ARTIKEL I
De Regeling identificatie en registratie van dieren wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De lettering van de onderdelen in de opsomming vervalt. De onderdelen worden alfabetisch
gerangschikt.
2. De punt aan het slot van het onderdeel ‘vervoerseenheid’ wordt vervangen door een
puntkomma.
3. De onderdelen ‘minister’ en ‘ministerie’ komen te luiden:
- minister:
-
Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
- ministerie:
-
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
4. In alfabetische volgorde worden de volgende onderdelen ingevoegd:
- beer:
-
geslachtsrijp varken van het mannelijk geslacht, bestemd voor de fokkerij;
- gelt:
-
geslachtsrijp varken van het vrouwelijk geslacht dat nog niet heeft geworpen, bestemd
voor de fokkerij;
- zeug:
-
varken van het vrouwelijk geslacht na de worp van haar eerste biggen.
B
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
Onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid wordt na het vierde lid een lid
ingevoegd, luidende:
-
5. In afwijking van het vierde lid is het merk waarmee varkens worden geïdentificeerd
en voor de slacht worden aangeboden, het door de minister toegelaten gebruiksmerk,
bedoeld in artikel 12l, derde lid, met dien verstande dat dit merk uitsluitend bij
zeugen, gelten en beren aangebracht mag worden.
C
Artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt ‘merken en slachtmerken’ vervangen door ‘merken, slachtmerken
en gebruiksmerken’.
2. Het derde lid, onderdeel a, wordt gewijzigd als volgt:
a. In de aanhef wordt na ‘de hoeveelheid geleverde slachtmerken’ ingevoegd ‘, de hoeveelheid
geleverde gebruiksmerken’.
b. In het tweede gedachtestreepje wordt ‘artikel 8, vijfde lid,’ vervangen door ‘artikel
8, zesde lid,’.
3. In de onderdelen c en d wordt ‘merken en slachtmerken’ telkens vervangen door ‘merken,
slachtmerken en gebruiksmerken’.
D
Artikel 12k wordt gewijzigd als volgt:
1. In de aanhef wordt ‘artikel 8, tweede en vierde lid,’ vervangen door ‘artikel 8,
tweede, vierde en vijfde lid,’.
2. In de onderdelen a en b wordt de zinsnede ‘het merk of slachtmerk’ telkens vervangen
door ‘het merk, slachtmerk of gebruiksmerk’.
E
Artikel 12l wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘het merk of slachtmerk’ telkens vervangen door ‘het merk,
slachtmerk of gebruiksmerk’.
2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt ‘artikel 5 van de richtlijn 92/102;’ vervangen
door ‘artikel 5 van de richtlijn 2008/71/EG;’.
3. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt na het tweede lid een lid
ingevoegd, luidende:
4. Het vierde lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. De zinsnede ‘tweede lid, onderdelen e en g,’ wordt vervangen door ‘tweede lid, onderdelen
e en g, en het derde lid, onderdeel d,’.
b. De zinsnede ‘merkdeel onderscheidenlijk slachtmerk’ wordt vervangen door ‘merkdeel,
slachtmerk onderscheidenlijk gebruiksmerk’.
F
In artikel 12n, eerste en tweede lid, wordt na ‘merk of slachtmerk’ telkens vervangen
door ‘merk, slachtmerk of gebruiksmerk’.
G
In artikel 29, vierde lid, wordt na de zinsnede ‘met een slachtmerk als bedoeld in
artikel 8, vierde lid, onderdeel a’ toegevoegd ‘, of met een gebruiksmerk als bedoeld
in artikel 8, vijfde lid’.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.
TOELICHTING
1. Inleiding
Voor een goede bedrijfsvoering is het wenselijk dat houders van fokvarkens (varkens
die worden ingezet voor het verkrijgen van nakomelingen) hun varkens individueel kunnen
merken. Deze regeling maakt dit mogelijk door de introductie van het zogeheten ‘gebruiksmerk’.
Een bijkomend gevolg van het gebruiksmerk is dat een derde lichamelijke ingreep bij
deze varkens voor het aanbieden voor de slacht niet meer nodig is.
2. Huidige situatie
De vrijstelling voor houders van zeugen, gelten en beren ten behoeve van de fokkerij
voor het toepassen van een derde lichamelijke ingreep voor identificatie is vervallen.
Hierdoor ondervinden de houders van deze groep varkens moeilijkheden met het op individueel
niveau herkennen van varkens op het bedrijf. De groep fokvarkens betreft ongeveer
10% van de totale populatie van varkens in Nederland.
Op grond van de regelgeving ter bescherming van dierenwelzijn (artikel 2.7 Besluit
diergeneeskundigen) is het toegestaan om twee ingrepen in het kader van identificatie
en registratie aan te brengen. Zeugen, gelten en beren die uiteindelijk naar de slacht
worden gebracht, hebben op basis van de huidige regelgeving al een tweetal merken.
Ten eerste zijn ze gemerkt met het verplichte I&R-merk en vervolgens worden ze vlak
voordat ze naar het slachthuis gaan, gemerkt met een slachtmerk. Een slachtmerk is
een metalen clip die aan de rand van het oor wordt aangebracht. Er is dus voor de
houder van deze groep varkens geen mogelijkheid meer om een merk aan te brengen dat
ook in het kader van de eigen bedrijfsvoering toegepast kan worden. Het Besluit diergeneeskundigen
staat een derde ingreep ten behoeve van identificatie niet toe.
Individuele herkenning van varkens is noodzakelijk voor een goede bedrijfsvoering,
omdat zo onder andere kan worden voorzien in het toepassen van voer- en stalsystemen
die gericht zijn op de specifieke behoefte van een varken. Het al verplichte I&R-merk
voor de varkens voldoet niet aan deze wens, omdat dit merk klein is om daarop ook
nog goed leesbaar een individueel bedrijfsnummer te plaatsen. Een groter merk inbrengen
vlak na de geboorte is niet mogelijk bij de jonge biggen. Op het moment dat varkens
worden afgevoerd naar een slachthuis worden ze gemerkt met een slachtmerk. Deze is
voor de bedrijfsvoering niet goed bruikbaar, omdat dit merk klein en moeilijk afleesbaar
is. Ook kan hier geen elektronische chip aan gekoppeld worden.
Om individuele identificatie van varkens op het bedrijf toch mogelijk te maken heb
ik, in overleg met de varkenssector, gezocht naar een werkbare oplossing. Hieruit
is het voorstel naar voren gekomen om een gebruiksmerk te introduceren. De onderhavige
wijzigingsregeling maakt de toepassing van het gebruiksmerk mogelijk. Enerzijds voorziet
dit merk in de mogelijkheid van individuele herkenning van fokvarkens op bedrijfsniveau
en anderzijds is het een volwaardig merk voor het aanbieden van varkens voor de slacht
(zie artikel 8, vijfde lid). Richtlijn 2008/71/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen
van 15 juli 2008 met betrekking tot de identificatie en registratie van varkens (PbEu
L 213) laat hiertoe ook de ruimte.
3. Gebruiksmerk
In artikel 12l, derde lid, worden eisen gesteld aan de vormgeving van het gebruiksmerk.
Zo wordt gesteld dat op het gebruiksmerk het UBN van het bedrijf vermeld is vanwaar
de varkens, al dan niet via een verzamelcentrum, naar het slachthuis worden vervoerd.
Dit is dus het UBN van een primair varkensbedrijf, en niet van een verzamelcentrum.
Hierdoor is het niet meer nodig dat bij afvoer naar een slachthuis ook nog een slachtmerk
wordt aangebracht. Door deze werkwijze blijft het aantal ingrepen voor identificatie
maximaal twee.
Artikel 8, vijfde lid, regelt dat het gebruiksmerk alleen bij fokvarkens toegepast
mag worden. Voor biggen bestemd voor het afmesten is het toepassen van het gebruiksmerk
niet toegestaan. In de praktijk kan het gebruiksmerk worden toegepast in één oor bij
gelten, zeugen en beren.
4. Notificatie technische voorschriften
Deze regeling is ter notificatie voorgelegd aan de Europese Commissie. Er zijn hierop
geen opmerkingen ontvangen.
5. Regeldruk
De wijziging leidt niet tot extra administratieve lasten. Het gebruiksmerk vervangt
de werkwijze van het aanbrengen van een bedrijfsmerk dat eerder, op grond van de vrijstelling,
werd toegepast. Na het gebruik van een gebruiksmerk is het aanbrengen van een slachtmerk
niet meer mogelijk. De regels die op het gebruik van beide merken van toepassing zijn,
zijn vergelijkbaar. Hierdoor is ook de administratieve last die beide merken met zich
brengen vergelijkbaar. De keus van een houder van fokvarkens voor een gebruiksmerk
brengt daarom geen extra administratieve lasten met zich ten opzichte van het toepassen
van een slachtblik.
De afvoer van fokvarkens naar slachthuizen beperkt zich tot enkele specifieke slachthuizen
die zijn ingericht voor de slacht van deze categorie varkens. De betreffende slachthuizen
worden geïnformeerd over de mogelijk andere wijze van identificatie door middel van
het gebruiksmerk in plaats van het slachtblik. Het toepassen van het gebruiksmerk
zal geen effect hebben op de regeldruk voor slachthuizen. Het UBN nummer dat in een
slachthuis wordt afgelezen is net als bij een slachtblik ook op het gebruiksmerk af
te lezen.
De leveranciers van gebruiksmerken kunnen een verzoek tot goedkeurig via de gebruikelijke
procedure indienen bij RVO.nl. Het gebruiksmerk komt in grote lijnen overeen met de
kwalificaties van het I&R-merk. Het betreft een beperkt aantal leveranciers die een
gebruiksmerk overeenkomstig onderhavige regeling kunnen produceren en leveren.
6. Vaste Verandermomenten en inwerkingtreding
De regeling treedt in werking per 1 januari 2019 hiermee is voldaan aan het kabinetsbeleid
inzake vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309). 1 januari 2019 is gekozen als moment voor inwerkingtreding, omdat de sector dan
voldoende tijd heeft om zich op de mogelijkheid van het toepassen van een gebruiksmerk
in te stellen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten