De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op artikel 93 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement
en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring
van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EG)
nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PbEU 2013, L 347);
Gelet op de artikelen 4 en 46 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees
Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor
rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het
gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008
van de Raad en van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PbEU 2013, L347);
Gelet op de artikelen 4 en 45 van Verordening (EU) nr. 639/2014 van de Europese Commissie
van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees
Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen
aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid
en tot wijziging van bijlage X bij die verordening (PbEU 2014, L181);
Gelet op het Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 18 september 2018 tot goedkeuring
van afwijkingen van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de
Raad en van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 van de Commissie wat betreft
de uitvoering van bepaalde voorwaarden die verbonden zijn aan de vergroeningsbetaling
voor het aanvraagjaar 2018 in België, Denemarken, Duitsland, Ierland, Frankrijk, Letland,
Litouwen, Nederland, Polen, Zweden, en het Verenigd Koninkrijk wat Engeland en Schotland
betreft;
Gelet op de artikelen 15 en 19 van de Landbouwwet;
Gelet op artikel 23, tweede lid, onderdeel d, van de Wet basisregistratie grootschalige
topografie;
Besluit:
TOELICHTING
1. Inleiding
Per 1 januari 2015 is de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB van kracht
(hierna: de uitvoeringsregeling). De uitvoeringsregeling geeft uitvoering aan de Europese
verordeningen inzake de rechtstreekse betalingen van het Europese landbouwbeleid.
De uitvoeringsregeling wordt op enkele onderdelen om de volgende redenen gewijzigd.
2. Hoofdlijnen van het voorstel
2.1 Minimumactiviteit
Met de wijziging van artikel 2.2, eerste lid, van de uitvoeringsregeling wordt geregeld
dat als minimumactiviteit voor het kunnen aanmerken van een areaal als landbouwareaal
geldt dat het landbouwareaal jaarlijks vóór 1 november wordt gemaaid. Deze wijziging
is het gevolg van een audit van de Europese Commissie, die de huidige norm ‘in overwegende
mate vrij van verstruiking of verruiging’ niet in overeenstemming acht met de Europese
regelgeving. Daarom wordt teruggevallen op de oude definitie van minimumactiviteit.
2.2 Basis vaststellen grenzen van percelen landbouwgrond
Op 1 januari 2016 is de Wet Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) in werking
getreden. De BGT is de (digitale) gedetailleerde grootschalige basiskaart van heel
Nederland met topografische grenzen van alle fysieke objecten in Nederland, waaronder
dus ook de grenzen van landbouwpercelen. Voor het vaststellen van de topografische
grenzen van percelen, zal RVO.nl in de toekomst gebruikmaken van de BGT. Gebruikmaking van de BGT als bron vereist
echter een zorgvuldige voorbereiding. Gedurende deze voorbereiding, blijft RVO.nl zich, op basis van artikel 23, tweede lid, onderdeel d, van de Wet Basisregistratie
Grootschalige Topografie, baseren op de basiskaart AAN (Agrarisch Areaal Nederland)
voor de grenzen van percelen landbouwgrond. Op termijn worden de perceelsgrenzen van
de huidige basiskaart geharmoniseerd met de objectgrenzen uit de BGT.
Met de toevoeging van een vijfde lid aan artikel 2.2 van de uitvoeringsregeling wordt
geregeld dat voor het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) een tijdelijke uitzondering
geldt voor het niet hoeven toepassen van de wetgeving met betrekking tot de Basiskaart
Grootschalige Topografie (BGT). Om dit in te voeren voor het GLB moet het huidige
perceelregister omgezet worden in een registratie conform het BGT. De implementatie
hiervan is complex, waardoor meer tijd nodig is om dit voor het GLB op een zorgvuldige
manier te doen.
2.3 Derogatie in verband met de droogte
Nederland heeft zich bij de Europese Commissie sterk gemaakt voor uitzonderingsbepalingen
voor landbouwers die door de droogte knelpunten ondervonden bij het nakomen van de
vergroeningsbepalingen. Op 18 september 2018 heeft de Europese Commissie, als reactie
op het derogatieverzoek van een aantal lidstaten, een derogatiebesluit vastgesteld
(Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 18 september 2018 tot goedkeuring van afwijkingen
van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad en van Gedelegeerde
Verordening (EU) nr. 639/2014 van de Commissie wat betreft de uitvoering van bepaalde
voorwaarden die verbonden zijn aan de vergroeningsbetaling voor het aanvraagjaar 2018
in België, Denemarken, Duitsland, Ierland, Frankrijk, Letland, Litouwen, Nederland,
Polen, Zweden, en het Verenigd Koninkrijk wat Engeland en Schotland betreft).
Het derogatiebesluit geeft een aantal lidstaten, waaronder Nederland, de ruimte om
landbouwers vrij te stellen van de mengselplicht bij het inzaaien van grassen en andere
kruidachtige voedergewassen als vanggewassen. Tevens voorziet de derogatie in de mogelijkheid
om wintergewassen die bestemd zijn voor veevoeder, aan te merken als vanggewas. Nederland
maakt van beide mogelijkheden gebruik.
Door de aanhoudende droogte is in heel Nederland sprake geweest van een lagere veevoederproductie.
In alle provincies in Nederland worden dieren gehouden waardoor geheel Nederland,
ingevolge het derogatiebesluit van de Commissie, is getroffen. Nederland wijst daarom
haar gehele grondgebied aan als gebied dat in aanmerking kan komen voor de genoemde
derogatiemogelijkheden.
In juli en augustus was in heel Nederland sprake van een ernstig neerslagtekort waardoor
de conditie van de grond, ongeacht de grondsoort, overwegend ongeschikt is gebleken
voor het inzaaien van vanggewassen. Om telers de gelegenheid te geven wintergewassen
uiterlijk begin oktober in te zaaien, wordt op grond van artikel 2 van het derogatiebesluit
een afwijkende minimale teeltperiode gehanteerd. Deze afwijkende minimale periode
bedraagt 6 weken.
Om gebruik te maken van de genoemde vrijstellingen dient de landbouwer hiervan zo
spoedig mogelijk, maar uiterlijk vóór 1 december 2018 melding te maken bij RVO.nl.
Op de website van RVO.nl zijn daartoe speciale formulieren beschikbaar gesteld.
Reden voor deze meldplicht is de rapportageplicht van Nederland richting de Europese
Commissie over de invulling en het gebruik van de derogatie. Nederland moet vóór 15 december
2018 aan de Europese Commissie rapporteren. De landbouwers die voldoen aan de vereisten
van de vrijstellingen behoeven niet langer een beroep te doen op overmacht. Voor deze
landbouwers vervangt de derogatiemelding de melding in het kader van overmacht.
Landbouwers die, ondanks de toepassing van het derogatiebesluit, door de aanhoudende
droogte niet kunnen voldoen aan de vergroeningsregels kunnen een gemotiveerd beroep
doen op overmacht op grond van artikel 4 van Verordening (EU) nr. 640/2014.
2.4 Zonnebloem als vanggewas
Aan bijlage 2, Categorie 1, waarin een lijst staat opgenomen van vanggewassen die
in combinatie met één of meer andere vanggewassen kunnen worden geteeld voor de invulling
van het ecologisch aandachtsgebied, wordt de zonnebloem toegevoegd. Hiermee wordt
tegemoet gekomen aan de wens van de branche. Zonnebloem als mengsel in een vanggewas
is in de ons omringende landen al langer mogelijk.
2.5 Onderzaai
Met de wijziging van Bijlage 2, Categorie 3, onderdeel 1, waarin de specifieke voorwaarden
staan genoemd waaronder grassen en vlinderbloemige gewassen in combinatie met de hoofdteelt
als combinatie van vanggewassen kunnen worden geteeld, wordt verduidelijkt dat bij
een vanggewas als onderzaai ook de 8 weken aanhoudperiode van toepassing is als na
het oogsten van de hoofdteelt niet direct een nieuwe hoofdteelt wordt ingezaaid.
2.6 Aanpassing RBE 4.21
In verband met het vervallen van artikel 4 van de Regeling diervoeders 2012 wordt
RBE 4.21 in lijn gebracht met nationale regelgeving. Het betreft een wetstechnische
aanpassing die geen invloed heeft op de werking van of de controle op de randvoorwaarden.
2.7 Tekstuele correctie
Tot slot wordt in artikel 2.9, tweede lid, onderdeel d, een kennelijke verschrijving
gecorrigeerd.
3. Regeldruk
De gevolgen voor de regeldruk van de uitvoering van de rechtstreekse betalingen van
het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn beschreven in de toelichting bij de uitvoeringsregeling.
De onderhavige wijzigingsregeling brengt geen extra informatieverplichtingen met zich
mee.
4. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van het beleid
voor Vaste Verander Momenten (VVM) omdat landbouwers gebaat zijn bij een zo spoedig
mogelijke inwerkingtreding van de vrijstellingen binnen de vergroeningsregels op grond
van het derogatiebesluit van de Europese Commissie en Nederland, in deze met betrekking
tot de invulling van de minimumactiviteit, gehouden is aan een EU-conforme implementatie
van de het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.
Een uitzondering wordt gemaakt voor artikel I, onderdeel C, onder 2, dat in werking
treedt met ingang van 1 januari 2019. Reden hiervoor is, dat het nieuw toegevoegde
vanggewas dit jaar niet meer kan worden opgegeven in de Gecombineerde Opgave.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten