Organisatiebesluit BZK 2018

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011;

Besluit vast te stellen het navolgende Organisatiebesluit:

HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. ministerie:

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

b. Minister:

de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

c. bewindspersonen:

de Minister of de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

d. capaciteitsplan:

schriftelijk stuk waarin de uitwerking van de flexibele organisatiestructuur van een dienstonderdeel wordt vastgelegd evenals de verdeling van de formatie binnen deze structuur;

e. SG-Cluster:

de directies Concernondersteuning, Koninkrijksrelaties, Financieel-economische Zaken, Constitutionele Zaken en Wetgeving en BZK Flex, CIO & Informatiemanagement en het programma directoraat-generaal Wederopbouw Bovenwindse eilanden;

f. BZK Kerndepartement:

de directoraten-generaal Bestuur, Ruimte en Wonen en Overheidsorganisatie, het programma directoraat-generaal Omgevingswet en het SG-Cluster.

HOOFDSTUK 2. HOOFD- EN OVERLEGSTRUCTUUR

Artikel 2

  • 1. De hoofdstructuur van het ministerie bestaat uit de volgende dienstonderdelen:

    • a. de Algemene Leiding (ALGL);

    • b. het directoraat-generaal Bestuur, Ruimte en Wonen (DGBRW);

    • c. het directoraat-generaal Overheidsorganisatie (DGOO);

    • d. het programma directoraat-generaal Omgevingswet (PDGOW);

    • e. het Bureau Algemene Bestuursdienst (BABD);

    • f. de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD);

    • g. het directoraat-generaal Vastgoed en Bedrijfsvoering Rijk (DGVBR);

    • h. het SG-Cluster (SGC);

    • i. het agentschap Dienst van de Huurcommissie (DHC);

    • j. het agentschap Logius;

    • k. het agentschap Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG).

  • 2. De dienstonderdelen bestaan uit organisatieonderdelen waarvan de inrichting nader kan worden beschreven op een wijze als bedoeld in artikel 22, tweede lid.

  • 3. De secretaris-generaal geeft rechtstreeks leiding aan de leidinggevende functionarissen van de dienstonderdelen, genoemd in het eerste lid, met uitzondering van het agentschap Dienst Huurcommissie dat ressorteert onder het bestuur van de Huurcommissie.

Artikel 3

  • 1. Er is een Bestuursraad Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BR).

  • 2. De Bestuursraad is samengesteld uit de secretaris-generaal, de directeuren-generaal Bestuur, Ruimte en Wonen, Overheidsorganisatie, Bureau Algemene Bestuursdienst, Vastgoed en Bedrijfsvoering Rijk, Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, de programma directeur-generaal Omgevingswet, de Chief Information Officer BZK en de directeur Concernondersteuning. De leden kunnen zich incidenteel laten vervangen door hun plaatsvervangers of, in uitzonderlijke gevallen, door een andere rechtstreeks onder hen ressorterende functionaris. De directeur Financieel-economische Zaken en de directeur Constitutionele Zaken en Wetgeving hebben een permanente uitnodiging tot het als adviseur bijwonen van de Bestuursraad.

  • 3. Het overleg in de Bestuursraad heeft, onverminderd het bepaalde in de departementale mandaat- en volmachtbesluiten over de bevoegdheden van de afzonderlijke leden van de Bestuursraad ten aanzien van de onderwerpen die in het overleg aan de orde komen, ten doel het bespreken en het bereiken van overeenstemming over de departementale beleids- en beheerskaders en het toezien op de uitvoering van deze kaders.

  • 4. De Bestuursraad heeft tevens tot doel het bespreken en het bereiken van overeenstemming over aspecten van het departementale personeelsbeleid en personele aangelegenheden alsmede het toezien op de uitvoering hiervan. In het overleg komen in ieder geval de volgende aangelegenheden aan de orde:

    • a. de ontwikkeling van het departementale HRM-beleid in brede zin;

    • b. de beleidsontwikkeling van management-development bij het ministerie;

    • c. de benoeming van kandidaten bij het ministerie in vacatures die behoren tot de MD-doelgroep;

    • d. de werkzaamheden van de Bestuursraad met betrekking tot de personeelsschouw, zoals aangegeven in het departementale beleid ter zake.

  • 5. Al hetgeen in de vergaderingen aan de orde komt is vertrouwelijk, voor zover niet anders is besloten of indien bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

  • 6. De adviseur Politiek-bestuurlijke advisering voert het secretariaat van de Bestuursraad.

  • 7. De directeur Concernondersteuning voert het secretariaat van de bespreking van het departementale personeelsbeleid.

HOOFDSTUK 3. DIENSTONDERDELEN

Paragraaf 3.1. Algemene Leiding

Artikel 4
  • 1. De Algemene Leiding bestaat uit de secretaris-generaal.

  • 2. De secretaris-generaal is belast met de ambtelijke leiding van het ministerie. Tot deze taak behoort in ieder geval:

    • a. het informeren en adviseren van de bewindspersonen over aangelegenheden, de bewindspersonen of het ministerie betreffende;

    • b. het zorgdragen voor de coördinatie en integratie van beleidsvoorbereiding, beleidsontwikkeling en beleidsuitvoering binnen het ministerie;

    • c. het uitoefenen van de algemene controlfunctie bij het ministerie;

    • d. het rechtstreeks leiding geven aan de (programma) directeuren-generaal, de directeuren en Chief Information Officer BZK van het SG-Cluster, de algemeen directeur Logius en de directeur RvIG;

    • e. het voorzitterschap van de Bestuursraad;

    • f. het zorgdragen voor het nemen van besluiten over en het geven van algemene aanwijzingen ten aanzien van het algemene beleid en beheer inzake de bedrijfsvoering en de formatie van het ministerie;

    • g. het voeren van overleg met de Departementale ondernemingsraad en de Ondernemingsraad BZK Kerndepartement, als bestuurder in de zin van de Wet op de Ondernemingsraden, en de centrales van verenigingen van ambtenaren, bedoeld in artikel 113 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

    • h. het optreden als gemachtigd ambtenaar in de zin van de Uitvoeringsregeling openbaarheid van bestuur Binnenlandse Zaken;

    • i. het plegen van inhoudelijke afstemming met het secretariaat van de Raad voor het openbaar bestuur (sRob);

    • j. het toezicht op het beheer van de zelfstandige bestuursorganen met een relatie met het ministerie;

    • k. het eigenaarschap van alle tot het ministerie behorende agentschappen;

    • l. het geven van uitvoering aan de Regeling audit committees van het Rijk;

    • m. het verlenen of weigeren van goedkeuring van besluiten tot uitzonderingen op de aanbestedingsregelgeving.

Paragraaf 3.2. Directoraat-generaal Bestuur, Ruimte en Wonen

Artikel 5
  • 1. Het directoraat-generaal Bestuur, Ruimte en Wonen staat onder leiding van een directeur-generaal.

  • 2. Het directoraat-generaal Bestuur, Ruimte en Wonen draagt zorg voor sterk, vernieuwend en adaptief openbaar bestuur, een functionerend en zich ontwikkelend democratisch stelsel, een evenwichtige woningmarkt, een goed bouwklimaat en de verdere ontwikkeling van Nederland als een veilige, leefbare, bereikbare en concurrerende delta door het uitvoeren van de volgende taken:

    • a. het bevorderen van een doelmatig, doeltreffend en democratisch openbaar bestuur, waaronder begrepen de relaties, de Europese Unie en andere internationale instellingen;

    • b. het zorgdragen voor een goede en adequate organisatie met betrekking tot het Nederlandse openbaar bestuur, onder andere met betrekking tot de financiën van gemeenten en provincies (het Gemeentefonds en het Provinciefonds);

    • c. het in overleg met de overige ministeries zorgdragen voor goede interbestuurlijke relaties, beredeneerd vanuit de eigenstandige positie van provincies en gemeenten en het bijdragen aan de oplossing van spanningen, dilemma’s en actuele vraagstukken op het snijvlak van politiek, bestuur en samenleving;

    • d. een functionerende woningmarkt met aandacht voor keuzevrijheid en betaalbaarheid, ook voor lagere inkomensgroepen, bijzondere (urgente) aandachtsgroepen en gebieden;

    • e. het bevorderen dat woningcorporaties het publiek belang behartigen en het waarborgen van een goed werkend corporatiestelsel;

    • f. het bevorderen van het tot stand komen van voldoende woningen en de bouwtechnische onderscheidenlijk gebruikskwaliteit daarvan en het ontwikkelen van beleid op het gebied van energiebesparing in de gebouwde omgeving;

    • g. het ter beschikking stellen van mensen en middelen aan de Hoge Raad van Adel;

    • h. het nemen van besluiten en treffen van handelingen ter uitvoering van de Wet raadgevend referendum;

    • i. het ontwikkelen en implementeren van beleid met betrekking tot:

      • 1°. de coördinatie en uitvoering van het nationaal ruimtelijk beleid;

      • 2°. het doen van onderzoek naar de effecten van maatschappelijk ontwikkelingen op nationale ruimtelijke belangen, het afstemmen van het ruimtelijke beleid op ontwikkelingen in het buitenland alsmede het leveren van een bijdrage op Europese dossiers met een ruimtelijke component;

      • 3°. het ruimtelijke instrumentarium, waaronder de wettelijke en bijbehorende digitale instrumenten en dienstverlening;

      • 4°. de geo-informatie-infrastructuur en de basisregistraties, inclusief de bijbehorende digitale instrumenten en dienstverlening;

      • 5°. ruimtelijk ontwerp en geo-analyse in ruimtelijke plannen, programma’s en projecten;

      • 6°. gebieden van nationaal belang;

      • 7°. ruimteprojecten van nationaal belang alsmede instrumenten ter ondersteuning van gebiedsgerichte projecten;

      • 8°. de rijksagenda voor gebieden en fysieke projecten en het integreren van sectorale belangen in gebieden; en

      • 9°. de ruimtelijke en economische ontwikkeling van de mainport Schiphol in relatie tot de ruimtelijke belangen van de regio en het belang van de bereikbaarheid.

  • 3. Het directoraat-generaal bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

    • a. het bureau directeur-generaal (bdgBRW);

    • b. de directie Bestuur en Financiën (DBF);

    • c. de directie Democratie en Burgerschap (DDB);

    • d. de directie Woningmarkt (DWM);

    • e. de directie Ruimtelijke Ordening (DRO);

    • f. de directie Bouwen en Energie (DBE);

    • g. het secretariaat van de adviescommissie geschilbeslechting.

Paragraaf 3.3 Directoraat-generaal Overheidsorganisatie

Artikel 6
  • 1. Het directoraat-generaal Overheidsorganisatie staat onder leiding van een directeur-generaal.

  • 2. Het directoraat-generaal draagt zorg voor:

    • a. de ontwikkeling van het werkgeverschap in de publieke sector (met een accent op de kabinetssectoren), modernisering van het werkgeverschap voor de sector Rijk, en de doorontwikkeling van de personele functie (HRM) van en in de Rijksdienst;

    • b. de interbestuurlijke en interdepartementale ontwikkeling van de i-Overheid voor burgers en bedrijven:

      • 1°. de randvoorwaardelijke beleidsontwikkeling ten behoeve van de i-samenleving waaruit onder andere voortvloeit de ontwikkeling en realisatie van de digitale basisvoorzieningen voor burgers en bedrijven, met inbegrip van de bijbehorende regelgeving, toezicht en de bijbehorende bestuurlijke structuur voor de aansturing en financiering van de voorzieningen;

      • 2°. het opdrachtgeverschap aan RvIG, Logius, DICTU, ICTU, KOOP en de Kamer van Koophandel en de samenwerkingsovereenkomsten met de Rijksdienst voor ondernemend Nederland voor zover deze voortkomen uit de verantwoordelijkheid voor de voorzieningen en beleidsverantwoordelijkheden;

      • 3°. de digitale identificatie (eID);

    • c. het bevorderen van de optimale vormgeving van de informatisering en ICT in het Rijk en bij zelfstandige bestuursorganen door het stellen van kaders en het toezicht daarop;

    • d. het toetsen van grote projecten binnen de rijksoverheid en publiekrechtelijke zelfstandige bestuursorganen (tijdelijk Bureau ICT-toetsing);

    • e. de ontwikkeling van en sturing op rijksbreed bedrijfsvoeringsbeleid en de beoordeling of de beleidsambities worden gerealiseerd;

    • f. de kaders voor inkoop, aanbesteden, faciliteiten en huisvesting bij het Rijk en het toezicht daarop;

    • g. de doorontwikkeling van een rijksdienst en van een efficiënte en effectieve bedrijfsvoering van de overheid, inclusief de monitoring en verantwoording van het rijksbrede bedrijfsvoeringsbeleid;

    • h. het zorgdragen voor de stelsels van de basisregistratie personen, de Persoonsinformatievoorziening in de Caribische delen van het Koninkrijk (PIVA), het burgerservicenummer en reisdocumenten met de bijbehorende registraties, alsmede de verwerking van persoonsgegevens met het oog op die stelsels;

    • i. de zorg voor het bewaken van het integrale karakter en de consistentie van de rijksbrede kaders voor beveiliging alsmede het toezicht op de werking van de integrale beveiliging van de Rijksdienst.

  • 3. Het directoraat-generaal bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

    • a. het bureau directeur-generaal van het directoraat-generaal Overheidsorganisatie, inclusief bureau RijksBeveiligingsAmbtenaar (bdgOO);

    • b. de directie Ambtenaar en Organisatie (DA&O);

    • c. de directie Informatiesamenleving en Overheid (DI&O);

    • d. de directie Inkoop- Facilitair- en Huisvestingsbeleid Rijk (DIFHR);

    • e. de directie CIO-Rijk, inclusief het tijdelijk Bureau ICT-toetsing (BIT);

    • f. de programmadirectie i.

Paragraaf 3.4 Het programma directoraat-generaal Omgevingswet

Artikel 7
  • 1. Het programma directoraat-generaal Omgevingswet staat onder leiding van een programma directeur-generaal.

  • 2. Het programma directoraat-generaal heeft de volgende taken:

    • a. stelselherziening van het omgevingsrecht;

    • b. ondersteunen en faciliteren en stimuleren van overheden, maatschappelijke partners, bedrijven, initiatiefnemers en belanghebbenden om te kunnen werken met de wet;

    • c. realisatie van het digitaal stelsel Omgevingswet, invoeringsproducten en de monitor op de Omgevingswet;

    • d. ontwikkeling van een nationale omgevingsvisie, een instrument uit de nieuwe Omgevingswet.

  • 3. Het programma directoraat-generaal bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

    • a. de programmadirectie Eenvoudig Beter (PDEB);

    • b. de programmadirectie ‘Aan de slag’ (PDADS);

    • c. de programmadirectie Nationale Omgevingsvisie (PDNOVI).

Paragraaf 3.5. Bureau Algemene Bestuursdienst

Artikel 8
  • 1. Het Bureau Algemene Bestuursdienst staat onder leiding van een directeur-generaal.

  • 2. Het Bureau heeft de volgende taken:

    • a. het bijdragen aan de versterking van het management door beleid te ontwikkelen en uit te voeren op het gebied van management development;

    • b. het ontwikkelen van instrumenten nodig voor de realisatie van het beleid;

    • c. het ontwikkelen van producten en diensten ter bevordering van de ontwikkeling van managers;

    • d. het adviseren en begeleiden van individuele managers op gebied van opleiding en in hun (loopbaan)ontwikkeling;

    • e. het bijdragen aan de beschikbaarheid van managers en aan talentontwikkeling;

    • f. het waar nodig realiseren van strategisch advies en de bezetting met tijdelijke capaciteit;

    • g. het zorgen voor loopbaanbegeleiding en fungeren als gedelegeerd werkgever voor het topmanagement van de Rijksdienst;

    • h. het uitvoeren van HRM-dienstverlening voor de bewindspersonen.

  • 3. Het Bureau bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

    • a. de directie Management Development Rijk (MDR);

    • b. de directie Stelselontwikkeling en Bestuursondersteuning;

    • c. ABD Topconsult.

Paragraaf 3.6. Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

Artikel 9
  • 1. De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst staat onder leiding van een directeur-generaal en een plaatsvervangend directeur-generaal.

  • 2. De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst heeft de taken, bedoeld in artikel 6 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002.

  • 3. De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

    • a. de Directie Inlichtingen;

    • b. de Directie Operatiën;

    • c. de Directie Veiligheidsonderzoeken & Bedrijfsvoering;

    • d. de Centrale Staf.

  • 4. De Centrale Staf staat onder leiding van de plaatsvervangend directeur-generaal.

Paragraaf 3.7. Het directoraat-generaal Vastgoed en Bedrijfsvoering Rijk

Artikel 10
  • 1. Het directoraat-generaal Vastgoed en Bedrijfsvoering Rijk staat onder leiding van een directeur-generaal.

  • 2. Het directoraat-generaal Vastgoed en Bedrijfsvoering Rijk draagt zorg voor:

    • a. het verwerven, ontwikkelen en aan onderdelen van de rijksoverheid ter beschikking stellen van vastgoed;

    • b. het efficiënt beheren, onderhouden en gebruiken van een uitgebalanceerde rijksvastgoedportefeuille;

    • c. de transformatie en het afstoten van overtollig rijksvastgoed;

    • d. het genereren van inkomsten met rijksvastgoed, indien (wettelijk) mogelijk;

    • e. het op kwalitatief goede en efficiënte wijze uitvoeren van bedrijfsvoeringstaken voor de rijksoverheid;

    • f. het bevorderen, realiseren en (doen) in stand houden van onderlinge samenhang, integratie en synergie in de dienstverlening vanuit het directoraat-generaal;

    • g. het toezicht op het Bureau Architectenregister;

    • h. het optreden als gemandateerd eigenaar voor de agentschappen, genoemd in het derde lid, onder b tot en met e.

  • 3. Het directoraat-generaal Vastgoed en Bedrijfsvoering Rijk bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

    • a. het agentschap het Rijksvastgoedbedrijf (RVB);

    • b. het agentschap SSC-ICT;

    • c. het agentschap P-Direkt;

    • d. het agentschap Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR);

    • e. het agentschap FMHaaglanden (FMH);

    • f. de directie Doc-Direkt.

  • 4. Het Rijksvastgoedbedrijf bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

    • a. de directie Portefeuillestrategie & Portefeuillemanagement (P&P);

    • b. de directie Transacties & Projecten (T&P);

    • c. de directie Vastgoedbeheer (VB);

    • d. de directie Financiën (Fin);

    • e. de directie Bestuur & Bedrijfsvoering (B&B);

    • f. het bureau directeur-generaal (bdg);

    • g. het Atelier Rijksbouwmeester (ARbm).

  • 5. Het Rijksvastgoedbedrijf staat onder leiding van een directeur-generaal die tevens directeur-generaal is van het directoraat-generaal Vastgoed en Bedrijfsvoering Rijk.

  • 6. Voor aangelegenheden die behoren tot het werkterrein van het Rijksvastgoed treedt de directeur-generaal op en doet stukken af en ondertekent deze als directeur-generaal Rijksvastgoedbedrijf en voor de overige aangelegenheden als directeur-generaal Vastgoed en Bedrijfsvoering Rijk.

Paragraaf 3.8. SG-Cluster

Artikel 11
  • 1. Het SG-Cluster staat onder inhoudelijke leiding van de Secretaris-generaal en onder beheersmatige leiding van de directeur Concernondersteuning.

  • 2. Het SG-Cluster bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

    • a. de directie Concernondersteuning (DCO);

    • b. de directie Koninkrijksrelaties (DKR);

    • c. de directie Financieel-Economische Zaken (FEZ);

    • d. de directie Constitutionele Zaken en Wetgeving (CZW);

    • e. CIO & Informatiemanagement BZK (CIO BZK);

    • f. de directie BZK Flex (BZK Flex);

    • g. het secretariaat van de Raad voor het openbaar bestuur (sRob);

    • h. het programma directoraat-generaal Wederopbouw Bovenwindse eilanden (PDG WBE)

Artikel 12.
  • 1. De directie Concernondersteuning staat onder leiding van een directeur.

  • 2. De directie heeft de volgende taken:

    • a. de concernsturing en de strategische advisering van de Bestuursraad;

    • b. de dienstverlening en vakinhoudelijke advisering ten behoeve van het beleid van de bedrijfsvoering;

    • c. de ondersteuning en het beheer van de bedrijfsprocessen;

    • d. de regie op inzet van kennis, internationale zaken, Europa en Macro-Economie.

  • 3. De directie bestaat uit:

    • a. Staf en ondersteuning;

    • b. Politiek-bestuurlijke advisering (PBA);

    • c. Communicatie (C);

    • d. Personeel en Organisatie (PO);

    • e. Kennis, Internationaal, Europa, Macro-Economie (KIEM).

Artikel 13.
  • 1. De directie Koninkrijksrelaties staat onder leiding van een directeur.

  • 2. De directie heeft de volgende taken:

    • a. het zorg dragen voor een toekomstbeeld, scenario’s en handvatten om het Koninkrijk nader vorm en inhoud te geven, door beleidsvorming, beleidsvaststelling en uitvoering;

    • b. het onderhouden van goede relaties met en het coördineren van de samenwerking met de openbare lichamen van Caribisch Nederland, en met Curaçao, Aruba en Sint Maarten;

    • c. het met andere partners binnen en buiten het departement zorg dragen voor het opstellen en verwezenlijken van het beleid van het ministerie voor de openbare lichamen van Caribisch Nederland;

    • d. het met andere partners binnen en buiten het departement zorg dragen voor de coördinatie van het algemene beleid van de rijksoverheid op dit terrein, met de speerpunten die samen met de openbare lichamen van Caribisch Nederland en de departementen worden bepaald;

    • e. het beheersmatig aansturen van de kabinetten van de gouverneur en de Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

    • f. het ter beschikking stellen van mensen en middelen aan het College Financieel Toezicht Curaçao en Sint Maarten, het College Financieel Toezicht Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en het College Aruba Financieel Toezicht;

    • g. het aansturen van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN);

    • h. het ondersteunen van de Vertegenwoordiger bij het uitvoeren van zijn taken en opdracht zoals vastgelegd in het koninklijk besluit van 4 maart 2013 (Stcrt. 2013, nr. 8486);

    • i. het uitvoeren van de taken van de Vertegenwoordiging van Nederland bij Curaçao, Aruba en Sint Maarten te weten:

      • 1°. het adviseren van en rapporteren aan de bewindspersonen en desgewenst aan de overige Ministers over het beleid voor Curaçao, Aruba, en Sint Maarten;

      • 2°. het begeleiden van officiële bezoeken van Nederlandse Ministers, Staatssecretarissen en delegaties;

      • 3°. het uitvoeren van Kieswettaken voor de Tweede Kamerverkiezingen, de Europese verkiezingen en referenda;

      • 4°. het verwijzen van Nederlanders die niet weten bij welke lokale instanties ze moeten zijn;

      • 5°. het bieden van hulp aan Nederlanders die in de problemen zijn geraakt;

      • 6°. het verlenen van gedetineerdenzorg aan Nederlanders die in Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn aangehouden;

      • 7°. het geven van informatie over Nederlandse rijbewijzen en paspoorten.

Artikel 14
  • 1. De directie Financieel-economische Zaken staat onder leiding van een directeur.

  • 2. De directie heeft de volgende taken:

    • a. de dienstverlening en vakinhoudelijke advisering ten behoeve van het beleid van de financieel-economische processen, het (doen) vertalen van centrale kaders en richtlijnen in specifieke voorschriften en procedures;

    • b. het beoordelen van beleidsvoorstellen op samenhang tussen inhoudelijke doelstellingen en middeleninzet, inclusief de advisering aan de bewindspersonen, secretaris-generaal en de bestuursraad;

    • c. het ministeriebreed toetsen van de producten in het kader van de begroting, beleid en beheer en het adviseren van de politieke en ambtelijke top hierover;

    • d. het voeren van overleg namens het departement met het Ministerie van Financiën over alle begrotings- en verantwoordingsaangelegenheden;

    • e. het zorgdragen voor een adequaat financieel-economisch beheer voor het ministerie;

    • f. het borgen van de kwaliteit van de bedrijfsvoering en de daaraan verbonden (financieel administratieve) processen binnen het ministerie;

    • g. het adviseren van de secretaris-generaal en de bewindspersonen ten aanzien van bijzondere vraagstukken op concernniveau.

  • 3. De directeur Financieel-economische Zaken bekleedt de functie van coördinerend directeur Inkoop (CDI) en heeft vanuit die hoedanigheid de volgende taken:

    • a. het stellen van kaders voor het inkoopbeleid van het ministerie;

    • b. de coördinatie van de inkoopfunctie en het contractbeheer van het ministerie;

    • c. de centrale ondersteuning en advisering bij inkoopvraagstukken.

Artikel 15
  • 1. De directie Constitutionele Zaken en Wetgeving staat onder leiding van een directeur. De projectdirectie Omgevingsrecht maakt deel uit van de directie.

  • 2. De directie heeft de volgende taken:

    • a. het beheer en onderhoud van de Grondwet en het Statuut;

    • b. de toetsing van (concept)regelgeving, beleid en maatregelen aan de Grondwet, het Statuut en relevante internationale verdragen, inclusief het EU-recht;

    • c. het opstellen van regelgeving waar de bewindspersonen eerstverantwoordelijk voor zijn;

    • d. het bijdragen aan de totstandkoming van nationale en internationale wetgeving waarbij de bewindspersonen mede zijn betrokken;

    • e. het adviseren over de noodzaak, wenselijkheid en mogelijkheid om door middel van wetgeving bij te dragen aan het bereiken van de beleidsdoelstellingen van de bewindspersonen;

    • f. het adviseren over de noodzaak, wenselijkheid en mogelijkheid om de democratische constitutionele orde door middel van wetgeving aan te passen aan veranderende maatschappelijke behoeften;

    • g. de bezwaar- en beroepsprocedures tegen de bewindspersonen of het ministerie en de advisering over juridische aangelegenheden in het algemeen;

    • h. het ontwikkelen en implementeren van beleid met betrekking tot een eenvoudiger en beter omgevingsrecht.

Artikel 16
  • 1. De directie BZK Flex staat onder leiding van een directeur.

  • 2. De directie heeft de volgende taak: het zorgen voor een wendbare organisatie, een organisatie die op inhoud en op capaciteit flexibel kan inspelen op actuele opgaven.

Artikel 17
  • 1. CIO & Informatiemanagement staat onder leiding van de Chief Information Officer (CIO).

  • 2. CIO & Informatiemanagement draagt zorg voor de advisering, kaderstelling, toezicht en handhaving op het terrein van de informatievoorziening en ICT binnen bedrijfsvoering en beleid in algemene zin, alsmede voor het bevorderen van informatiebewustzijn en het gebruik van ICT-middelen middels:

    • a. het opstellen en coördineren van de departementale strategie en visie op de informatievoorziening en ICT voor bedrijfsvoering en beleid;

    • b. de advisering, kaderstelling, het toezicht en de handhaving met betrekking tot kwaliteit van informatie, waaronder informatieveiligheid;

    • c. de advisering, kaderstelling, het toezicht en de handhaving met betrekking tot het vastleggen, hergebruiken en bewaren van informatie;

    • d. de advisering, kaderstelling, het toezicht en de handhaving met betrekking tot ICT-werkomgeving binnen het ministerie;

    • e. de advisering, kaderstelling, toezicht en handhaving met betrekking tot ICT-systemen en applicaties;

    • f. het adviseren en geven van oordelen over risicobeheersing op het gebied van ICT en bij projecten of programma’s met een belangrijke ICT-component;

    • g. de advisering over de voorzieningen in beheer;

    • h. het opdrachtgeverschap SSC-ICT voor wat betreft de ICT-werkomgeving voor het ministerie;

    • i. het opdrachtgeverschap Digidoc;

    • j. het bevorderen van open data binnen het ministerie

Artikel 18
  • 1. Het programma directoraat-generaal Wederopbouw Bovenwindse eilanden staat onder leiding van een directeur-generaal.

  • 2. Het programma directoraat-generaal heeft de taak bij te dragen aan de wederopbouw van de Nederlandse Bovenwindse eilanden Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius.

  • 3. Het programma directoraat-generaal bestaat uit een directie.

Paragraaf 3.9. Dienst van de Huurcommissie

Artikel 19
  • 1. De Dienst van de Huurcommissie staat onder leiding van het bestuur van de Huurcommissie bedoeld in de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte.

  • 2. De Dienst van de Huurcommissie heeft de taken bedoeld in de artikelen 4, 4a en 5 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte.

Paragraaf 3.10. Agentschap Logius

Artikel 20
  • 1. Het agentschap staat onder leiding van een algemeen directeur.

  • 2. Het agentschap draagt zorg voor:

    • a. het beheren en exploiteren van overheidsbrede samenhangende ICT voorzieningen, op het gebied van toegang, gegevensuitwisseling, informatiebeveiliging en standaardisatie; ten behoeve van digitale dienstverlening van de overheid en publieke instellingen aan burgers en bedrijven;

    • b. het bevorderen van het gebruik van deze generieke voorzieningen;

    • c. het beheren van stelsels van de generieke digitale infrastructuur;

    • d. het voeren van het secretariaat voor het Forum voor Standaardisatie.

Paragraaf 3.11. Agentschap Rijksdienst voor Identiteitsgegevens

Artikel 21
  • 1. Het agentschap staat onder leiding van een directeur.

  • 2. Het agentschap:

    • a. draagt zorg voor het beheer van de basisregistratie personen, de persoonsinformatievoorziening in de Caribische delen van het Koninkrijk, het burgerservicenummer en de Nederlandse reisdocumenten;

    • b. draagt zorg voor de wijze waarop de persoonsgegevens van burgers worden vastgelegd, beheerd en verstrekt voor de publieke dienstverlening;

    • c. draagt bij aan onderzoek en ontwikkeling, innovatie en regie in het identiteitsdomein.

HOOFDSTUK 4. OVERIGE BEPALINGEN

Paragraaf 4.1. Inrichting van de organisatie

Artikel 22
  • 1. De Minister stelt de inrichting van de organisatie vast conform het bepaalde in artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011.

  • 2. De secretaris-generaal is bevoegd tot het nader vaststellen van de inrichting van de onder de directoraten-generaal, het Bureau Algemene Bestuursdienst, het SG-cluster, Logius en RvIG ressorterende organisatieonderdelen, na advisering door de directeur Concernondersteuning.

  • 3. De secretaris-generaal is bevoegd tot het nader vaststellen van de inrichting van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst op voordracht van de directeur-generaal van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en na advisering van de directeur Concernondersteuning.

  • 4. De secretaris-generaal en de directeuren-generaal van het Bureau Algemene Bestuursdienst, van het directoraat-generaal Vastgoed en Bedrijfsvoering Rijk en van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst stellen met inachtneming van dit besluit ten behoeve van hun dienst- of organisatieonderdelen periodiek een capaciteitsplan vast.

Paragraaf 4.2. Overige taken

Artikel 23
  • 1. Tot de taak van de directoraten-generaal, het Bureau Algemene Bestuursdienst, het SG-Cluster, RvIG en Logius behoort voorts de uitvoering van andere taken dan hiervoor genoemd, in opdracht van de bewindspersonen of de secretaris-generaal, voor zover hogere wet- en regelgeving zich daartegen niet verzet.

  • 2. Tot de taak van de in dit besluit genoemde organisatieonderdelen, ressorterend onder de dienstonderdelen genoemd in het eerste lid, behoort voorts de uitvoering van andere taken dan vermeld, in opdracht van de bewindspersonen, de secretaris-generaal of het diensthoofd, voor zover hogere wet- en regelgeving zich daartegen niet verzet.

Paragraaf 4.3. Beheer

Artikel 24
  • 1. De directeur Concernondersteuning is belast met het beheer van dit besluit.

  • 2. De secretaris-generaal, de directeuren-generaal, de directeuren van het SG-Cluster, de algemeen directeur Logius en de directeur RvIG, ieder voor zover het hen aangaat, zijn verantwoordelijk voor een juiste, volledige en tijdige aanlevering aan de directeur Concernondersteuning van de gegevens die een goed beheer van dit besluit mogelijk maken.

  • 3. Het beheer en de aanlevering van gegevens geschieden met inachtneming van de desbetreffende (richtlijnen inzake) administratieve organisatiebeschrijvingen.

Artikel 25

Wijziging van dit besluit is voorbehouden aan de Minister en geschiedt op voordracht van de directeur Concernondersteuning.

Paragraaf 4.4. Slotbepalingen

Artikel 26

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 maart 2018.

Artikel 27

Dit besluit wordt aangehaald als: Organisatiebesluit BZK 2018.

Artikel 28

Het Organisatiebesluit BZK 2016 wordt ingetrokken.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

TOELICHTING

1. Algemeen

Het Organisatiebesluit BZK 2018 is vastgesteld op basis van artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011. Dit artikel schrijft voor dat de organisatie van een ministerie bij beschikking wordt vastgesteld.

Sinds 26 oktober 2017 (aantreden Kabinet Rutte-III) heeft het Ministerie van BZK naast een Minister een Staatssecretaris. De taakverdeling tussen de Minister en Staatssecretaris is bekendgemaakt bij besluit van 30 november 2017 (Stcrt. 2017, nr. 71481). Verder is in dit kader een departementale herindeling doorgevoerd. Onderdelen van de Ministeries van I&W (voorheen: I&M) en van EZK (voorheen: EZ) zijn overgekomen naar het Ministerie van BZK. Als gevolg hiervan is de hoofdstructuur opnieuw ingericht. Hieronder wordt onderdeelsgewijs aangegeven welke wijzigingen het betreft.

2. Onderdeelsgewijs

Hoofdstuk 2

In artikel 2 zijn de dienstonderdelen van het ministerie opgenomen. Nieuw onderdeel is het programma directoraat-generaal Omgevingswet. De directoraten-generaal Bestuur en Wonen en Overheidsorganisatie zijn uitgebreid met overgekomen onderdelen van andere departementen. De agentschappen Logius en Rijksdienst voor Identiteitsgegevens zijn rechtstreeks onder de secretaris-generaal gepositioneerd.

Artikel 3

De adviseurs bedoeld in het tweede lid zijn niet aanwezig bij het overleg bedoeld in het vierde lid.

De vacatures in de MD-doelgroep uit het vierde lid, onder c, zijn de leidinggevende functies van schaal 14 en hoger en alle functies van schaal 15 en hoger.

Artikel 4

De secretaris-generaal kan de rol genoemd in het tweede lid, onderdeel o, namens hem door een diensthoofd laten uitoefenen.

Paragraaf 3.1

In artikel 5, tweede lid, onderdeel d, is opgenomen dat de secretaris-generaal rechtstreeks leiding geeft aan de leidinggevende functionarissen van het SG-Cluster. De directeur Concernondersteuning is belast met de beheersmatige leiding daarvan.

Paragraaf 3.2

In paragraaf 3.2 zijn de organisatie en taken van het directoraat-generaal Bestuur, Ruimte en Wonen beschreven. De overkomst van taken uit de (I&W) beleidsdirecties (1) Ruimtelijke Ontwikkeling, (2) Gebieden en Projecten en (3) Water en Bodem zijn samengebracht in de directie Ruimtelijke Ordening.

De afdeling Identiteit van de directie Democratie en Burgerschap wordt – gezien de vele raakvlakken met de digitale agenda en taken van het directoraat-generaal Overheidsorganisatie – overgedragen aan de directie Informatiesamenleving en Overheid van het directoraat-generaal Overheidsorganisatie.

In het regeerakkoord gaat veel aandacht en ambitie uit naar energietransitie en duurzaamheid. Om die reden is het niet langer logisch om de directie Bouwen en Energie een tijdelijk karakter te laten houden, maar om deze om te zetten in een structurele directie.

De activiteiten van Agenda Stad hebben de afgelopen periode veel opgebracht voor de regionale samenwerking. Aan het belang daarvan wordt ook gerefereerd in het regeerakkoord. De ingezette werkwijze op dit speerpunt zal daarom voortgezet worden en een meer structureel karakter krijgen. De activiteiten van Agenda Stad worden – gezien de synergie – ondergebracht bij de directie Bestuur en Financiën. De projectdirectie Agenda Stad verdwijnt als aparte entiteit op directieniveau.

Paragraaf 3.3

In paragraaf 3.3 zijn de organisatie en taken van het directoraat-generaal Overheidsorganisatie beschreven.

Digitalisering is een zeer actueel en belangrijk onderwerp, dat in toenemende aandacht vraagt en verdient. in het regeerakkoord komt de ambitie op digitalisering vele malen – en op vele domeinen – terug. In het nieuwe kabinet heeft de Staatssecretaris van BZK de verantwoordelijkheid gekregen voor overheidsdienstverlening aan burgers en bedrijven.

Om bovenstaande redenen komt een afdeling op dit terrein van EZK over naar het directoraat-generaal Overheidsorganisatie. De overkomst van taken vanuit het Ministerie van EZK op het terrein van digitale dienstverlening aan bedrijven, zijn bij de directie Informatiesamenleving en Overheid ondergebracht. Het gaat dan naast de beleidsmatige verantwoordelijkheid voor de digitale overheid voor bedrijven ook over het digitaal ondernemersplein, de berichtenbox voor bedrijven, Digipoort, de eDelivery-gateway en het in ontwikkeling zijnde Mijn Overheid voor Ondernemers. Tevens valt het ontwikkelen en implementeren van standaarden ten behoeve van het vergemakkelijken van het digitale verkeer tussen de overheid en ondernemingen en rechtspersonen eronder. De verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling en het beheer van digitale regelhulpen voor bedrijven en het stimuleren van e-factureren binnen de overheid en het doorontwikkelen en stimuleren van het gebruik binnen de overheid van Standard Business Reporting (SBR) vallen er eveneens onder.

Bij artikel 6, tweede lid, onder 1:

De verantwoordelijkheid voor een aantal digitale voorzieningen en de wettelijke verantwoordelijkheden (vervat in artikelen in de Dienstenwet) wordt overgedragen van de Minister van Economische Zaken naar de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit laat onverlet dat de verantwoordelijkheid voor het bedrijfslevenbeleid in algemene zin bij de Minister van Economische Zaken en Klimaat blijft, waaraan mede uitvoering wordt gegeven door middel van de Dienstenwet en de digitale voorzieningen. Deze overheveling laat ook de beleidsverantwoordelijkheid van de Minister van Economische Zaken en Klimaat voor de interne markt en in het bijzonder het vrij verkeer van goederen en diensten onverlet. Die beleidsverantwoordelijkheid omvat onder meer:

  • de Nederlandse standpuntbepaling over het dienstenpakket waaronder de voorstellen voor de e-card, zoals gepresenteerd in januari 2017, en over het nalevingspakket waaronder het voorstel voor de Single Digital Gateway, zoals gepresenteerd in mei 2017, waarbij gelet op de verantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor een goed openbaar bestuur, in gezamenlijkheid met het Ministerie van BZK zal worden opgetrokken, en

  • de algemene beleidsverantwoordelijkheid voor implementatie en handhaving van interne-marktregels.

Bij artikel 6, tweede lid, onder 3:

Op dit dossier wordt al intensief samengewerkt door het Ministerie van BZK en het Ministerie van EZK. In het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel generieke digitale infrastructuur heeft digitale identificatie voor burgers en bedrijven een belangrijke plaats. De verantwoordelijkheid voor het huidige publiek-private afsprakenstelsel voor elektronische toegangsdiensten ETD (bestaande uit eHerkenning voor bedrijven en Idensys voor burgers) wordt overgeheveld naar de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Grensoverschrijdende elektronische identificatie is ook een onderdeel van de digitale basisinfrastructuur. Het onderdeel elektronische identificatie binnen de Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L 257) (hierna: de eIDAS-verordening) wordt daarom de verantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit brengt onder meer met zich dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verantwoordelijk is voor het proces van notificeren van Nederlandse stelsels voor elektronische identificatiemiddelen bij de Europese Commissie en voor de in verband met wederzijdse erkenning van elektronische identificatiemiddelen functionerende voorzieningen.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat blijft verantwoordelijk voor de beleidsontwikkeling voor het ondernemersklimaat, voor digitale economie en telecomnetwerken en voor de (digitale) interne markt en marktordening. Voorts blijft de Minister van Economische Zaken en Klimaat verantwoordelijk voor het onderdeel vertrouwensdiensten uit de voornoemde eIDAS-verordening, dat wordt uitgevoerd met de Wet uitvoering EU-verordening elektronische identiteiten en vertrouwensdiensten. Ook blijft de verantwoordelijkheid voor domein-specifieke digitale voorzieningen voor het verkeer tussen onderdelen van de overheid en ondernemingen en rechtspersonen bij de Minister van Economische Zaken en Klimaat. Daarbij kan gedacht worden aan Tenderned, een voorziening die exclusief wordt toegepast in het aanbestedingsdomein en haar grondslag vindt in de Aanbestedingswet 2012.

Ten slotte is het gelet op de verschillende ontwikkelingen, een logisch moment om de beleidsdossiers met betrekking tot de informatiesamenleving bij DGBRW en DGOO te bundelen. De afdeling Identiteit (inclusief de Basisregistratie personen) van de directie Burgerschap en Democratie gaat over naar de directie Informatiesamenleving en Overheid. Ook de opdrachtgeversrol richting het RvIG gaat hiermee over naar deze directie. Hiermee wordt versnippering van beleidsverantwoordelijkheid opgeheven en ontstaat een organisatie die over de gehele breedte verantwoordelijkheid kan nemen voor een belangrijk en actueel beleidsdossier.

Om de aansturing en werkdruk binnen het DG – met name op i-gerelateerde onderwerpen – verantwoord te houden en de ambities waar te kunnen maken, wordt – vooralsnog tijdelijk – de functie ingesteld van een programmadirecteur op niveau met een aantal zware i-projecten in portefeuille, zoals MOOI en BRP. Deze programmadirecteur, waarvan de functie voor de duur van drie jaar dan wel voor de duur van deze kabinetsperiode wordt ingesteld, kan bij gelegenheid als plaatsvervanger van de DG optreden. De directeur die thans de rol van plaatsvervangend DG vervult zal dat blijven doen voor alle andere onderwerpen dan de i-gerelateerde zaken.

De hiervoor genoemde projecten (doorontwikkeling BRP en programma MOOI) worden onderdeel van de programmadirectie, naast andere programma’s, projecten en bijzondere tijdelijke opdrachten op het i-domein. De programmadirecteur wordt hiermee verantwoordelijk voor deze activiteiten – die alle een tijdelijk karakter hebben – en hiërarchisch verantwoordelijk voor de programmamanagers en projectleiders van wie de activiteiten worden ondergebracht bij deze directie. Lijnactiviteiten, zoals die op het terrein van BRP, maken onderdeel uit van de beleidsdirectie.

Paragraaf 3.4

In paragraaf 3.4 zijn de organisatie en taken van het programma directoraat-generaal Omgevingswet beschreven.

Gezien de complexiteit, omvang en tijdelijkheid van de taken op dit domein, wordt een programma DG ingericht waarin een aantal bestaande onderdelen wordt ondergebracht in een inhoudelijk samenhangende portefeuille:

  • Eenvoudig Beter;

  • Aan de slag;

  • Nationale Omgevingsvisie (NOVI).

Gezien de problematiek op de woningmarkt, biedt de combinatie van wonen, ruimte en energie een beleidsmatige versterking die ruimte geeft voor een meer integrale benadering. De bestuurlijke thema’s worden in deze context verbonden aan een meer inhoudelijke agenda op de domeinen van wonen en ruimte, die gedecentraliseerd zijn.

De herziening van de Omgevingswet brengt een omvangrijke wetgevingsoperatie met zich, die belegd is bij de projectdirectie Omgevingsrecht. Deze projectdirectie zal gezien de aard van de werkzaamheden ondergebracht worden bij de directie Constitutionele Zaken en Wetgeving.

De projectdirectie blijft een aparte entiteit en werkt in de praktijk zeer nauw samen met de verschillende onderdelen van het project DG.

Bij afloop van het programma wordt vastgesteld welke taken structureel van aard zijn en waar die belegd worden.

Het ‘veranderteam’ belast met de rijksbrede implementatie van de Omgevingswet komt onder het project DG Omgevingswet te vallen.

Een bijzonder onderdeel betreft de NOVI. De NOVI heeft qua inhoud nauwe banden met de Omgevingswet. Om die reden is plaatsing binnen het Programma DG Omgevingswet zeer voor de hand liggend. Omdat de NOVI echter wel andere bestuurlijke en interdepartementale relaties heeft, evenals een andere insteek (beleidsvisie en geen juridisch en implementatietraject) en tijdspad, is het niet logisch om dit te integreren in Eenvoudig Beter of de Projectdirectie Omgevingswet. De NOVI is sectoroverstijgend en daarmee een interdepartementaal programma. Met name de relaties met de Ministeries van EZK, LNV, IenW en OCW zijn intensief. Verder zijn er contacten met de Ministeries van AZ, JenV, Defensie en VWS. Ook zijn er directe relaties met meerdere directies binnen DGBRW, naast Ruimtelijke Ordening op onderdelen met Woningmarkt, Bestuur en Bouwen en Energie. Vanuit deze directies verzorgen medewerkers de BZK inbreng in het interdepartementale overleg.

Paragraaf 3.7

In paragraaf 3.7 zijn de organisatie en taken van het directoraat-generaal Vastgoed en Bedrijfsvoering Rijk vastgelegd. De taken van het Rijksvastgoedbedrijf zijn in detail beschreven in het Besluit taak RVB 2017.

De werkzaamheden die voortvloeien uit het eigenaarschap voor de vier agentschappen genoemd in artikel 10, derde lid onder b. t/m e, zijn belegd bij de directeur-generaal Vastgoed en Bedrijfsvoering Rijk als gemandateerd eigenaar. De secretaris-generaal blijft formeel eigenaar en vormt tevens het escalatieniveau voor besluitvorming door de gemandateerd eigenaar.

Paragraaf 3.8

In paragraaf 3.8 is de organisatie van het SG-cluster beschreven. Het SG-Cluster is een organisatieonderdeel waarbij de directeuren rechtstreeks door de secretaris-generaal worden aangestuurd. De directeur Concernondersteuning is belast met de beheersmatige aansturing.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Naar boven