TOELICHTING
Met dit besluit wordt de Beleidsregel boeteoplegging Wet allocatie arbeidskrachten
door intermediairs 2014 gewijzigd. Aanleiding hiervoor is de uitspraak van de Centrale
Raad van Beroep (CRvB) van 24 januari 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:370). De CRvB oordeelde
hierin dat de boetenormbedragen in de Beleidsregel boeteoplegging Wet allocatie arbeidskrachten
door intermediairs 2014 onevenredig hoog zijn, dat deze bedragen verder gedifferentieerd
hadden moeten worden en dat er een onderscheid gemaakt had moeten worden tussen malafide
rechtspersonen en daarmee gelijk te stellen ondernemingen enerzijds en anderzijds
ondernemingen die niet tot deze categorie behoren.
De hoogte van de boete is afhankelijk van het aantal arbeidskrachten dat ter beschikking
is gesteld. In 2013 is in het kader van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid
SZW wetgeving (Stb 2012, 462), het boetenormbedrag per arbeidskracht vastgesteld op € 12.000. Doordat uit de praktijk
bleek dat het beboeten per arbeidskracht tot onevenredig hoge boetes zou kunnen leiden,
is bij de Beleidsregel boeteoplegging Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs
2014 bepaald dat de boete via een staffel aan een maximum verbonden wordt.
In lijn met de uitspraak van de CRvB wordt het boetenormbedrag teruggebracht naar
€ 8.000 indien sprake is van minder dan tien ter beschikking gestelde arbeidskrachten.
Hetzelfde geldt voor het boetenormbedrag voor inleners. Om te zorgen dat de boetes
niet onevenredig hoog uitvallen blijft de boete via een staffel aan een maximum verbonden.
Voorts wordt in lijn met de uitspraak van de CRvB verder gedifferentieerd door het
boetenormbedrag met 50% te verhogen als sprake is van een aantal boeteverhogende omstandigheden.
Hierdoor kan meer maatwerk worden toegepast en kan malafide gedrag door ondernemingen
verder worden teruggedrongen.
Wanneer na inwerkingtreding van deze beleidsregel een boete wordt opgelegd voor een
overtreding die vóór de datum van inwerkingtreding is begaan en waarop op grond van
artikel I, onderdeel A, van deze beleidsregel een verhoogd boetenormbedrag van toepassing
is, is het boetenormbedrag van toepassing dat gold op grond van de Beleidsregel boeteoplegging
Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs 2014 zoals die gold voor inwerkingtreding
van deze beleidsregel. Op een voor de inwerkingtreding van deze beleidsregel begane
overtreding, waarvoor een nog niet in rechte vaststaande boete is opgelegd en waarvoor
op grond van deze beleidsregel een lagere boete zou gelden, wordt de voor de overtreder
meest gunstige bepaling toegepast.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A (artikel 1a)
Het boetenormbedrag voor overtreding van artikel 7a, eerste of tweede lid van de Wet
allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi) kan worden verhoogd indien sprake
is van omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat de uitzendonderneming of de
inlener op de hoogte is van het overtreden van de regelgeving en de overtreding de
uitzendonderneming of inlener des te meer kan worden aangerekend. Indien een dergelijke
boeteverhogende omstandigheid zich voordoet, wordt het normbedrag met 50% verhoogd.
Er worden twee situaties beschreven waarbij deze verhoging wordt toegepast. Ten eerste
wordt de boete met 50% verhoogd als in de vijf jaar voorafgaand aan de nu te beboeten
overtreding eerder een overtreding van de Waadi is geconstateerd. Een verhoging van
de boete is, ook als er nog geen sprake is van een onherroepelijke boete, gerechtvaardigd
omdat de overtreder al eerder in aanraking is gekomen met de Waadi en dus maatregelen
had kunnen treffen om een nieuwe overtreding te voorkomen.
De tweede boeteverhogende omstandigheid betreft eveneens een situatie waarbij aangenomen
kan worden dat de overtreder op de hoogte was van de regels inzake de registratieplicht
op grond van artikel 7a van de Waadi. Het gaat om de situatie dat de overtreding is
begaan door een rechtspersoon waarvan een wettelijk vertegenwoordiger eerder wettelijk
vertegenwoordiger was van een andere rechtspersoon ten aanzien waarvan een overtreding
van de Waadi is geconstateerd, en waarvan de bedrijfsactiviteiten of de locatie waar
of van waaruit de werkzaamheden worden verricht dezelfde zijn gebleven. Dit geldt
in een dergelijke situatie ook voor een overtreding begaan door een op grond van artikel
5:1, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht juncto artikel 51, tweede en derde
lid, van het Wetboek van Strafrecht met een rechtspersoon gelijkgestelde overtreder.
Het gaat bij deze boeteverhogende omstandigheid om de situatie dat, blijkend uit bovengenoemde
omstandigheden (dezelfde bedrijfsactiviteiten en/of dezelfde locatie, deels met dezelfde
wettelijke vertegenwoordigers), het vermoeden bestaat dat een nieuwe rechtspersoon
is opgericht met als doel de regelgeving te ontduiken en te voorkomen dat een (hogere)
boete kan worden opgelegd.
Artikel I, onderdeel B (Bijlage behorende bij artikel 1)
De hoogte van de boete is afhankelijk van het aantal arbeidskrachten dat ter beschikking
is gesteld. In 2013 is in het kader van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid
SZW wetgeving (Stb 2012, 462), het boetenormbedrag per arbeidskracht vastgesteld op € 12.000. Doordat uit de praktijk
bleek dat het beboeten per arbeidskracht tot onevenredig hoge boetes zou kunnen leiden,
is bij de Beleidsregel 2014 bepaald dat de boete via een staffel aan een maximum verbonden.
Den Haag, 27 augustus 2018
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees