Samenwerkingsprotocol Commissariaat voor de Media en Openbaar Ministerie

Partijen,

het Commissariaat voor de Media (hierna: ‘het Commissariaat’)

en

het Openbaar Ministerie (hierna: ‘het OM’)

Overwegen het volgende:

  • dat een goede samenwerking tussen het Commissariaat en het OM een efficiënte en doelgerichte vervulling van de aan hen opgedragen taken bevordert;

  • dat het Commissariaat op grond van de Mediawet 2008 belast is met de uitvoering van taken (waaronder de bestuursrechtelijke handhaving) die hem zijn opgedragen bij of krachtens die wet en op grond van artikel 15 van de Wet op de vaste boekenprijs belast is met de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens die wet;

  • dat het OM op grond van de Wet op de rechterlijke organisatie belast is met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en andere bij de wet vastgestelde taken;

  • dat er overtredingen van de Mediawet 2008 zijn die zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk kunnen worden gesanctioneerd;

  • dat indien een gedraging niet alleen een overtreding van de Mediawet 2008 maar tevens een strafbaar feit is, artikel 5:44 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) regels geeft omtrent de onderlinge afstemming tussen het bevoegde bestuursorgaan (toezichthouder) en de officier van justitie (het OM);

  • dat het onderhavige protocol mede tot doel heeft nadere invulling te geven aan genoemde afstemming;

  • dat dit protocol voortkomt uit de gezamenlijke wens om de onderlinge relatie van het Commissariaat en het OM bij het toezicht op en de handhaving van wetgeving ten aanzien van media-instellingen vast te leggen en daarover transparantie te betrachten;

  • dat het voor een effectieve bevordering van de naleving van wettelijke normen essentieel is dat de keten van wet- en regelgeving, preventie, toezicht, bestuurlijke sanctionering, opsporing en strafrechtelijke vervolging goed op elkaar aansluit en dat bestuursrechtelijke en strafrechtelijke instrumenten daarbij in samenhang met elkaar worden ingezet om de naleving van normen door media-instellingen – en in het bijzonder de naleving van de Mediawet 2008 – te bevorderen.

Spreken het volgende af:

HOOFDSTUK 1. DEFINITIES EN DOEL VAN HET SAMENWERKINGSPROTOCOL

Artikel 1. Definities

In dit samenwerkingsprotocol wordt verstaan onder:

a. ‘het Commissariaat’:

het Commissariaat voor de Media;

b. ‘het OM’:

het Openbaar Ministerie;

c. ‘bestuurlijke boete’:

de bestraffende sanctie, inhoudende een onvoorwaardelijke verplichting tot betaling van een geldsom;

d. ‘voorleggen’:

er is sprake van ‘voorleggen’ als het Commissariaat een vermoedelijke overtreding van de Mediawet 2008 voorlegt aan het OM, opdat het OM kan besluiten of het een strafrechtelijk onderzoek instelt dan wel afziet van strafvervolging of toepassing geeft aan artikel 74 Wetboek van Strafrecht.

Artikel 2. Doel

Het doel van dit samenwerkingsprotocol is om algemene uitgangspunten voor samenwerking vast te leggen en met name om (werk)afspraken te maken met betrekking tot hetgeen is bepaald in artikel 5:44 van de Awb.

HOOFDSTUK 2. ALGEMENE UITGANGSPUNTEN SAMENWERKING

Artikel 3. Algemene uitgangspunten

Het Commissariaat en het OM spannen zich in om elkaar zoveel mogelijk te ondersteunen en te versterken door samen op te treden in situaties waarin de samenwerking de effectiviteit van het toezicht van een of beide organisatie(s) versterkt.

Artikel 4. Overleg

  • 4.1. Er vindt jaarlijks, of zoveel vaker als nodig is, een overleg plaats waarin het Commissariaat en het OM de samenwerking in algemene zin bespreken.

  • 4.2. Het Commissariaat en het OM zullen, wanneer de situatie dat naar het oordeel van partijen vereist, op bestuurlijk of ambtelijk niveau ad-hoc overleg voeren.

Artikel 5. Contactpersonen

Het Commissariaat en het OM benoemen ieder vanuit hun organisatie een contactpersoon die het aanspreekpunt is voor verdere uitwerking en toepassing van hetgeen is afgesproken in dit samenwerkingsprotocol.

Artikel 6. Nadere werkafspraken

Het Commissariaat en het OM kunnen nadere (werk)afspraken maken ter uitvoering van dit samenwerkingsprotocol.

HOOFDSTUK 3. INFORMEREN EN INFORMATIEVERSTREKKING

Artikel 7. Wederzijds informeren

  • 7.1. Het Commissariaat en het OM spannen zich in om elkaar zoveel mogelijk te informeren over aangelegenheden en signalen die van belang kunnen zijn voor de uitoefening van de wettelijke taken van de andere partij, voor zover wettelijke bepalingen en de effectiviteit van het (handhavings)optreden hieraan niet in de weg staan.

  • 7.2. Het OM is op grond van artikel 39f, eerste lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (hierna: Wjsg), bevoegd om voor de in die bepaling genoemde doeleinden strafvorderlijk verkregen gegevens te verstrekken aan derden – waaronder het Commissariaat –, mits deze verstrekking noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang. Het OM kan deze gegevens zelf of op verzoek verstrekken aan het Commissariaat.

  • 7.3. De verstrekking van strafvorderlijk verkregen gegevens door het OM aan het Commissariaat wordt geclausuleerd door het bepaalde in artikel 39f, tweede en derde lid, Wjsg. De verantwoordelijkheid voor de beoordeling daarvan ligt bij het OM.

  • 7.4. Het Commissariaat en het OM informeren elkaar voor zover nodig over de externe communicatie en stemmen deze voor zover nodig onderling af.

  • 7.5. Het Commissariaat en het OM stellen elkaar op de hoogte voordat zij informatie, bedoeld in artikel 7, eerste lid, naar buiten brengen.

Artikel 8. Geheimhouding

Indien het Commissariaat of het OM in het kader van de samenwerking de beschikking krijgt over informatie waarvan het Commissariaat of het OM het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, is het tot geheimhouding van die informatie gehouden, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift het Commissariaat of het OM tot mededeling verplicht of uit zijn taak met het oog waarop de gegevens zijn verstrekt de noodzaak tot openbaarmaking voortvloeit.

HOOFDSTUK 4. WERKAFSPRAKEN INZAKE ARTIKEL 5:44 AWB

Artikel 9. Gedraging die tevens strafbaar feit is

  • 9.1. Gedragingen waarvoor het Commissariaat een bestuurlijke boete kan opleggen, kunnen tevens strafbare feiten zijn. Deze overtredingen dienen op grond van artikel 5:44, tweede lid, van de Awb te allen tijde door het Commissariaat aan het OM te worden voorgelegd, tenzij bij wettelijk voorschrift is bepaald dan wel met het OM is overeengekomen, dat daarvan kan worden afgezien.

  • 9.2. Het derde lid van artikel 5:44 van de Awb geeft aan dat het Commissariaat na het voorleggen van een gedraging aan het OM een bestuurlijke boete mag opleggen indien het OM het Commissariaat te kennen heeft gegeven niet tot strafvervolging over te zullen gaan of het Commissariaat niet binnen dertien weken na het voorleggen daarvan een reactie heeft gekregen.

  • 9.3. Het Commissariaat hecht grote waarde aan de bescherming van minderjarigen en aan de rechtmatige besteding van mediagelden. Het Commissariaat legt in ieder geval (vermoedelijke) overtredingen van de Mediawet 2008 die betrekking hebben op deze twee aandachtsgebieden, en waartegen het overweegt om met bestuursrechtelijke maatregelen handhavend op te treden, aan het OM voor.

  • 9.4. Indien het Commissariaat een zaak wenst voor te leggen aan het OM, neemt de contactpersoon van het Commissariaat daartoe contact op met de contactpersoon bij het OM. Beide contactpersonen maken vervolgens afspraken over de verdere behandeling van de voorgelegde zaak.

  • 9.5. Nadat het Commissariaat en het OM onderling de behandeling van de voorgelegde zaak hebben afgestemd, beslist het OM, mede gelet op de effectiviteit van de inzet van strafrecht dan wel bestuursrecht, ten aanzien van de voorgelegde zaak of het OM een strafrechtelijk onderzoek zal instellen, dan wel afziet van zowel strafvervolging als van toepassing van artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.

  • 9.6. Het OM bevestigt zijn beslissing als bedoeld in artikel 9.5, met een motivering, schriftelijk aan het Commissariaat, tenzij het OM, gelet op de onderzoeksbelangen, besluit geen enkele mededeling te doen.

  • 9.7. Na de beslissing van het OM of nadat de in artikel 5:44 derde lid, van de Awb genoemde termijn is verstreken, besluit het Commissariaat of het ten aanzien van de voorgelegde gedraging handhavend zal optreden.

  • 9.8. Het Commissariaat legt hetgeen ten aanzien van de voorgelegde zaak onderling is besproken op zakelijke wijze vast in een verslag. Het Commissariaat verstuurt het verslag aan het OM, waarna het verslag binnen veertien dagen wordt vastgesteld.

  • 9.9. Indien sprake is van een spoedeisende situatie waardoor het treffen van enige maatregel van handhaving niet op afstemming kan wachten, informeren de partijen elkaar hierover onverwijld met het oog op een snelle besluitvorming omtrent de wijze van afdoening.

Artikel 10. Overdracht relevante gegevens bij bestuursrechtelijke dan wel strafrechtelijke handhaving

  • 10.1. Nadat het OM heeft besloten dat de voorgelegde zaak strafrechtelijk zal worden onderzocht, zal het Commissariaat alle voor de zaak relevante gegevens binnen een in onderling overleg vast te stellen termijn aan het OM overdragen.

  • 10.2. Indien het OM heeft aangegeven dat het de overtreding niet strafrechtelijk zal afdoen en het Commissariaat voornemens is de voorgelegde zaak bestuursrechtelijk te handhaven, zal het OM alle voor de zaak relevante gegevens binnen een in onderling overleg vast te stellen termijn aan het Commissariaat overdragen.

  • 10.3. Partijen houden elkaar zo veel mogelijk op de hoogte van de stand van zaken met betrekking tot de lopende onderzoeken en handhavingsprocedures.

Artikel 11. Mededeling overdracht aan vermoedelijke overtreder

De vermoedelijke overtreder wordt, indien hij reeds geïnformeerd is door het Commissariaat of het OM over het lopende bestuursrechtelijke respectievelijk strafrechtelijke onderzoek, in kennis gesteld van de overdracht van de zaak, tenzij het belang van het onderzoek zich daartegen verzet.

HOOFDSTUK 5. SLOTBEPALINGEN

Artikel 12. Wijziging van het protocol

Zowel het Commissariaat als het OM kan voorstellen indienen tot wijziging van dit protocol.

Artikel 13. Evaluatie en opzegging

  • 13.1. Het Commissariaat en het OM evalueren gezamenlijk telkens na twee jaar, of eerder indien daartoe aanleiding bestaat, dit samenwerkingsprotocol en de uitvoering daarvan. Hierbij wordt in het bijzonder gekeken naar de praktische werkbaarheid van hetgeen in het samenwerkingsprotocol is vastgelegd en de wenselijkheid om dit samenwerkingsprotocol aan te passen of aan te vullen met in de praktijk gebleken nuttige werkafspraken.

  • 13.2. Zowel het Commissariaat als het OM kan dit protocol door middel van een schriftelijke mededeling aan de andere partij opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden.

Artikel 14. Onvoorziene omstandigheden

In gevallen waarin dit protocol niet voorziet, treden partijen in overleg en streven zij naar een oplossing.

Artikel 15. Inwerkingtreding

Dit protocol wordt in de Staatscourant gepubliceerd en treedt in werking met ingang van de dag na publicatie ervan in de Staatscourant.

Aldus overeengekomen en in tweevoud ondertekend,

Hilversum, 28 juni 2018

het Commissariaat voor de Media, M. de Cock Buning voorzitter

Den Haag, 5 juli 2018

het Openbaar Ministerie G.T. Hofstee procureur generaal

Naar boven