaar ter
goedkeuring aan de Minister zendt, alsmede over de afstemming daarvan. Verder is vastgelegd
welke gegevens een beheerder van een gastransportnet verstrekt aan de Minister van
Economische Zaken en Klimaat, indien zich een voorval heeft voorgedaan. Ook is in
de regeling bepaald welke gegevens geregistreerd moeten worden ten aanzien van bij
de netbeheerder gemelde onderbrekingen in het transport van elektriciteit of gas,
afwijkingen van de eisen aan de kwaliteit van het transport van elektriciteit of gas
en waarnemingen van gaslucht. De regels ten aanzien van het calamiteitenplan en voorvallen
zijn ongewijzigd overgenomen uit de Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit
en gas.
2.4 Toezicht Staatstoezicht op de Mijnen of ACM
Tot slot worden in deze regeling de delen van de artikelen bij of krachtens de Gaswet
aangewezen waarvoor het toezicht op de naleving, samen met de in artikel 1c, eerste
lid, van de Gaswet genoemde artikelen, bij de Minister ligt. In deze regeling worden
aangewezen de delen van artikel 8 van de Gaswet en daarop gebaseerde bepalingen die
betrekking hebben op veiligheid in verband met gas. Artikel 8 bepaalt dat de netbeheerder
voor gas een doeltreffend kwaliteitsborgingssysteem moet hebben. Gelet op artikel
1c, eerste lid, van de Gaswet is de Minister aldus belast met het toezicht op de naleving
van het bepaalde bij of krachtens artikelen 5a, 8a, 11, 35a, 51 en 54 tot en met 56
van de Gaswet en – met de aanwijzing van genoemde delen van artikel 8 van de Gaswet
in deze regeling – eveneens met de aspecten van het kwaliteitsborgingsysteem die betrekking
hebben op de veiligheid met betrekking tot gas. Dit betekent dat voor deze artikel(delen)
de Minister bevoegd is. De Minister zal deze bevoegdheden voor zover het gaat om veiligheid
met betrekking tot gas mandateren aan Sodm, vanwege de deskundigheid bij SodM op het
gebied van veiligheid. Voor het overige zal ACM het toezicht in mandaat uitvoeren.
Ten aanzien van de overige artikelen van de Gaswet en de andere delen van het kwaliteitsborgingsysteem
is de ACM rechtstreeks belast met het toezicht op de naleving, op grond van artikel
1a van de Gaswet.
3. Bedrijfseffecten
Hieronder wordt ingegaan op de verschillende wijzigingen die van invloed zijn op de
bedrijfseffecten.
Investeringsplan
In het investeringsplan beschrijft en onderbouwt de netbeheerder alle geaggregeerde
uitbreidingsinvesteringen en vervangingsinvesteringen, zodat duidelijk wordt welke
ontwikkelingen een netbeheerder ziet, welke mogelijkheden er zijn om daarmee om te
gaan en tot welke investeringen dat moet leiden. Het investeringsplan komt in de plaats
van het Kwaliteits- en Capaciteitsdocument (hierna: KCD).
De netbeheerder kiest zelf het logische aggregatieniveau van de investeringen en geeft
daarbij een onderbouwing van het gekozen aggregatieniveau. Het gekozen aggregatieniveau
heeft gevolgen voor de hoogte van de regeldrukkosten. Naarmate het aggregatieniveau
hoger wordt, nemen in beginsel de regeldrukkosten af. De verwachting is dat het aggregatieniveau
vergelijkbaar zal zijn met het huidige aggregatieniveau van het KCD. Dat betekent
dat de regeldrukkosten ook vergelijkbaar zijn. De onderbouwing van het gekozen aggregatieniveau
is wel een nieuwe informatieverplichting. De extra tijdsbesteding voor deze onderbouwing
is naar verwachting zeer beperkt, de extra lasten zijn minder dan € 500.
Het investeringsplan leidt wel tot extra eenmalige lasten voor de netbeheerders. De
rapportage is weliswaar vormvrij, maar het is wel de verwachting dat er onderling
overleg tussen netbeheerders en toezichthouder zal zijn voor de nadere uitwerking
over de concrete inhoud van het investeringsplan (bijvoorbeeld indeling rapportage
ten behoeve van de onderlinge vergelijkbaarheid). Daarnaast moeten netbeheerders ook
nadenken over welke informatie op te nemen, hoe deze informatie te presenteren, etc.
Schattingen van netbeheerders lopen uiteen, maar uitgaande van een tijdsbesteding
van één week voor elektriciteit en één week voor gas per netbeheerder zijn de totale
eenmalige lasten voor de gehele sector dan gelijk aan € 40.000 (iets minder dan 10%
van de regeldrukkosten van het huidige KCD).
De regeling verplicht tot een beschrijving van de voortgang en de realisatie van de
voorgenomen investeringen in de laatste twee jaar. Deels stond deze informatie in
het KCD opgenomen en deels werd deze informatie al door de toezichthouder opgevraagd.
Per saldo veranderen – gegeven een gelijkblijvend aggregatieniveau – de regeldrukkosten
niet door dit artikel.
De regeling licht de uitwerking van de scenario’s in het investeringsplan nader toe.
Het gaat hier om het hoofdstuk ‘Capaciteit’ uit de huidige KCD. Een wijziging ten
opzichte van de huidige praktijk is de volgende. Op dit moment beschouwt een netbeheerder
meerdere scenario’s, stelt de netbeheerder vervolgens het meest waarschijnlijke scenario
vast en gebruikt dit scenario voor het vaststellen van de eventuele knelpunten in
het net. In de regeling is opgenomen dat de netbeheerder de meest realistische scenario’s
moet gebruiken voor het vaststellen van de eventuele knelpunten in het net. De landelijke
netbeheerders werkten al meerdere scenario’s uit, voor hen verandert er niets door
deze regeling. Het aantal uit te werken scenario’s is niet vastgesteld, het is aan
de netbeheerder om vast te stellen (met onderbouwing) welke scenario’s realistisch
zijn. Deze verplichting leidt tot extra regeldrukkosten. Het uitwerken van de capaciteitsknelpunten
voor meerdere scenario’s kost meer tijd dan het uitwerken van de capaciteitsknelpunten
voor één scenario. Daarbij is het op voorhand niet te zeggen of de capaciteitsknelpunten
van de meest realistische scenario’s enigszins in elkaars verlengde liggen (bijvoorbeeld
bij scenario’s voor de economische groei) of dat een ander scenario betekent dat er
een hele nieuwe analyse van de capaciteitsknelpunten moet worden gemaakt (bijvoorbeeld
bij ingezette brandstofmix of relevante Europese ontwikkelingen). Daarnaast is de
mate waarin de regionale netbeheerder op dit moment intern al werken met scenario’s
relevant voor de extra kosten. Alle regionale netbeheerders hebben op dit moment al
meerdere scenario’s gepresenteerd in hun KCD’s.
De te verwachten extra tijdsbesteding van het werken met meerdere scenario’s is daarom
beperkt. Extra handelingen die moeten worden uitgevoerd zijn het aanpassen van de
modellen, het maken van berekeningen, de analyse van de capaciteitsknelpunten, het
calculeren van relevante investeringen, overleg over uitkomsten en rapporteren over
de uitkomsten. Daarnaast moet ook een uitgebreidere toelichting worden gegeven op
de scenario’s. Schattingen van de extra tijdsbesteding als gevolg van de regeling
lopen uiteen van ongeveer 40 tot 150 uur per scenario, waarbij ieder extra scenario
wel relatief minder tijd kost. Dat zou betekenen dat de structurele regeldrukkosten
met een bedrag van € 18.000 per jaar toe gaan nemen.
In de regeling is het kwantitatieve overzicht van de uitbreidings- en vervangingsinvesteringen
uitgewerkt. Deze informatieverplichting stond eerder opgenomen in artikel 16 van de
‘Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas’. Dit leidt daarmee niet
tot extra regeldrukkosten, de kosten voor het presenteren van deze gegevens voor de
verschillende scenario’s zijn al hierboven opgenomen.
Kwaliteitsborgingssysteem
In de regeling zijn de prestatie-indicatoren opgenomen. Deze prestatie-indicatoren
stonden eerder in hoofdstuk 2, van de ‘Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit
en gas’. Nieuw in artikel 3.1 is het vierde lid (eigen indicatoren). Het gaat hier
echter niet om een verplichting, maar om een eigen keuze van de netbeheerder om al
dan niet extra prestatie-indicatoren toe te voegen. Daarom leidt dit vierde lid ook
niet tot extra regeldrukkosten.
Voor het overige zijn er geen elementen gewijzigd ten opzichte van de huidige regelgeving
‘Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas’ en de huidige codes.
Per saldo zijn de regeldrukkosten van het kwaliteitsborgingssysteem dan ook niet gewijzigd.
Voorvallen, meldingen en calamiteitenplan
In deze regeling is een nadere uitwerking van het calamiteitenplan opgenomen. Deze
informatieverplichting stond eerder opgenomen in artikel 20a van de ‘Regeling kwaliteitsaspecten
netbeheer elektriciteit en gas’.
Toezicht SodM/ACM
Het aanwijzen van de artikelen waarop de Minister toezicht houdt en waarbij het toezicht
door Sodm of ACM in mandaat zal worden uitgevoerd, leidt niet tot extra regeldrukeffecten.
Conclusie regeldrukkosten
De regeldrukkosten nemen toe door het investeringsplan (scenario’s). Per saldo nemen
de jaarlijkse regeldrukkosten door de regeling toe. Voor een groot deel betreft het
eenmalige kosten vanwege de invoering van het investeringsplan.
4. Uitvoerings- en handhaafbaarheidstoetsen
4.1 ACM
De ACM acht de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar. Wel heeft de ACM nog enkele punten
waar zij aandacht voor vraagt.
De ACM mist in de regeling een aantal bepalingen uit de ministeriële regeling kwaliteitsaspecten
netbeheer elektriciteit en gas die zij van belang acht voor haar toezicht. Het betreft
de eisen die artikel 15 van die regeling stelt aan het kwaliteitsborgingssysteem,
het ontbreken van de wettelijke verplichting om het kwaliteitsdocument openbaar te
maken en het ontbreken van de norm dat de netbeheerder de volledigheid, betrouwbaarheid
en juistheid van de registraties in het bedrijfsmiddelenregister moet waarborgen en
daar ook naar dient te handelen. Ook verzoekt de ACM de prestatie-indicatoren uit
de voorgestelde regelgeving aan te vullen om de effectiviteit van het conceptbesluit
te vergroten.
Naar aanleiding van de opmerkingen van de ACM is de indeling van artikel 3.6 van de
regeling aangepast, waardoor duidelijker is waar de eisen uit het huidige artikel
15 van de Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas in de onderhavige
regeling te vinden zijn. Ook is naar aanleiding van de opmerkingen van de ACM de prestatie-indicator
spanningskwaliteit toegevoegd. Er is in de regeling geen wettelijke verplichting om
het kwaliteitsborgingssysteem openbaar te maken. Voor de toezichtstaak van de ACM
is dit niet nodig, omdat netbeheerders de ACM toegang tot de gegevens moeten geven.
Transparantie kan daarnaast inderdaad een prikkel aan netbeheerders geven om de kwaliteit
te verbeteren. Daar staat echter tegenover dat dit tot extra lasten voor de netbeheerders
zou leiden. Daarom is ervoor gekozen om dit niet op te nemen.
4.2 SodM
De SodM acht de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar, met uitzondering van de formulering
van de aanwijzing van de SodM als toezichthouder op de veiligheid van gas. In overleg
met Sodm is de formulering van artikel 5.1 aangepast, waarbij is aangesloten bij de
formulering van artikel 1c van de Gaswet. De SodM acht de regeling na deze aanpassing
uitvoerbaar en handhaafbaar.
De SodM gaf aan de handhaafbaarheid van de veiligheid van het gastransportnet gebaat
is bij heldere normen. In het kwaliteitsborgingsysteem ontbreken deze specifieke normen.
De SodM geeft aan dat de huidige wet mogelijkheden biedt om deze specifieke normen
in de codes vast te stellen. Dit soort specifieke normen horen ook meer in de codes
thuis. SodM kan in overleg met de ACM kijken hoe zij bij het proces van de codes betrokken
kunnen worden.
De SodM gaf aan dat de regeling niet altijd eenduidig is in het taalgebruik op het
gebied van storingen, onderbrekingen, voorvallen en waarnemingen. SodM verzocht daarom
om de termen storing en onderbreking te controleren op consequent gebruik. Naar aanleiding
hiervan is de definitie van ‘aantal getroffen afnemers’ aangepast.
5. Uitkomsten consultatie
Een conceptregeling met toelichting is op 12 april tot en met 10 mei 2018 via internetconsultatie.nl
ter consultatie gepubliceerd. In totaal zijn 5 reacties op deze regeling ontvangen,
waarvan 4 openbaar mochten worden gemaakt. Deze reacties zijn te vinden op de website
www.internetconsultatie.nl. Deze reacties hebben een waardevolle bijdrage aan de totstandkoming van de regeling
geleverd. Drie van de vijf reacties zijn van netbeheerders.
De netbeheerders wijzen erop dat het wenselijk zou zijn om in de regeling een onderscheid
te maken tussen capaciteits- en kwaliteitsknelpunten. Kwaliteitsknelpunten hebben
volgens de netbeheerders geen relatie met de scenario’s. De netbeheerders geven aan
dat het maken van een scenario voor een kwaliteitsknelpunt niet voor de hand ligt.
Hoewel evident is dat scenario’s een rol spelen bij capaciteitsknelpunten, zijn deze
ook van belang bij kwaliteitsknelpunten. Zo kan een toename van duurzame energie ertoe
leiden dat bepaalde delen van het net belangrijker worden voor het transport. Een
scenario zou er dan toe kunnen leiden dat het benodigde onderhoud bijvoorbeeld eerder
dient te worden uitgevoerd.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 2.1
De netbeheerder bepaalt in het investeringsplan zelf het aggregatieniveau. In dit
artikel zijn twee uitzonderingen op dat uitgangspunt opgenomen. Voor een toelichting
daarop wordt kortheidshalve verwezen naar het algemeen deel van de toelichting.
Artikel 2.2
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, van het besluit beschrijft de netbeheerder
in het investeringsplan de voortgang en de realisatie van de investeringen die gepland
waren voor de twee jaar voorafgaande aan het investeringsplan. Artikel 2.2 van deze
regeling bepaalt dat in die beschrijving een actueel overzicht wordt gegeven van de
uitvoering van die investeringen.
Artikel 2.3
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, onderdeel b, van het besluit beschrijft de netbeheerder
in het investeringsplan de ontwikkelingen in de energiemarkt en andere ontwikkelingen
die van invloed zijn op de inrichting van het net of gastransportnet en een analyse
van de ontwikkelingen in de vorm van scenario’s. Artikel 2.3 van deze regeling geeft
nadere invulling aan de inhoud van en toelichting bij de scenario’s. In onderdelen
a en b is opgenomen welke ramingen de netbeheerder moet maken ten aanzien van de ontwikkeling
van het aanbod en de vraag van elektriciteit en gas en de daarbij passende transportcapaciteit.
Op basis van de ramingen bepaalt de netbeheerder welke scenario’s het meest realistisch
zijn.
Onderdeel b schrijft een raming voor van de vraag naar de transportcapaciteit voor
de komende tien jaar voor de netten met een spanning van 25kV of meer of met een druk
van 200 mbar of meer. Het ligt voor de hand om deze raming te baseren op de geraamde
binnenlandse productiecapaciteit, levering en het geraamde gebruik van gas en elektriciteit.
Indien van toepassing wordt ook de interconnectie met andere landen hierin betrokken.
Voor delen van het net met een lagere spanning of druk is een dergelijke langjarige
raming van de capaciteitsbehoefte niet nodig, aangezien deze delen op korte termijn
kunnen worden aangepast aan de behoefte.
Onderdeel c schrijft voor dat de totstandkoming van de scenario’s en de ramingen worden
toegelicht. De toelichting ten aanzien van de wijze waarop de ramingen tot stand zijn
gekomen zal in moeten gaan op de aannames waarop de raming is gebaseerd, zoals het
aantal aansluitingen, economische omstandigheden, voor gas de laagste temperatuur
waarbij het transport nog verzekerd moet zijn, nauwkeurigheids- en onzekerheidsmarges,
afstemming met andere netbeheerders, etcetera. Hiermee kunnen belanghebbenden en de
toezichthouder zich een beeld vormen van de waarde die zij aan het scenario kunnen
toekennen.
Artikel 2.4
In dit artikel is bepaald dat het investeringsplan een knelpuntenanalyse bevat. De
investeringen zullen zich richten op de noodzakelijke maatregelen voor het verkleinen
of voorkomen van knelpunten en de daarbij behorende risico’s. Hierbij valt te denken
aan capaciteitsknelpunten of knelpunten ten aanzien van de kwaliteit die kunnen leiden
tot uitbreidingsinvesteringen respectievelijk vervangingsinvesteringen.
Artikel 2.5
In het eerste lid van artikel 2.5 zijn nadere regels gesteld over de in het investeringsplan
op te nemen informatie over de voorgenomen investeringen. Het tweede lid werkt de
regels omtrent het kwantitatieve overzicht verder uit. Het investeringsplan bevat
een kwantitatief overzicht van de uitbreidings- en vervangingsinvesteringen op geaggregeerd
niveau. Dit lid bevat de omschrijving van de onderdelen die dit overzicht in ieder
geval moet bevatten. Ingevolge onderdeel b van het tweede lid moet worden aangegeven
of het een vervangingsinvestering of een uitbreidingsinvestering betreft. Op grond
van het tweede lid, onderdeel d, bevat het investeringsplan een planning in tijd per
jaar en een kostenraming per jaar. De planning en raming moeten worden onderbouwd.
Aan de hand van deze onderbouwing van de kosten en tijdsplanning kunnen de toetsers
van het investeringsplan en andere betrokkenen volgen hoe een investering is opgebouwd
en hoe de uitvoering naar verwachting zal verlopen in de tijd.
Artikel 2.5, tweede lid, onderdeel c, bevat een specifieke eis voor de netbeheerder
van het landelijke hoogspanningsnet. Voor interconnectoren gelden Europese eisen.
Een van die eisen is dat de beheerder van een interconnector ervoor zorgt dat de maximale
capaciteit aan de markt ter beschikking wordt gesteld voor de grensoverschrijdende
handel. Het is van belang om duidelijk te hebben wat de verwachte capaciteit voor
grensoverschrijdende handel is nadat de geplande investeringen zijn gerealiseerd.
Deze informatie is onder meer nodig voor de onderbouwing van het nut van de investering.
Artikelen 3.1 tot en met 3.5
In deze artikelen worden de verschillende verplichte prestatie-indicatoren opgesomd.
De prestatie-indicatoren stellen de netbeheerder in staat om de kwaliteit van de uitvoering
van zijn wettelijke taak te registreren, te monitoren en waar nodig bij te sturen.
In de artikelen 3.2 tot en met 3.5 zijn de formules opgenomen waarmee de prestatie-indicatoren
jaarlijkse uitvalsduur, gemiddelde onderbrekingsduur, onderbrekingsfrequentie en tijdsduur
veiligstellen storing berekend worden. Een gelijke wijze van het vaststellen van de
prestatie-indicatoren is van belang voor het transparant informeren van gebruikers
over de prestaties van de netbeheerders en de onderlinge vergelijking van regionale
netbeheerders op basis van kwaliteit.
Artikel 3.6
In de wet is aan de netbeheerder de verplichting opgelegd tot het hanteren van een
kwaliteitsborgingssysteem. In het besluit wordt de netbeheerder verplicht om het nagestreefde
en gerealiseerde kwaliteitsniveau weer te geven in de zogenoemde prestatie-indicatoren.
Dit artikel vult in wat de voorwaardenscheppende, ondersteunende en controlerende
processen zijn om het nagestreefde kwaliteitsniveau te bereiken.
Artikel 3.7
Voor een goede borging van de nagestreefde kwaliteit moet een netbeheerder op de hoogte
zijn van de toestand van zijn net, bijvoorbeeld om te kunnen vaststellen welk onderhoud
en welke (vervangings)investeringen er nodig zijn. Het bedrijfsmiddelenregister kan
daar inzicht in geven. Het eerste lid stelt dat het bedrijfsmiddelenregister informatie
bevat over alle verbindingen, leidingen en hulpmiddelen, waaronder de locatie. In
het tweede lid is beschreven wat het bedrijfsmiddelenregister voor gas dient te bevatten.
In het derde lid is een soortgelijke bepaling voor elektriciteit opgenomen.
Artikel 3.9
In dit artikel is de verplichting opgenomen het kwaliteitsborgingssysteem ten minste
eens in de zes jaar te evalueren. Dit artikel voorziet niet in de verplichting om
deze evaluatie aan de toezichthouder toe te zenden. De netbeheerder evalueert zelf
de effectiviteit van het kwaliteitsborgingssysteem en gaat zelf aan de slag met de
resultaten van de evaluatie. De toezichthouder heeft de bevoegdheid de gegevens hierover
op te vragen en deze te toetsen.
Artikel 4.1
In artikel 16d van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 51 van de Gaswet is opgenomen
dat de netbeheerder iedere vijf jaar een calamiteitenplan aan de Minister zendt. Dit
artikel geeft aan welke informatie het calamiteitenplan in elk geval moet bevatten.
De regels ten aanzien van het calamiteitenplan zijn ongewijzigd overgenomen uit de
Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas, welke met de onderhavige
regeling wordt ingetrokken.
Artikel 4.3
Op basis van het besluit wordt de netbeheerder verplicht de bij hem gemelde onderbrekingen
in het transport van elektriciteit of gas te registreren evenals afwijkingen van de
eisen aan de kwaliteit van het transport van elektriciteit of gas en waarnemingen
van gaslucht. In dit artikel wordt vastgelegd welke gegevens hiervoor geregistreerd
moeten worden. Het gaat daarbij om gegevens die per onderbreking, afwijking of waarneming
geregistreerd moeten worden vanwege de relevantie voor de berekening van de prestatie-indicatoren.
Het is van belang dat dergelijke gegevens door de netbeheerder op een eenduidige wijze
worden geregistreerd om onderlinge vergelijking mogelijk te maken, voor bijvoorbeeld
de maatstafconcurrentie bij de regionale netbeheerders. Bij maatstafconcurrentie worden
de prestaties van de verschillende regionale netbeheerders met elkaar vergeleken.
Door financiële consequenties te verbinden aan de vergelijking krijgen de regionale
netbeheerders een prikkel om efficiënt te werken. Daarnaast gaat het om registratie
van gegevens die nodig zijn voor de controle van de juistheid en de volledigheid van
de gegevens: datum, tijd, locatie, oorzaak van de onderbreking. In dit verband worden
de gegevens geregistreerd van alle onderbrekingen, waaronder onderbrekingen die vooraf
voorzien waren bijvoorbeeld als gevolg van onderhoud. De reden hiervoor is dat ook
voorziene onderbrekingen mede bepalend zijn voor de kwaliteit van het net.
Aangezien het aantal onderbrekingen en het aantal vastgestelde lekken deelverzamelingen
zijn van het aantal storingen bestaat de kans op een dubbele registratie. Dat wordt
uitdrukkelijk niet verlangd. Van belang is dat de registratie zo is dat elke indicator
zelfstandig kan worden berekend.
Artikel 5.1
In artikel 1c, eerste lid, van de Gaswet is bepaald voor welke wetsartikelen de toezichts-
en handhavingstaak bij de Minister ligt. Naast de in de wet genoemde artikelen, biedt
het tweede lid van artikel 1c van de wet de grondslag om in aanvulling daarop artikelen
of artikelonderdelen bij ministeriële regeling aan te wijzen. Artikel 5.1 van deze
regeling voorziet daar in.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes