Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 7 november 2018, nr. WJZ/18038636, houdende nadere regels over het investeringsplan en het kwaliteitsborgingssysteem van beheerders van elektriciteitsnetten en gastransportnetten en enkele andere onderwerpen (Regeling investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas)

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op de artikelen 1c, tweede lid, 8a, derde lid, en 51, tweede lid, van de Gaswet, artikel 16d, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 en de artikelen 2.1, vijfde lid, 2.2, zevende lid, 3.1, derde lid, en 4.1, tweede lid, van het Besluit investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas;

Besluit:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1.1

In deze regeling wordt verstaan onder:

aanrijdtijd bij een storing:

aantal minuten vanaf het tijdstip van ontvangst van de melding van een storing tot het tijdstip waarop een netbeheerder op de gemelde locatie aankomt;

aantal getroffen afnemers:

de som, per onderbreking, van:

  • a. het aantal afnemers dat door de onderbreking is getroffen en op 1 januari van het jaar waarin de onderbreking plaatsvond is aangesloten op het net of gastransportnet van de netbeheerder in wiens net of gastransportnet de onderbreking veroorzaakt is, en

  • b. het aantal afnemers dat door de onderbreking is getroffen en op 1 januari van het jaar waarin de onderbreking plaatsvond is aangesloten op een net of gastransportnet op een gelijk of lager spannings- of drukniveau dat is verbonden met het net of gastransportnet waarin de onderbreking is veroorzaakt;

aanvangstijdstip onderbreking:

moment van ontvangst van de eerste melding van een onderbreking, of, indien dat eerder is, het moment van vaststelling van de onderbreking door de netbeheerder;

aanvangstijdstip storing:

moment van ontvangst van de eerste melding van een storing of, indien melding niet plaatsvindt, het moment van vaststelling van de storing door de netbeheerder;

bedrijfsmiddelenregister:

register als bedoeld in artikel 3.7;

besluit:

Besluit investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas;

gastransportnet:

hetgeen daaronder wordt verstaan in de Gaswet;

net:

hetgeen daaronder wordt verstaan in de Elektriciteitswet 1998;

knelpunt:

delen van het net of gastransportnet waarvan wordt verwacht dat zij een aanzienlijk risico vormen voor een goede uitvoering van de bij of krachtens de Elektriciteitswet 1998 of Gaswet aan de netbeheerder toegekende taken;

onderbreking:

onderbreking in het transport van elektriciteit of van gas;

onderbreking in het transport van elektriciteit:

niet-beschikbaarheid van een onderdeel van een net die gepaard gaat met een onderbreking bij één of meer afnemers die ten minste vijf seconden duurt;

onderbreking in het transport van gas:

onderbreking van het transport van gas bij één of meer afnemers of een situatie waarin de druk in het landelijke gastransportnet of een gastransportnet zo laag is dat een of meer op dat net aangesloten installaties niet kunnen functioneren;

storing:

ongewilde verandering in het functioneren van een onderdeel van een net of gastransportnet, waarvoor naar het oordeel van een netbeheerder binnen vierentwintig uren maatregelen moeten worden getroffen;

tijdstip van beëindiging onderbreking:

moment waarop bij alle afnemers het transport van elektriciteit of gas op het oorspronkelijke niveau is hervat;

tijdstip van veiligstellen storing:

moment waarop een netbeheerder vaststelt dat er geen onmiddellijk gevaar voor personen of objecten meer bestaat, die het gevolg is van een storing;

totale aantal afnemers:

aantal afnemers dat op 1 januari van een jaar is aangesloten op het net of gastransportnet van de netbeheerder in wiens net of gastransportnet de onderbreking veroorzaakt is of een net of gastransportnet op een gelijk of lager spannings- of drukniveau dat is verbonden met het net of gastransportnet waarin de onderbreking is veroorzaakt;

voorziene onderbreking:

onderbreking die ten minste drie werkdagen tevoren door de netbeheerder bij de betrokken afnemers is aangekondigd.

§ 2. Investeringsplan

Artikel 2.1

  • 1. In het investeringsplan kunnen gegevens op een geaggregeerd niveau worden opgenomen, met uitzondering van:

    • a. investeringen als bedoeld in artikel 54a, tweede lid, van de Gaswet, tenzij het betreft investeringen in het gebied dat is aangewezen in de bij koninklijk besluit van 30 mei 1963, nr. 39 (Stcrt. 126) verleende winningsvergunning;

    • b. investeringen waarbij voor de realisatie de procedure, bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, van toepassing is.

  • 2. In het investeringsplan wordt het gekozen aggregatieniveau toegelicht.

Artikel 2.2

De beschrijving van de voortgang en de realisatie van de in de voorgaande twee jaren geplande investeringen, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, van het besluit, omvat op het voor die investeringen gehanteerde aggregatieniveau:

  • a. een overzicht van de afgeronde investeringen;

  • b. de realisatie ten opzichte van de planning in tijd en kostenraming per jaar van de investeringen;

  • c. in voorkomend geval de afwijkingen van de planning in tijd en kostenraming per jaar, de redenen van de afwijking, eventuele nadelige gevolgen van de afwijking voor de uitvoering van bij of krachtens de Elektriciteitswet 1998 of Gaswet aan de netbeheerder toegekende taken en de maatregelen om dergelijke afwijkingen in de toekomst te minimaliseren.

Artikel 2.3

De scenario’s, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel b, van het besluit, bevatten in ieder geval:

  • a. voor elk scenario een raming ten aanzien van de productie, import, export en levering van elektriciteit of gas;

  • b. voor elk scenario een raming van de benodigde transportcapaciteit voor de totale behoefte aan capaciteit voor de komende tien jaren voor het transport van elektriciteit voor netten met een spanning van 25 kV of meer of gastransportnetten met een druk van 200 mbar of meer;

  • c. een toelichting op de wijze waarop de scenario’s tot stand zijn gekomen en de uitgangspunten en kenmerken die per scenario zijn gehanteerd, aangevuld met:

    • 1°. een toelichting op de wijze waarop de ramingen binnen elk scenario tot stand zijn gekomen;

    • 2°. een beschrijving van de omstandigheden waaronder een scenario zich naar verwachting voordoet;

    • 3°. een toelichting op de wijze waarop in de scenario’s rekening is gehouden met overheidsbeleid dat van invloed is op de inrichting van het net of gastransportnet;

  • d. een onderbouwing waarom de gekozen scenario’s als de meest realistische worden beoordeeld.

Artikel 2.4

  • 1. Een investeringsplan, met uitzondering van een investeringsplan voor het net op zee, bevat een knelpuntenanalyse, die mede aan de hand van in het bedrijfsmiddelenregister opgenomen gegevens die relevant zijn voor het bepalen van de kwaliteit van de verbindingen, leidingen en hulpmiddelen wordt opgesteld.

  • 2. De knelpuntenanalyse bevat voor de komende tien jaar:

    • a. een overzicht van de knelpunten;

    • b. voor elk knelpunt een duiding van de voor het knelpunt relevante wettelijke taak of taken;

    • c. een toelichting op de toegepaste methodiek en uitgangspunten van de knelpuntenanalyse, aangevuld met:

      • een beschrijving van de wijze waarop de belangrijkste risico’s zijn geprioriteerd en op hun relevantie zijn beoordeeld;

      • voor elk knelpunt, een toelichting op de wijze waarop een verband is gelegd tussen het knelpunt en een scenario;

      • de termijn waarbinnen en de omstandigheden waaronder een knelpunt zich naar verwachting voordoet.

Artikel 2.5

  • 1. Een investeringsplan bevat ten aanzien van de voorgenomen investeringen, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel c, van het besluit:

    • a. de onderzochte oplossingsvarianten voor de knelpunten;

    • b. een onderbouwing van de noodzaak van een investering in relatie tot de knelpunten, onder andere aan de hand van een maatschappelijke kosten-batenanalyse.

  • 2. Een investeringsplan bevat met betrekking tot het kwantitatieve overzicht, bedoeld in artikel 2.1, derde lid, onderdeel b, van het besluit, de volgende gegevens:

    • a. de investeringen ten aanzien van de knelpunten, of, voor zover het een investeringsplan betreft voor het net op zee, ten aanzien van het ontwikkelkader, bedoeld in artikel 16e, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998;

    • b. de duiding van een investering als vervangingsinvestering of uitbreidingsinvestering;

    • c. voor de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, de verwachte capaciteit die na de investering beschikbaar komt voor grensoverschrijdende handel;

    • d. voor elke investering een onderbouwde planning in tijd en kostenraming per jaar.

§ 3. Kwaliteitsborgingssysteem

Artikel 3.1

  • 1. De prestatie-indicatoren, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel b, van het besluit, zijn:

    • a. de jaarlijkse uitvalduur;

    • b. de gemiddelde onderbrekingsduur;

    • c. de onderbrekingsfrequentie;

    • d. voor elektriciteit, per netvlak het aantal door de beheerder van het net vastgestelde overschrijdingen van op grond van artikel 36 van de Elektriciteitswet 1998 vastgestelde voorwaarden ten aanzien van spanningskwaliteit;

    • e. voor gas, het aantal door de beheerder van het gastransportnet vastgestelde lekken in het gastransportnet;

    • f. voor gas, het aantal door de beheerder van het gastransportnet vastgestelde lekken in de aansluitingen;

    • g. voor gas, de gemiddelde aanrijdtijd bij een storing;

    • h. voor gas, het aantal voorvallen dat de dood van of letsel bij een persoon dan wel schade aan een zaak of het milieu, of gevaar daarvoor, heeft veroorzaakt;

    • i. voor gas, het aantal voorvallen dat tot een grootschalige ontruiming of een grootschalige onderbreking heeft geleid.

  • 2. In afwijking van het eerste lid zijn de prestatie-indicatoren voor de netbeheerder van het landelijke gastransportnet:

    • a. het aantal voorvallen dat de dood van of letsel bij een persoon dan wel schade aan een zaak of het milieu, of gevaar daarvoor, heeft veroorzaakt;

    • b. het aantal voorvallen dat tot een grootschalige ontruiming of een grootschalige onderbreking heeft geleid;

    • c. het aantal door de netbeheerder van het landelijke gastransportnet vastgestelde lekken in het net;

    • d. het aantal door de netbeheerder van het landelijke gastransportnet vastgestelde lekken in de aansluitingen;

    • e. het aantal transportonderbrekingen, zijnde het aantal keren dat voor een netgebruiker gedurende bepaalde tijd geen transport van gas kon worden verricht of dat een netgebruiker gedurende bepaalde tijd door lage druk geen gebruik kon maken van het verrichte transport van gas, met uitzondering van transportonderbrekingen die aan de netgebruiker kunnen worden toegerekend;

    • f. de gemiddelde tijdsduur voor het veiligstellen van een storing.

  • 3. Een beheerder van een gastransportnet maakt onderscheid tussen lekken die een onmiddellijk gevaar opleveren voor personen en objecten en overige lekken.

  • 4. In aanvulling op de prestatie-indicatoren, bedoeld in het eerste en tweede lid, kan een netbeheerder eigen prestatie-indicatoren gebruiken. In dat geval geeft de netbeheerder in het document, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel b, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van de Gaswet, aan:

    • a. op welk proces van het kwaliteitsborgingssysteem de prestatie-indicator ziet;

    • b. op welke wijze de uitkomst van een indicator wordt berekend;

    • c. waarom de betreffende prestatie-indicator een juist beeld geeft van de prestatie van het kwaliteitsaspect waarop deze ziet.

  • 5. Indien een netbeheerder zowel beheerder is van het net op zee als van een ander net wordt in het document, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel b, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van de Gaswet, informatie die betrekking heeft op het net op zee separaat weergegeven.

  • 6. De gerealiseerde prestaties, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdeel c, van het besluit worden weergegeven met gebruik van de prestatie-indicatoren, bedoeld in het eerste lid of, in voorkomend geval, het tweede of vierde lid.

Artikel 3.2

De jaarlijkse uitvalduur, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel a, wordt berekend met toepassing van de volgende formule:

jaarlijkse uitvalduur = Σ (GA × T) / TA, waarbij:

GA = het aantal getroffen afnemers;

T = de tijdsduur in minuten die verstrijkt tussen het aanvangstijdstip onderbreking en het tijdstip van beëindiging onderbreking;

TA = het totale aantal afnemers;

Σ = sommatie over alle onderbrekingen van het desbetreffende jaar van registratie.

Artikel 3.3

De gemiddelde onderbrekingsduur, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel b, wordt berekend met toepassing van de volgende formule:

gemiddelde onderbrekingsduur = Σ (GA × T) / Σ GA, waarbij:

GA = het aantal getroffen afnemers;

T = de tijdsduur in minuten die verstrijkt tussen het aanvangstijdstip onderbreking en het tijdstip van beëindiging onderbreking;

Σ = sommatie over alle onderbrekingen van het desbetreffende jaar van registratie.

Artikel 3.4

De onderbrekingsfrequentie, bedoeld in 3.1, eerste lid, onderdeel c, wordt berekend met toepassing van de volgende formule:

onderbrekingsfrequentie = Σ GA / TA, waarbij:

GA = het aantal getroffen afnemers;

TA = het totale aantal afnemers;

Σ = sommatie over alle onderbrekingen van het desbetreffende jaar van registratie.

Artikel 3.5

  • 1. De gemiddelde aanrijdtijd bij een storing als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel g, wordt bepaald met toepassing van de volgende formule:

    gemiddelde aanrijdtijd bij een storing = ∑ (TR)/S, waarbij:

    TR = de aanrijdtijd bij een storing;

    S = het totale aantal storingen;

    ∑ = sommatie over alle storingen van het desbetreffende jaar van registratie.

  • 2. De gemiddelde tijdsduur voor het veiligstellen van een storing, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdeel f, wordt berekend met toepassing van de volgende formule:

    gemiddelde tijdsduur veiligstellen storing = Σ (TV) / S, waarbij:

    TV = de tijdsduur in minuten die verstrijkt tussen het aanvangstijdstip storing en het tijdstip van veiligstellen storing;

    S = het totale aantal storingen;

    Σ = sommatie over alle storingen van het desbetreffende jaar van registratie.

Artikel 3.6

De voorwaardenscheppende, ondersteunende en controlerende processen, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel c, van het besluit zijn:

  • a. het vaststellen van de benodigde gegevens, het registratieproces en de registratie van de gegevens benodigd voor het monitoren en het vaststellen van het kwaliteitsniveau;

  • b. het opstellen en toepassen van procedures voor het ontvangen en verwerken van meldingen van onderbrekingen en storingen en voor het meten en registreren van de gegevens, die nodig zijn voor de prestatie-indicatoren, bedoeld in artikel 3.1, eerste en tweede lid;

  • c. ten aanzien van de registratie van gegevens ten behoeve van de prestatie-indicatoren het vaststellen van:

    • 1°. het registratieproces,

    • de toedeling van verantwoordelijkheden binnen dat proces,

    • 3°. de wijze waarop een netbeheerder de vakbekwaamheid van de bij de registratie betrokken personen borgt en

    • 4°. de wijze waarop verlies of wijziging van geregistreerde gegevens wordt voorkomen;

  • d. het bijhouden van een bedrijfsmiddelenregister;

  • e. het gebruik van een procedure die ertoe leidt dat het register, bedoeld in onderdeel d, actueel en compleet is en dat wijzigingen met betrekking tot de bedrijfsmiddelen binnen twee maanden zijn verwerkt;

  • f. een tweejaarlijkse kwalitatieve beoordeling van de onderdelen van het net of gastransportnet, de toestand van deze onderdelen en de registratie van de wijzigingen van de toestand van de onderdelen ten opzichte van het voorgaande jaar;

  • g. het opstellen van een analyse van de risico’s die een bedreiging vormen voor het kwaliteitsniveau, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel b, van het besluit en het vaststellen van de te nemen maatregelen om te bewerkstelligen dat die risico’s zich niet voordoen, met uitzondering van de investeringen die zijn opgenomen in het investeringsplan, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 7a, eerste lid, van de Gaswet;

  • h. het opstellen van een plan waarin een netbeheerder beschrijft hoe storingen en onderbrekingen worden opgelost en waarin de organisatie van de onderhouds- en storingsdienst wordt beschreven;

  • i. het toepassen van een onderhoudsplan waarin een netbeheerder het te plegen onderhoud en de daarvoor benodigde werkzaamheden beschrijft.

Artikel 3.7

  • 1. Een bedrijfsmiddelenregister bevat een overzicht van alle verbindingen, leidingen en hulpmiddelen van het net of gastransportnet, aangeduid naar locatie, aard en type.

  • 2. Het overzicht van de leidingen en hulpmiddelen, bedoeld in het eerste lid, bevat voor een gastransportnet:

    • a. de materiaalsoort, de functie, de diameter en de lengte van de leiding;

    • b. het aanlegjaar van de leiding of, indien die niet bekend is, een gemotiveerde aanduiding van de periode waarin de leiding is gelegd;

    • c. de druk gemeten in bar waaronder een leiding gebruikt wordt;

    • d. in geval van een stalen leiding, de bekleding van de leiding en de vermelding of sprake is van kathodische bescherming van de leiding;

    • e. de stations en appendages, alsmede de datum van ingebruikneming of, indien die niet bekend is, een gemotiveerde aanduiding van de periode van ingebruikneming.

  • 3. Het overzicht van de verbindingen en hulpmiddelen, bedoeld in het eerste lid, bevat voor een net:

    • a. het materiaal van de kern, het isolatiemateriaal en de diameter van de verbinding;

    • b. het aanlegjaar van de leiding of, indien die niet bekend is, een gemotiveerde aanduiding van de periode waarin de verbinding is aangelegd;

    • c. de vermelding van het spanningsniveau waarop een verbinding functioneert;

    • d. de lengte van een verbinding tussen twee schakelstations en de lengte van elk verbindingsdeel van die verbinding;

    • e. de transformatoren, spanningsruimtes, stationsvelden en schakel- en regelstations, alsmede de datum van ingebruikneming of, indien die niet bekend is, een gemotiveerde aanduiding van de periode van ingebruikneming.

Artikel 3.8

Bij de toepassing van artikelen 3.1, eerste lid, onderdelen a tot en met c, 3.2 tot en met 3.4, 3.6, eerste lid, onderdelen b en h, maakt de netbeheerder onderscheid tussen voorziene en onvoorziene onderbrekingen.

Artikel 3.9

Een netbeheerder evalueert de effectiviteit van het kwaliteitsborgingssysteem ten aanzien van het realiseren van het nagestreefde kwaliteitsniveau ten minste eenmaal per zes jaar en indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft worden de plannen, het registratieproces en de procedures gewijzigd.

§ 4. Calamiteitenplannen, voorvallen en registraties

Artikel 4.1

  • 1. De netbeheerder beschikt over een calamiteitenplan waarin de volgende onderdelen in ieder geval aan bod komen:

    • a. de visie, uitgangspunten en strategie met betrekking tot crisismanagement;

    • b. de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van crisismanagers;

    • c. de crisisorganisatie;

    • d. de besluitvormingsstructuur;

    • e. de wijze van alarmering en opschaling van activiteiten;

    • f. interne en externe communicatieafspraken.

  • 2. De netbeheerder stemt het calamiteitenplan af met de hulpverlenende diensten die bij calamiteiten over het algemeen worden ingeschakeld.

Artikel 4.2

De netbeheerder verstrekt met betrekking tot een voorval als bedoeld in artikel 8a, eerste lid, van de Gaswet, zodra zij bekend zijn, aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat de gegevens over:

  • a. de oorzaken van het voorval en de omstandigheden waaronder het voorval zich heeft voorgedaan;

  • b. de ten gevolge van het voorval vrijgekomen gassen, alsmede hun eigenschappen en de hoeveelheden die zijn vrijgekomen;

  • c. de aard en de ernst van de gevolgen voor de mens of het milieu van het voorval;

  • d. de maatregelen die zijn genomen of worden overwogen om de gevolgen van het voorval te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken;

  • e. de maatregelen die zijn genomen of worden overwogen om te voorkomen dat het voorval zich nogmaals kan voordoen.

Artikel 4.3

  • 1. Een netbeheerder registreert ten aanzien van een onderbreking, een afwijking of een waarneming als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, van het besluit:

    • a. een uniek nummer per lek, onderbreking, afwijking of waarneming;

    • b. de datum en het tijdstip van de melding;

    • c. de locatie, de aard, de oorzaak en het aantal getroffen afnemers;

    • d. de datum en het tijdstip van aanvang en beëindiging;

    • e. het spannings- of drukniveau van het deel van het net of gastransportnet waar het geregistreerde zich heeft voorgedaan;

    • f. of de veiligheid van personen of objecten door het geregistreerde voorval onmiddellijk in gevaar is geweest.

  • 2. Een netbeheerder van een gastransportnet registreert in geval van een waarneming de wijze waarop die waarneming is gedaan.

  • 3. Een netbeheerder maakt onderbrekingen bekend via internet.

  • 4. Bij de toepassing van het eerste lid, onderdelen a tot en met e, en het derde lid, maakt de netbeheerder onderscheid tussen voorziene en onvoorziene onderbrekingen.

§ 5. Toezicht

Artikel 5.1

Als artikeldelen betreffende de kwaliteit van het transport van gas als bedoeld in artikel 1c, tweede lid, van de Gaswet worden aangewezen de delen van artikel 8 van de Gaswet en de daarop gebaseerde bepalingen die en voor zover die betrekking hebben op veiligheid in verband met gas.

§6. Slotbepalingen

Artikel 6.1

De Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas wordt ingetrokken.

Artikel 6.2

De Regeling melding aanleg- of uitbreidingsinvestering wordt ingetrokken.

Artikel 6.3

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.

Artikel 6.4

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 7 november 2018

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

TOELICHTING

1. Inleiding

Aanleiding voor deze regeling is de Wet van 9 april 2018, tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (voortgang energietransitie) (hierna: Wet voortgang energietransitie). In deze regeling worden de bepalingen in de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet en het Besluit investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas over het investeringsplan, het kwaliteitsborgingssysteem en meldingen van onderbrekingen of afwijkingen in het transport van elektriciteit of gas verder uitgewerkt. Daarnaast bevat deze regeling bepalingen over maatregelen die de netbeheerder van het gastransportnet neemt ten aanzien van voorvallen met gas. Ook worden in aanvulling op de artikelen genoemd in artikel 1c van de Gaswet de artikelonderdelen aangewezen uit de Gaswet waarvoor het toezicht op de naleving bij Staatstoezicht op de Mijnen (hierna: SodM) wordt belegd.

2. Inhoud van deze regeling

2.1 Investeringsplan

In de wet zijn nieuwe bepalingen omtrent het investeringsplan geïntroduceerd voor een betere borging van het tijdig uitvoeren van de noodzakelijke investeringen, de mogelijkheid voor de netbeheerder om efficiënte investeringen terug te verdienen en een heldere rolverdeling voor de hierbij betrokken partijen. Van belang is dat de netbeheerder de noodzakelijke investeringen uitvoert conform zijn wettelijke taak, en niet meer of minder. De Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) toetst of de netbeheerder in redelijkheid tot het ontwerpinvesteringsplan heeft kunnen komen. Hiervoor is het van belang dat de netbeheerder een heldere en navolgbare onderbouwing geeft van de door hem voorgestelde investeringen. Deze regeling geeft de netbeheerder hiervoor handvatten door – in combinatie met het Besluit investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas – nader te bepalen wat wordt verwacht van de inhoud en inrichting van het investeringsplan.

In de eerste plaats zijn nadere bepalingen opgenomen over de beschrijving van de voortgang en realisatie van lopende investeringen en investeringen die recent zijn afgerond. Doel hiervan is het leren van het verleden om het plannen van de investeringen in te toekomst te verbeteren.

In de tweede plaats is nadere invulling gegeven aan de inhoud van de scenario’s waarin de ontwikkelingen die van invloed zijn op de inrichting van het net of gastransportnet hun weerslag vinden. Zo zal bijvoorbeeld de energietransitie leiden tot een toename van het aanbod van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen en daardoor zal de productie van energie minder voorspelbaar zijn. Om tot scenario’s te komen is het logisch dat netbeheerders onderling hierover overleg voeren. Het scenario van de landelijke netbeheerder is bijvoorbeeld van belang voor de regionale netbeheerders en andersom. Ook is het van belang om relevant beleid van overheden in de scenario’s te betrekken. Zo zal een regionale netbeheerder voor het bepalen van de scenario’s bijvoorbeeld rekening moeten houden met de regionale energiestrategieën van provincies en gemeenten. In de regeling wordt verder bepaald welke ramingen de netbeheerder voor ieder scenario moet maken.

Uitgaande van de scenario’s verricht de netbeheerder een knelpuntenanalyse, waarmee de risico’s voor het transport van elektriciteit of gas in kaart worden gebracht en geprioriteerd. Deze analyse leidt tot de identificatie van knelpunten: delen van het net of gastransportnet waarvan wordt verwacht dat zij een aanzienlijk risico vormen voor het uitvoeren van de wettelijke taken van de netbeheerder. Het is immers (onder andere) de wettelijke taak van de netbeheerder om te kunnen voldoen aan een redelijke vraag naar het transport van elektriciteit en gas. In het overzicht van knelpunten kunnen ook knelpunten zijn opgenomen die een risico vormen voor het nagestreefde kwaliteitsniveau voor het net, zoals vastgesteld in het kwaliteitsborgingssysteem. Een dergelijk knelpunt is te herleiden tot het borgen van de betrouwbaarheid en veiligheid van het (gastransport)net. De knelpunten voor de lange termijn kunnen in grote lijnen worden geschetst. Inzicht in de knelpunten op de lange termijn is van belang om bijvoorbeeld niet onbedoeld oplossingsrichtingen uit te sluiten of om tijdig onderzoek op te starten.

Voor de landelijke netbeheerder op zee geldt de verplichting tot het uitwerken van scenario’s en een knelpuntenanalyse niet, aangezien de Minister een scenario vaststelt inzake de ontwikkeling van windenergie op zee.

De scenario’s en de knelpuntenanalyse zijn onderdeel van de onderbouwing van de noodzaak van de voorgestelde investeringen. De regeling schrijft in dat verband eveneens voor dat inzicht wordt gegeven in de onderzochte oplossingsvarianten voor de knelpunten. Hierbij kan gedacht worden aan varianten van fysieke ingrepen in het (gastransport)net, maar de conclusie zou ook kunnen zijn dat een knelpunt in de toekomst opgelost wordt door externe factoren, zoals een investering in een buurland, waardoor een investering op korte termijn niet opportuun is.

Ten aanzien van de inrichting van het investeringsplan zij vermeld dat het uitgangspunt is dat de netbeheerder zelf het aggregatieniveau bepaalt. De twee uitzonderingen op dat uitgangspunt zijn investeringen die onderdeel zijn van de Rijkscoördinatieregeling en investeringen ten behoeve van het kleineveldenbeleid voor gas. Deze investeringen moeten op projectniveau worden opgenomen. Reden hiervoor is dat de geschatte kosten voor investeringen die in gebruik worden of zijn genomen in hetzelfde jaar waar zij zijn gemaakt, worden verrekend via de tarieven. De omschrijving op projectniveau geeft de ACM handvatten om de hoogte van de betreffende kosten vooraf in te schatten en deze schatting te betrekken bij de bepaling van de toegestane jaarinkomsten van de netbeheerder. Daarnaast geeft het de ACM inzicht in de juistheid van deze toegestane inkomsten en de controle daarop door middel van nacalculatie.

De ACM heeft aangegeven de praktische uitvoering van deze regeling te ondersteunen door in overleg met de netbeheerders afspraken te maken over het indienen van de investeringsplannen.

2.2 Kwaliteitsborgingssysteem

In deze regeling is ook verdere uitwerking gegeven aan het kwaliteitsborgingssysteem. Het kwaliteitsborgingssysteem is een instrument voor de netbeheerder om de risico’s voor het realiseren en in stand houden van de kwaliteit op de korte en lange termijn te beheersen, door middel van het bijhouden en analyseren van informatie over verschillende kwaliteitsaspecten.

Door de kwaliteitsprestaties op een eenduidige wijze te registreren is er een vergelijking met het verleden mogelijk. De door de regionale netbeheerder geregistreerde gegevens zijn medebepalend voor de kwaliteitsterm en daarmee de maximaal toegestane tarieven die een netbeheerder in rekening mag brengen.

De nagestreefde en gerealiseerde kwaliteit van het transport van elektriciteit en gas moet de netbeheerder weergeven door middel van prestatie-indicatoren. Dit is een parameter voor de geleverde kwaliteit over een vastgestelde periode. De prestatie-indicatoren zijn een middel om de kwaliteitsaspecten van een net op een eenduidige wijze uit te drukken. Dit vergemakkelijkt het toezicht op en de transparantie over de kwaliteit doordat prestaties uit het verleden met elkaar vergeleken kunnen worden en er een onderlinge vergelijking tussen de verschillende regionale netbeheerders kan plaatsvinden. Om deze reden zijn de eerder geldende prestatie-indicatoren en bijbehorende formules, zoals omschreven in de Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas, ook in deze regeling opgenomen en waar nodig gemoderniseerd. Nieuw bij elektriciteit is de prestatie-indicator voor spanningskwaliteit. Deze prestatie-indicator bevat een overzicht per netvlak (laagspanning, missenspanning, hoogspanning en extra hoogspanning) van de overschrijdingen van de normen zoals vastgelegd in de Netcode elektriciteit. In dit overzicht zijn de overschrijdingen waargenomen naar aanleiding van de metingen door de netbeheerder onderscheiden ten opzichte van de vastgestelde overschrijdingen naar aanleiding van de klachten van de afnemers. De regeling bevat eveneens een kader waarbinnen de netbeheerder zelf prestatie-indicatoren kan toevoegen.

Verder wordt in deze regeling inhoud gegeven aan de processen binnen het kwaliteitsborgingssysteem om het nagestreefde kwaliteitsniveau te bereiken.

Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen voorwaardenscheppende, ondersteunende en controlerende processen. Belangrijk is het bedrijfsmiddelenregister, waarin de informatie over de netten wordt vastgelegd. Daarnaast moeten de netbeheerders iedere twee jaar een beoordeling maken van de toestand van het net. Daarbij zijn de prestatie-indicatoren belangrijke parameters. Mede op basis daarvan maken de netbeheerders een analyse van welke risico’s een bedreiging vormen voor de kwaliteit van de netten. Hiermee wordt het risico-register actueel gemaakt. Dit risico-register vormt samen met het bedrijfsmiddelenregister, het plan over hoe te handelen bij storingen en onderbrekingen en het onderhoudsplan het kwaliteitsborgingssysteem. Het kwaliteitsborgingssysteem bevat daarmee alle processen om te bepalen of de kwaliteitsdoelen worden behaald.

2.3 Calamiteitenplannen, gegevensverstrekking voorvallen en registraties

In de regeling zijn regels opgenomen over de inhoud van het calamiteitenplan dat een netbeheerder op grond van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet elke vijf jaar ter goedkeuring aan de Minister zendt, alsmede over de afstemming daarvan. Verder is vastgelegd welke gegevens een beheerder van een gastransportnet verstrekt aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat, indien zich een voorval heeft voorgedaan. Ook is in de regeling bepaald welke gegevens geregistreerd moeten worden ten aanzien van bij de netbeheerder gemelde onderbrekingen in het transport van elektriciteit of gas, afwijkingen van de eisen aan de kwaliteit van het transport van elektriciteit of gas en waarnemingen van gaslucht. De regels ten aanzien van het calamiteitenplan en voorvallen zijn ongewijzigd overgenomen uit de Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas.

2.4 Toezicht Staatstoezicht op de Mijnen of ACM

Tot slot worden in deze regeling de delen van de artikelen bij of krachtens de Gaswet aangewezen waarvoor het toezicht op de naleving, samen met de in artikel 1c, eerste lid, van de Gaswet genoemde artikelen, bij de Minister ligt. In deze regeling worden aangewezen de delen van artikel 8 van de Gaswet en daarop gebaseerde bepalingen die betrekking hebben op veiligheid in verband met gas. Artikel 8 bepaalt dat de netbeheerder voor gas een doeltreffend kwaliteitsborgingssysteem moet hebben. Gelet op artikel 1c, eerste lid, van de Gaswet is de Minister aldus belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens artikelen 5a, 8a, 11, 35a, 51 en 54 tot en met 56 van de Gaswet en – met de aanwijzing van genoemde delen van artikel 8 van de Gaswet in deze regeling – eveneens met de aspecten van het kwaliteitsborgingsysteem die betrekking hebben op de veiligheid met betrekking tot gas. Dit betekent dat voor deze artikel(delen) de Minister bevoegd is. De Minister zal deze bevoegdheden voor zover het gaat om veiligheid met betrekking tot gas mandateren aan Sodm, vanwege de deskundigheid bij SodM op het gebied van veiligheid. Voor het overige zal ACM het toezicht in mandaat uitvoeren. Ten aanzien van de overige artikelen van de Gaswet en de andere delen van het kwaliteitsborgingsysteem is de ACM rechtstreeks belast met het toezicht op de naleving, op grond van artikel 1a van de Gaswet.

3. Bedrijfseffecten

Hieronder wordt ingegaan op de verschillende wijzigingen die van invloed zijn op de bedrijfseffecten.

Investeringsplan

In het investeringsplan beschrijft en onderbouwt de netbeheerder alle geaggregeerde uitbreidingsinvesteringen en vervangingsinvesteringen, zodat duidelijk wordt welke ontwikkelingen een netbeheerder ziet, welke mogelijkheden er zijn om daarmee om te gaan en tot welke investeringen dat moet leiden. Het investeringsplan komt in de plaats van het Kwaliteits- en Capaciteitsdocument (hierna: KCD).

De netbeheerder kiest zelf het logische aggregatieniveau van de investeringen en geeft daarbij een onderbouwing van het gekozen aggregatieniveau. Het gekozen aggregatieniveau heeft gevolgen voor de hoogte van de regeldrukkosten. Naarmate het aggregatieniveau hoger wordt, nemen in beginsel de regeldrukkosten af. De verwachting is dat het aggregatieniveau vergelijkbaar zal zijn met het huidige aggregatieniveau van het KCD. Dat betekent dat de regeldrukkosten ook vergelijkbaar zijn. De onderbouwing van het gekozen aggregatieniveau is wel een nieuwe informatieverplichting. De extra tijdsbesteding voor deze onderbouwing is naar verwachting zeer beperkt, de extra lasten zijn minder dan € 500.

Het investeringsplan leidt wel tot extra eenmalige lasten voor de netbeheerders. De rapportage is weliswaar vormvrij, maar het is wel de verwachting dat er onderling overleg tussen netbeheerders en toezichthouder zal zijn voor de nadere uitwerking over de concrete inhoud van het investeringsplan (bijvoorbeeld indeling rapportage ten behoeve van de onderlinge vergelijkbaarheid). Daarnaast moeten netbeheerders ook nadenken over welke informatie op te nemen, hoe deze informatie te presenteren, etc. Schattingen van netbeheerders lopen uiteen, maar uitgaande van een tijdsbesteding van één week voor elektriciteit en één week voor gas per netbeheerder zijn de totale eenmalige lasten voor de gehele sector dan gelijk aan € 40.000 (iets minder dan 10% van de regeldrukkosten van het huidige KCD).

De regeling verplicht tot een beschrijving van de voortgang en de realisatie van de voorgenomen investeringen in de laatste twee jaar. Deels stond deze informatie in het KCD opgenomen en deels werd deze informatie al door de toezichthouder opgevraagd. Per saldo veranderen – gegeven een gelijkblijvend aggregatieniveau – de regeldrukkosten niet door dit artikel.

De regeling licht de uitwerking van de scenario’s in het investeringsplan nader toe. Het gaat hier om het hoofdstuk ‘Capaciteit’ uit de huidige KCD. Een wijziging ten opzichte van de huidige praktijk is de volgende. Op dit moment beschouwt een netbeheerder meerdere scenario’s, stelt de netbeheerder vervolgens het meest waarschijnlijke scenario vast en gebruikt dit scenario voor het vaststellen van de eventuele knelpunten in het net. In de regeling is opgenomen dat de netbeheerder de meest realistische scenario’s moet gebruiken voor het vaststellen van de eventuele knelpunten in het net. De landelijke netbeheerders werkten al meerdere scenario’s uit, voor hen verandert er niets door deze regeling. Het aantal uit te werken scenario’s is niet vastgesteld, het is aan de netbeheerder om vast te stellen (met onderbouwing) welke scenario’s realistisch zijn. Deze verplichting leidt tot extra regeldrukkosten. Het uitwerken van de capaciteitsknelpunten voor meerdere scenario’s kost meer tijd dan het uitwerken van de capaciteitsknelpunten voor één scenario. Daarbij is het op voorhand niet te zeggen of de capaciteitsknelpunten van de meest realistische scenario’s enigszins in elkaars verlengde liggen (bijvoorbeeld bij scenario’s voor de economische groei) of dat een ander scenario betekent dat er een hele nieuwe analyse van de capaciteitsknelpunten moet worden gemaakt (bijvoorbeeld bij ingezette brandstofmix of relevante Europese ontwikkelingen). Daarnaast is de mate waarin de regionale netbeheerder op dit moment intern al werken met scenario’s relevant voor de extra kosten. Alle regionale netbeheerders hebben op dit moment al meerdere scenario’s gepresenteerd in hun KCD’s.

De te verwachten extra tijdsbesteding van het werken met meerdere scenario’s is daarom beperkt. Extra handelingen die moeten worden uitgevoerd zijn het aanpassen van de modellen, het maken van berekeningen, de analyse van de capaciteitsknelpunten, het calculeren van relevante investeringen, overleg over uitkomsten en rapporteren over de uitkomsten. Daarnaast moet ook een uitgebreidere toelichting worden gegeven op de scenario’s. Schattingen van de extra tijdsbesteding als gevolg van de regeling lopen uiteen van ongeveer 40 tot 150 uur per scenario, waarbij ieder extra scenario wel relatief minder tijd kost. Dat zou betekenen dat de structurele regeldrukkosten met een bedrag van € 18.000 per jaar toe gaan nemen.

In de regeling is het kwantitatieve overzicht van de uitbreidings- en vervangingsinvesteringen uitgewerkt. Deze informatieverplichting stond eerder opgenomen in artikel 16 van de ‘Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas’. Dit leidt daarmee niet tot extra regeldrukkosten, de kosten voor het presenteren van deze gegevens voor de verschillende scenario’s zijn al hierboven opgenomen.

Kwaliteitsborgingssysteem

In de regeling zijn de prestatie-indicatoren opgenomen. Deze prestatie-indicatoren stonden eerder in hoofdstuk 2, van de ‘Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas’. Nieuw in artikel 3.1 is het vierde lid (eigen indicatoren). Het gaat hier echter niet om een verplichting, maar om een eigen keuze van de netbeheerder om al dan niet extra prestatie-indicatoren toe te voegen. Daarom leidt dit vierde lid ook niet tot extra regeldrukkosten.

Voor het overige zijn er geen elementen gewijzigd ten opzichte van de huidige regelgeving ‘Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas’ en de huidige codes. Per saldo zijn de regeldrukkosten van het kwaliteitsborgingssysteem dan ook niet gewijzigd.

Voorvallen, meldingen en calamiteitenplan

In deze regeling is een nadere uitwerking van het calamiteitenplan opgenomen. Deze informatieverplichting stond eerder opgenomen in artikel 20a van de ‘Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas’.

Toezicht SodM/ACM

Het aanwijzen van de artikelen waarop de Minister toezicht houdt en waarbij het toezicht door Sodm of ACM in mandaat zal worden uitgevoerd, leidt niet tot extra regeldrukeffecten.

Conclusie regeldrukkosten

De regeldrukkosten nemen toe door het investeringsplan (scenario’s). Per saldo nemen de jaarlijkse regeldrukkosten door de regeling toe. Voor een groot deel betreft het eenmalige kosten vanwege de invoering van het investeringsplan.

4. Uitvoerings- en handhaafbaarheidstoetsen

4.1 ACM

De ACM acht de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar. Wel heeft de ACM nog enkele punten waar zij aandacht voor vraagt.

De ACM mist in de regeling een aantal bepalingen uit de ministeriële regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas die zij van belang acht voor haar toezicht. Het betreft de eisen die artikel 15 van die regeling stelt aan het kwaliteitsborgingssysteem, het ontbreken van de wettelijke verplichting om het kwaliteitsdocument openbaar te maken en het ontbreken van de norm dat de netbeheerder de volledigheid, betrouwbaarheid en juistheid van de registraties in het bedrijfsmiddelenregister moet waarborgen en daar ook naar dient te handelen. Ook verzoekt de ACM de prestatie-indicatoren uit de voorgestelde regelgeving aan te vullen om de effectiviteit van het conceptbesluit te vergroten.

Naar aanleiding van de opmerkingen van de ACM is de indeling van artikel 3.6 van de regeling aangepast, waardoor duidelijker is waar de eisen uit het huidige artikel 15 van de Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas in de onderhavige regeling te vinden zijn. Ook is naar aanleiding van de opmerkingen van de ACM de prestatie-indicator spanningskwaliteit toegevoegd. Er is in de regeling geen wettelijke verplichting om het kwaliteitsborgingssysteem openbaar te maken. Voor de toezichtstaak van de ACM is dit niet nodig, omdat netbeheerders de ACM toegang tot de gegevens moeten geven. Transparantie kan daarnaast inderdaad een prikkel aan netbeheerders geven om de kwaliteit te verbeteren. Daar staat echter tegenover dat dit tot extra lasten voor de netbeheerders zou leiden. Daarom is ervoor gekozen om dit niet op te nemen.

4.2 SodM

De SodM acht de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar, met uitzondering van de formulering van de aanwijzing van de SodM als toezichthouder op de veiligheid van gas. In overleg met Sodm is de formulering van artikel 5.1 aangepast, waarbij is aangesloten bij de formulering van artikel 1c van de Gaswet. De SodM acht de regeling na deze aanpassing uitvoerbaar en handhaafbaar.

De SodM gaf aan de handhaafbaarheid van de veiligheid van het gastransportnet gebaat is bij heldere normen. In het kwaliteitsborgingsysteem ontbreken deze specifieke normen. De SodM geeft aan dat de huidige wet mogelijkheden biedt om deze specifieke normen in de codes vast te stellen. Dit soort specifieke normen horen ook meer in de codes thuis. SodM kan in overleg met de ACM kijken hoe zij bij het proces van de codes betrokken kunnen worden.

De SodM gaf aan dat de regeling niet altijd eenduidig is in het taalgebruik op het gebied van storingen, onderbrekingen, voorvallen en waarnemingen. SodM verzocht daarom om de termen storing en onderbreking te controleren op consequent gebruik. Naar aanleiding hiervan is de definitie van ‘aantal getroffen afnemers’ aangepast.

5. Uitkomsten consultatie

Een conceptregeling met toelichting is op 12 april tot en met 10 mei 2018 via internetconsultatie.nl ter consultatie gepubliceerd. In totaal zijn 5 reacties op deze regeling ontvangen, waarvan 4 openbaar mochten worden gemaakt. Deze reacties zijn te vinden op de website www.internetconsultatie.nl. Deze reacties hebben een waardevolle bijdrage aan de totstandkoming van de regeling geleverd. Drie van de vijf reacties zijn van netbeheerders.

De netbeheerders wijzen erop dat het wenselijk zou zijn om in de regeling een onderscheid te maken tussen capaciteits- en kwaliteitsknelpunten. Kwaliteitsknelpunten hebben volgens de netbeheerders geen relatie met de scenario’s. De netbeheerders geven aan dat het maken van een scenario voor een kwaliteitsknelpunt niet voor de hand ligt. Hoewel evident is dat scenario’s een rol spelen bij capaciteitsknelpunten, zijn deze ook van belang bij kwaliteitsknelpunten. Zo kan een toename van duurzame energie ertoe leiden dat bepaalde delen van het net belangrijker worden voor het transport. Een scenario zou er dan toe kunnen leiden dat het benodigde onderhoud bijvoorbeeld eerder dient te worden uitgevoerd.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2.1

De netbeheerder bepaalt in het investeringsplan zelf het aggregatieniveau. In dit artikel zijn twee uitzonderingen op dat uitgangspunt opgenomen. Voor een toelichting daarop wordt kortheidshalve verwezen naar het algemeen deel van de toelichting.

Artikel 2.2

Op grond van artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, van het besluit beschrijft de netbeheerder in het investeringsplan de voortgang en de realisatie van de investeringen die gepland waren voor de twee jaar voorafgaande aan het investeringsplan. Artikel 2.2 van deze regeling bepaalt dat in die beschrijving een actueel overzicht wordt gegeven van de uitvoering van die investeringen.

Artikel 2.3

Op grond van artikel 2.1, eerste lid, onderdeel b, van het besluit beschrijft de netbeheerder in het investeringsplan de ontwikkelingen in de energiemarkt en andere ontwikkelingen die van invloed zijn op de inrichting van het net of gastransportnet en een analyse van de ontwikkelingen in de vorm van scenario’s. Artikel 2.3 van deze regeling geeft nadere invulling aan de inhoud van en toelichting bij de scenario’s. In onderdelen a en b is opgenomen welke ramingen de netbeheerder moet maken ten aanzien van de ontwikkeling van het aanbod en de vraag van elektriciteit en gas en de daarbij passende transportcapaciteit. Op basis van de ramingen bepaalt de netbeheerder welke scenario’s het meest realistisch zijn.

Onderdeel b schrijft een raming voor van de vraag naar de transportcapaciteit voor de komende tien jaar voor de netten met een spanning van 25kV of meer of met een druk van 200 mbar of meer. Het ligt voor de hand om deze raming te baseren op de geraamde binnenlandse productiecapaciteit, levering en het geraamde gebruik van gas en elektriciteit. Indien van toepassing wordt ook de interconnectie met andere landen hierin betrokken. Voor delen van het net met een lagere spanning of druk is een dergelijke langjarige raming van de capaciteitsbehoefte niet nodig, aangezien deze delen op korte termijn kunnen worden aangepast aan de behoefte.

Onderdeel c schrijft voor dat de totstandkoming van de scenario’s en de ramingen worden toegelicht. De toelichting ten aanzien van de wijze waarop de ramingen tot stand zijn gekomen zal in moeten gaan op de aannames waarop de raming is gebaseerd, zoals het aantal aansluitingen, economische omstandigheden, voor gas de laagste temperatuur waarbij het transport nog verzekerd moet zijn, nauwkeurigheids- en onzekerheidsmarges, afstemming met andere netbeheerders, etcetera. Hiermee kunnen belanghebbenden en de toezichthouder zich een beeld vormen van de waarde die zij aan het scenario kunnen toekennen.

Artikel 2.4

In dit artikel is bepaald dat het investeringsplan een knelpuntenanalyse bevat. De investeringen zullen zich richten op de noodzakelijke maatregelen voor het verkleinen of voorkomen van knelpunten en de daarbij behorende risico’s. Hierbij valt te denken aan capaciteitsknelpunten of knelpunten ten aanzien van de kwaliteit die kunnen leiden tot uitbreidingsinvesteringen respectievelijk vervangingsinvesteringen.

Artikel 2.5

In het eerste lid van artikel 2.5 zijn nadere regels gesteld over de in het investeringsplan op te nemen informatie over de voorgenomen investeringen. Het tweede lid werkt de regels omtrent het kwantitatieve overzicht verder uit. Het investeringsplan bevat een kwantitatief overzicht van de uitbreidings- en vervangingsinvesteringen op geaggregeerd niveau. Dit lid bevat de omschrijving van de onderdelen die dit overzicht in ieder geval moet bevatten. Ingevolge onderdeel b van het tweede lid moet worden aangegeven of het een vervangingsinvestering of een uitbreidingsinvestering betreft. Op grond van het tweede lid, onderdeel d, bevat het investeringsplan een planning in tijd per jaar en een kostenraming per jaar. De planning en raming moeten worden onderbouwd. Aan de hand van deze onderbouwing van de kosten en tijdsplanning kunnen de toetsers van het investeringsplan en andere betrokkenen volgen hoe een investering is opgebouwd en hoe de uitvoering naar verwachting zal verlopen in de tijd.

Artikel 2.5, tweede lid, onderdeel c, bevat een specifieke eis voor de netbeheerder van het landelijke hoogspanningsnet. Voor interconnectoren gelden Europese eisen. Een van die eisen is dat de beheerder van een interconnector ervoor zorgt dat de maximale capaciteit aan de markt ter beschikking wordt gesteld voor de grensoverschrijdende handel. Het is van belang om duidelijk te hebben wat de verwachte capaciteit voor grensoverschrijdende handel is nadat de geplande investeringen zijn gerealiseerd. Deze informatie is onder meer nodig voor de onderbouwing van het nut van de investering.

Artikelen 3.1 tot en met 3.5

In deze artikelen worden de verschillende verplichte prestatie-indicatoren opgesomd. De prestatie-indicatoren stellen de netbeheerder in staat om de kwaliteit van de uitvoering van zijn wettelijke taak te registreren, te monitoren en waar nodig bij te sturen.

In de artikelen 3.2 tot en met 3.5 zijn de formules opgenomen waarmee de prestatie-indicatoren jaarlijkse uitvalsduur, gemiddelde onderbrekingsduur, onderbrekingsfrequentie en tijdsduur veiligstellen storing berekend worden. Een gelijke wijze van het vaststellen van de prestatie-indicatoren is van belang voor het transparant informeren van gebruikers over de prestaties van de netbeheerders en de onderlinge vergelijking van regionale netbeheerders op basis van kwaliteit.

Artikel 3.6

In de wet is aan de netbeheerder de verplichting opgelegd tot het hanteren van een kwaliteitsborgingssysteem. In het besluit wordt de netbeheerder verplicht om het nagestreefde en gerealiseerde kwaliteitsniveau weer te geven in de zogenoemde prestatie-indicatoren. Dit artikel vult in wat de voorwaardenscheppende, ondersteunende en controlerende processen zijn om het nagestreefde kwaliteitsniveau te bereiken.

Artikel 3.7

Voor een goede borging van de nagestreefde kwaliteit moet een netbeheerder op de hoogte zijn van de toestand van zijn net, bijvoorbeeld om te kunnen vaststellen welk onderhoud en welke (vervangings)investeringen er nodig zijn. Het bedrijfsmiddelenregister kan daar inzicht in geven. Het eerste lid stelt dat het bedrijfsmiddelenregister informatie bevat over alle verbindingen, leidingen en hulpmiddelen, waaronder de locatie. In het tweede lid is beschreven wat het bedrijfsmiddelenregister voor gas dient te bevatten. In het derde lid is een soortgelijke bepaling voor elektriciteit opgenomen.

Artikel 3.9

In dit artikel is de verplichting opgenomen het kwaliteitsborgingssysteem ten minste eens in de zes jaar te evalueren. Dit artikel voorziet niet in de verplichting om deze evaluatie aan de toezichthouder toe te zenden. De netbeheerder evalueert zelf de effectiviteit van het kwaliteitsborgingssysteem en gaat zelf aan de slag met de resultaten van de evaluatie. De toezichthouder heeft de bevoegdheid de gegevens hierover op te vragen en deze te toetsen.

Artikel 4.1

In artikel 16d van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 51 van de Gaswet is opgenomen dat de netbeheerder iedere vijf jaar een calamiteitenplan aan de Minister zendt. Dit artikel geeft aan welke informatie het calamiteitenplan in elk geval moet bevatten. De regels ten aanzien van het calamiteitenplan zijn ongewijzigd overgenomen uit de Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas, welke met de onderhavige regeling wordt ingetrokken.

Artikel 4.3

Op basis van het besluit wordt de netbeheerder verplicht de bij hem gemelde onderbrekingen in het transport van elektriciteit of gas te registreren evenals afwijkingen van de eisen aan de kwaliteit van het transport van elektriciteit of gas en waarnemingen van gaslucht. In dit artikel wordt vastgelegd welke gegevens hiervoor geregistreerd moeten worden. Het gaat daarbij om gegevens die per onderbreking, afwijking of waarneming geregistreerd moeten worden vanwege de relevantie voor de berekening van de prestatie-indicatoren. Het is van belang dat dergelijke gegevens door de netbeheerder op een eenduidige wijze worden geregistreerd om onderlinge vergelijking mogelijk te maken, voor bijvoorbeeld de maatstafconcurrentie bij de regionale netbeheerders. Bij maatstafconcurrentie worden de prestaties van de verschillende regionale netbeheerders met elkaar vergeleken. Door financiële consequenties te verbinden aan de vergelijking krijgen de regionale netbeheerders een prikkel om efficiënt te werken. Daarnaast gaat het om registratie van gegevens die nodig zijn voor de controle van de juistheid en de volledigheid van de gegevens: datum, tijd, locatie, oorzaak van de onderbreking. In dit verband worden de gegevens geregistreerd van alle onderbrekingen, waaronder onderbrekingen die vooraf voorzien waren bijvoorbeeld als gevolg van onderhoud. De reden hiervoor is dat ook voorziene onderbrekingen mede bepalend zijn voor de kwaliteit van het net.

Aangezien het aantal onderbrekingen en het aantal vastgestelde lekken deelverzamelingen zijn van het aantal storingen bestaat de kans op een dubbele registratie. Dat wordt uitdrukkelijk niet verlangd. Van belang is dat de registratie zo is dat elke indicator zelfstandig kan worden berekend.

Artikel 5.1

In artikel 1c, eerste lid, van de Gaswet is bepaald voor welke wetsartikelen de toezichts- en handhavingstaak bij de Minister ligt. Naast de in de wet genoemde artikelen, biedt het tweede lid van artikel 1c van de wet de grondslag om in aanvulling daarop artikelen of artikelonderdelen bij ministeriële regeling aan te wijzen. Artikel 5.1 van deze regeling voorziet daar in.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Naar boven