Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 30 oktober 2018, nr. WJZ/18235710, houdende wijziging van de Regeling diergeneesmiddelen in verband met het verlengen van een tijdelijke vrijstelling voor een diergeneesmiddel ter verdoving van biggen

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 10.1 van de Wet dieren;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling diergeneesmiddelen wordt als volgt gewijzigd:

Bijlage 4 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. In onderdeel B, tweede lid, wordt ‘1 januari 2019’ vervangen door ‘1 januari 2022’.

  • 2. Voor het onderdeel ‘Vrijstelling vaccin ter voorkoming van Q-koorts bij schapen’ wordt de aanduiding ‘F.’ vervangen door ‘G.’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 30 oktober 2018

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

Het mengsel CO2/O2 wordt momenteel als diergeneesmiddel gebruikt voor de verdoving van biggen voor hun castratie. Voor dit diergeneesmiddel is geen vergunning afgegeven. Om toepassing toch mogelijk te maken, geldt een vrijstelling. Deze vrijstelling zou per 1 januari 2019 vervallen. Met deze regeling is deze vrijstelling verlengd, zodat het mogelijk blijft om biggen met CO2/O2 te verdoven voor hun castratie. De vrijstelling is tot 1 januari 2022 verleend. Op die datum is naar verwachting de nieuwe Europese diergeneesmiddelenverordening van toepassing geworden. De figuur van de vrijstelling zal dan niet meer worden gebruikt voor diergeneesmiddelen. Indien de Europese diergeneesmiddelenverordening niet tijdig in werking zal treden, dan blijft de figuur van de vrijstelling ook na 1 januari 2022 relevant.

Het castreren van biggen is toegestaan op grond van artikel 2.8, tweede lid, onderdeel b, van de Wet dieren in samenhang met artikel 2.3, onderdeel a, van het Besluit diergeneeskundigen. De vrijstelling die met deze regeling wordt verlengd is een vrijstelling van het verbod van artikel 2.19, eerste lid, van de Wet dieren. Deze bepaling verbiedt het toepassen en met het oog daarop onder meer het voorhanden hebben of in voorraad hebben en het afleveren van een diergeneesmiddel waarvoor geen vergunning is afgegeven.

Tevens is de aanduiding voor het onderdeel ‘Vrijstelling vaccin ter voorkoming van Q-koorts bij schapen’ in bijlage 4 geactualiseerd. Deze actualisatie is het gevolg van een verlettering en betreft geen inhoudelijke wijziging.

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de regeldruk. Met de inwerkingtreding van deze regeling wordt aangesloten bij het beleid van vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn. Op grond van dit beleid treden ministeriële regelingen in werking met ingang van 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober en bedraagt de termijn tussen publicatiedatum en datum van inwerkingtreding ten minste twee maanden.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven