TOELICHTING
Algemeen deel
Deze regeling voorziet in een onverwacht ontstane leemte in de wetgeving met betrekking
tot het vliegend cabinepersoneel en ziet op de goedkeuring van opleidingsinstellingen
die de basisopleiding voor cabinebemanningsleden in de luchtvaart verzorgen alsmede
op de afgifte van attesten aan degenen die zo’n opleiding na een examen met goed gevolg
hebben afgerond. Aanleiding voor deze reparatiemaatregel was de door het Europees
Agentschap voor de luchtvaart (EASA) georganiseerde Aircrew Standardisation Workshop
van 12 oktober 2016 te Keulen. Daaraan ging het volgende vooraf. Verordening (EU)
Nr. 1178/20111 (hierna: flight crew licensing of FCL-verordening) regelt de vaststelling van technische
eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen.
Met Verordening (EU) nr. 290/20122 van 30 maart 2012 zijn in de FCL-verordening de eisen geïntroduceerd voor het voortdurend
geschikt en bekwaam zijn van cabinebemanning om de hun toegewezen veiligheidstaken
te vervullen. Die eisen zijn vastgelegd in bijlage V (deel CC, kwalificatie van cabinebemanningsleden
die betrokken zijn bij commerciële luchtvervoersactiviteiten), bijlage VI (deel ARA,
eisen aan de bevoegde autoriteit met betrekking tot boordpersoneel) en, zo scheen
het tot de bovengenoemde workshop van EASA, bijlage VII (deel ORA, eisen die moeten
worden nageleefd door organisaties die opleidingen verzorgen) van de FCL-verordening.
De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), die belast is met de taken van de bevoegde
autoriteit in de luchtvaart, heeft deze eisen gehanteerd bij de beoordeling van de
aanvragen van organisaties die de basisopleidingscursus voor cabinebemanning willen
verzorgen en organisaties die het attest voor cabinebemanning willen afgeven. Inmiddels
is aan drie organisaties een certificaat voor beide bevoegdheden verstrekt. EASA heeft
tijdens de Aircrew Standardisation Workshop van 12 oktober 2016 te Keulen evenwel
gesteld dat, hoewel de bevoegde autoriteit overeenkomstig de FCL-verordening goedkeuring
dient te verlenen aan organisaties die de basisopleidingscursus voor cabinebemanning
willen verzorgen alsmede aan organisaties die de attesten voor cabinebemanning willen
verstrekken, de bevoegde autoriteit de goedkeuringseisen in de nationale regelgeving
dient vast te stellen. De reikwijdte van bijlage VII (deel ORA) is beperkt tot organisaties
die opleidingen verzorgen met het oog op het verkrijgen van bevoegdheid als piloot
en daarmee samenhangende bevoegdverklaringen en certificaten (artikel ORA.ATO.100
van bijlage VII). Doordat bijlage VII (deel ORA) van de FCL-verordening niet meer
rechtstreeks kon worden toegepast ontstond de leemte die met deze aanvulling van de
Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001 (ROL) is opgevuld.
Het feit dat de goedkeuring voor het verzorgen van de basisopleidingscursus apart
geregeld is naast de goedkeuring voor verstrekken van het attest impliceert dat het
verstrekken van het attest door een andere organisatie zou kunnen worden gedaan dan
de organisatie die de opleiding verzorgt, mits deze organisatie voldoet aan de eisen
en daartoe de goedkeuring heeft gekregen. De ILT hanteert evenwel het uitgangspunt
dat de opleidingsinstelling die is goedgekeurd voor het verzorgen van de basisopleidingcursus
het beste inzicht heeft in de kandidaat die de basisopleiding heeft gevolgd, en met
een door de ILT goed te keuren procedure het examen kan afnemen bij de betrokken kandidaat.
In de praktijk worden derhalve beide goedkeuringsbesluiten niet los van elkaar gezien.
Een aanvraag voor goedkeuring tot het verzorgen van de basisopleidingcursus voor cabinebemanning,
wordt tevens behandeld als een aanvraag voor het afgeven van het attest voor cabinebemanning.
Bij het vaststellen van de nationale eisen ten aanzien van het verzorgen van de basisopleidingcursus
voor cabinebemanning en het verstrekken van het attest voor cabinebemanning zijn de
eisen uit bijlage VII (deel ORA) van de FCL-verordening overgenomen. De nationale
eisen zijn gebaseerd op de eisen die gesteld zijn aan niet-complexe organisaties (artikel
ORA.GEN.200 van bijlage VII).
Voor vergunninghouders voor commercieel luchtvervoer (de houders van een Air Operator
Certificate of AOC) geldt dat ook deze organisaties goedkeuring kunnen verkrijgen
voor het verzorgen van de basisopleidingcursus voor cabinebemanning en het verstrekken
van het attest voor cabinebemanning. Op deze organisaties is Verordening (EU) nr. 965/2012
rechtstreeks van toepassing en geldt voor het verkrijgen van de hier bedoelde goedkeuringen
derhalve niet de ROL.
Overgangsrecht
De wijziging van de ROL voorziet in de juiste naleving van de FCL-Verordening. Aangezien
tot dusver bijlage VII (deel ORA) van de FCL-verordening verkeerd is toegepast is
het van belang de organisaties, waaraan goedkeuringen zijn afgegeven, nieuwe goedkeuringen
te verstrekken op basis van de gewijzigde ROL. De reeds verstrekte goedkeuringen komen
daarmee te vervallen. Aangezien het om slechts enkele documenten gaat is een overgangsbepaling
niet nodig. Gelijktijdig met het van kracht worden van deze wijzigingsregeling worden
nieuwe certificaten afgegeven. Benadrukt zij dat een en ander niet heeft geleid tot
veiligheidsrisico’s aangezien deze organisaties de goedkeuring hebben ontvangen door
aantoonbaar te voldoen aan het gestelde in bijlage VII (deel ORA) van de FCL-verordening.
Deel ORA is ook het belangrijkste uitgangspunt voor bijlage 5 van de ROL. Ten aanzien
van de technische inhoud van de opleiding zijn er geen verschillen. Deel CC van de
FCL-verordening was en blijft onverminderd van kracht.
Lasten bedrijfsleven en burgers
De aanvrager dient een aanvraag in met het in bijlage 5 van de ROL vastgestelde formulier.
De aanvrager dient onder meer een handboek mee te leveren waarin de eisen, bedoeld
in bijlage 5 van de ROL, beschreven zijn en een opleidingsplan dat voldoet aan de
eisen die bijlage V (deel CC) van de FCL-verordening stelt. De aanvrager verzoekt
tevens om de goedkeuring voor het verstrekken van het attest voor cabinebemanning.
De eisen gesteld aan deze goedkeuring staan ook in bijlage 5 van de ROL.
De administratieve lasten betreffen het invullen van de aanvraag, wat gemiddeld één
manuur per instelling in beslag neemt. Met het opstellen van het handboek en opleidingsplan
zijn alleen nalevingskosten gemoeid voor naar schatting gemiddeld 200 manuren per
instelling. De administratieve lasten bedragen voor 9 instellingen (9 X 1 X € 54,–)
circa € 486,–. De nalevingskosten bedragen (9 X 200 X € 54) circa € 97.200,–. Dit
zijn dezelfde handelingen die de aanvrager voorheen moest verrichten in het kader
van de eisen voor organisaties die opleidingen verrichten. Derhalve is de hoogte van
de administratieve lasten gelijk gebleven.
Horen van belanghebbenden
Op 6 september 2017 heeft bij de ILT te Hoofddorp een consultatiegesprek plaatsgehad
met twee reeds goedgekeurde opleidingsinstellingen en een organisatie die de intentie
heeft een aanvraag in te dienen. De ILT heeft voorafgaand aan het consultatiegesprek
de deelnemers het ontwerp van deze regeling, inclusief bijlage 5, gestuurd. Het gesprek
heeft in het volgende geresulteerd.
De betrokken opleidingsinstellingen hebben commentaar geleverd dat in de ontwerpregeling
is verwerkt. De opleidingsinstellingen hebben de zorg geuit dat de vervanging van
het ATO-certificaat (model appendix III van bijlage VI (deel ARA) van de FCL-verordening
door een nationaal certificaat gevolgen heeft voor hun marktaandeel omdat men niet
meer het predicaat Aproved Training Organisation (ATO), als bedoeld in bijlage VII,
subdeel ATO, van de FCL-verordening mag voeren. Dienaangaande zij opgemerkt dat alle
lidstaten voortaan de goedkeuring van opleidingsorganisaties voor de basisopleidingcursus
en de goedkeuring voor de afgifte van bemanningsattesten in nationale wetgeving moeten
regelen. Dit impliceert dat in heel Europa alleen nationale certificaten aan deze
organisaties verstrekt worden. Bovendien moeten de technische inhoud van de basisopleidingscursus
en de voorwaarden voor het verstrekken van het bemanningsattest in overeenstemming
zijn met bijlage V (deel CC) van de FCL-verordening. Derhalve zou hier geen verschil
zijn tussen de lidstaten mogen zijn. De vervanging van het voorheen aan de kandidaten
verstrekte attest door een nationaal certificaat betekent dan ook geen waardevermindering.
Vaste verandermomenten
Aangezien deze regeling een reparatiemaatregel is die een leemte in de wetgeving met
betrekking tot vliegend cabinepersoneel moet opvullen is, op grond van de uitzonderingsgrond
van Aanwijzing 174, onderdeel 4, onder c, van de aanwijzingen voor de regelgeving,
geen toepassing gegeven aan de vaste verandermomenten of de minimuminvoeringstermijn.
Toezicht en uitvoering
De ILT heeft een handhaafbaarheids-, uitvoerbaarheids- en fraudebestendigheidstoets
uitgevoerd met als belangrijkste uitkomsten dat het voorstel uitvoerbaar en handhaafbaar
is. Aangezien de grondslag voor het goedkeuren van opleidingsorganisaties voor het
verzorgen van de basisopleidingcursus voor cabinepersoneel en het verstrekken van
bemanningsattesten zowel in het Besluit luchtvaart als in de FCL-verordening ligt
zal het toezicht geschieden op basis van de eisen in de ROL en de eisen gesteld in
bijlage VI (deel ARA) van die verordening. De wijze waarop de bevoegde autoriteit
toezicht dient uit te oefenen is nader uitgewerkt in artikel ARA.GEN.300 van de FCL-verordening,
dat rechtstreeks tot de bevoegde autoriteit is gericht. De afgifte van attesten, geregeld
in artikel 11b, dient te geschieden overeenkomstig de artikelen ARA.GEN.220, ARA.GEN.315
en CC.CCA.100 van die verordening. Het basisopleidingsprogramma, op grond waarvan
een instelling ter goedkeuring wordt beoordeeld, dient te voldoen aan de eisen van
artikel CC.TRA.220 van dezelfde verordening, die nader zijn uitgewerkt in bijlage
5 van de regeling. De handhaving van deze bepalingen berust op artikel 11.15, onderdeel
b, onder 9°, van de Wet luchtvaart dat de bestuursrechtelijke handhaving daarvan regelt.
Indien een goedgekeurde opleidingsinstelling niet langer voldoet aan de goedkeuringseisen
kan op grond van artikel 2.9 van de Wet luchtvaart de goedkeuring worden ingetrokken.
Weliswaar regelt dat artikel de goedkeuring van opleidingsinstellingen voor een bewijs
van bevoegdheid of voor een bevoegdverklaring als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid,
van de Wet luchtvaart en niet voor een attest als hier bedoeld maar het doel en de
strekking van deze goedkeuringsregeling is daarmee volledig vergelijkbaar. Een attest
heet geen bewijs van bevoegdheid maar is krachtens artikel CC.GEN.025 van de FCL-verordening
wel vereist om als cabinepersoneel te mogen opereren bij commerciële vluchten.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdelen A en B
Voor de invoering van de goedkeuringsprocedure voor opleidingsinstellingen voor cabinepersoneel
zijn in artikel 1 de begripsbepalingen ‘attest voor cabinebemanningsleden’, ‘bevoegde
autoriteit’ en ‘goedgekeurde opleidingsinstelling’ en in artikel 2 de handeling ‘goedkeuring’
toegevoegd.
Onderdeel C
Het opschrift van paragraaf 2.2 is in overeenstemming gebracht met de invoering van
de goedkeuringsprocedure voor opleidingsinstellingen voor cabinepersoneel. Deze procedure
is geregeld in het nieuwe derde lid. Krachtens het, eveneens nieuwe, vierde lid kan
de goedgekeurde opleidingsinstelling worden gemandateerd, in de terminologie van de
FCL-verordening ‘gemachtigd’, om namens de minister attesten af te geven aan bemanningsleden
die met goed gevolg hun examen hebben afgelegd en deze attesten te registreren. Op
deze registratie van afgegeven attesten, die een verwerking van persoonsgegevens met
zich meebrengt, is de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)3 van toepassing. Aangezien de artikelen ARA.CC.100 en ARA.CC.200, onderdeel b, jo.
ARA.GEN.220 en ARA.GEN.315, die de afgifte en registratie van attesten voor luchtvaartcabinepersoneel
regelen, aan de eisen van artikel 6, derde lid, en artikel 9, tweede lid, onderdeel
g, van de AVG, met betrekking tot respectievelijk de rechtsgrond voor verwerking van
persoonsgegevens en de uitzondering op het verbod tot die verwerking, voldoen is geen
aparte nationale grondslag voor de registratie van die attesten vereist.
De opleidingsinstelling die bevoegd is om attesten af te geven is krachtens het, eveneens
nieuwe, vijfde lid gemandateerd om ook de examenuitslag van de cabinebemanningsleden
vast te stellen.
Aan de aanhef van artikel 4 is ‘goedkeuring’ toegevoegd. In onderdeel d is aangegeven
welke stukken aangeleverd dienen te worden bij een aanvraag tot goedkeuring.
Onderdelen D en E
Deze onderdelen bevatten redactionele aanpassingen in verband met de invoering van
de goedkeuringsprocedure.
Onderdeel F
Het nieuwe hoofdstuk 3a regelt de afgifte van de attesten voor cabinepersoneel en
de registratie van de afgegeven attesten. Daarvoor wordt in het artikel verwezen naar
de toepasselijke procedures in bijlage VI van de FCL-verordening. Zie met betrekking
tot de bescherming van persoonsgegevens ook de toelichting op onderdeel C inzake de
registratie van afgegeven attesten.
Onderdelen G en H
Aangezien bijlage 5 de concrete invulling geeft aan de voorwaarden voor goedkeuring
van opleidingsinstellingen, mandatering tot de afgifte van attesten voor cabinebemanningsleden
en de vormgeving van die attesten is er uit oogpunt van duidelijkheid voor gekozen
om de bijlage tezamen met deze regeling bekend te maken. Bovendien is de bijlage van
beperkte omvang.
Artikel II
Aangezien deze regeling een reparatiemaatregel betreft is op grond van de uitzonderingsgrond
in aanwijzing voor de regelgeving 174, vierde lid, onderdeel c, afgezien van de toepassing
van een vast verandermoment en een minimuminvoeringstermijn van twee maanden.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga