Circulaire over beoordeling aanvraag vreemdelingenreisdocument in het licht van internationale betrekkingen

Doelstelling: informeren

Juridische grondslag: de Paspoortwet en de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001

Relaties met andere circulaire: BZK circulaire aanvraagprocedure reisdocument voor vluchtelingen of voor vreemdelingen

Ingangsdatum: 1 oktober 2018

Geldig tot: n.v.t.

Van: Het Ministerie van Buitenlandse Zaken

Directoraat-generaal Europese Samenwerking

Directie Consulaire dienstverlening en Visumbeleid

Afdeling Visum- en Reisdocumentenbeleid

Contactgegevens: Consulaire Service Organisatie

Telefoonnummer: 070-3484007

Email: CSO-specials@minbuza.nl

Datum: 28 september 2018

1. Inleiding

Met ingang van 1 oktober 2018 is de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 (PUN) gewijzigd. De wijziging betreft onder meer een nieuwe werkwijze voor de vaststelling van de aanspraak op een vreemdelingenreisdocument. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft een circulaire gestuurd over de wijziging van de procedure voor de aanvraag van een reisdocument vluchtelingen of voor vreemdelingen.

Deze circulaire van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is een specificatie van de BZK circulaire op het onderdeel controle van de internationale betrekkingen. Doel van deze circulaire is de burgemeester of gezaghebber te informeren in welke situaties er op voorhand geen bedenkingen bestaan tegen de honorering van een aanvraag van een vreemdelingenreisdocument in het licht van internationale betrekkingen. De circulaire bevat een aantal leidraden om vast te stellen of een aanvraag een standaardsituatie betreft of niet. Tevens biedt deze circulaire de burgemeester en gezaghebber een handreiking over hoe om te gaan met deze leidraden. De circulaire beschrijft:

  • De rol van de Minister van Buitenlandse Zaken in de aanvraagprocedure

  • Waartoe de leidraden dienen

  • Leidraden t.a.v. vaststellen standaard aanvragen

  • Wat te doen met niet-standaard aanvragen

  • De rechtsbescherming

2. De rol van de Minister van Buitenlandse Zaken in de aanvraagprocedure

De vaststelling van de aanspraak op een vreemdelingenreisdocument omvat drie onderdelen:

  • 1. Beoordeling van gegevens als bedoeld in artikel 12 PUN door de uitgevende autoriteit (de burgemeester of gezaghebber) waar de aanvraag in ontvangst is genomen;

  • 2a. Beoordeling van mogelijke verblijfsrechtelijke bedenkingen als bedoeld in artikel 13 PUN door de Minister van Justitie en Veiligheid, en;

  • 2b. Beoordeling in het licht van de internationale betrekkingen als bedoeld in artikel 14 PUN door de Minister van Buitenlandse Zaken.

De verstrekking van reisdocumenten aan vreemdelingen vindt enkel in uitzonderlijke situaties plaats omdat dit naar internationale opvatting een inbreuk op de soevereiniteit van een andere staat oplevert. Alleen die staat zelf bepaalt in beginsel aan welke onderdanen hij een reisdocument afgeeft. Verstrekking van een reisdocument aan een vreemdeling zal daarom in principe dan ook alleen kunnen plaatsvinden indien deze vreemdeling van zijn land, noch van enig ander land een reisdocument kan verkrijgen of reeds verkregen heeft.

De burgemeester of gezaghebber raadpleegt de Minister van Buitenlandse Zaken voor de beoordeling in het licht van de internationale betrekkingen. De Minister van Buitenlandse Zaken beziet of de aanvrager geen reisdocument van een ander land kan verkrijgen dan wel kan aantonen dat van hem redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat hij van een ander land een reisdocument aanvraagt en beoordeelt of er bedenkingen zijn in verband met internationale betrekkingen.

3. Waartoe dienen de leidraden

In een grote meerderheid van de gevallen is op voorhand duidelijk dat vanuit het oogpunt van de internationale betrekkingen er geen bedenkingen zijn tegen verstrekking van een reisdocument. In hoofdstuk 4 van deze circulaire staan de standaardaanvragen omschreven waarin de uitgevende autoriteit ervan uit kan gaan dat er geen bedenkingen zijn, waarmee feitelijk is vastgesteld dat aan de voorwaarden voor een aanspraak op een vreemdelingenreisdocument is voldaan. Door middel van enkele leidraden is eenvoudig vast te stellen of een aanvraag binnen één van drie typen standaardaanvragen valt.

Als er naar aanleiding van deze circulaire geen bedenkingen aan het licht zijn gekomen, hoeft de aanvraag niet ter beoordeling aan de Minister van Buitenlandse Zaken worden gestuurd. Deze aanvragen kunnen wat betreft de beoordeling in het licht van internationale betrekkingen zelfstandig worden afgedaan door de burgemeester of gezaghebber. In de overige gevallen toetst de Minister van Buitenlandse Zaken de aanvraag inhoudelijk en informeert de uitgevende autoriteit schriftelijk over het individuele geval.

4. Leidraden t.a.v. vaststellen standaardaanvragen

Met onderstaande leidraden van de Minister van Buitenlandse Zaken kan de uitgevende autoriteit vaststellen dat een aanvrager aanspraak maakt op een vreemdelingenreisdocument in het licht van internationale betrekkingen. Het betreft de volgende drie standaardaanvragen:

  • Een vervolgaanvraag voor een vreemdelingenreisdocument;

  • een aanvraag waarvan de aanvrager uit een uitzonderingsland komt; of

  • een aanvraag die valt binnen het 5 jaren-beleid.

Deze drie typen aanvragen worden hieronder uitgewerkt.

4.1 Een vervolgaanvraag voor een vreemdelingenreisdocument

Een aanvraag kan worden goedgekeurd door de burgemeester of gezaghebber indien de aanvrager al eerder een vreemdelingenreisdocumentheeft gekregen.

4.2 Een aanvraag waarvan de aanvrager komt uit een uitzonderingsland

De aanvrager heeft de nationaliteit van een land dat staat op de uitzonderingslijst en de IND heeft ontheffing verleend van het paspoortvereiste.

Van een uitzonderingsland staat reeds vast dat er in Nederland of omringende landen geen nationale vertegenwoordiging is die een reisdocument kan verstrekken aan betrokkene. Op de uitzonderingslijst staan de landen: Somalië, Sierra Leone, Liberia en Guinee.

Een aanvrager uit één van deze landen hoeft niet zelf aan te tonen dat hij of zij geen reisdocument kan krijgen van de eigen autoriteiten.

4.3 Een aanvraag die valt binnen het 5 jaren-beleid:

De aanvrager bevindt zich langer dan vijf jaar legaal in Nederland EN de IND heeft ontheffing verleend van het paspoortvereiste.

Of een aanvrager zich reeds langer dan vijf jaar in Nederland bevindt is vast te stellen volgens de toets van de IND. De IND vult hiervoor onder onderdeel 2a de datum van inschrijving in het IND-informatiesysteem in.

5. Wat te doen met niet-standaardaanvragen

Als blijkt dat de aanvraag niet binnen één van de drie typen standaardaanvragen valt dan dient de aanvrager met andere bewijsstukken aan te tonen dat van hem redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat hij van de eigen autoriteiten een reisdocument verstrekt krijgt. Hierbij kan gedacht worden aan onbeantwoorde aangetekende brieven van de aanvrager aan de ambassade of het consulaat van het land waarvan de aanvrager de nationaliteit bezit. Het kan ook een reactie van de ambassade of consulaat zijn dat geen reisdocument verstrekt kan worden. In de praktijk kan het voorkomen dat de aanvrager stelt geen contact op te kunnen nemen met het consulaat. In een dergelijke geval zal de aanvrager dit moeten onderbouwen met bewijsstukken (bijv. door middel van verzendbewijzen). De burgemeester of gezaghebber stuurt onderdeel 1 en 2a (IND) van het C1 formulier en de bewijsstukken aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Ook indien twijfel bestaat bij de burgemeester of gezaghebber of een aanvraag onder één van bovengenoemde standaardsituaties valt dan stuurt de burgemeester of gezaghebber het C1 formulier een aanvullende stukken aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

De Minister van Buitenlandse Zaken informeert de burgemeester of gezaghebber schriftelijk en gemotiveerd over mogelijke bedenkingen door het terugsturen van het C1 formulier onderdeel 1 en 2a (IND) aangevuld met onderdeel 2b. Op basis van deze schriftelijke motivering van de Minister van Buitenlandse Zaken kan de burgemeester of gezaghebber een gemotiveerd besluit nemen over de aanspraak.

6. Rechtsbescherming

De burgemeester of gezaghebber neemt een besluit over de aanspraak en over de aanvraag voor een vreemdelingenreisdocument. Voor het besluit geldt de reguliere bezwaar- en beroepsprocedure. Indien het bezwaar betrekking heeft op onderdeel 2b, en de schriftelijke motivering van de Minister van Buitenlandse Zaken onvoldoende toereikend is om een reactie op het bezwaarschrift mee af te handelen of hoorzitting mee voor te bereiden dan kan contact opgenomen worden met het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor ondersteuning (CSO-specials@minbuza.nl). Om te zorgen dat de burgemeester of gezaghebber kan voldoen aan de wettelijke termijnen zal het Ministerie van Buitenlandse Zaken er naar streven om binnen twee weken na ontvangst van de email een reactie te sturen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zal maatwerk leveren afhankelijk van het bezwaar of de beroepsprocedure, en bijstand kan in overleg met de burgemeester of gezaghebber in verschillende vormen (schriftelijk, telefonisch of in persoon) plaatsvinden.

7. Nadere informatie

U kunt voor vragen over deze circulaire contact opnemen met de Consulaire Service Organisatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, te bereiken op telefoonnummer 070-3484007 of CSO-specials@minbuza.nl. Let op: Stuur geen persoonsgegevens onbeveiligd via e-mail. Als u contact zoekt over een specifieke aanvraag neem dan telefonisch contact op.

Het C1 formulier en aanvullende stukken kunt u sturen naar:

Ministerie van Buitenlandse Zaken

CSO-specials

Postbus 20061

2500EB Den Haag

Beslisboom standaardaanvragen vreemdelingenreisdocument

Beslisboom standaardaanvragen vreemdelingenreisdocument
Naar boven