TOELICHTING
Algemeen
Inleiding
Door het aansluiten van woonboten op de riolering of op een individuele behandeleenheid
voor afvalwater (IBA) worden ongezuiverde lozingen op het oppervlaktewater voorkomen,
waardoor de waterkwaliteit verbetert. Vanaf 2007 wordt op basis van de Subsidieregeling
riolering woonboten aan eigenaren van woonboten een subsidie verstrekt als tegemoetkoming
in de kosten van de aanleg, zijnde aanschaf en installatie, van een voorziening om
ongezuiverde lozingen op het oppervlaktewater tegen te gaan. In 2010 is deze subsidieregeling
ten behoeve van een soepele uitvoering gewijzigd en verlengd tot 1 januari 2011. De
regeling is echter van toepassing gebleven op woonboten die opgenomen zijn in het
gemeentelijk rioleringsplan of het daarop gebaseerde saneringsplan en waaromtrent
met de gemeente overeenstemming is bereikt over een gefaseerde uitvoering tot uiterlijk
1 juli 2017 (artikel 9, tweede lid, van de Subsidieregeling riolering woonboten).
Met de onderhavige nieuwe regeling wordt feitelijk een verdere verlenging beoogd van
de genoemde en inmiddels vervallen subsidieregeling, nu gebleken is dat nog niet in
alle beoogde gevallen een beroep op de voorgaande subsidieregeling gedaan kon worden.
Gemeenten hebben ten aanzien van die gevallen aangegeven uiterlijk in 2020 tot uitvoering
van een gemeentelijk rioleringsplan over te gaan. Ook blijkt het eerder beschikbaar
gestelde budget niet uitgeput.
Achtergrond
De sanering van lozingen van woonboten is een langdurig en lastig proces. Er bestaat
weerstand bij woonbootbewoners, omdat de aan te brengen voorzieningen hoge kosten
met zich meebrengen. Uit de in 2007 gemaakte inventarisatie kwam naar voren dat ongeveer
1800 woonboten voor een bijdrage in aanmerking konden komen. Duidelijk is dat een
beperkt deel hiervan, circa 200 woonboten, geen gebruik hebben kunnen maken van de
regeling.
De voorwaarde voor subsidieverlening lag vooral op het vlak van de voorgenomen aansluiting
op het riool, vastgelegd in het gemeentelijk rioleringsplan of een daarop gebaseerd
saneringsplan, dan wel een convenant met resultaatsverplichting tussen gemeente en
waterbeheerder(s) met hetzelfde oogmerk. De daarin opgenomen planning is niet in alle
gevallen gehaald. In een aantal situaties blijken gemeenten namelijk, ondanks eerdere
toezeggingen, niet in staat te zijn geweest om rioolvoorzieningen binnen de looptijd
van de regeling te realiseren. Vanwege de financiële crisis, planologische ontwikkelingen,
juridische procedures en het zoeken naar technische oplossingen hebben een aantal
gemeenten op de locaties van woonboten nog geen riolering aangelegd en in sommige
gevallen zal deze ook niet in de nabije toekomst worden aangelegd. Landelijk gaat
het om circa 200 woonboten die nog aangesloten moeten worden op de riolering of waarvan
de ongezuiverde lozing gesaneerd moet worden door aan te sluiten op een IBA. Dit is
circa 14% van alle woonboten op rijkswateren. De gemeenten die voornemens zijn een
riolering aan te leggen, hebben toegezegd dat zij die uiterlijk in 2020 gerealiseerd
zullen hebben. Deze nieuwe subsidieregeling is primair op die gevallen gericht. Daarnaast
is in een aantal gevallen te laat duidelijkheid verkregen over (al dan niet) aanleg
van de gemeentelijke riolering, waardoor van gemeentewege wel de riolering is aangelegd,
maar de woonbooteigenaren niet in staat waren tijdig, dat wil zeggen binnen de geldingsduur
van de vorige subsidieregeling, de benodigde voorzieningen te realiseren en hiervoor
een aanvraag te doen. Ook op die gevallen ziet de regeling.
Sanering lozingen huishoudelijk afvalwater
De onderhavige subsidieregeling richt zich op het beëindigen van het lozen van huishoudelijk
afvalwater op rijkswateren door de eigenaren van woonboten te stimuleren de woonboot
aan te sluiten op het openbaar riool of een IBA. Na deze aansluiting wordt een financiële
bijdrage verstrekt. De subsidieregeling is alleen van toepassing op woonboten met
een ligplaats in rijkswateren; watersystemen of onderdelen daarvan die in beheer zijn
bij het Rijk (artikel 1.1 van de Waterwet). De Minister van Infrastructuur en Waterstaat
is bevoegd gezag voor deze wateren. De waterschappen zijn verantwoordelijk voor de
regionale wateren. In veel gevallen hebben zij vergelijkbare subsidieregelingen vastgesteld.
De financiële bijdrage, met een maximum van € 2.000,– per aanvraag, is bedoeld om
de aanschaf van een voor de aansluiting op de riolering noodzakelijke voorziening
aan boord van de woonboot te stimuleren en de financiële barrière voor een deel weg
te nemen. Dit houdt verband met het feit dat de kosten van aansluiting bij een woonboot
door de specifieke situatie in het algemeen hoger zijn dan een gemiddelde huisaansluiting.
Ten opzichte van de vorige subsidieregeling zijn de subsidiabele kostenposten aangepast.
Daarbij is aansluiting gezocht bij de nu voorhanden zijnde technische mogelijkheden,
waaronder geheel nieuw ontwikkelde systemen. Ook zijn de bedragen afgestemd op het
huidige prijsniveau van de verschillende onderdelen. Gekozen is voor een subsidiëring
in de vorm van een vast bedrag per onderdeel van de te maken kosten voor de verschillende
handelingen. Verwacht wordt dat de subsidie in de regel 25% van de te maken kosten
afdekt.
Als aansluiting op de riolering niet mogelijk is omdat een riolering ontbreekt of
op meer dan 40 meter afstand van de woonboot is gelegen, is toch subsidie mogelijk
als de woonboot wordt aangesloten op een IBA. De eigenaar van de woonboot zal immers
ook in dat geval over moeten gaan tot de aanschaf van een boordvoorziening. Systemen
waarbij de IBA geïntegreerd is in de boordvoorziening zijn ook subsidiabel.
Evenredigheidsbeginsel
In het algemeen geldt als uitgangspunt dat de kosten van aansluiting op de riolering
worden gedragen door de eigenaar van het pand of de woonboot. Dit principe wordt echter
begrensd door het evenredigheidsbeginsel. Dat beginsel (opgenomen in artikel 3:4,
tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht), en het daarmee samenhangende beginsel
van de gelijkheid voor de openbare lasten (égalité devant les charges publiques) brengt
met zich mee dat de nadelige kosten van een besluit tot het verminderen en tegengaan
van ongezuiverde lozingen van huishoudelijk afvalwater van woonboten in rijkswateren,
zoals de kosten van een boordvoorziening of de aansluiting op een IBA, niet onevenredig
mogen zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen of de kosten van
aansluiting in andere gevallen. Gegeven de hogere kosten die de eigenaar van een woonboot
moet maken ten opzichte van een gemiddelde huisaansluiting, ligt het in de rede om
aan woonbooteigenaren een bijdrage te verlenen in de kosten van aanschaf van de noodzakelijke
voorzieningen om aansluiting op de riolering of een IBA te realiseren.
Aansluiten bij decentraal beleid
Voor veel waterschappen, gemeenten en provincies is het evenredigheidsbeginsel en
de daaromtrent ontwikkelde jurisprudentie inmiddels aanleiding geweest om ten behoeve
van de sanering van lozingen binnen en buiten de bebouwde kom één of meer subsidieregelingen
tot stand te brengen. Het wordt wenselijk geacht hierbij aan te sluiten en als beheerder
van de rijkswateren te beschikken over een subsidieregeling ten behoeve van de sanering
van ongezuiverde lozingen.
Subsidieplafond en subsidiabele kosten
Het budget dat beschikbaar is voor het subsidiëren van een deel van de kosten van
aanschaf van een boordvoorziening ter aansluiting op de riolering of een IBA bedraagt
€ 400.000,– voor de duur van deze regeling. Per aanvraag geldt bovendien een maximumbedrag
van € 2.000,–. Het bedrag is daarmee, op basis van de huidige inzichten, voldoende
om de resterende (200) woonboten te voorzien van een boordvoorziening.
Wettelijk kader
De regeling is gebaseerd op de Kaderwet subsidies I en M en het Kaderbesluit subsidies
I en M (hierna: Kaderbesluit). De Kaderwet subsidies I en M (artikel 3, eerste lid,
onder g) geeft de mogelijkheid om bij ministeriële regeling subsidies te verstrekken
voor activiteiten die passen in het beleid inzake water. Deze wet vormt de wettelijke
basis voor de onderhavige regeling. Verder is de grondslag voor deze regeling gelegen
in het Kaderbesluit. De bepalingen van het Kaderbesluit zijn dan ook van toepassing
op de subsidieverstrekking op grond van onderhavige regeling, ook wanneer er niet
expliciet in de regeling naar verwezen wordt. Voor de subsidieontvanger is dan ook
niet alleen deze regeling, maar ook het Kaderbesluit van belang. Het gaat om onder
meer artikel 6, eerste lid (voor subsidie in aanmerking komende kosten), artikel 8
(subsidieplafond en wijze van verdeling), en artikel 15, eerste en vijfde lid (subsidie
wordt verstrekt in de vorm van een vast bedrag), van het Kaderbesluit.
Europese aspecten
De subsidie kan worden verstrekt aan eigenaren van woonboten, particulieren niet zijnde
ondernemingen in de zin van het EU-recht. Er is daarom geen sprake van staatssteun
in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie.
Uitvoering
Voor de uitvoering van deze regeling is een beleidsregel vastgesteld ter invulling
van het begrip deugdelijke boordvoorziening als bedoeld in artikel 5, tweede lid,
van de regeling. Die beleidsregel bevat het programma van eisen waaraan een boordvoorziening
moet voldoen, alsmede enkele tips en aanbevelingen.
Deze regeling wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Het
correspondentieadres is Postbus 10073, 8000 GB Zwolle. Ook wordt hier verwezen naar
de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland voor meer informatie, modellen
en het programma van eisen (www.rvo.nl/rioleringwoonboten).
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland heeft ook de voorganger van deze regeling
uitgevoerd en is derhalve bekend met de uitvoering.
Regeldrukeffecten
De subsidieregeling is in hoofdzaak een voortzetting van Subsidieregeling riolering
woonboten. Gekozen is voor de systematiek dat het verlenen van de subsidie tevens
het verstrekken van de subsidie is. Immers, de subsidie kan pas worden aangevraagd
als de boordvoorziening is aangebracht en een schouwrapport is opgemaakt. Modellen
van het aanvraagformulier en het schouwrapport zijn op te vragen bij de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland en zijn op elkaar afgestemd. De aanvrager dient afschriften
van de facturen en het schouwrapport bij de aanvraag te overleggen. Ook voor het vastleggen
van het schouwrapport wordt subsidie verstrekt. Verwacht wordt dat de aanvrager ongeveer
1,5 uur met de afwikkeling van de aanvraag bezig is. Dat komt per aanvraag neer op
€ 42,– per aanvraag. Dat is 2.1% van het maximale subsidiebedrag per aansluiting.
Ten opzichte van de vorige subsidieregeling hoeven minder bewijsmiddelen bij de aanvraag
te worden gevoegd. De administratieve lasten voor de aanvragers zijn hierdoor minder
dan bij de vorige regeling.
De subsidieregeling is aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) voorgelegd ter
toetsing. Het adviescollege heeft besloten geen formeel advies uit te brengen, omdat
de regeling geen omvangrijke regeldrukeffecten tot gevolg heeft.
Risicoanalyse
De risico’s met betrekking tot misbruik of oneigenlijk gebruik van subsidies die worden
verstrekt op grond van deze regeling worden klein geacht. Het aantal eigenaren dat
voor een subsidie in aanmerking komt, is bekend. De subsidie is gemaximeerd tot € 2.000,–
per woonboot en de aanvraag tot subsidie kan pas na de uitvoering van de werkzaamheden
worden ingediend. Er is een subsidieplafond vastgesteld waarbinnen de te verwachten
aanvragen gehonoreerd kunnen worden.
Advisering en consultatie
Er heeft geen internetconsultatie plaatsgevonden, omdat hier sprake is van een ministeriële
regeling die geen significante verandering brengt in de rechten en plichten van burgers,
bedrijven en instellingen of die grote gevolgen heeft voor de uitvoeringspraktijk.
Het betreft een voortzetting van een subsidieregeling voor dezelfde activiteiten.
Op grond van het kabinetsstandpunt inzake internetconsultatie (Kamerstukken II 2009/10,
29 279, nr. 114 en Kamerstukken II 2012/13, 29 362, nr. 224) kon internetconsultatie aldus achterwege blijven.
Voorhangprocedure
Artikel 4.10 van de Comptabiliteitswet 2016 bepaalt dat een voorhang bij de Tweede
Kamer verplicht is als de inhoud van subsidieregeling in belangrijke mate overeenkomt
met een eerdere subsidieregeling (zevende lid). Zoals aangegeven in de inleiding van
deze toelichting, komt de onderhavige subsidieregeling in belangrijke mate overeen
met de reeds vervallen Subsidieregeling riolering woonboten.
Een ontwerp van deze regeling is daarom op 30 augustus 2018 bij de Tweede Kamer voorgehangen
(Kamerstukken II 2017/18, 32 730, nr. 18). De ontwerpregeling is door de Tweede Kamer tijdens de procedurevergadering van
5 september 2018 zonder opmerkingen voor kennisgeving aangenomen.
Inwerkingtreding en vaste verandermomenten
De voortzetting van het aansluiten op de riolering van woonboten maakt het wenselijk
dat de inwerkingtreding van deze regeling op korte termijn geschiedt, zodat gebruik
wordt gemaakt van de afwijkingsmogelijkheid van de voor inwerkingtreding van regelgeving
vastgestelde vaste verandermomenten op grond van aanwijzing 4.17, vijfde lid, aanhef
en onder a, van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Gekozen is voor de datum van
1 december 2018, zodat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland voldoende tijd had
om zich voor te bereiden op de uitvoering van de regeling.
Vervaldatum
De regeling vervalt met ingang van 1 juli 2021. De aanvragen moeten uiterlijk zijn
ingediend op 30 juni 2021. De subsidie kan worden verstrekt voor aangeschafte en geïnstalleerde
deugdelijke boordvoorzieningen in de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december
2020. De woonbooteigenaren hebben zodoende volop de tijd om een aanvraag in te dienen.
De regeling blijft wel van toepassing op de afwikkeling van de voor 1 juli 2021 ingediende
aanvragen tot subsidies. De minister zal na afloop van de regeling een verslag over
de doeltreffendheid en de effecten van de verstrekte subsidies opstellen (artikel
4:24 van de Algemene wet bestuursrecht).
Artikelsgewijs
Artikelen 1 (begripsomschrijving)
Gelet op het specifieke karakter van de te treffen voorziening(en) en met het oog
op een juiste toepassing van de regeling zelf, zijn in artikel 1 enkele begripsomschrijvingen
opgenomen.
Het begrip woonboot is een verzamelnaam voor woonschepen, woonvaartuigen en woonarken
en andere objecten te water die hoofdzakelijk worden gebruikt als of bestemd zijn
voor woonverblijf. Woonboten waarop een bedrijf wordt uitgeoefend vallen derhalve
buiten deze regeling, omdat voor die groep van woonboten andere normen gelden.
Onder boordvoorziening worden in deze regeling alle zaken begrepen die aan boord van
een woonboot nodig zijn om het van de woonboot afkomstige huishoudelijk afvalwater
op het openbaar riool of een individuele behandeleenheid voor afvalwater (IBA) te
kunnen lozen. Een boordvoorziening kan bestaan uit één of meer pompinstallaties met
toebehoren, opvangtank(s), een besturingssysteem, doorvoeren, leidingwerk, elektra,
bekabeling en overige tot die voorziening te rekenen onderdelen. Een IBA kan ook geïntegreerd
zijn in de boordvoorziening in het geval dat er geen IBA buiten de woonboot geplaatst
kan worden.
Om de goede werking van de boordvoorziening te bevorderen, zijn enige eisen gesteld
aan de installateur die de aanleg doet. Deze komen tot uitdrukking in de begripsomschrijving
van installateur. Overigens is het ook mogelijk dat de aanleg in eigen beheer plaatsvindt.
Met het oog op de kwaliteitsdoelstelling van het desbetreffende oppervlaktewater zal
de IBA moeten voldoen aan de omschrijving in artikel 1 van de Regeling lozing afvalwater
huishoudens of moet sprake zijn van een door de waterkwaliteitsbeheerder toegelaten
voorziening waarmee ten minste een gelijkwaardig niveau van bescherming van het milieu
wordt bereikt (zie ook artikel 5 van het Besluit lozing afvalwater huishoudens). Om
na te gaan of de IBA voldoet aan de geldende voorschriften of toegelaten kan worden
door de waterkwaliteitsbeheerder, dient het te plaatsen systeem ter beoordeling worden
voorgelegd aan de waterkwaliteitsbeheerder. Dit is mede tot uitdrukking gebracht in
de definitie van IBA.
Een schouwrapport is een verklaring die na installatie van de boordvoorziening moet
worden opgemaakt door een installateur aan de hand van een bij de Rijksdienst voor
Ondernemend Nederland op te vragen formulier (beschikbaar op www.rvo.nl/rioleringwoonboten). Aan de hand van dat formulier, waarop of waarbij de eisen zijn aangegeven waaraan
een deugdelijke boordvoorziening moet voldoen, gerelateerd aan het programma van eisen
dat in een beleidsregel is vastgelegd, geeft de installateur aan of de boordvoorziening
is aangeschaft en geïnstalleerd en deugdelijk is. In de verklaring wordt aangegeven
welke voorzieningen zijn getroffen en dat deze deugdelijk zijn aangebracht.
Artikel 2 (doel)
Het doel van de subsidieregeling is beschreven in artikel 2. Het gaat om het stimuleren
van het beëindigen van het lozen van huishoudelijk afvalwater op rijkswateren. Zie
voor nadere toelichting het algemeen deel van de toelichting, onder achtergrond en
sanering lozingen huishoudelijk afvalwater.
Artikel 3 (verstrekken van subsidie)
Subsidie kan worden verstrekt voor een drietal situaties als bedoeld in dit artikel.
Uit de formulering volgt dat slechts subsidie kan worden verleend als de voorzieningen
zijn aangeschaft en geïnstalleerd binnen het genoemde tijdspad (2017–2020) en duidelijk
is dat de gemeentelijke riolering wordt aangebracht of duidelijk is geworden dat binnen
40 meter van de woonboot geen gemeentelijke riolering wordt aangelegd (en dus met
een IBA gewerkt moet worden).
Er is gebruikgemaakt van de mogelijkheid die artikel 6, tweede lid, van het Kaderbesluit
biedt om de voor de indiening van de aanvraag gemaakte kosten te subsidiëren. Het
gaat in deze regeling om een subsidie lager dan € 25.000,– en er is bepaald dat direct
een beschikking tot subsidievaststelling wordt gegeven. Dat is in deze regeling uitgewerkt
in de artikelen 3, 6 en 7.
De regeling biedt door de ruime periode ook ruimte voor subsidieverstrekking voor
boordvoorzieningen die zijn aangelegd vanaf 1 januari 2017, en dus voor inwerkingtreding
van deze regeling. Een beperkte groep gevallen komt hiermee alsnog voor subsidie in
aanmerking. Dit is in lijn met het gelijkheidsbeginsel, aangezien voor 1 januari 2017
gebruik kon worden gemaakt van de vervallen Subsidieregeling riolering woonboten.
Artikel 4 (subsidieplafond, wijze van verdelen en maximum bedrag)
Er is gekozen voor verdeling van de middelen op basis van het moment van indienen
van de aanvraag. In artikel 8 van het Kaderbesluit is aangegeven hoe omgaan wordt
met aanvragen die tegelijkertijd binnenkomen als het subsidieplafond is bereikt.
Artikel 5 (subsidievoorwaarden)
Het bezit van een ontheffing, vergunning of een daarmee gelijk te stellen verklaring
voor de ligplaats van de woonboot is voorgeschreven omdat de aanwezigheid daarvan
in het algemeen voorwaarde is voor de gemeente, als beheerder van het openbaar riool,
om te voorzien in een rioolaansluiting. Illegaal afgemeerde woonboten komen hierdoor
niet in aanmerking voor subsidie, omdat verwacht mag worden dat deze niet duurzaam
ter plaatse zullen blijven.
Alleen de aanschaf en het installeren van een deugdelijke boordvoorziening komt voor
een subsidie in aanmerking. In een tegelijk met deze regeling vastgestelde beleidsregel
is aangeven waaraan een boordvoorziening moet voldoen om deugdelijk te zijn. Deze
eisen hebben vooral betrekking op efficiëntie, effectiviteit en duurzaamheid. Voordat
tot aanleg en installatie wordt overgegaan, kan hiermee rekening worden gehouden.
Per woonboot en ligplaats kan eenmalig subsidie worden verleend. Dat betekent dat
als de woonboot wordt verplaatst, de boordvoorziening in principe meegaat. Die woonboot
komt niet meer voor een subsidie in aanmerking op een nieuwe ligplaats. Aangenomen
mag worden dat een nieuwe ligplaats beschikt over de noodzakelijke voorzieningen,
zoals ook aansluiting op de riolering. Als een andere woonboot afmeert op een ligplaats
waarvoor al subsidie is verleend, mag verwacht worden dat deze woonboot reeds over
een boordvoorziening beschikt. Voor nieuwe woonboten geldt overigens dat deze tegenwoordig
standaard met boordvoorzieningen worden gefabriceerd. Voor bestaande woonboten zal
gelden dat deze in principe reeds op de vorige locatie voor subsidie in aanmerking
zijn gekomen en een boordvoorziening hebben. Als een boordvoorziening op basis van
deze regeling is aangelegd in de woonboot en de woonboot naar een ligplaats gaat waar
nog geen riolering en geen IBA is aangelegd, kan deze boot niet nog een keer voor
een bijdrage op basis van deze regeling in aanmerking komen.
Artikel 6 (aanvraag)
Dit artikel geeft aan welke informatie de aanvrager voor subsidie moet indienen en
bij wie. De benodigde formulieren (aanvraagformulier en schouwrapport) zijn te vinden
op www.rvo.nl/rioleringwoonboten. De aanvraag moet naast het aanvraagformulier ook afschriften van de factuur of facturen
en een schouwrapport te bevatten.
Bij de aanvraag hoeft geen afschrift te worden gevoegd van de ontheffing, vergunning
of daarmee gelijk te stellen verklaring als bedoeld in artikel 5, eerste lid. Als
er een vermoeden bestaat dat een dergelijke verklaring niet aanwezig is, zal aan de
aanvrager verzocht worden aannemelijk te maken dat deze verklaring er wel is, of zal
aan de desbetreffende gemeente gevraagd worden de nodige informatie te verstrekken
omtrent de ligplaats.
Uit artikel 5, eerste lid, volgt dat alleen de eigenaar van een woonboot voor subsidieverstrekking
in aanmerking komt. Een aanvraag moet dus door of namens de eigenaar worden ingediend.
In het laatste geval kan een schriftelijke machtiging worden verlangd. De aanvraag
voor de subsidie, die tevens geldt als de aanvraag voor de subsidievaststelling (artikel
6, derde lid), dient te geschieden na de aanschaf en installaties en na de uitvoering
van de schouw te worden ingediend bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
De boordvoorziening moet voldoen aan de eisen die daaraan worden gesteld met het oog
op de efficiëntie, effectiviteit en duurzaamheid. Deze eisen zijn vastgelegd in een
programma van eisen dat als beleidsregel is vastgesteld. Woonbooteigenaren weten waaraan
voldaan moet worden om voor subsidie in aanmerking te komen. Of daaraan is voldaan,
blijkt uit het schouwrapport.
Ingevolge artikel 25 van het Kaderbesluit moet binnen dertien weken beslist worden
op de aanvraag.
Artikel 7 (subsidiabele kosten)
Als subsidiabele kosten worden onder meer aangemerkt de kosten van de aanschaf en
installatie van een (deugdelijke) boordvoorziening, zoals de kosten van de aanschaf
en installatie van een pompinstallatie met toebehoren, eventuele hulppompen, opvangtank(s),
leidingwerk, elektra en bekabeling. De aan te brengen boordvoorziening verschilt echter
per type woonboot. Zo zal het installeren van een boordvoorziening in woonarken door
de aanwezigheid van een kruipruimte verhoudingsgewijs gemakkelijker zijn dan in woonschepen
zonder kruipruimte. Dit heeft uiteraard gevolgen voor de hoogte van de kosten die
moeten worden gemaakt. Ook het maken van de noodzakelijke doorvoeren door de scheepshuid
en de ruimtes in de woonboot werkt kostenverhogend. Bij het vaststellen van de hoogte
van de bedragen per subsidiabele kostenpost is met deze omstandigheden rekening gehouden.
Het maken van de noodzakelijke doorvoeren en de overige kosten die direct zijn toe
te rekenen aan het aanschaffen en installeren van een boordvoorziening worden eveneens
tot de subsidiabele kosten gerekend, evenals de kosten van aanschaf en het aansluiten
en aankoppelen (installeren) van een walslang met inbegrip van koppelingen.
Ook in gevallen waarin aansluiting op de riolering niet mogelijk is en lozing gaat
plaatsvinden op een IBA, zal veelal een soortgelijke voorziening moeten worden getroffen,
omdat de IBA buiten de woonboot wordt geplaatst. Ook kosten voor nieuw ontwikkelde
systemen, zoals een inpandige IBA, zijn subsidiabel.
Omdat het niet in alle gevallen om de aanschaf van een totale installatie hoeft te
gaan of omdat niet alle kosten voor eigen rekening komen, bijvoorbeeld doordat de
gemeente een deel van de kosten voor zijn rekening neemt of materialen ter beschikking
stelt, zijn afzonderlijke bedragen opgenomen voor de onderdelen die voor subsidie
in aanmerking komen.
De subsidiebedragen zijn forfaitair, dus ongeacht de daadwerkelijke kosten. De forfaitaire
bedragen zijn berekend op basis van 25% van het tarief dat in de praktijk gemiddeld
genomen per subsidiabele kostenpost in rekening wordt gebracht. Er kan, zoals aangegeven
in artikel 4, derde lid, per aanvraag in totaal maximaal € 2.000,– subsidie worden
toegekend.
Artikel 8 (verplichting)
Dit artikel bepaalt dat de aanvrager van de subsidie op verzoek van de minister alle
medewerking verleent aan de inspectie van de aangebrachte boordvoorziening door of
namens Rijkswaterstaat. Deze verplichting is opgenomen om te kunnen verifiëren of
de installatie voldoet aan de gestelde eisen en ook feitelijk is aangebracht. Met
de aanvraag voor de subsidie verklaart de woonbooteigenaar zich akkoord met het uitvoeren
van een dergelijke inspectie die door Rijkswaterstaat kan plaatsvinden. Het is aan
Rijkswaterstaat om te besluiten of controle van alle aangebrachte boordvoorzieningen
plaatsvindt of dat dit steekproefsgewijs zal plaatsvinden.
Artikel 9 (inwerkingtreding)
De regeling treedt in werking met ingang van 1 december 2018 en vervalt met ingang
van 1 juli 2021. Ingevolge artikel 6, eerste lid, dienen aanvragen uiterlijk te zijn
ingediend op 30 juni 2021. Het gaat om aangeschafte en geïnstalleerde boordvoorzieningen
in de periode vanaf 1 januari 2017 tot en met 31 december 2020. De woonbooteigenaren
hebben zodoende de tijd om een aanvraag in te dienen. De regeling blijft wel van toepassing
op de afwikkeling van de voor de vervaldatum ingediende aanvragen tot subsidies.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga