Verkeersbesluit aanwijzen van een verplicht (brom-)fietspad ter hoogte van de Molenstraat met de Waterstraat, te Hulst

Logo Waterschap Scheldestromen

Het adjunct afdelingshoofd Wegen van waterschap Scheldestromen,

gelet op de bepalingen van de Wegenverkeerswet 1994, het Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer (BABW), het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) en de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb),

Overwegingen ten aanzien van het besluit

dat gemeente Hulst het laatste deel van het fietspad op het voormalige spoortracé aan legt;

dat het gedeelte gelegen is in de bossen tussen de Molenstraat en de Grote Kreekweg;

dat ter hoogte van de Molenstraat een aparte oversteek voor (brom-)fietsers komt;

dat ter hoogte van deze oversteek ook (brom-)fietsers uit de Waterstraat moeten oversteken;

dat hiertoe een opvang(brom-)fietspad tussen de Waterstraat en de nieuwe oversteek wordt gerealiseerd;

dat de Waterstraat vanaf het opvang(brom-)fietspad tot aan de Molenstraat dan ook gesloten is voor fietsen, bromfietsen en gehandicaptenvoertuigen;

dat bromfietsen geen gebruik mogen maken van het fietspad op het voormalige spoortracé;

dat bromfietsen verplicht richting de Waterstraat moeten rijden;

dat (brom-)fietsers die de Molenstraat oversteken voorrang moeten verlenen aan gemotoriseerd verkeer op de Molenstraat;

dat gemotoriseerd verkeer op de Molenstraat gewaarschuwd wordt voor overstekende fietsers en bromfietsers;

dat gelet op het voorgaande, met het onderhavige verkeersbesluit de volgende doelstellingen worden beoogd:

-- het verzekeren van de veiligheid op de weg;

-- het beschermen van de weggebruikers en passagiers;

-- het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast of hinder;

dat ter zake ingevolge artikel 24 van het BABW overleg is gevoerd met de korpschef van de politie Zeeland – West-Brabant, namens deze de beleidsadviseur verkeer (advies d.d. 03-08-2018);

dat de maategel in samenspraak met de gemeente Hulst tot stand gekomen is en dat de verkeerskundige van de gemeente Hulst d.d. 02-08-2018 heeft aangegeven akkoord te zijn met het verkeersbesluit;

BESLUIT

tot het aanwijzen van een verplicht (brom-)fietspad vanaf het opvang (brom-)fietspad in de Waterstraat tot en met de oversteek over de Molenstraat in de gemeente Hulst, door het plaatsen van de borden G12a/G12b in combinatie met onderbord OB502, zoals opgenomen in bijlage 1 van het RVV 1990;

tot het regelen van de voorrang bij de oversteek van het (brom-)fietspad ter hoogte van de Molenstraat door het plaatsen van borden B06, zoals opgenomen in bijlage 1 van het RVV 1990, ondersteund door haaientanden op het (brom-)fietspad;

tot het instellen van een gesloten verklaring voor fietsen, bromfietsen en gehandicapten voertuigen op de Waterstraat vanaf het opvang(brom-)fietspad tot aan de Molenstraat door het toepassen van bord C15, zoals opgenomen in bijlage 1 van het RVV 1990;

Middelburg, 17-09-2018

het dagelijks bestuur van waterschap Scheldestromen

Namens deze,

ing. R. de Nood

adjunct afdelingshoofd Wegen

Mededelingen

Bezwaar- of beroepsclausule

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan tegen dit besluit binnen zes weken na de dag waarop dit is bekend gemaakt een bezwaarschrift worden ingediend.

Het bezwaarschrift moet worden gericht aan het dagelijks bestuur van waterschap Scheldestro-men, Kanaalweg 1, 4337 PA Middelburg.

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste het volgende te bevatten:

  • 1.

    de naam en het adres van de indiener;

  • 2.

    de dagtekening;

  • 3.

    vermelding van de datum en het nummer of kenmerk van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt;

  • 4.

    een opgave van redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen.

Indien een bezwaarschrift is ingediend is het mogelijk om daarnaast een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in te dienen. Een dergelijk verzoek dient te worden gericht aan de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West Brabant, Team Bestuursrecht, Postbus 90006, 4800 PA Breda.

Het verzoek dient te zijn ondertekend en ten minste het volgende te bevatten:

  • 1.

    de naam en het adres van de verzoeker;

  • 2.

    de dagtekening;

  • 3.

    vermelding van het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen en datum en nummer of kenmerk van dat besluit;

  • 4.

    de gronden van het verzoek (motivering).

Bij het verzoek dient voorts een afschrift van het bezwaarschrift te worden gevoegd.

Naar aanleiding van het verzoek kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

Voor de behandeling van een verzoek om een voorlopige voorziening wordt een bedrag aan griffierecht geheven. De griffier van de Rechtbank wijst de verzoeker na de indiening van diens verzoek op de verschuldigdheid van het griffierecht en bericht de verzoeker binnen welke termijn het verschuldigde griffierecht moet worden voldaan.

Naar boven