Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
overig | Staatscourant 2018, 5882 | Overig |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
overig | Staatscourant 2018, 5882 | Overig |
In deze richtlijn zijn de uitgangspunten vastgelegd van de kamer voor gerechtsdeurwaarders bij een kostenveroordeling, opgelegd bij uitspraak van de kamer in een klacht tegen een gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder (hierna: de gerechtsdeurwaarder).
Vanaf 1 januari 2018 gelden voor klachten die nadien worden ingediend bij de kamer voor gerechtsdeurwaarders nieuwe regels. Voordat de kamer een klacht in behandeling neemt, moet de klager binnen vier weken na bericht van de secretaris een griffierecht betalen van € 50. In het geval dat een klacht (gedeeltelijk) gegrond wordt verklaard, dient de gerechtsdeurwaarder het door de klager betaalde griffierecht aan klager te vergoeden.
Als de kamer daarbij ook een maatregel oplegt, kan de kamer de gerechtsdeurwaarder daarnaast veroordelen in de (overige) kosten van klager en de kosten van de behandeling van de zaak bij de kamer. De wetgever gaat uit van het principe dat de kosten van de tuchtprocedure zoveel mogelijk worden gedragen door degene die ertoe aanleiding heeft gegeven dat die procedure noodzakelijk was. De klager kan niet in de kosten worden veroordeeld.
Voor de toepassing van de nieuwe regels in de praktijk heeft de kamer voor gerechtsdeurwaarders, voor eenduidigheid en voorspelbaarheid, besloten tot deze richtlijn. De richtlijn is tijdelijk. In beginsel geldt de richtlijn voor één jaar. Na dat jaar zal de kamer de richtlijn evalueren en zo nodig bijstellen. Het is een richtlijn, dat wil zeggen dat de kamer ervan kan afwijken als hij dat nodig vindt.
De wetgever heeft het oordeel over de hoogte van de kostenveroordeling bij de tuchtrechter gelaten. Het uitgangspunt daarbij is: er wordt een kostenveroordeling uitgesproken, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn om ervan af te wijken. Dat betekent dat als aan de wettelijke voorwaarde is voldaan dat de klacht (gedeeltelijk) gegrond is en aan de gerechtsdeurwaarder een maatregel is opgelegd, de kamer in beginsel altijd de in deze richtlijn genoemde kostenveroordeling oplegt, ook in het geval dat de klager daarom niet heeft gevraagd (ambtshalve). Uit eigen beweging of op verzoek van de gerechtsdeurwaarder kan de kamer echter geen of een lager bedrag aan kosten opleggen als bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven (bijvoorbeeld: geringe ernst van het feit, draagkracht van de gerechtsdeurwaarder, en/of diens opstelling in de aanloop naar en tijdens de tuchtprocedure).
Er zijn twee soorten kostenveroordelingen: 1. ten gunste van de klager en 2. ten behoeve van de kamer.
De kamer kan beslissen dat de gerechtsdeurwaarder de kosten, of een deel daarvan, die de klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken, aan de klager dient te vergoeden. Op grond van deze richtlijn geldt: de gerechtsdeurwaarder dient aan de klager (naast het griffierecht) te vergoeden:
a) de kosten van de klager (bij voorbeeld aan reis- en verletkosten) vastgesteld op een forfaitair bedrag van € 50;
b) de kosten van de klager in verband met door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (bij voorbeeld een advocaat), vastgesteld door het toekennen van punten aan de verrichte proceshandelingen (bij voorbeeld het indienen van een klacht of het bijwonen van een zitting), met een maximum van twee, (tenzij naar het oordeel van de kamer sprake is van een bijzondere proceshandeling waaraan een nader punt kan worden toegekend). De kamer stelt de waarde per punt vast op € 150.
Naast de kosten van de klager kan de kamer beslissen dat de gerechtsdeurwaarder de kosten, of een deel daarvan, die ten laste van de kamer komen voor de behandeling van de klacht, aan de kamer dient te vergoeden. Deze kosten zien op onder andere de kosten van het gebruik van de zittingszaal en werkruimtes, en op de kosten van de leden en de ondersteuning van de kamer. Op grond van deze richtlijn geldt: de gerechtsdeurwaarder dient aan de kamer te vergoeden: de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, vastgesteld op een bedrag van € 1.500. Dat is iets minder dan de daadwerkelijke kostprijs.
Deze richtlijn geldt vanaf 1 januari 2018 voor klachten die vanaf dan bij de kamer zijn/worden ingediend. De richtlijn, vastgesteld door de kamer voor gerechtsdeurwaarders, wordt ter voorlichting gepubliceerd in de Staatscourant en op Rechtspraak.nl. Er kunnen geen rechten of verplichtingen aan worden ontleend.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2018-5882.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.