Tentoonstellingsbedrijven

Sociaal Fonds 2018/2021

Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 december 2018 tot wijziging van het besluit tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Sociaal Fonds Tentoonstellingsbedrijven

UAW Nr. 12041

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelezen het verzoek van CLC-VECTA Centrum voor Live Communication namens de overige partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van gewijzigde bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Partij ter ener zijde: CLC-VECTA Centrum voor Live Communication;

Partijen ter andere zijde: FNV (sector Bouwen en Wonen) en CNV Vakmensen.

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

Dictum I

Het besluit tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst 1 wordt met inachtneming van dictum II als volgt gewijzigd:

A

De onder dictum I opgenomen bepalingen worden als volgt gewijzigd:

Artikel 4 Bijdrageregeling kom te luiden:

‘Artikel 4 Bijdrageregeling

  • 1. De werkgever betaalt in 2017 en 2018 jaarlijks 0,47% en vanaf 2019 jaarlijks 0,49% van het in het verslagjaar in zijn onderneming uitbetaalde loon SV met een maximum van het premiedagloon WW aan de Stichting. Hierbij is inbegrepen het werknemersaandeel van 0,09% voor de collectieve WIA gat verzekering en het werkgeversaandeel in de collectieve ongevallenverzekering.

  • 2. Het bestuur van de Stichting heeft de bevoegdheid om, in geval van ontoereikende financiering van een doel van het Sociaal Fonds, een verzoek in te dienen bij de Cao-partijen om tussentijdse verhoging van de premie.’

Artikel 10 Collectieve ongevallenverzekering komt te luiden:

‘Artikel 10 Collectieve ongevallenverzekering

De werkgever is verplicht deel te nemen aan de collectieve ongevallenverzekering, ten behoeve van de werknemer, die voor de bedrijfstak is afgesloten.

Voor de opgegeven personen is verzekerd met ingang van 1 januari 2011:

  • a. Ter zake van overlijden van de verzekerde als enig en rechtstreeks gevolg van een ongeval, mits het overlijden plaatsvindt binnen drie jaar na dat ongeval:

    Een kapitaal ter grootte van EUR 27.000,–. Met ingang vanaf 1 januari 2019 € 32.500,–

  • b. Ter zake van blijvende invaliditeit van de verzekerde als enig en rechtstreeks gevolg van een ongeval:

Een kapitaal ter grootte van EUR 54.000,–. Met ingang van 1 januari 2019 € 65.000,–

Voor deze verzekering geldt een dekking over de gehele wereld van 24 uur per dag gedurende zeven dagen per week.

Werkgevers die kunnen aantonen zelf een collectieve ongevallenverzekering ten behoeve van hun werknemers afgesloten te hebben van ten minste hetzelfde niveau als de collectieve verzekering, worden ontheven van hun verplichting om aan de collectieve verzekering deel te nemen. Zij ontvangen uit het Fonds restitutie van dat deel van de door hen betaalde premie op grond van artikel 4 lid 1 van deze CAO, dat correspondeert met de uitgaven aan die collectieve verzekering.’

Dictum II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en heeft geen terugwerkende kracht.

’s-Gravenhage, 13 december 2018

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, M.H.M. van der Goes

Naar boven