De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op artikel 10.1 van de Wet dieren;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling diergeneesmiddelen wordt als volgt gewijzigd:
Bijlage 4 wordt als volgt gewijzigd:
-
1. In onderdeel B, tweede lid, wordt ‘1 januari 2019’ vervangen door ‘1 januari 2022’.
-
2. Voor het onderdeel ‘Vrijstelling vaccin ter voorkoming van Q-koorts bij schapen’ wordt
de aanduiding ‘F.’ vervangen door ‘G.’.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.
's-Gravenhage, 30 oktober 2018
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
TOELICHTING
Het mengsel CO2/O2 wordt momenteel als diergeneesmiddel gebruikt voor de verdoving van biggen voor hun
castratie. Voor dit diergeneesmiddel is geen vergunning afgegeven. Om toepassing toch
mogelijk te maken, geldt een vrijstelling. Deze vrijstelling zou per 1 januari 2019
vervallen. Met deze regeling is deze vrijstelling verlengd, zodat het mogelijk blijft
om biggen met CO2/O2 te verdoven voor hun castratie. De vrijstelling is tot 1 januari 2022 verleend. Op
die datum is naar verwachting de nieuwe Europese diergeneesmiddelenverordening van
toepassing geworden. De figuur van de vrijstelling zal dan niet meer worden gebruikt
voor diergeneesmiddelen. Indien de Europese diergeneesmiddelenverordening niet tijdig
in werking zal treden, dan blijft de figuur van de vrijstelling ook na 1 januari 2022
relevant.
Het castreren van biggen is toegestaan op grond van artikel 2.8, tweede lid, onderdeel
b, van de Wet dieren in samenhang met artikel 2.3, onderdeel a, van het Besluit diergeneeskundigen.
De vrijstelling die met deze regeling wordt verlengd is een vrijstelling van het verbod
van artikel 2.19, eerste lid, van de Wet dieren. Deze bepaling verbiedt het toepassen
en met het oog daarop onder meer het voorhanden hebben of in voorraad hebben en het
afleveren van een diergeneesmiddel waarvoor geen vergunning is afgegeven.
Tevens is de aanduiding voor het onderdeel ‘Vrijstelling vaccin ter voorkoming van
Q-koorts bij schapen’ in bijlage 4 geactualiseerd. Deze actualisatie is het gevolg
van een verlettering en betreft geen inhoudelijke wijziging.
Deze regeling heeft geen gevolgen voor de regeldruk. Met de inwerkingtreding van deze
regeling wordt aangesloten bij het beleid van vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn.
Op grond van dit beleid treden ministeriële regelingen in werking met ingang van 1 januari,
1 april, 1 juli of 1 oktober en bedraagt de termijn tussen publicatiedatum en datum
van inwerkingtreding ten minste twee maanden.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten