Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 11 oktober 2018 over de formeelrechtelijke aspecten van de uitvoering van inkomensafhankelijke regelingen door de Belastingdienst/Toeslagen (Besluit bestuursrecht Toeslagen)

DGB 2018-172446

Belastingdienst/Hoofddirectie Fiscaliteit en Juridische Zaken

De Staatssecretaris van Financiën

Gelet op artikelen 4:81 en 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht

BESLUIT:

1. Inleiding

1.1 Toepassingsbereik

Dit beleidsbesluit ziet op de formeelrechtelijke aspecten van de uitvoering van inkomensafhankelijke regelingen door de Belastingdienst/Toeslagen.

1.2 Begripsbepaling

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Awb:

Algemene wet bestuursrecht

b. Awir:

Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen

c. directeur:

de (algemeen) directeur van het organisatieonderdeel Belastingdienst/Toeslagen, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdeel f, van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 in samenhang met artikel 2, eerste lid, onderdeel d, van het Organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst 2016;

d. Staatssecretaris:

de Staatssecretaris van Financiën

e. tegemoetkoming:

tegemoetkoming als bedoeld in art. 2, eerste lid, onderdeel i, Awir

f. vaktechnisch coördinator:

ambtenaar van de Belastingdienst/Toeslagen die namens de directeur binnen de Belastingdienst/Toeslagen verantwoordelijk is voor de vaktechnische kwaliteit op het gebied van de vakinhoud en het procesrecht, onder welke functiebenaming dan ook.

2. Beleidsregels op het gebied van formeel recht.

  • 1. Het uitvoeringsbeleid is de uitleg van het recht die door of namens de Staatssecretaris is vastgelegd in beleidsregels volgens artikel 1:3, vierde lid, Awb. Deze beleidsregels hebben generieke werking. Ze gelden voor alle belanghebbenden in gelijke omstandigheden. In het gangbare spraakgebruik is de publicatie van deze beleidsregels een ‘beleidsbesluit’. De publicatie van de beleidsbesluiten vindt plaats met het oog op de rechtszekerheid. Een beleidsbesluit wordt gelijktijdig binnen en buiten de Belastingdienst/Toeslagen kenbaar gemaakt. De Belastingdienst/Toeslagen past deze besluiten in verband met de rechtsgelijkheid landelijk uniform toe.

  • 2. Het uitgangspunt is dat de uitleg van het recht naar aanleiding van een rechtsvraag wordt vastgelegd in een beleidsbesluit met generieke werking.

    Een beleidsregel in een beleidsbesluit is het gevolg van een rechtsvraag. Een rechtsvraag is een individuele vraag

    • a. die in het uitvoerings- en toezichtsproces van de Belastingdienst/Toeslagen opkomt en

    • b. waarop in de wet, jurisprudentie en eerder vastgesteld uitvoeringsbeleid geen duidelijk en eenduidig antwoord te vinden is en

    • c. waarbij het antwoord gevolgen kan hebben voor gelijksoortige gevallen en daarom is op te vatten als nieuw beleid.

    Het toekennen, herzien, uitbetalen en terugvorderen van een tegemoetkoming of in voorkomende gevallen een voorschot op een tegemoetkoming en de behandeling van bezwaar- en beroepsschriften zijn de meest voorkomende processen waarin rechtsvragen kunnen opkomen.

  • 3. Als de Belastingdienst/Toeslagen wordt geconfronteerd met een rechtsvraag op het gebied van formeel recht, bijvoorbeeld over de werking van de Awb en Awir, dan legt hij deze vraag, via de daarvoor voorgeschreven procedure, voor aan de zogenoemde kennisgroep Formeel Recht. De Belastingdienst/Toeslagen neemt het standpunt van de kennisgroep Formeel Recht over.

    De hiervoor beschreven interne procedure doet niet af aan de exclusieve verantwoordelijkheid van de Belastingdienst/Toeslagen voor het tijdig beantwoorden van en het beslissen op de rechtsvraag.

  • 4. In het algemeen vindt de vastlegging van de uitleg van het recht plaats binnen zes weken nadat Belastingdienst/Toeslagen het standpunt op de rechtsvraag van de kennisgroep heeft ontvangen plaats in de vorm van een conceptbeleidsregel.

    In voorkomende gevallen maakt de complexiteit van de rechtsvraag het niet mogelijk om binnen zes weken een kwalitatief volwaardige concept-beleidsregel te redigeren. In dergelijke gevallen wordt ernaar gestreefd om binnen zes weken zowel binnen als buiten de Belastingdienst/Toeslagen de betreffende, onderhanden zijnde casuïstiek kenbaar te maken.

  • 5. Naast de rechtsvragen uit het toezichtproces kunnen onder meer ook antwoorden op Kamervragen en toepassing van de hardheidsclausule aanleiding zijn voor het vaststellen van uitvoeringsbeleid.

3 Procesvertegenwoordiging

3.1.

Dit onderdeel heeft slechts interne werking.

3.2. Procesgemachtigden

  • 1. De directeur verleent aan onder zijn verantwoordelijkheid werkende ambtenaren machtiging om de Belastingdienst/Toeslagen te vertegenwoordigen in procedures voor rechtbanken en de Afdeling bestuursrechtsspraak van de Raad van State.

  • 2. De machtiging wordt slechts verleend aan ambtenaren die naar het oordeel van de vaktechnisch coördinator over de benodigde vakinhoudelijke kennis en vaardigheden beschikken.

  • 3. Van de verleende machtigingen wordt een register bijgehouden.

  • 4. Van het in het derde lid genoemde register wordt een afschrift toegezonden aan de griffiers van de rechtbanken en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

3.3. Procesdeskundigen

  • 1. De directeur wijst binnen de Belastingdienst/Toeslagen ambtenaren aan die naar zijn oordeel deskundig zijn op het gebied van procesvoering.

  • 2. Ter zitting van de rechtbank of de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is een deskundige op het gebied van procesvoering als gemachtigde of ter bijstand van de gemachtigde aanwezig.

  • 3. Van de aanwezigheid van een procesdeskundige ter zitting kan worden afgezien:

    • a. in verzetprocedures; of

    • b. als zowel de zaakbehandelaar als de procesdeskundige van oordeel is dat de aanwezigheid van laatstgenoemde ter zitting geen toegevoegde waarde kan hebben, en de vaktechnisch coördinator Toeslagen dit heeft goedgekeurd. De overwegingen hiervoor worden in het dossier vastgelegd.

3.4. Aanwezigheid ter zitting

  • 1. De Belastingdienst/Toeslagen verschijnt altijd ter zitting bij:

    • a. de mondelinge behandeling van een beroepschrift voor de rechtbank en

    • b. de mondelinge behandeling van een beroepschrift voor de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing bij een mondelinge behandeling in het kader van een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.

3.5. Bijstand

  • 1. De Belastingdienst/Toeslagen laat zich ter zitting van de rechtbank of de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State door tenminste twee van zijn ambtenaren vertegenwoordigen. Zo mogelijk wordt bij de indiening van de processtukken reeds gemeld welke ambtenaren de Belastingdienst/Toeslagen vertegenwoordigen.

  • 2. Het vorige lid vindt geen toepassing:

    • a. in verzetprocedures;

    • b. in procedures waarin naar het oordeel van de vaktechnisch coördinator Toeslagen kan worden volstaan met vertegenwoordiging door één ambtenaar.

4 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

5 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit bestuursrecht Toeslagen.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 11 oktober 2018

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, J. de Blieck lid van het managementteam Belastingdienst

TOELICHTING

De in dit besluit geregelde onderwerpen zijn zoveel als mogelijk in lijn gebracht met het geldende beleid in de fiscaliteit.

Gelet op veelheid aan relatief eenvoudige (gelijkluidende) procedures inzake toeslagen is de mogelijkheid opengelaten dat de vaktechnisch coördinator Toeslagen, na een gedegen kwalitatieve toetsing vooraf in het procesdossier, besluit dat bij zittingen kan worden volstaan met vertegenwoordiging door één ambtenaar.

Naar boven