Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Justitie en Veiligheid | Staatscourant 2018, 60471 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Justitie en Veiligheid | Staatscourant 2018, 60471 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op de artikelen 3, eerste lid, 5 en 8, eerste lid, van de Kaderwet SZW-subsidies en de artikelen 48s en 48t van de Wet Justitie-subsidies;
Besluiten:
De Subsidieregeling AMIF en ISF 2014–2020 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2, tweede lid, wordt ‘Algemene Regeling SZW-subsidies’ vervangen door ‘Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS’.
B
In bijlage A, artikel A2, bijlage B, artikel B2 en bijlage C, artikel C2 wordt ’1 maart 2017, 09.00 uur, tot en met 28 april 2017, 17.00 uur’ vervangen door ‘1 februari 2019, 09.00 uur, tot en met 28 februari 2019, 17.00 uur’.
C
Bijlage A, artikel A3, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘€ 11.100.000’ vervangen door ‘€ 9.379.708’.
2. In het tweede lid wordt ‘€ 6.600.000’ vervangen door ‘€ 5.627.825’.
D
In bijlage A, artikel A7, eerste lid, onderdeel b, bijlage B, artikel B7, eerste lid, onderdeel b, en bijlage C, artikel C7, eerste lid, onderdeel b, wordt ‘het project een duur van ten hoogste 36 maanden heeft, gerekend vanaf de datum van ontvangst van de volledige aanvraag tot maximaal een maand na de datum van de beschikking tot subsidieverlening’ vervangen door ‘de startdatum van het project na de datum van ontvangst van de volledige aanvraag tot maximaal een maand na de datum van de beschikking tot subsidieverlening ligt en het project voor 1 januari 2022 is afgerond’.
E
In bijlage B, artikel B3, wordt ‘€ 11.822.259’ vervangen door ‘€ 8.557.969’.
F
Onder vervanging van de punt in bijlage B, artikel B7, eerste lid, onderdeel c, door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. de maximale omvang van de subsidiabele kosten € 1.000.000 bedraagt.
G
Bijlage C, artikel C3, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘€ 14.192.602’ vervangen door ‘€ 14.156.950’.
2. In het tweede lid wordt ‘€ 4.370.469’ vervangen door ‘€ 7.078.475’.
H
Bijlage C, artikel C5, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel j komt te luiden:
j. het onderzoeken van de toepassing van alternatieven voor vreemdelingenbewaring en waar eventueel nog mogelijkheden zijn om de alternatieven verder te ontwikkelen;.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel k door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
l. het stimuleren van de migrant om gebruik te maken van terugkeerfaciliteiten.
I
In bijlage E, artikel E1, wordt ‘het Landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie, als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs’ vervangen door ‘de Politieacademie, genoemd in artikel 73, eerste lid van de Politiewet 2012’.
J
Bijlage I, behorend bij artikel 8, eerste lid, komt te luiden als aangegeven in de bijlage 1 bij deze regeling.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
‘s-Gravenhage, 17 oktober 2018
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, M.G.J. Harbers
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
|
Algemene criteria (1 tot en met 6, maximaal 90 punten) |
||
|---|---|---|
|
Subcriteria |
Bijbehorende vragen |
Punten |
|
1. Relevantie (maximaal 20 punten) |
a. In welke mate draagt het project bij aan de gekozen subsidiabele activiteit zoals vermeld in de Bijlagen A tot en met C van deze subsidieregeling? |
5 |
|
b. Blijkt uit het projectvoorstel wat de concrete uitdaging/het probleem is waar het projectvoorstel zich op richt? |
5 |
|
|
c. Dragen de verwachte projectresultaten bij aan de oplossing? |
5 |
|
|
d. Zijn de geplande activiteiten direct noodzakelijk voor het behalen van de in het aanvraagformulier onder stap 6 ‘Streefwaarden’ ingevulde beoogde te behalen streefwaarden? Deze streefwaarden zijn rechtstreeks gelinkt aan de beoogde in Nederland te behalen streefwaarden uit het Nationaal Programma AMIF. |
5 |
|
|
2. Doeltreffendheid en kwaliteit van het projectvoorstel (maximaal 20 punten) |
a. Is het projectvoorstel op alle onderdelen duidelijk en concreet? |
5 |
|
b. Zijn de voorziene activiteiten en de te behalen resultaten kwantificeerbaar en meetbaar? |
5 |
|
|
c. Is er sprake van een realistische tijdsplanning met duidelijke en concrete mijlpalen en (eventueel) tussenproducten? |
5 |
|
|
d. Blijkt uit de inhoud van de bijlage ‘Wijze van verantwoorden en administreren’ die onderdeel is van de subsidieaanvraag dat het projectvoorstel voorziet in duidelijke procedures voor bijsturing en risicobeheersing? |
4 |
|
|
e. Is er sprake van de ontwikkeling van een nieuwe, creatieve of onconventionele aanpak? |
1 |
|
|
3. Doelmatigheid (maximaal 15 punten) |
a. Lijken de begrote kosten duidelijk omschreven, onderbouwd en noodzakelijk voor het behalen van de doelstellingen en resultaten van het project? |
7 |
|
b. Lijkt de prijs/prestatieverhouding redelijk? |
8 |
|
|
4. Organisatie (maximaal 15 punten) |
a. Heeft de aanvragende organisatie voldoende capaciteit, ervaring, expertise en financiële armslag om het projectvoorstel met succes uit te voeren? |
4 |
|
b. Blijkt uit de inhoud van de bijlage ‘Wijze van verantwoorden en administreren’ die onderdeel is van de subsidieaanvraag dat de aanvrager kan voldoen aan de vereisten die aan de projectadministratie worden gesteld? |
2 |
|
|
c. Is aannemelijk op basis van eerdere subsidieverleningen voor vergelijkbare activiteiten dat de aanvrager het projectvoorstel met succes kan uitvoeren en aan de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen kan voldoen? |
4 |
|
|
d. Heeft de aanvragende organisatie ervaring met EU subsidieregels? |
2 |
|
|
e. Heeft de aanvragende organisatie kennis van het beleidsterrein asiel en opvang, integratie of terugkeer? |
3 |
|
|
5. Monitoring en evaluatie (maximaal 10 punten) |
a. Blijkt uit de inhoud van de bijlage ‘Wijze van verantwoorden en administreren’ die onderdeel is van de subsidieaanvraag dat het projectvoorstel voorziet in duidelijke procedures om de te behalen streefwaarden en/of andere resultaten te meten en vast te leggen? |
5 |
|
b. Blijkt uit de inhoud van de bijlagen ‘Wijze van verantwoorden en administreren’ en ‘Beschrijving projectplanning, activiteiten en begroting’ die onderdeel zijn van de subsidieaanvraag dat het projectvoorstel voorziet in duidelijke criteria om aan te tonen dat er sprake is van succes of falen van de activiteiten die ondernomen worden om het projectdoel te bereiken en de streefwaarden te behalen? |
5 |
|
|
6. Duurzaamheid (maximaal 10 punten) |
a. Blijkt uit de inhoud van de bijlage ‘Wijze waarop de bekendmaking en verspreiding van de projectresultaten vorm wordt gegeven’ die onderdeel is van de subsidieaanvraag dat er kans is op een structurele inbedding van positieve projectresultaten en/of blijvende samenwerking na afloop van de projectperiode? |
3 |
|
b. Blijkt uit de inhoud van de bijlage ‘Wijze waarop de bekendmaking en verspreiding van de projectresultaten vorm wordt gegeven’ die onderdeel is van de subsidieaanvraag dat er sprake zal zijn van actieve kennisdeling en brede deling van de resultaten, zowel nationaal als Europees/internationaal, gedurende de looptijd? |
3 |
|
|
c. Blijkt uit subsidie aanvraag uit de beschrijving onder stap 2 ‘doelgroepen’ dat er adequaat gebruik gemaakt wordt van de kennis, capaciteiten en ervaringen van de (deelnemende) onderdanen uit derde landen waarop het doel van het project zich richt? |
1 |
|
|
d. Blijkt uit de inhoud van de bijlage ‘Wijze waarop de bekendmaking en verspreiding van de projectresultaten vorm wordt gegeven’ die onderdeel is van de subsidieaanvraag dat de aanpak van het project bij succes op grotere schaal kan worden toegepast? |
3 |
|
|
Specifieke criteria (7 of 8 of 9, maximaal 10 punten) |
||
|---|---|---|
|
Subcriteria |
Bijbehorende vragen |
Punten |
|
7. Asiel en opvang (maximaal 10 punten) |
a. In welke mate bestaat de doelgroep van een opvangproject uit kwetsbare groepen (kwetsbare groepen in de opvang zijn alleenstaande minderjarige vreemdelingen, vreemdelingen met medische problematiek, alleenstaande vrouwen en kinderen)? |
6 |
|
b. In welke mate wordt in het project gezorgd voor draagvlak bij omwonenden voor asielopvang (communicatie richting omwonenden, betrekken omwonenden bij het project)? |
2 |
|
|
c. In welke mate wordt in het project gezorgd voor draagvlak bij de bredere gemeenschap, zoals andere gemeenten, Provincie, Nederlandse bevolking voor asielopvang (bijvoorbeeld in de vorm van brede communicatie)? |
2 |
|
|
8. Integratie (maximaal 10 punten) |
a. In hoeverre wordt met het projectvoorstel de doelgroep duurzaam geactiveerd, zodat de participatie van onderdanen van een niet-westers derde land in de Nederlandse samenleving wordt bevorderd? Is er sprake van een (te verwachten) effect ook na afronding van het project? |
3 |
|
b. Is in het projectvoorstel voorzien in samenwerking met relevante partijen? Is duidelijk beargumenteerd welke partijen participeren en waarom? Is er sprake van een voor deze problematiek en context unieke combinatie van samenwerkende partijen? Zijn er getekende samenwerkingsverklaringen overgelegd waarmee het commitment is vastgelegd? |
4 |
|
|
c. Ziet het projectvoorstel op meerdere activiteiten waarbij sprake is van een samenhang en een onderling versterkend effect? (Idealiter staat een activiteit niet op zichzelf, maar wordt deze gecombineerd met andere beleidsprioriteiten voor een versterkend effect.) |
3 |
|
|
9. Terugkeer (Maximaal 10 punten) |
a. In welke mate richt het projectvoorstel zich op de prioriteitslanden voor terugkeer? De prioriteitslanden voor terugkeer staan vermeld de website van de Dienst Terugkeer en Vertrek (https://www.dienstterugkeerenvertrek.nl/Subsidies/belangrijke-documenten) |
5 |
|
b. Wat is de hoogte van het beoogde aantal terugkeerders? Een project met een hoger (realistisch) terugkeerresultaat heeft daarbij de voorkeur. |
5 |
|
Deze regeling tot wijziging van de Subsidieregeling AMIF en ISF 2014–2020 bevat onder andere aanpassingen van de aanvraagtijdvakken, het subsidieplafond, de projectduur en subsidiabele activiteiten voor projecten in het kader van AMIF en aanpassingen van de rangschikking voor AMIF projecten. Dit alles ten behoeve van de opening van een nieuw aanvraagtijdvak voor AMIF. Voorts bevat deze regeling een doorvoering van een organisatiewijziging bij de nationale politie, zodat duidelijk is dat de politieacademie (voorheen het Landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie) een subsidieaanvraag kan indienen.
De Algemene Regeling SZW-subsidies is met ingang van 1 april 2016 vervangen door de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.
Conform artikel 5 kan alleen subsidie worden aangevraagd gedurende de in de bijlagen gedefinieerde aanvraagtijdvakken. Per tijdvak geldt een subsidieplafond. Voor projecten op het gebied van een actie als bedoeld in artikel 4, onderdelen a tot en met c, wordt een nieuw subsidieplafond en een aanvraagtijdvak vastgesteld waarbinnen subsidieaanvragen kunnen worden ingediend. Ook de start- en einddatum worden aangepast aan de actuele situatie, zodat projecten een voldoende lange duur mogen hebben.
In artikel B7 wordt tevens de maximale omvang van de subsidie begrensd. Dit om de selectie van meer projecten mogelijk te maken. In de eerder opengestelde aanvraagtijdvakken in 2015 en 2017 is namelijk gebleken dat de belangstelling groter is dan het beschikbare bedrag voor het subsidieplafond en dat daardoor niet alle projecten die aan de criteria voldeden en goed scoorden konden worden geselecteerd.
In artikel C5 zijn enkele aanpassingen aan de omschrijving van subsidiabele activiteit in onderdeel j doorgevoerd en is een nieuwe subsidiabele activiteit (onderdeel l) toegevoegd. De aanpassingen en toevoeging reflecteren de actuele behoeften aan interventies op het gebied van de bevordering van terugkeer van vreemdelingen die geen recht op verblijf in Nederland hebben dan wel van vreemdelingen die nog in afwachting zijn van een beslissing op hun verzoek tot verblijf, dan wel van vreemdelingen met een tijdelijk verblijfsrecht. Het Nationaal Programma is naar aanleiding van de tussentijdse evaluatie die in 2017 heeft plaatsgevonden dienovereenkomstig aangepast.
Hiermee wordt de wijziging van het Landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie, als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs in de Politieacademie, genoemd in artikel 73, eerste lid van de Politiewet 2012 ook in deze subsidieregeling opgenomen.
De rangschikking is enigszins aangepast. Relevantie is in de rangschikking prominenter gewogen en de formulering van de bijbehorende vragen is aangepast ter verduidelijking. Aan de duurzaamheid van projecten is weliswaar minder weging gegeven in punten, maar de vragen zijn verduidelijkt en 2 vragen zijn hier toegevoegd die voorheen onder doeltreffendheid en kwaliteit waren geplaatst. Ook de formulering van vragen onder doeltreffendheid en kwaliteit, doelmatigheid, organisatie en monitoring en evaluatie is aangepast met als doel deze te verduidelijken. De achtergrond van de totstandkoming van de rangschikking wordt hieronder toegelicht.
Ter voorbereiding op de programmeringsfase van AMIF vond op 30 september 2013 een beleidsdialoog plaats tussen de Europese Commissie en Nederland. Daarin kwamen zij overeen (samengevat) dat Nederland een strategische meerjarige aanpak ontwikkelt en beschrijft in het Nationaal Programma voor AMIF die rekening houdt met de specifieke Nederlandse situatie en kwetsbaarheden en zich richt op een beperkt aantal prioriteiten. AMIF financiering richt zich op die prioriteiten waar de inzet van EU middelen een bijzondere impact en toegevoegde waarde heeft en een grote hoeveelheid losse projecten zonder samenhang zouden worden vermeden. Deze strategie is mede gekozen gezien de Nederlandse AMIF allocatie, die niet bijzonder groot is vergeleken met de nationale middelen beschikbaar voor de AMIF beleidsterreinen, maar die wel een reële bijdrage kan leveren als deze gericht en strategisch wordt ingezet.
Tijdens de beleidsdialoog is besproken dat voor Nederland alle aspecten van migratie en integratie belangrijk zijn. Afgesproken is dat Nederland een strategie voor de inzet van AMIF ontwikkelt die duidelijke doelen stelt en realistische resultaten benoemt voor de 7 jaar durende AMIF looptijd. Op deze manier is het goedgekeurde nationaal programma ook opgesteld. Aangezien alle aspecten van migratie en integratie voor Nederland prioriteit hebben, herbergt het nationaal programma een reeks verschillende acties die allemaal bijdragen aan de in de AMIF Verordening voorgeschreven specifieke doelstellingen.
In het Nederlandse nationaal programma zijn de volgende doelen en resultaten beschreven:
a. het behoud en verbeteren van de kwaliteit van het opvang- en asielstelsel
Doelen zijn het verkrijgen van goedopgeleide medewerkers en een flexibele capaciteit voor voldoende opvang van asielzoekers zodat kan worden geanticipeerd op toekomstige veranderingen op het gebied van migratiestromen en integraal beheer van migratie. Het gewenste resultaat is het vermogen om te reageren op veranderingen in de instroom van asielzoekers en wetgeving.
b. de bevordering van de participatie in de samenleving van onderdanen van een niet-westers derde land en hun naaste verwanten
Doelen zijn het verbeteren van de participatie van migranten op de arbeidsmarkt en in de samenleving als geheel (onder andere door het stimuleren van betere taalvaardigheid). Een gedeelte van de ambitie is het gebruik van AMIF als aanvullende financieringsbron voor non-gouvernementele organisaties (NGO’s) met goede ideeën over het bevorderen van integratie van derdelanders. NGO’s worden gestimuleerd om samen te werken en goede praktijken te delen. Het gewenste resultaat is volledige participatie van derdelanders in Nederland.
c. de bevordering van terugkeer van vreemdelingen die geen recht op verblijf in Nederland hebben, dan wel van vreemdelingen die nog in afwachting zijn van een beslissing op hun verzoek tot verblijf, dan wel van vreemdelingen met een tijdelijk verblijfsrecht:
Het doel is (zelfstandige) terugkeer zo aantrekkelijk mogelijk te maken voor derdelanders die niet voldoen aan de toelatingseisen en waarvoor alle juridische wegen naar een legaal verblijf in Nederland doodlopen. De belangrijkste uitdaging vormt samenwerking door zowel de derdelanders als het land van herkomst. Het gewenste resultaat is het voorkomen van het ontstaan van een hopeloze situatie voor de betrokkenen door ze een goede kans te geven op terugkeer naar hun land van herkomst.
Daarnaast neemt Nederland deel aan het hervestigingsprogramma en aan de Europese afspraken inzake relocatie. Ook zijn aan Nederland enkele Specifieke Maatregelen toegezegd (transnationale projecten) door de Europese Commissie.
Aangezien er al voor is gekozen AMIF financiering te richten op die prioriteiten waar de inzet van EU middelen een bijzondere impact en toegevoegde waarde heeft en in het nationaal programma alleen acties op te nemen die bijdragen aan de in de AMIF Verordening voorgeschreven specifieke doelstellingen is ‘EU toegevoegde waarde’ niet opgenomen als criterium in bijlage I waarmee punten kunnen worden verdiend.
De reeks acties die in het nationaal programma AMIF per specifieke doelstelling is opgenomen om de hierboven genoemde resultaten te bereiken zijn in deze regeling vertaald naar de subsidiabele activiteiten die zijn weergegeven in de artikelen A5, B5 en C5. Als een projectvoorstel bijdraagt aan de gekozen subsidiabele activiteit is het relevant in het kader van de door Nederland gekozen strategie voor de inzet van de AMIF middelen en draagt het bij aan de resultaten die Nederland met de inzet van AMIF wil behalen. Is dit niet het geval dan is het projectvoorstel niet subsidiabel, hetgeen volgt uit de zin ‘Projecten zijn uitsluitend gericht op een of meer van de volgende activiteiten’ uit artikel A5, lid 1, B5 lid 1 en C5, lid 1.
Het Nationaal Programma AMIF (en dat voor ISF) wordt geëvalueerd op vijf criteria: effectiviteit, efficiëntie, coherentie, relevantie en EU toegevoegde waarde. De gekozen rangschikking sluit daarbij aan.
Daarnaast wordt de duurzaamheid en complementariteit van acties (met andere EU fondsen) en de vereenvoudiging en vermindering van de administratieve lasten onderzocht. De laatste twee zijn geen onderdeel van de rangschikking voor individuele projecten maar zijn overkoepelende onderwerpen die voortdurend onder de aandacht zijn bij de Verantwoordelijke Autoriteit voor AMIF en ISF.
De invoeringstermijn bedraagt minder dan twee maanden en de inwerkingtreding valt niet op een vast verandermoment. Daarmee wijkt de inwerkingtreding af van het systeem van vaste verandermomenten. Deze regeling betreft een aantal gunstige aanpassingen, waarvoor afwijking is toegestaan, omdat de betreffende doelgroep daarbij gebaat is.
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, M.G.J. Harbers
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2018-60471.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.