Mandaatbesluit uitvoering defensiespecifieke uitkeringsregelingen 2017

24 januari 2018

Nr. BS/2018001341

De Staatssecretaris van Defensie

Besluit

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. bestuur:

het bestuur van de Stichting Pensioenfonds ABP;

b. Minister:

de Minister van Defensie.

Artikel 2

De Minister verleent aan het bestuur mandaat om namens hem besluiten te nemen ter uitvoering en op grond van de onderstaande regelingen:

  • a. De Kaderwet militaire pensioenen, alsmede het daarop steunende Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen met uitzondering van de artikelen 8a en 11a en het Besluit bijzondere militaire pensioenen met uitzondering van artikel 11a;

  • b. Voor zover na die datum nog noodzakelijk, de voor 1 juni 2001 geldende militaire pensioenwetten of -regelingen;

  • c. De Uitkeringswet gewezen militairen;

  • d. De Regeling inkomsten Uitkeringswet gewezen militairen;

  • e. De Wet verbetering rechtspositie verzetsmilitairen;

  • f. De artikelen 62 en 124 van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie (BARD);

  • g. De artikelen 120 t/m 125 van het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR);

  • h. De artikelen 84 en 85 van het Reglement rechtstoestand dienstplichtigen (Rrdpl);

  • i. De Regeling procesverbaal van ongeval en rapportage medische aangelegenheden, artikel 147 AMAR;

  • j. De Voorzieningenregeling voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers;

  • k. De Faciliteitenregeling;

  • l. Het Verzorgstersfonds, beschikking Staatssecretaris van 16 juli 1973;

  • m. De Compensatieregeling motorrijtuigenbelasting, besluiten van 20 juni 1984 en 3 september 1986;

  • n. De Regeling dienstverbandaanspraken geneeskundige verzorging, artikel 104 AMAR;

  • o. Artikel 53 Rrdpl (geneeskundige verstrekkingen gewezen dienstplichtigen);

  • p. De Regeling tegemoetkoming in reis- en verblijfkosten van naaste betrekkingen in geval van ziekte of overlijden van de militair;

  • q. De Regeling onkostenvergoeding gewezen defensiepersoneel;

  • r. De Regeling geneeskundige verzorging gepensioneerde militairen;

  • s. Voor zover de Minister zich de uitvoering daarvan niet heeft voorbehouden, de Conversieregeling militaire pensioenen en de daarmee samenhangende berichtgeving bedoeld in artikel 3, vijfde lid, van de Kaderwet militaire pensioenen;

  • t. De Uitkeringswet financiële compensatie langdurige militaire dienst;

  • u. De Uitkeringswet tegemoetkoming twee tot vijfjarige diensttijd veteranen;

  • v. De artikelen 19 tot en met 25 van het Veteranenbesluit;

  • w. De Regeling berekeningsgrondslag inkomensvoorziening;

Artikel 3

Het bestuur legt een voorgenomen besluit, voor zover dit voortkomt uit de uitvoering van in artikel 2 genoemde defensieregelingen voor aan de Minister indien:

  • a. het bestuur gerede twijfels heeft over het in een individueel geval toepassen van een regeling, genoemd in artikel 2 en

  • b. het naar het oordeel van het bestuur een geval betreft dat grote beleidsmatige of financiële gevolgen kan hebben voor het Ministerie van Defensie, dan wel kan leiden tot precedentwerking.

  • c. het door de Minister nader aan te wijzen gevallen betreft die van belang zijn voor de beleidsvorming dan wel in het kader van kwaliteitstoetsing en -verbetering.

Artikel 4

De Minister verleent mandaat aan het bestuur om te beslissen op bezwaarschriften aangaande ingevolge artikel 2 genomen besluiten. Een en ander met dien verstande dat degene die betrokken is bij het besluitvormingsproces ten aanzien van het bezwaarschrift niet ook betrokken is geweest bij het besluitvormingsproces in eerste aanleg. Het gestelde in artikel 3 is daarbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5

De Minister verleent aan het bestuur bevoegdheid in rechte op te treden indien tegen een ingevolge artikel 2 dan wel artikel 4 genomen besluit beroep wordt ingesteld. Indien het een zaak betreft met een kennelijk aanzienlijk financieel of rechtspositioneel belang, oefent het bestuur deze bevoegdheid niet uit dan na verkregen instemming van de Minister met betrekking tot de gronden voor het beroep. Het bestuur is in dat geval bevoegd om vooruitlopend hierop zo nodig voorlopig beroep in te stellen.

Artikel 6

  • a. Het bestuur kan het aan artikel 2, artikel 4 en artikel 5 ontleende mandaat geheel of gedeeltelijk ondermandateren.

  • b. De verlening van een ondermandaat door het bestuur geschiedt schriftelijk.

Artikel 7

Het bestuur houdt een register bij betreffende verleende ondermandaten. Het register bevat de namen van de functionarissen van het fonds die op basis van het ondermandaat besluiten kunnen nemen, alsmede gegevens omtrent de inhoud van het ondermandaat. Het betreffende register en iedere wijziging daarvan wordt onverwijld door het bestuur aan de Minister kenbaar gemaakt.

Artikel 8

De stukken die op grond van dit besluit worden afgedaan en ondertekend, vermelden aan het slot:

Namens de Staatssecretaris van Defensie

de Stichting Pensioenfonds ABP,

voor deze,

... (handtekening en naam van de functionaris)

... (de functie van de ondertekenaar)

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit uitvoering defensiespecifieke uitkeringsregelingen 2017.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking met ingang van de datum van ondertekening en werkt terug tot en met 1 september 2017.

Dit besluit zal worden gepubliceerd in de serie Ministeriele Publicaties van het Ministerie van Defensie en met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Defensie voor deze, De Hoofddirecteur Personeel, P.F.M. Reesink Schout-bij-nacht

TOELICHTING

Op 1 september 2017 is het Mandaatbesluit Personele Bevoegdheden Defensie 2017 in werking getreden. Daarbij zijn in bijlage H van het Mandaatbesluit Personele Bevoegdheden Defensie 2017 de mandaatbesluiten genoemd die zijn ingetrokken. Abusievelijk is in bijlage H ook het Mandaatbesluit uitvoering defensiespecifieke uitkeringsregelingen ingetrokken. Met het Mandaatbesluit uitvoering defensiespecifieke uitkeringsregelingen 2017 wordt deze omissie hersteld.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de artikelen 6 en 7 aan te passen waar het betreft de bevoegdheid van het bestuur van ABP om ondermandaat te verlenen aan bepaalde functionarissen van ABP.

Tevens is artikel 8 aangepast. Met het aantreden van het nieuwe kabinet geldt er een nieuwe taakverdeling binnen het Ministerie van Defensie (zie Stcrt. 2017, nr. 70862). Als gevolg van de nieuwe taakverdeling is de Staatssecretaris van Defensie onder meer belast met het behartigen van de aangelegenheden betreffende het Ministerie van Defensie voor zover het gaat om de personeelsvoorziening. Als gevolg daarvan moeten besluiten ter uitvoering en op grond van de in artikel 1 genoemde regelingen worden ondertekend namens de Staatssecretaris van Defensie in plaats van namens de Minister van Defensie.

Dit mandaatbesluit vindt zijn grondslag in de overeenkomst ABP – Defensie inzake de uitvoering van diverse uitkeringsregelingen (JFZ/03.1239).

Naar boven