De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gelet op artikel 3.3.3, zesde lid, van de Wet langdurige zorg;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling langdurige zorg wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 5.13 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
2. In het derde lid wordt ‘€ 4.246’ vervangen door ‘€ 4.400’.
3. In het vijfde lid wordt ‘103,52%’ vervangen door ‘103,63%’.
4. Na het vijfde lid een lid toegevoegd, luidende:
B
Artikel 5.13a, eerste lid, komt te luiden:
-
1. Indien een verzekerde als bedoeld in artikel 9.3d, eerste lid, een herindicatie aanvraagt dan wel in het geval van een herziening van het indicatiebesluit
van deze verzekerde op grond van artikel 3.2.4 aanhef en onderdeel b, van de wet, bedraagt in afwijking van artikel 5.13, vijfde lid, het persoonsgebonden budget voor de verzekerde in 2019 ten hoogste voor:
-
a. persoonlijke verzorging:
1e klasse 1: € 1.549
2e klasse 2: € 4.648
3e klasse 3: € 8.522
4e klasse 4: € 13.172
5e klasse 5: € 17.820
6e klasse 6: € 22.468
7e klasse 7: € 27.891
8e klasse 8: € 34.865
9e klasse 9: het bedrag genoemd bij klasse 8, vermeerderd met een bedrag gelijk aan
het product van het aantal uren waarmee het geïndiceerde aantal uren de bovengrens
van klasse 8 overschrijdt en een bedrag van € 1.549
-
b. verpleging:
1e klasse 0: € 1.398
2e klasse 1: € 4.198
3e klasse 2: € 8.396
4e klasse 3: € 15.393
5e klasse 4: € 23.790
6e klasse 5: € 32.187
7e klasse 6: € 40.582
8e klasse 7: € 50.378
9e klasse 8: het bedrag genoemd bij klasse 7, vermeerderd met een bedrag gelijk aan
het product van het aantal uren waarmee het geïndiceerde aantal uren de bovengrens
van klasse 7 overschrijdt en een bedrag van € 2.799
-
c. begeleiding individueel:
1e klasse 1: € 2.056
2e klasse 2: € 6.168
3e klasse 3: € 11.310
4e klasse 4: € 17.479
5e klasse 5: € 23.647
6e klasse 6: € 29.816
7e klasse 7: € 37.013
8e klasse 8: € 46.265
9e klasse 9: het bedrag genoemd bij klasse 8, vermeerderd met een bedrag gelijk aan
het product van het aantal uren waarmee het geïndiceerde aantal uren de bovengrens
van klasse 8 overschrijdt en een bedrag van € 2.056
-
d. begeleiding groep:
1e klasse 1: € 2.541
2e klasse 2: € 5.084
3e klasse 3: € 7.624
4e klasse 4: € 10.167
5e klasse 5: € 12.710
6e klasse 6: € 15.251
7e klasse 7: € 17.793
8e klasse 8: € 20.334
9e klasse 9: € 22.876
10e klasse 10: het bedrag genoemd bij klasse 9, vermeerderd met een bedrag gelijk aan
het product van het aantal dagdelen waarmee het geïndiceerde aantal dagdelen de bovengrens
van klasse 9 overschrijdt en een bedrag van € 2.541
-
e. begeleiding groep, inclusief vervoer:
1e klasse 1: € 2.846
2e klasse 2: € 5.692
3e klasse 3: € 8.538
4e klasse 4: € 11.383
5e klasse 5: € 14.232
6e klasse 6: € 16.772
7e klasse 7: € 19.315
8e klasse 8: € 21.856
9e klasse 9: € 24.399
10e klasse 10: het bedrag genoemd bij klasse 9, vermeerderd met een bedrag gelijk aan
het product van het aantal dagdelen waarmee het geïndiceerde aantal dagdelen de bovengrens
van klasse 9 overschrijdt en een bedrag van € 2.541
-
f. kortdurend verblijf gedurende niet meer dan twee etmalen per week: € 111 per etmaal.
C
Artikel 5.15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘103,52%’ vervangen door ‘103,63%’ en wordt ‘31 december
2017’ vervangen door ‘31 december 2018’.
2. In het tweede lid wordt ‘2017’ vervangen door ‘2018’.
3. In het derde lid wordt ‘2017’ telkens vervangen door ‘2018’.
D
In artikel 5.15a, eerste lid, wordt ‘€ 230.735’ vervangen door ‘€ 239.110’.
E
In artikel 5.17, eerste lid, wordt ‘€ 4.246’ vervangen door ‘€ 4.400’.
F
In artikel 8.6 wordt ‘60.249.095’ vervangen door ‘60.449.095’, ‘86.812.522’ vervangen
door ‘88.062.552’, ‘83.454.266’ vervangen door ‘82.204.266’ en ‘67.895.240’ vervangen
door ‘67.695.240’.
ARTIKEL II
Artikel 5.13, zesde lid, van de Regeling langdurige zorg vervalt.
ARTIKEL III
-
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019, met uitzondering van
de artikelen I, onderdeel F, en II.
-
2. Artikel I, onderdeel F, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en werkt terug tot en met
1 januari 2017.
-
3. Artikel II treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
TOELICHTING
Algemeen
Met ingang van 2017 geldt het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg. Dit kwaliteitskader
gaat over de zorg en ondersteuning die geboden wordt aan groepen van Wlz-cliënten
met een zorgprofiel – VV 4 t/m 10. Het kader geldt onder andere voor situaties waar
mensen kiezen om met een persoonsgebonden budget in groepsverband zorg te ontvangen.
Dit is het geval wanneer pgb-houders in een wooninitiatief wonen. Om pgb-wooninitiatieven
in de VV-sector in staat te stellen te voldoen aan de in het kwaliteitskader gestelde
eisen, ontvangen pgb-houders die wonen in een wooninitiatief en in aanmerking komen
voor een wooninitiatieven-toeslag, in 2019 een ophoging van het budget. Het gaat dus
om een beperkte groep Wlz-pgb-houders. Het wooninitiatief kan deze extra middelen
declareren bij de budgethouder. Voor de periode na 2019 wordt onderzocht op welke
wijze de toekenning van de kwaliteitsgelden aan het wooninitiatief vorm kan krijgen.
Verder zijn in deze regeling de nieuwe pgb-bedragen voor 2019 opgenomen en zijn op
verzoek van de zorgkantoren beschikbare bedragen voor pgb tussen zorgkantoorregio’s
overgeheveld.
Toezicht en handhaving
De beschikbare middelen vanuit het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg worden door het
zorgkantoor gericht verstrekt aan VV-budgethouders die in een wooninitiatief wonen
en een wooninitiatieven-toeslag ontvangen. Volgens het kwaliteitskader is het wooninitiatief
verantwoordelijk voor nakoming van de opgenomen eisen. Hierop houdt de Inspectie Gezondheidszorg
en Jeugd toezicht. Het zorgkantoor houdt toezicht op de rechtmatige besteding van
het pgb door de budgethouder. Het pgb moet besteed worden aan zorg.
Bestuurlijke en administratieve lasten
Er is een eenmalige beperkte verhoging van de regeldruk (kennisnemingskosten en incidenteel
contractaanpassing). Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft laten weten dat ze
zich kan vinden in de analyse en conclusie ten aanzien van de regeldrukgevolgen.
Fraudetoets
Aan het toekennen van de ophoging van het pgb voor het kwaliteitskader zijn voorwaarden
verbonden, zoals hierboven vermeld onder toezicht en handhaving. Desalniettemin blijft
sturing door zorgkantoren op het nakomen van de gestelde kwaliteitseisen complex doordat
de bestaande sturingssystemen bij pgb en zorg in natura van elkaar verschillen.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdelen A tot en met E
In de onderdelen A (met uitzondering van onder 4) tot en met E zijn de nieuwe pgb-bedragen
opgenomen.
Onderdeel A, onder 4
Het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg geldt ook voor pgb-gefinancierde wooninitiatieven
in de VV-sector. Om die reden krijgen budgethouders die wonen in een kleinschalig
wooninitiatief en geïndiceerd zijn voor een zorgprofiel in sector Verpleging en Verzorging
voor de periode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 een verhoging van € 4.000.
Hiermee kunnen door de budgethouder betalingen worden verrichten aan het kleinschalig
wooninitiatief, die moet voldoen aan de vereisten van het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg.
Onderdeel F
Het beschikbare bedrag voor pgb van de regio Noord-Holland Noord is verhoogd met € 200.000.
Dit bedrag is overgeheveld van het beschikbare bedrag voor pgb van de regio Noord-
en Midden-Limburg. Verder is het beschikbare bedrag van de regio Haaglanden verhoogd
met € 1.250.000. Dit bedrag is overgeheveld van het beschikbare bedrag van de regio
Zuidoost Brabant. Deze overhevelingen zijn toegepast op verzoek van de desbetreffende
zorgkantoren. De overheveling van deze bedragen zal niet leiden tot verlaging of afwijzing
van verleningen van pgb aan budgethouders.
Artikel II en III
Deze regeling treedt op 1 januari 2019 in werking. De verhoging van het pgb voor budgethouder
die in een kleinschalig wooninitiatief wonen en op grond van het indicatiebesluit
zijn aangewezen op zorgprofiel in de sector VV geldt uitsluitend voor het jaar 2019.
Om die reden vervalt artikel 5.13, zesde lid, van de Rlz, waarin die verhoging is
geregeld, op 1 januari 2020.
De nieuwe beschikbare bedragen zoals opgenomen in artikel 8.6 gelden voor 2017, daarom
krijgt artikel I, onderdeel F, terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2017.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge