Besluit van de Staatsecretaris van Justitie en Veiligheid van 16 augustus 2018, nummer WBV 2018/9, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

Na paragraaf A4/2.4.2 Vreemdelingencirculaire wordt een nieuwe paragraaf toegevoegd en deze komt te luiden:

2.4.3. Opleggen inreisverbod met voornemenprocedure aan de grensdoorlaatpost

Het beleid dat geldt voor het opleggen van een inreisverbod is van overeenkomstige toepassing bij het opleggen van een inreisverbod aan de grensdoorlaatpost. Zie hiervoor Vc A4/2.

Procedurele aspecten

Algemeen

Indien het niet meer mogelijk is om voor het vertrek van de vreemdeling een inreisverbod uit te vaardigen, dan geldt in afwijking van A4/2.4.1 het volgende:

Wanneer de ambtenaar belast met de grensbewaking van oordeel is dat er gronden zijn voor het uitvaardigen van een inreisverbod, dan dient deze ambtenaar een voornemenprocedure te starten.

Voorafgaand aan het opleggen van het terugkeerbesluit geeft deze ambtenaar uitvoering aan de hoorplicht, zoals bedoeld in artikel 4:8 Awb. De vreemdeling wordt erop gewezen dat een inreisverbod kan worden opgelegd, ook als de vreemdeling aan de vertrekverplichting gaat voldoen.

De ambtenaar belast met de grensbewaking biedt de vreemdeling in het kader van het voornemen de gelegenheid zijn adresgegevens in het buitenland kenbaar te maken.

De ambtenaar belast met de grensbewaking maakt in het voornemen kenbaar:

  • de grondslag voor het opleggen van een inreisverbod;

  • de duur van het inreisverbod; en

  • de mogelijkheid dat de vreemdeling een schriftelijke zienswijze in de Nederlandse taal naar voren kan brengen tegen het opleggen van een inreisverbod en de voorgenomen duur binnen vier weken na uitreiking van het voornemen.

Uitreiken van het voornemen

De ambtenaar belast met de grensbewaking handelt bij de uitreiking van het voornemen als volgt:

  • hij reikt het voornemen aan de vreemdeling in persoon uit;

  • hij verstrekt een brochure in een voor de vreemdeling begrijpelijke taal met betrekking tot het uitvaardigen van een inreisverbod; en

  • hij verstrekt informatie op welke wijze de vreemdeling zijn zienswijze naar voren kan brengen.

De zienswijze, de beschikking en de wijze van bekendmaken

De hulpofficier van justitie betrekt alle feiten en omstandigheden die de vreemdeling in de zienswijze naar voren brengt.

De hulpofficier van justitie besluit tot het uitvaardigen van een inreisverbod binnen acht weken nadat de termijn van vier weken voor het naar voren brengen van een zienswijze is verstreken. De beschikking wordt naar het door de vreemdeling opgegeven adres in het buitenland gezonden en van de inhoud wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. Als geen adres van de vreemdeling in het buitenland bekend is, wordt volstaan met de bekendmaking van de beschikking door mededeling ervan in de Staatscourant. Indien een gemachtigde bekend is, wordt tevens een kopie van het besluit naar de gemachtigde gezonden op dezelfde dag als die waarop het besluit naar het door de vreemdeling opgegeven adres is gezonden.

Signaleringen

Het beleid dat geldt voor opneming van signaleringen is van overeenkomstige toepassing. Zie hiervoor Vc A2/12.2.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 3 september 2018.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 16 augustus 2018

De Staatsecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, C. Riezebos waarnemend directeur-generaal Migratie

TOELICHTING

Op grond van Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, vaardigen lidstaten een terugkeerbesluit uit tegen de onderdaan van een derde land die illegaal op hun grondgebied verblijft.

Als bij uitreis op een luchthaven door de ambtenaar belast met de grensbewaking wordt geconstateerd dat een vreemdeling illegaal op het grondgebied van de Europese Unie heeft verbleven en de vreemdeling een terugkeerbesluit krijgt of eerder heeft gekregen, moet er tevens een inreisverbod worden opgelegd. In de praktijk bleek dat tussen het moment van constateren van het illegaal verblijf en het moment waarop de vlucht van de vreemdeling vertrekt, vaak te weinig tijd was om een terugkeerbesluit uit te vaardigen en een inreisverbod op te leggen. In dat geval werd de vreemdeling in staat gesteld zijn vlucht te halen zonder dat een terugkeerbesluit was uitgevaardigd en een inreisverbod was opgelegd. Met de wijziging in onderhavige WBV wordt het proces op de grensdoorlaatpost anders ingericht. Hiermee wordt geborgd dat uitvoering wordt gegeven aan Richtlijn 2008/115/EG en dat de vreemdeling zijn reis zonder verdere vertraging kan vervolgen. Blijkens de tekst van het Return Handbook (Annex to the Commission recommendation establishing a common ‘Return Handbook’ to be used by Member States' competent authorities when carrying out return related tasks (C(2017) 6505)), kunnen lidstaten de procedure tot het opleggen van een inreisverbod ook voltooien nadat de vreemdeling is vertrokken, mits deze procedure is aangevangen terwijl de vreemdeling op het grondgebied van de lidstaat verblijft. De thans ingevoerde handelwijze voldoet daaraan.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, C. Riezebos waarnemend directeur-generaal Migratie

Naar boven