Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 1 oktober 2018, nr. IENW/BSK-2018/68856, tot wijziging van de Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001 in verband met de invoering van goedkeuringsvoorschriften voor opleidingsorganisaties voor cabinebemanningsleden

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 13, eerste lid, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001 wordt als volgt gewijzigd.

A

In artikel 1, eerste lid, worden in de alfabetische rangordening van begripsbepalingen ingevoegd:

Attest voor cabinebemanningsleden:

document als bedoeld in subdeel CCA van bijlage V van verordening (EU) nr. 1178/2011, waaruit blijkt dat een bemanningslid met goed gevolg het examen heeft afgelegd na voltooiing van de basisopleiding voor cabinebemanningslid;

Bevoegde autoriteit:

instantie als bedoeld in artikel CC.GEN.001 van bijlage V van verordening (EU) nr. 1178/2011;

Goedgekeurde opleidingsinstelling:

door de minister goedgekeurde opleidingsorganisatie voor het verzorgen van de basisopleiding van cabinebemanningsleden;

B

In artikel 2 wordt telkens ‘registratie of erkenning’ vervangen door ‘registratie, erkenning of goedkeuring’.

C

Paragraaf 2.2 wordt als volgt gewijzigd.

1. Het opschrift komt te luiden:

§ 2.2 Registratie, erkenning en goedkeuring

2. Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a. in het tweede lid, wordt ‘Onze’ vervangen door: De.

b. drie leden worden toegevoegd, luidende:

  • 3. De minister keurt overeenkomstig artikel ARA.CC.200, onderdeel a, van bijlage VI van verordening (EU) nr. 1178/2011, een opleidingsorganisatie goed voor het verzorgen van de basisopleiding van cabinebemanningsleden, bedoeld in artikel CC.TRA.220, onderdelen a en b, van bijlage V van verordening (EU) nr. 1178/ 2011, indien de aanvrager voldoet aan de eisen bedoeld in hoofdstuk 1 van bijlage 5. Het goedkeuringsbesluit bevat mede het opleidingsprogramma en de syllabus van de opleidingsorganisatie.

  • 4. De minister kan een goedgekeurde opleidingsinstelling, als bedoeld in het derde lid, overeenkomstig artikel ARA.CC.200, onderdeel b, van bijlage VI van verordening (EU) nr. 1178/2011, mandaat verlenen om namens hem attesten voor cabinebemanningsleden af te geven indien die opleidingsinstelling:

    • a. voldoet aan de eisen, bedoeld in hoofdstuk 2 van bijlage 5, en

    • b. gedocumenteerde procedures heeft ingevoerd voor de examinering en het afgeven van attesten overeenkomstig de artikelen CC.TRA.220, onderdeel c, van bijlage V en ARA.CC.200, onderdeel b, onder 2, van bijlage VI van verordening (EU) nr. 1178/2011.

  • 5. Een opleidingsinstelling die overeenkomstig het vierde lid gemandateerd is om namens de minister attesten af te geven stelt daartoe ook namens de minister de examenuitslagen van cabinebemanningsleden vast en registreert namens de minister de afgegeven attesten.

3. Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a. in de aanhef wordt na ‘registratie’ ingevoegd: of goedkeuring.

b. Onder vervanging van de punt in onderdeel c door een komma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. voor de goedkeuring van een opleidingsinstelling voor de basisopleiding van cabinebemanningsleden:

    • 1°. de datum van aanvang van de opleiding;

    • 2°. overzicht en curriculum vitae van het bij de opleiding betrokken leidinggevend personeel en onderwijzend personeel;

    • 3°. naam en adres van de plaatsen waar de opleiding zal plaatsvinden;

    • 4°. een beschrijving van de faciliteiten, opleidingsmethoden, handboeken en representatieve toestellen die gebruikt zullen worden; en

    • 5°. de syllabi en bijbehorende programma’s voor de opleiding.

4. Aan artikel 5 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. De goedkeuring van een opleidingsinstelling voor het verzorgen van de basisopleiding van cabinebemanningsleden alsmede de machtiging, bedoeld in artikel 3, derde en vierde lid, gelden voor onbepaalde tijd.

D

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede ‘Een geregistreerde opleidingsinstelling’ wordt vervangen door: Een goedgekeurde opleidingsinstelling, geregistreerde opleidingsinstelling.

2. De zinsnede ‘de aanvraag tot registratie’ wordt vervangen door: de aanvraag tot goedkeuring, registratie.

E

In het opschrift van hoofdstuk 3 wordt ‘kwalificatie’ vervangen door: goedkeuring.

F

Aan hoofdstuk 3 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 11b

  • 1. De in artikel 3, vierde lid, bedoelde opleidingsinstelling hanteert voor de afgifte respectievelijk de registratie van attesten voor cabinebemanningsleden procedures overeenkomstig de artikelen ARA.GEN.315 respectievelijk ARA.GEN.220 van bijlage VI van verordening (EU) nr. 1178/2011.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde opleidingsinstelling verstrekt de bevoegde autoriteit de informatie en documentatie over de afgegeven attesten en de houders van deze attesten, voor zover de bevoegde autoriteit die nodig heeft om zijn gegevensbeheer-, toezichts- en handhavingstaken uit te voeren.

G

Artikel 13 komt te luiden:

Artikel 13

De bijlagen bij deze regeling, met uitzondering van de bijlagen 2 en 5, liggen ter inzage bij het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

H

Toegevoegd wordt een bijlage, luidende:

Bijlage 5, bedoeld in artikel 3, derde lid en vierde lid, onderdeel a, van de Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001.

Hoofdstuk 1 Goedkeuring voor het verzorgen van de Basisopleiding voor cabinebemanningsleden

De minister kan een opleidingsinstelling goedkeuring verlenen voor het verzorgen van de basisopleiding voor cabinebemanningsleden overeenkomstig CC.TRA.215 van verordening (EU) nr. 1178/2011, indien de aanvraag daartoe is ingediend met een aanvraagformulier van het model als hierachter opgenomen en is voldaan aan de volgende eisen:

  • 1. De opleidingsinstelling voor het verzorgen van de basisopleiding voor cabinebemanningsleden stelt een handboek op, waarin ten minste de volgende onderdelen beschreven zijn:

    • a. organisatie en management:

      • 1°. een beschrijving van de organisatie;

      • 2°. de taken en verantwoordelijkheden van de verantwoordelijk manager, waaronder ten minste:

        • bewaken dat de activiteiten van de opleidingsinstelling in overeenstemming zijn met de van toepassing zijnde wet- en regelgeving;

        • zorgdragen dat er voldoende middelen beschikbaar zijn om aan de eisen voor het verzorgen van de basisopleiding voor cabinebemanningsleden te voldoen;

        • het opstellen van een jaarlijkse evaluatie.

      • 3°. de taken en verantwoordelijkheden van het hoofd Training, waaronder ten minste:

        • zorgdragen dat de opleiding voldoet aan de eisen gesteld in bijlage V, deel CC, van verordening (EU) nr. 1178/2011;

        • het toezicht op de voortgang van de studenten.

      • 4°. een procedure waarin beschreven wordt hoe om te gaan met geconstateerde onvolkomenheden, met ten minste een beschrijving van:

        • het achterhalen van de oorzaak van de onvolkomenheid;

        • hoe corrigerende maatregelen te nemen binnen een vastgesteld termijn;

        • de procedure voor het wijzigen van het handboek;

      • 5°. De rol van de verantwoordelijk manager en hoofd training kunnen door één persoon worden vervuld. Het hoofd training dient gedegen ervaring te hebben in het verzorgen van opleidingen voor cabinebemanningsleden.

    • b. archivering:

      De opleidingsinstelling archiveert de volgende gegevens en bescheiden en bewaart deze gedurende een periode van minimaal 5 jaar:

      • 1°. het handboek;

      • 2°. opleidingsplannen, handleidingen, presentaties en overig instructiemateriaal;

      • 3°. de voortgang- en kwalificatietesten van zowel de praktijk- en theorie-instructie;

      • 4°. persoonsgegevens en kwalificaties van leerlingen en instructeurs voor zover relevant voor de opleiding.

    • c. instructeurs:

      • 1°. een beschrijving van de (her-) kwalificatieëisen aan de instructeur;

      • een overzicht van de instructeurs met vermelding van de opleidingsonderdelen die door de betreffende instructeur verzorgd mogen worden.

    • d. procedures en instructies:

      Tenminste de volgende onderwerpen zijn als procedure of instructie beschreven:

      • 1°. toelatingseisen waaraan de studenten moeten voldoen;

      • 2°. het opstellen en bijhouden van opleidingsplannen, inclusief een amenderingsprocedure;

      • 3°. het opstellen en bijhouden van handleidingen, presentaties en overig instructiemateriaal en -middelen;

      • 4°. het verzorgen van de opleidingsonderdelen;

      • 5°. het volgen en adviseren van de studenten.

    • e. opleidingsplan:

      Het opleidingsplan bevat alle theorie- en praktijkelementen die vermeld staan in Appendix 1 bij Annex V, deel CC, van verordening (EU) nr.1178/2011. Per element wordt tenminste vastgelegd:

      • 1°. het te behalen resultaat na voltooiing van het betreffende element;

      • 2°. de tijdsduur van de instructie;

      • 3°. de te gebruiken instructiematerialen;

      • 4°. de instructiemethode en de methode van toetsing.

    • f. rapportage:

      De opleidingsinstelling zal een procedure beschrijven voor het registreren van:

      • 1°. de aanwezigheid van de studenten;

      • 2°. het volgen van de resultaten van de student;

      • 3°. de voortgangstesten voor theorie- en praktijktoetsen.

      De te gebruiken formulieren maken onderdeel uit van het handboek.

    • g. faciliteiten en middelen:

      Een beschrijving van de te gebruiken faciliteiten, representatieve toestellen en overige middelen, waar van toepassing.

    • h. training door derden:

      Ingeval de opleidingsinstelling onderdelen van de training uitbesteedt aan derden wordt zeker gesteld dat het uitbestede gedeelte wordt verzorgd overeenkomstig de eisen en standaarden gesteld door de opleidingsinstelling.

    • i. overig:

      In het handboek wordt ook een verklarende lijst van de gebruikte terminologie en afkortingen opgenomen.

  • 2. De trainingsorganisatie zal jaarlijks een interne evaluatie uitvoeren ten aanzien van:

    • a. de taken en verantwoordelijkheden van het personeel en de organisatie;

    • b. de beoordeling van de effectiviteit van corrigerende maatregelen op onvolkomenheden;

    • c. de effectiviteit van de training en trainingsprogramma’s;

    • d. de overeenstemming van de opleidingsinstelling en de opleiding met de daarvoor geldende regelgeving;

    • e. de prestaties van de instructeurs in overeenstemming met de vastgestelde standaard;

    • f. het aantal gegeven cursussen en de aantallen leerlingen;

    • g. de andere zaken die volgens de opleidingsinstelling van belang zijn.

    De interne evaluatie dient beschikbaar te zijn voor de bevoegde autoriteit.

  • 3. De bevoegde autoriteit is gerechtigd toegang te krijgen tot alle onderdelen van de organisatie inclusief de toegang tot alle onderdelen van derden, indien van toepassing, teneinde vast te kunnen stellen of wordt voldaan aan de eisen die deze regeling stelt.

Hoofdstuk 2 Bevoegdheid tot het afgeven van attesten voor Cabinebemanningsleden

Een goedgekeurde opleidingsinstelling voor het verzorgen van de basisopleiding voor cabinebemanningsleden kan worden aangewezen om namens de minister attesten voor cabinebemanningsleden af te geven in overeenstemming met artikel CC.CCA.100 (b), onderdeel 2, van bijlage V van verordening (EU) nr. 1178/2011, indien de opleidingsinstelling de volgende onderdelen aan het handboek bedoeld in hoofdstuk 1 heeft toegevoegd:

  • a. procedures voor:

    • 1°. Het vaststellen dat de kandidaat voor het verkrijgen van een attest aan alle eisen van de basisopleiding voor cabinebemanningsleden heeft voldaan;

    • 2°. Het opstellen, bijhouden en verzorgen van examens overeenkomstig CC.TRA.220(c) van bijlage V van verordening (EU) nr. 1178/2011. De procedure beschrijft zowel de examennorm als de normen om in aanmerking te komen voor een herexamen.

  • b. eisen aan examinatoren:

    Deze zijn gekwalificeerd voor de taak, en hebben geen persoonlijk belang bij de examenuitslag.

  • c. archivering

    De opleidingsinstelling archiveert:

    • 1°. alle documentatie en informatie gerelateerd aan het verkrijgen van een attest in overeenstemming met hoofdstuk 1, onderdelen a en e;

    • 2°. alle uitgereikte attesten.

    De opleidingsinstelling houdt de gearchiveerde documentatie en informatie ter beschikking voor de bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 11b, tweede lid, van de Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001.

Hoofdstuk 3 Attest voor Cabinebemanningsleden

Het attest voldoet aan het model in appendix II van bijlage VI, deel ARA, van verordening (EU) nr. 1178/2011.

De bevoegde autoriteit informeert de opleidingsinstelling over de op het attest vermelde onderdelen 2, 3, 8 en 9.

De opleidingsinstelling neemt in het handboek bedoeld in hoofdstuk 1 een voorbeeldattest op met voor de opleidingsinstelling relevante informatie.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

TOELICHTING

Algemeen deel

Deze regeling voorziet in een onverwacht ontstane leemte in de wetgeving met betrekking tot het vliegend cabinepersoneel en ziet op de goedkeuring van opleidingsinstellingen die de basisopleiding voor cabinebemanningsleden in de luchtvaart verzorgen alsmede op de afgifte van attesten aan degenen die zo’n opleiding na een examen met goed gevolg hebben afgerond. Aanleiding voor deze reparatiemaatregel was de door het Europees Agentschap voor de luchtvaart (EASA) georganiseerde Aircrew Standardisation Workshop van 12 oktober 2016 te Keulen. Daaraan ging het volgende vooraf. Verordening (EU) Nr. 1178/20111 (hierna: flight crew licensing of FCL-verordening) regelt de vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen. Met Verordening (EU) nr. 290/20122 van 30 maart 2012 zijn in de FCL-verordening de eisen geïntroduceerd voor het voortdurend geschikt en bekwaam zijn van cabinebemanning om de hun toegewezen veiligheidstaken te vervullen. Die eisen zijn vastgelegd in bijlage V (deel CC, kwalificatie van cabinebemanningsleden die betrokken zijn bij commerciële luchtvervoersactiviteiten), bijlage VI (deel ARA, eisen aan de bevoegde autoriteit met betrekking tot boordpersoneel) en, zo scheen het tot de bovengenoemde workshop van EASA, bijlage VII (deel ORA, eisen die moeten worden nageleefd door organisaties die opleidingen verzorgen) van de FCL-verordening. De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), die belast is met de taken van de bevoegde autoriteit in de luchtvaart, heeft deze eisen gehanteerd bij de beoordeling van de aanvragen van organisaties die de basisopleidingscursus voor cabinebemanning willen verzorgen en organisaties die het attest voor cabinebemanning willen afgeven. Inmiddels is aan drie organisaties een certificaat voor beide bevoegdheden verstrekt. EASA heeft tijdens de Aircrew Standardisation Workshop van 12 oktober 2016 te Keulen evenwel gesteld dat, hoewel de bevoegde autoriteit overeenkomstig de FCL-verordening goedkeuring dient te verlenen aan organisaties die de basisopleidingscursus voor cabinebemanning willen verzorgen alsmede aan organisaties die de attesten voor cabinebemanning willen verstrekken, de bevoegde autoriteit de goedkeuringseisen in de nationale regelgeving dient vast te stellen. De reikwijdte van bijlage VII (deel ORA) is beperkt tot organisaties die opleidingen verzorgen met het oog op het verkrijgen van bevoegdheid als piloot en daarmee samenhangende bevoegdverklaringen en certificaten (artikel ORA.ATO.100 van bijlage VII). Doordat bijlage VII (deel ORA) van de FCL-verordening niet meer rechtstreeks kon worden toegepast ontstond de leemte die met deze aanvulling van de Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001 (ROL) is opgevuld.

Het feit dat de goedkeuring voor het verzorgen van de basisopleidingscursus apart geregeld is naast de goedkeuring voor verstrekken van het attest impliceert dat het verstrekken van het attest door een andere organisatie zou kunnen worden gedaan dan de organisatie die de opleiding verzorgt, mits deze organisatie voldoet aan de eisen en daartoe de goedkeuring heeft gekregen. De ILT hanteert evenwel het uitgangspunt dat de opleidingsinstelling die is goedgekeurd voor het verzorgen van de basisopleidingcursus het beste inzicht heeft in de kandidaat die de basisopleiding heeft gevolgd, en met een door de ILT goed te keuren procedure het examen kan afnemen bij de betrokken kandidaat.

In de praktijk worden derhalve beide goedkeuringsbesluiten niet los van elkaar gezien. Een aanvraag voor goedkeuring tot het verzorgen van de basisopleidingcursus voor cabinebemanning, wordt tevens behandeld als een aanvraag voor het afgeven van het attest voor cabinebemanning.

Bij het vaststellen van de nationale eisen ten aanzien van het verzorgen van de basisopleidingcursus voor cabinebemanning en het verstrekken van het attest voor cabinebemanning zijn de eisen uit bijlage VII (deel ORA) van de FCL-verordening overgenomen. De nationale eisen zijn gebaseerd op de eisen die gesteld zijn aan niet-complexe organisaties (artikel ORA.GEN.200 van bijlage VII).

Voor vergunninghouders voor commercieel luchtvervoer (de houders van een Air Operator Certificate of AOC) geldt dat ook deze organisaties goedkeuring kunnen verkrijgen voor het verzorgen van de basisopleidingcursus voor cabinebemanning en het verstrekken van het attest voor cabinebemanning. Op deze organisaties is Verordening (EU) nr. 965/2012 rechtstreeks van toepassing en geldt voor het verkrijgen van de hier bedoelde goedkeuringen derhalve niet de ROL.

Overgangsrecht

De wijziging van de ROL voorziet in de juiste naleving van de FCL-Verordening. Aangezien tot dusver bijlage VII (deel ORA) van de FCL-verordening verkeerd is toegepast is het van belang de organisaties, waaraan goedkeuringen zijn afgegeven, nieuwe goedkeuringen te verstrekken op basis van de gewijzigde ROL. De reeds verstrekte goedkeuringen komen daarmee te vervallen. Aangezien het om slechts enkele documenten gaat is een overgangsbepaling niet nodig. Gelijktijdig met het van kracht worden van deze wijzigingsregeling worden nieuwe certificaten afgegeven. Benadrukt zij dat een en ander niet heeft geleid tot veiligheidsrisico’s aangezien deze organisaties de goedkeuring hebben ontvangen door aantoonbaar te voldoen aan het gestelde in bijlage VII (deel ORA) van de FCL-verordening. Deel ORA is ook het belangrijkste uitgangspunt voor bijlage 5 van de ROL. Ten aanzien van de technische inhoud van de opleiding zijn er geen verschillen. Deel CC van de FCL-verordening was en blijft onverminderd van kracht.

Lasten bedrijfsleven en burgers

De aanvrager dient een aanvraag in met het in bijlage 5 van de ROL vastgestelde formulier. De aanvrager dient onder meer een handboek mee te leveren waarin de eisen, bedoeld in bijlage 5 van de ROL, beschreven zijn en een opleidingsplan dat voldoet aan de eisen die bijlage V (deel CC) van de FCL-verordening stelt. De aanvrager verzoekt tevens om de goedkeuring voor het verstrekken van het attest voor cabinebemanning. De eisen gesteld aan deze goedkeuring staan ook in bijlage 5 van de ROL.

De administratieve lasten betreffen het invullen van de aanvraag, wat gemiddeld één manuur per instelling in beslag neemt. Met het opstellen van het handboek en opleidingsplan zijn alleen nalevingskosten gemoeid voor naar schatting gemiddeld 200 manuren per instelling. De administratieve lasten bedragen voor 9 instellingen (9 X 1 X € 54,–) circa € 486,–. De nalevingskosten bedragen (9 X 200 X € 54) circa € 97.200,–. Dit zijn dezelfde handelingen die de aanvrager voorheen moest verrichten in het kader van de eisen voor organisaties die opleidingen verrichten. Derhalve is de hoogte van de administratieve lasten gelijk gebleven.

Horen van belanghebbenden

Op 6 september 2017 heeft bij de ILT te Hoofddorp een consultatiegesprek plaatsgehad met twee reeds goedgekeurde opleidingsinstellingen en een organisatie die de intentie heeft een aanvraag in te dienen. De ILT heeft voorafgaand aan het consultatiegesprek de deelnemers het ontwerp van deze regeling, inclusief bijlage 5, gestuurd. Het gesprek heeft in het volgende geresulteerd.

De betrokken opleidingsinstellingen hebben commentaar geleverd dat in de ontwerpregeling is verwerkt. De opleidingsinstellingen hebben de zorg geuit dat de vervanging van het ATO-certificaat (model appendix III van bijlage VI (deel ARA) van de FCL-verordening door een nationaal certificaat gevolgen heeft voor hun marktaandeel omdat men niet meer het predicaat Aproved Training Organisation (ATO), als bedoeld in bijlage VII, subdeel ATO, van de FCL-verordening mag voeren. Dienaangaande zij opgemerkt dat alle lidstaten voortaan de goedkeuring van opleidingsorganisaties voor de basisopleidingcursus en de goedkeuring voor de afgifte van bemanningsattesten in nationale wetgeving moeten regelen. Dit impliceert dat in heel Europa alleen nationale certificaten aan deze organisaties verstrekt worden. Bovendien moeten de technische inhoud van de basisopleidingscursus en de voorwaarden voor het verstrekken van het bemanningsattest in overeenstemming zijn met bijlage V (deel CC) van de FCL-verordening. Derhalve zou hier geen verschil zijn tussen de lidstaten mogen zijn. De vervanging van het voorheen aan de kandidaten verstrekte attest door een nationaal certificaat betekent dan ook geen waardevermindering.

Vaste verandermomenten

Aangezien deze regeling een reparatiemaatregel is die een leemte in de wetgeving met betrekking tot vliegend cabinepersoneel moet opvullen is, op grond van de uitzonderingsgrond van Aanwijzing 174, onderdeel 4, onder c, van de aanwijzingen voor de regelgeving, geen toepassing gegeven aan de vaste verandermomenten of de minimuminvoeringstermijn.

Toezicht en uitvoering

De ILT heeft een handhaafbaarheids-, uitvoerbaarheids- en fraudebestendigheidstoets uitgevoerd met als belangrijkste uitkomsten dat het voorstel uitvoerbaar en handhaafbaar is. Aangezien de grondslag voor het goedkeuren van opleidingsorganisaties voor het verzorgen van de basisopleidingcursus voor cabinepersoneel en het verstrekken van bemanningsattesten zowel in het Besluit luchtvaart als in de FCL-verordening ligt zal het toezicht geschieden op basis van de eisen in de ROL en de eisen gesteld in bijlage VI (deel ARA) van die verordening. De wijze waarop de bevoegde autoriteit toezicht dient uit te oefenen is nader uitgewerkt in artikel ARA.GEN.300 van de FCL-verordening, dat rechtstreeks tot de bevoegde autoriteit is gericht. De afgifte van attesten, geregeld in artikel 11b, dient te geschieden overeenkomstig de artikelen ARA.GEN.220, ARA.GEN.315 en CC.CCA.100 van die verordening. Het basisopleidingsprogramma, op grond waarvan een instelling ter goedkeuring wordt beoordeeld, dient te voldoen aan de eisen van artikel CC.TRA.220 van dezelfde verordening, die nader zijn uitgewerkt in bijlage 5 van de regeling. De handhaving van deze bepalingen berust op artikel 11.15, onderdeel b, onder 9°, van de Wet luchtvaart dat de bestuursrechtelijke handhaving daarvan regelt. Indien een goedgekeurde opleidingsinstelling niet langer voldoet aan de goedkeuringseisen kan op grond van artikel 2.9 van de Wet luchtvaart de goedkeuring worden ingetrokken. Weliswaar regelt dat artikel de goedkeuring van opleidingsinstellingen voor een bewijs van bevoegdheid of voor een bevoegdverklaring als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van de Wet luchtvaart en niet voor een attest als hier bedoeld maar het doel en de strekking van deze goedkeuringsregeling is daarmee volledig vergelijkbaar. Een attest heet geen bewijs van bevoegdheid maar is krachtens artikel CC.GEN.025 van de FCL-verordening wel vereist om als cabinepersoneel te mogen opereren bij commerciële vluchten.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A en B

Voor de invoering van de goedkeuringsprocedure voor opleidingsinstellingen voor cabinepersoneel zijn in artikel 1 de begripsbepalingen ‘attest voor cabinebemanningsleden’, ‘bevoegde autoriteit’ en ‘goedgekeurde opleidingsinstelling’ en in artikel 2 de handeling ‘goedkeuring’ toegevoegd.

Onderdeel C

Het opschrift van paragraaf 2.2 is in overeenstemming gebracht met de invoering van de goedkeuringsprocedure voor opleidingsinstellingen voor cabinepersoneel. Deze procedure is geregeld in het nieuwe derde lid. Krachtens het, eveneens nieuwe, vierde lid kan de goedgekeurde opleidingsinstelling worden gemandateerd, in de terminologie van de FCL-verordening ‘gemachtigd’, om namens de minister attesten af te geven aan bemanningsleden die met goed gevolg hun examen hebben afgelegd en deze attesten te registreren. Op deze registratie van afgegeven attesten, die een verwerking van persoonsgegevens met zich meebrengt, is de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)3 van toepassing. Aangezien de artikelen ARA.CC.100 en ARA.CC.200, onderdeel b, jo. ARA.GEN.220 en ARA.GEN.315, die de afgifte en registratie van attesten voor luchtvaartcabinepersoneel regelen, aan de eisen van artikel 6, derde lid, en artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de AVG, met betrekking tot respectievelijk de rechtsgrond voor verwerking van persoonsgegevens en de uitzondering op het verbod tot die verwerking, voldoen is geen aparte nationale grondslag voor de registratie van die attesten vereist.

De opleidingsinstelling die bevoegd is om attesten af te geven is krachtens het, eveneens nieuwe, vijfde lid gemandateerd om ook de examenuitslag van de cabinebemanningsleden vast te stellen.

Aan de aanhef van artikel 4 is ‘goedkeuring’ toegevoegd. In onderdeel d is aangegeven welke stukken aangeleverd dienen te worden bij een aanvraag tot goedkeuring.

Onderdelen D en E

Deze onderdelen bevatten redactionele aanpassingen in verband met de invoering van de goedkeuringsprocedure.

Onderdeel F

Het nieuwe hoofdstuk 3a regelt de afgifte van de attesten voor cabinepersoneel en de registratie van de afgegeven attesten. Daarvoor wordt in het artikel verwezen naar de toepasselijke procedures in bijlage VI van de FCL-verordening. Zie met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens ook de toelichting op onderdeel C inzake de registratie van afgegeven attesten.

Onderdelen G en H

Aangezien bijlage 5 de concrete invulling geeft aan de voorwaarden voor goedkeuring van opleidingsinstellingen, mandatering tot de afgifte van attesten voor cabinebemanningsleden en de vormgeving van die attesten is er uit oogpunt van duidelijkheid voor gekozen om de bijlage tezamen met deze regeling bekend te maken. Bovendien is de bijlage van beperkte omvang.

Artikel II

Aangezien deze regeling een reparatiemaatregel betreft is op grond van de uitzonderingsgrond in aanwijzing voor de regelgeving 174, vierde lid, onderdeel c, afgezien van de toepassing van een vast verandermoment en een minimuminvoeringstermijn van twee maanden.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

Verordening (EU) Nr. 1178/2011 van de commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PBEU L 311).

X Noot
2

Verordening (EU) nr. 290/2012 van de Commissie van 30 maart 2012, houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1178/20112011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PBEU L 200)

X Noot
3

verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (PbEU 2016, L 119)

Naar boven