Besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 29 augustus 2018, nr. IENW/BSK-2018/176843, tot wijziging van het Instellingsbesluit Inspectie Leefomgeving en Transport in verband met de inwerkingtreding van Verordening (EU) 2018/1139

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011;

BESLUIT:

ARTIKEL I

Artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van het Instellingsbesluit Inspectie Leefomgeving en Transport komt te luiden:

  • c. de taken van de bevoegde autoriteit, bedoeld in de in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet luchtvaart genoemde basisverordening, en de verordeningen die zijn vastgesteld krachtens deze verordening, tenzij deze taken bij of krachtens wettelijk voorschrift elders zijn belegd.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

TOELICHTING

De Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT) is op grond van artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van het Instellingsbesluit Inspectie Leefomgeving en Transport belast met de taken van de bevoegde autoriteit zoals bedoeld in de Europese regelgeving op het gebied van de burgerluchtvaart zoals vastgelegd in Verordening (EG) 216/20081 (aangeduid als de basisverordening) en de daarop gebaseerde regelgeving, tenzij deze taken bij of krachtens wettelijk voorschrift elders zijn belegd.

In het kader van de nieuwe luchtvaartstrategie heeft de Europese Commissie op 7 december 2015 een voorstel gepresenteerd voor een nieuwe basisverordening. Modernisering van de regelgeving, onder andere door waar mogelijk over te schakelen op doelregelgeving, en het verder borgen en vergroten van de veiligheid zijn daartoe belangrijke overwegingen. Daarnaast bevat de nieuwe basisverordening regels voor het gebruik van onbemande luchtvaartuigen, waarbij de competentie van de Unie wordt uitgebreid naar alle onbemande luchtvaartuigen onafhankelijk van het gewicht. Voorheen betrof de competentie van de Europese Unie alleen onbemande luchtvaartuigen van meer dan 150 kilogram.

De nieuwe basisverordening is op 4 juli 2018 tot stand gekomen en is in werking getreden 20 dagen na publicatie op 11 september 2018.2 De oude basisverordening, Verordening (EG) 216/2008, is op het moment van inwerkingtreding komen te vervallen.

Voor de nieuwe basisverordening zal eveneens de ILT belast zijn met de taak van bevoegde autoriteit tenzij deze taken bij of krachtens wettelijk voorschrift elders zijn belegd. Gelet daarop is het noodzakelijk het onderhavige besluit te actualiseren. Daarbij is aangesloten voor de aanduiding van de verordening bij de definitie van ‘basisverordening’ in de Wet luchtvaart.

Onder deze definitie valt Verordening (EG) 216/2008 of een verordening die daarvoor in de plaats treedt. Dit is thans Verordening (EU) 2018/1139.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

Verordening (EG) 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592 en Richtlijn 2004/36/EG (PbEU, 2008, L 79).

X Noot
2

Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (PbEU 2018, L 212).

Naar boven