Besluit van 15 november 2017, nr 2017001974 tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeenten Raalte, Dalfsen en Ommen krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (onteigening voor de herinrichting van de provinciale weg N348 wegvak Raalte – Ommen; de opheffing van zes aansluitingen/oversteken, de aanleg van twee nieuwe aansluitingen, de bouw van twee onderdoorgangen en de bouw van een voetgangersbrug vanaf vlak voor de aansluiting Lemelerveldseweg (km 70.53) in de gemeente Raalte tot en met de aansluiting Achterveldseweg (km 79.03) in de gemeente Ommen met bijkomende werken in de gemeenten Raalte, Dalfsen en Ommen).

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Ingevolge artikel 72a, eerste lid, van de onteigeningswet kan onteigening van onroerende zaken plaatsvinden onder meer voor de aanleg en verbetering van wegen, bruggen, spoorwegwerken en kanalen, alsmede daarop rustende zakelijke rechten. Daaronder wordt op grond van artikel 72a, tweede lid sub a, mede begrepen onteigening voor de aanleg en verbetering van de in het eerste lid bedoelde werken en rechtstreeks daaruit voortvloeiende bijkomende voorzieningen ter uitvoering van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening.

Het verzoek tot aanwijzing ter onteigening

Gedeputeerde staten van Overijssel (hierna: verzoeker) hebben Ons bij brief van 18 april 2017 kenmerk 2017/0097164 verzocht, om ten name van de provincie Overijssel over te gaan tot het aanwijzen ter onteigening van onroerende in zaken in gemeenten Raalte, Dalfsen en Ommen.

De onteigening wordt verzocht om de herinrichting en opwaardering mogelijk te maken van de provinciale weg N348 wegvak Raalte – Ommen; de opheffing van zes aansluitingen/oversteken, de aanleg van twee nieuwe aansluitingen, de bouw van twee onderdoorgangen en de bouw van een voetgangersbrug gelegen tussen de N35/N348 en de N48/N340), vlak voor de aansluiting Lemelerveldseweg (km 70.53) in de gemeente Raalte tot en met de aansluiting Achterveldseweg (km 79.03) in de gemeente Ommen, met bijkomende werken in de gemeenten Raalte, Dalfsen en Ommen.

Bij brief van 24 augustus 2017 kenmerk 2017/00316754 heeft verzoeker Ons te kennen gegeven wegens minnelijke eigendomsverkrijging niet langer prijs te stellen op voortzetting van de onteigeningsprocedure voor de daarbij betrokken onroerende zaken met de grondplannummers 3, 5, 6, 10, 11, 12 en 13. Omdat de noodzaak van onteigening voor deze grondplannummers hiermee is komen te vervallen, zullen Wij deze niet ter onteigening aanwijzen. In de bij dit besluit behorende lijst van te onteigenen onroerende zaken is hiermee rekening gehouden.

Planologische grondslag

De onroerende zaken waarop het verzoek betrekking heeft, liggen in de gemeenten Raalte, Dalfsen en Ommen.

De grondslag voor de planologische uitvoerbaarheid van het werk waarin de ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken zijn gelegen wordt gevormd door de volgende bestemmingplannen:

  • in de gemeente Raalte door het onherroepelijke bestemmingsplan Buitengebied Raalte partiële herziening nr. 11, aanpassing N348-Onderdoorgang Oude Twentseweg;

  • in de gemeente Dalfsen door de onherroepelijke bestemmingsplannen N348, Lemelerveld en Buitengebied Dalfsen;

  • en in de gemeente Ommen door de onherroepelijke bestemmingsplannen Aanpassing N348 Ommen” en “Buitengebied Ommen.

Toepassing uniforme openbare voorbereidingsprocedure

Overeenkomstig artikel 63, tweede lid, van de onteigeningswet en artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) hebben het ontwerp koninklijk besluit en de in artikel 63 van de onteigeningswet bedoelde stukken vanaf 9 mei 2017 tot en met 19 juni 2017 in de gemeenten Raalte, Dalfsen en Ommen en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage gelegen.

Overeenkomstig artikel 3:12 van de Awb heeft Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat (Onze Minister) van het ontwerp koninklijk besluit en van de terinzagelegging van de onteigeningsstukken openbaar kennis gegeven in De Oprechte Dalfser, Ommer Nieuws en Weekblad voor Salland en in de Staatscourant van 3 mei 2017, nr. 25038.

Verder heeft Onze Minister het ontwerp koninklijk besluit overeenkomstig artikel 3:13 van de Awb, voorafgaand aan de terinzagelegging toegezonden aan belanghebbenden, waaronder de verzoeker. Daarbij zijn de belanghebbenden gewezen op de mogelijkheid om schriftelijk of mondeling zienswijzen over het ontwerpbesluit naar voren te brengen en op de mogelijkheid over de zienswijzen te worden gehoord.

Overwegingen

Noodzaak en urgentie

De N348 is een belangrijke noord-zuidverbinding in het oosten van Nederland, die vanaf Arnhem, via Dieren, Zutphen, Deventer en Raalte naar Ommen loopt en daar aansluit op de N48, richting Hoogeveen. Tussen Deventer en Ommen heeft de provincie Overijssel de N348 in beheer.

Het gedeelte van de N348, gelegen tussen Raalte en Ommen met een lengte van 18 kilometer, heeft 2 rijrichtingen zonder fysieke rijbaanscheiding of middenberm en kent een rijrichtingscheiding in de vorm van een dubbele doorgetrokken asstreep. Binnen een afstand van 10 meter van de kant van de weg bevinden zich diverse obstakels zoals bomen. Door de aanwezigheid van gelijkvloerse kruisingen, aansluitingen en oversteken gebeuren er op het wegvak Raalte – Ommen relatief veel ongelukken. Als gevolg van de autonome groei van wegverkeer, in combinatie met de huidige inrichting van de N348, wegvak Raalte – Ommen, zal naar verwachting het aantal verkeersongevallen toenemen als er geen nadere maatregelen genomen worden.

De provinciale wegverbinding N348 is in de Omgevingsvisie Overijssel (van juli 2009) aangewezen als belangrijk onderdeel van de hoofdinfrastructuur. De Omgevingsvisie geeft daarbij aan, dat de hoofdinfrastructuur in de provincie voor de economie en de ontwikkeling van de regio’s in Overijssel een belangrijke functie vervult. De hoofdwegen moeten daarvoor adequaat worden ingericht met als belangrijkste doel de bereikbaarheid van economisch belangrijke regio’s te verbeteren.

Het gedeelte van de N348 Raalte – Ommen is niet primair gericht op de ontsluiting van stedelijke gebieden. Wel vraagt de functie van dit gedeelte van de N348, als verbinding tussen regio’s, om een volwaardige stroomfunctie waarbij het gemotoriseerd verkeer zo veel mogelijk ononderbroken kan doorstromen. Stroomwegen hebben als primaire verkeersfunctie de doorstroming van het gemotoriseerd verkeer te faciliteren, waarbij voor een regionale stroomweg als de N348 een maximumsnelheid van 100 km/uur wordt gehanteerd. Daarnaast is een duidelijke rijbaanscheiding om het verkeer in beide richtingen te scheiden een essentieel kenmerk van stroomwegen. Op dit moment voldoet het gedeelte van de N348, tussen Raalte en Ommen, als regionale stroomweg, niet aan de gestelde inrichtingseisen, waardoor ook de verkeersveiligheid in het geding is. De maximumsnelheid op dit gedeelte van de N348 is mede daarom tijdelijk verlaagd naar 80 km/uur.

Bij de herinrichting van de weg worden zo veel mogelijk de principes van “Duurzaam Veilig” gevolgd en staat de realisering van de doelstellingen uit de Omgevingsvisie (juli 2009) van de provincie Overijssel met betrekking tot ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid, sociale kwaliteit bereikbaarheid en verkeersveiligheid centraal. De provincie Overijssel streeft hierbij naar een indeling van de wegenstructuur met een eenduidige, herkenbare vormgeving afgestemd op de functie van de weg, waarbij gevaarlijke conflicten zijn uitgesloten. De huidige N348 tussen Raalte en Ommen kan door de vormgeving en inrichting het beste gekarakteriseerd worden als een ‘gebiedsontsluitingsweg’. Bij de opstelling van het Plan in Hoofdzaak Herinrichting N348 Raalte – Ommen zijn de principes van ‘Duurzaam Veilig’ leidraad geweest bij het bepalen van de wijze waarop dit gedeelte van de N348 als stroomweg 100 km/uur kan worden ingericht.

Door het opheffen van zes gelijkvloerse oversteken, het maken van twee nieuwe VRI-aansluitingen, het aanleggen van twee onderdoorgangen en een voetgangersbrug over de N348 zal de verkeersveiligheid toenemen en de doorstroming van het verkeer verbeteren. Hierdoor wordt een blijvende bijdrage geleverd aan de provinciale doelstelling om het verkeer in Overijssel veiliger te maken. Als gevolg van de herinrichting worden de verkeersproblemen op de N348 opgelost en wordt de provinciale weg N348 een stroomweg waardoor de doorstroming, veiligheid en bereikbaarheid verbeteren. Deze ontwikkeling draagt daarnaast bij aan de versterking van de economie in het gebied.

Om de werken en werkzaamheden tijdig te kunnen realiseren wenst de provincie Overijssel de eigendom te verkrijgen, vrij van lasten en rechten, van de onroerende zaken die in het onteigeningsplan zijn begrepen.

De verzoeker heeft met de eigenaren overleg gevoerd om deze onroerende zaken minnelijk in eigendom te verkrijgen. Dit overleg heeft vooralsnog niet tot (volledige) overeenstemming geleid. Omdat het ten tijde van het verzoek naar het oordeel van de verzoeker niet aannemelijk was dat het overleg op afzienbare termijn tot vrijwillige eigendomsoverdracht zou leiden, hebben gedeputeerde staten van Overijssel een verzoek ingediend tot aanwijzing ter onteigening van deze onroerende zaken, om de tijdige verwezenlijking van het plan van het werk zeker te stellen.

Uit de Ons bij het verzoek overgelegde zakelijke beschrijving blijkt dat in april 2017 de aanbesteding wordt gestart. In september 2017 wordt de aannemer bekend en wordt het werk gegund. De oplevering is beoogd in het vierde kwartaal van 2018. Daarmee is aannemelijk dat zal worden voldaan aan de door Ons voor de aanvang van de werken en werkzaamheden gehanteerde termijn van ten hoogste vijf jaar na de datum van dit aanwijzingsbesluit.

Zienswijzen

Binnen de termijn dat het ontwerp koninklijk besluit ter inzage heeft gelegen, is daarover een zienswijze naar voren gebracht door:

  • 1. J.G.M. Hendriks, eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers 11, 12 en 13, verder te noemen: reclamant 1;

  • 2. W.J.M. Neppelenbroek, eigenaar van de onroerende zaak met grondplannummer 1, en A.J. Neplenbroek, eigenaar van de onroerende zaak met grondplannummer 2, verder te noemen: reclamanten 2;

Overeenkomstig artikel 63, vierde lid, van de onteigeningswet heeft Onze Minister reclamante in de gelegenheid gesteld te worden gehoord in een op 5 juli 2017 te Ommen gehouden hoorzitting. Reclamanten hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

Overwegingen naar aanleiding van de zienswijzen

Wij hebben hetgeen reclamante in haar zienswijze naar voren brengt samengevat in de hierna volgende passages. Daarbij hebben wij tevens Onze overwegingen bij de zienswijze weergegeven.

De zienswijze van reclamant 1

  • 1.1 Reclamant heeft op 12 mei 2017 een zienswijze ingediend. Nadien heeft nader overleg plaatsgevonden en dit heeft alsnog tot overeenstemming en eigendomsoverdracht geleid. Verzoeker heeft ons daarom bij brief van 24 augustus 2017 te kennen gegeven dat deze niet langer prijs stelt op voortzetting van de onteigeningsprocedure voor de onroerende zaken van reclamant met de grondplannummers 11, 12 en 13. Omdat de noodzaak van onteigening voor deze grondplannummers hiermee is komen te vervallen, zullen Wij deze niet ter onteigening aanwijzen. Behandeling van deze zienswijze kan daarom achterwege blijven.

De zienswijze van reclamanten 2

  • 2.1 Reclamanten betogen dat de aanleg van de tunnel, waarvoor de gronden van reclamanten benodigd zijn, niet in het algemeen belang is. Daarmee ontbreekt de noodzaak tot onteigenen. Onder verwijzing naar het Plan in Hoofdlijnen Herinrichting N348 Raalte-Ommen van oktober 2013 van de provincie Overijssel, betogen reclamanten dat de verhoging van de maximumsnelheid van 80 km/uur naar 100 km/uur ten koste gaat van de verkeersveiligheid en vooralsnog onzeker is. De aanleg van de tunnel wordt als argument gebruikt om de verkeersveiligheid te verbeteren, maar dit is volgens reclamanten oneigenlijk. Een weg met een maximumsnelheid van 100 km/uur moet van zichzelf veilig zijn. Indien de verhoging van de maximumsnelheid niet verhoogt wordt, is de aanleg van de tunnel, als compensatie voor de verhoging van de maximum snelheid, niet noodzakelijk.

Reclamanten betogen verder dat een alternatief type tunnel toegepast kan worden waarmee minder ruimtebeslag is gemoeid. Dit past binnen bestemmingsplan en heeft een compactere uitvoering, verzoeker heeft dit alternatief echter niet onderzocht.

Ad 2.1

Voorzover de zienswijze handelt over de noodzaak van de aan te leggen werken en de keuze tussen bestaande alternatieven, overwegen Wij dat dit planologisch van aard is. De planologische aspecten van het te maken werk kunnen in het kader van de administratieve onteigeningsprocedure niet zelfstandig worden beoordeeld, maar konden in de procedure op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aan de orde gesteld worden. Reclamanten hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en beroep ingesteld tegen het bestemmingsplan Buitengebied Raalte, partiële herziening nr. 11, Aanpassing N348 – tunnel Oude Twentseweg". Bij uitspraak van 19 oktober 2016 kenmerk 201601354/1/R1 heeft de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (hierna de Afdeling) de beroepen van reclamanten ongegrond verklaard.

Ten aanzien van het betoog over het ruimtebeslag dat met de tunnel gemoeid is overwegen Wij dat ook dit planologisch van aard is. Reclamanten hebben dit punt eveneens in hun beroep bij de Afdeling aan de orde gesteld.

  • 2.2 Reclamanten betogen, dat onzeker is of de realisatie van de tunnel daadwerkelijk plaatsvindt. Daar een budgettekort voor de uitvoering van fase 2 is door de provincie Overijssel besloten om de realisatie van de tunnel in principe door te schuiven naar fase 3. In het bestemmingsplan Buitengebied Raalte, partiële herziening nr. 11, Aanpassing N348 – tunnel Oude Twentseweg, staat dat de derde fase voor onbepaalde tijd is uitgesteld. Ook blijkt vooralsnog uit niets dat de realisatie van de tunnel alsnog in fase 2 is aanbesteed.

Ad 2.2

Dit punt is eveneens planologisch van aard en is door reclamanten in hun beroepschrift aan de orde gesteld. Overigens heeft verzoeker desgevraagd kenbaar gemaakt dat deze er in ieder geval van uit gaat dat de financiële middelen beschikbaar zullen zijn, dan wel zullen komen, om de tunnel in fase 2 te realiseren. Als uit de aanbesteding een tekort blijkt zal door verzoeker en de betrokken gemeenten gezocht worden naar extra financiële middelen zodat de tunnel in fase 2 gerealiseerd kan worden. Zoals Wij hiervoor onder Noodzaak en Urgentie hebben overwogen, wordt in september 2017 de aannemer bekend en wordt het werk gegund. Daarmee is aannemelijk dat zal worden voldaan aan de door Ons voor de aanvang van de werken en werkzaamheden gehanteerde termijn van ten hoogste vijf jaar na de datum van dit aanwijzingsbesluit.

  • 2.3 Reclamanten betogen dat er met hen niet voldoende en niet voldoende serieus is onderhandeld. Verzoeker heeft alleen willen praten over geld en niet willen onderzoeken of de aanleg van de tunnel op een alternatieve locatie ook tot het gewenste resultaat kan leiden of dat het ruimtebeslag van hun huiskavel kan worden verkleind. In gesprekken daarover heeft verzoeker kenbaar gemaakt dit pas te willen onderzoeken, nadat de verwerving een feit is. Reclamanten betogen hierover verder dat verzoeker enerzijds kenbaar maakt dat alle in de onteigening betrokken gronden nodig zijn voor de realisatie van het werk, maar anderzijds meldt dat de betrokken eigenaren na verwerving mee mogen praten over de aanbesteding om de tunnel binnen een minimaal ruimtebeslag te realiseren. Hierdoor zijn mogelijk niet alle in de onteigening betrokken gronden nodig voor de realisatie van het werk.

Ad 2.3

De zienswijze van reclamanten ten aanzien van het minnelijk overleg wordt ingegeven doordat verzoeker in hun ogen niet voldoende heeft gekeken naar de door hen aangedragen alternatieven. Hoewel dit punt hoofdzakelijk planologisch van aard is overwegen Wij ten overvloede dat de Afdeling hierover het volgende heeft overwogen: De raad dient bij de keuze van een bestemming een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. De raad betoogt dat hij bij de uiteindelijke keuze voor de locatie en de uitvoering van de tunnel, waarbij de toeritten zijn voorzien van groene taluds, het financiële aspect, de afstand tot de woningen aan de Oude Twentseweg, de verkeersveiligheid en de beperking van de landschappelijke aantasting doorslaggevend heeft geacht ten opzichte van een keuze voor een uitvoering van de toeritten met een betonnen kering. Daarbij heeft de raad van belang geacht dat de voorziene tunnel past bij de verwachte verkeersbelasting, dat de toeritten van de tunnel worden verkort door de hellingen steiler te maken, dat een tunnel de grootste afname van sluipverkeer oplevert en dat de aansluiting op het onderliggende wegennet zo is vormgegeven dat de snelheden uit een oogpunt van verkeersveiligheid laag zullen zijn. Verder zal volgens de raad een uitvoering van de toeritten met groene taluds vanuit de beleving van de automobilist als vriendelijker worden ervaren dan een uitvoering met een betonnen kering, waardoor de verkeersveiligheid zal worden vergroot. Ook zorgt de uitvoering van de toeritten met groene taluds volgens de raad voor een betere inpassing in het landschap dan een uitvoering met een betonnen kering. Wat het verschil in kosten betreft heeft de raad gesteld dat een uitvoering met een betonnen kering naar schatting tussen de € 250.000,00 en € 500.000,00 duurder zal zijn dan de beoogde uitvoering. [appellanten] hebben de juistheid van deze inschatting niet gemotiveerd betwist. Uit het voorgaande blijkt dat de raad bij de keuze voor de locatie van het plangebied en de daarin voorziene tunnel rekening heeft gehouden met de belangen van [appellanten] en daarbij het ruimtebeslag zo beperkt mogelijk heeft gehouden. Overigens heeft de raad gesteld dat de uitvoering van de tunnel met een folieconstructie en taluds geen harde voorwaarde is. De in het plan ter plaatse van de gronden voorziene bestemming "Verkeer" maakt volgens de raad meer uitvoeringen van de beoogde tunnel mogelijk. Verdere optimalisatie of een andere constructievorm is volgens de raad mogelijk en bij het maken van het definitieve ontwerp zal worden bezien of het ruimtebeslag nog verder beperkt kan worden door de taluds steiler te maken. De verdere optimalisatie zal als eis in het contract voor de aannemer worden meegegeven. De raad heeft in dit verband gesteld dat ook de door [appellanten] wenselijk geachte variant voor een groot deel binnen het voorliggende plan kan worden gerealiseerd. Bij het ruimtebeslag heeft de raad in redelijkheid rekening kunnen houden met de verschillende varianten van de uitvoering van de beoogde tunnel en met het oog daarop heeft de raad voor de omvang van de gronden waaraan de bestemming "Verkeer" is toegekend uit mogen gaan van de variant van de tunnel die onder de gegeven omstandigheden het grootste ruimtebeslag nodig heeft. Hierbij heeft de raad in redelijkheid meer belang kunnen toekennen aan de realisering van de in het plan voorziene tunnel en het daarvoor benodigde ruimtebeslag dan aan het belang van [appellanten] bij het behoud van een zo groot mogelijk deel van hun landbouwgronden.

Uit het vorenstaande volgt dat de noodzaak om de onroerende zaken van reclamanten ter onteigening aan te wijzen voldoende vaststaat. Verzoeker heeft in de hoorzitting desgevraagd verklaard dat alle in de onteigeningsprocedure betrokken gronden nodig zijn voor de realisatie van de tunnel. Dat verzoeker in het kader van het minnelijk overleg kenbaar heeft gemaakt dat reclamanten na de verwerving mee mogen praten uitvoeringsaspecten maakt dit niet anders. In het minnelijk overleg met reclamanten is dit aan de orde geweest. Verzoeker heeft onder andere bij e-mail van 3 februari 2016 met als onderwerp afspraken participatie tunnel vooropgesteld dat geen garantie kan worden gegeven over het verkleinen van het ruimtebeslag van de tunnel. Verder maakt verzoeker in deze mail kenbaar dat de benodigde gronden zoals deze in het onderhavige plan van het werk zijn opgenomen, wel verworven en geleverd moeten worden en bij uitblijven van overeenstemming hiervoor een onteigeningsprocedure zal worden gestart. Reclamanten bevestigen dit aan verzoeker in hun e-mail van 4 februari 2016. Verzoeker heeft dit in navolgende e-mailberichten wederom aangestipt en reclamanten hebben dit niet weersproken. Verder hebben partijen veelvuldig met elkaar van gedachten gewisseld over een opzet om te komen tot afspraken over hoe de opdracht ten aanzien van het tunnelontwerp aan de aannemer worden verwoord en de inbreng van reclamanten hierbij.

Wij overwegen verder in het algemeen met betrekking tot het gevoerde minnelijk overleg dat artikel 17 van de onteigeningswet bepaalt dat de onteigenende partij dat wat onteigend moet worden eerst bij minnelijke overeenkomst in eigendom probeert te verkrijgen. Deze bepaling heeft betrekking op de gerechtelijke onteigeningsprocedure. Het minnelijk overleg in de daaraan voorafgaande administratieve onteigeningsprocedure is echter een van de vereisten waaraan door Ons wordt getoetst bij de beoordeling van de noodzaak tot onteigening. Omdat onteigening een uiterst middel is, zijn Wij van oordeel dat hiervan pas gebruik mag worden gemaakt als het minnelijk overleg voor het begin van de administratieve onteigeningsprocedure niet of niet in de gewenste vorm tot overeenstemming heeft geleid.

Aan deze eis is naar Ons oordeel in het kader van onteigeningen op de voet van de titels II en IIa van de onteigeningswet in beginsel voldaan als voor de datum van het verzoek om onteigening met de onderhandelingen over de minnelijke eigendomsverkrijging tijdig een begin is gemaakt en het op het moment van het verzoek aannemelijk is dat die onderhandelingen tot een redelijk punt zijn voortgezet, maar dat deze voorlopig niet tot vrijwillige eigendomsoverdracht zullen leiden. Daarbij moet het gaan om een concreet en serieus minnelijk overleg. Uitgangspunt daarbij is dat ten tijde van het verzoek al een formeel schriftelijk aanbod is gedaan.

Dit in aanmerking nemend is Ons uit de overlegde stukken gebleken dat partijen vanaf 29 september 2014 overleg voeren. Verzoeker heeft op 7 maart 2016, 5 december 2016 en 13 maart 2017 aan beide reclamanten schriftelijke aanbiedingen voor de in het onteigeningsverzoek betrokken grond uitgebracht. Partijen hebben hierover geen overeenstemming kunnen bereiken. Hierbij speelt een grote rol dat reclamanten zich niet kunnen vinden in het door verzoeker voorgestane ontwerp. Gelet op de geschetste gang van zaken kunnen Wij reclamanten niet volgen in hun betoog dat er met hen niet voldoende en serieus is onderhandeld. Ten tijde van het verzoek om onteigening stond naar Ons oordeel genoegzaam vast dat het minnelijk overleg voorlopig niet tot vrijwillige eigendomsoverdracht zou leiden en mocht worden overgegaan tot de start van de administratieve onteigeningsprocedure. Hierbij nemen Wij in aanmerking dat verzoeker gehouden is aan zijn eigen, op de urgentie van de aanleg van het werk, toegesneden planning.

Wij merken op dat het overleg zal worden voorgezet. Dit overleg dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet aan de gerechtelijke onteigeningsprocedure vooraf moet gaan, kan wellicht alsnog tot een voor partijen aanvaardbare oplossing leiden.

  • 2.4 Reclamanten voeren aan dat door onteigening van hun grond de huiskavels bij hun agrarische bedrijven worden verkleind. Deze huiskavels zijn direct verbonden met de inkomsten- en ontwikkelmogelijkheden van de bedrijven, zodat het verlies van elke m2 huiskavel direct relevant is voor de mogelijkheid om inkomen te genereren. De gedachte dat het verlies in grond met geld gecompenseerd kan worden, zodat reclamanten andere grond kunnen aankopen gaat in dit geval mank. Aan de huiskavel grenzende grond is immers niet te koop. Daarmee betekent het verlies van grond ook meteen het verlies van productiecapaciteit en inkomen. Dit is door verzoeker niet meegenomen in de onderhandelingen.

Ad 2.4

Partijen verschillen van inzicht over de uitgangspunten van de waardering van hun huiskavels. Dit punt heeft betrekking op de hoogte en samenstelling van de schadeloosstelling. Wij overwegen hierover dat onteigening ingevolge artikel 40 van de onteigeningswet plaatsvindt op basis van een volledige schadeloosstelling voor alle schade die de onteigende partij rechtstreeks en noodzakelijk lijdt door het verlies van zijn onroerende zaak. Artikel 41 van de onteigeningswet ziet daarnaast op de te vergoeden waardevermindering van het overblijvende. De samenstelling en de hoogte van de schadeloosstelling staan Ons in het kader van de administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling, maar komen bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming aan de orde in het kader van de gerechtelijke onteigeningsprocedure. In het kader van de administratieve onteigeningsprocedure wordt evenmin getreden in de vraag of alle schadecomponenten in de schadeloosstelling zijn opgenomen. Ook dit aspect komt bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming in de gerechtelijke onteigeningsprocedure aan de orde.

Gelet op het vorenstaande geeft de zienswijze van reclamanten 2 Ons geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen.

Overige overwegingen

Uit de bij het verzoek overgelegde stukken blijkt, dat de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaken bij de uitvoering van het overgelegde plan van het werk niet kunnen worden gemist.

Ons is niet gebleken van feiten en omstandigheden die overigens de toewijzing van het verzoek in de weg staan. Het moet in het belang van zijn het verbeteren van de bereikbaarheid, het vergroten van de verkeersveiligheid en een vlotte en veilige doorstroming van het verkeer, noodzakelijk worden geacht dat de provincie Overijssel de vrije eigendom van de door Ons ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken verkrijgt.

Wij zullen, gelet op het hierboven gestelde, het verzoek van gedeputeerde staten van Overijssel tot het nemen van een besluit krachtens artikel 72a van de onteigeningswet gedeeltelijk toewijzen.

BESLISSING

Gelet op de onteigeningswet,

op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 15 augustus 2017, nr. RWS-2017/31909, Rijkswaterstaat Corporate Dienst;

gelezen het verzoek van gedeputeerde staten van Overijssel bij brief van 18 april 2017 kenmerk 2017/0097164;

gelezen de brief van gedeputeerde staten van Overijssel van 24 augustus 2017 kenmerk 2017/00316754;

de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, advies van 11 oktober 2017, no. W14.17.0241/IV;

gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat 9 november 2017, nr. RWS-2017/40655, Rijkswaterstaat Corporate Dienst;

Hebben Wij goedgevonden en verstaan:

Voor de herinrichting en opwaardering van de provinciale weg N348 wegvak Raalte – Ommen; de opheffing van zes aansluitingen/oversteken, de aanleg van twee nieuwe aansluitingen, de bouw van twee onderdoorgangen en de bouw van een voetgangersbrug gelegen tussen de N35/N348 en de N48/N340), vlak voor de aansluiting Lemelerveldseweg (km 70.53) in de gemeente Raalte tot en met de aansluiting Achterveldseweg (km 79.03) in de gemeente Ommen, met bijkomende werken in de gemeenten Raalte, Dalfsen en Ommen, ten name van de provincie Overijssel ter onteigening aan te wijzen de onroerende zaken in de gemeenten Raalte, Dalfsen en Ommen aangeduid op de grondtekeningen die ingevolge artikel 63 van de onteigeningswet in de gemeenten Raalte, Dalfsen en Ommen en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage hebben gelegen en die zijn vermeld op de bij dit besluit behorende lijst.

Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Afdeling advisering van de Raad van State.

Wassenaar, 15 november 2017

Willem-Alexander

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

LIJST VAN DE TE ONTEIGENEN ONROERENDE ZAKEN

ONTEIGENINGSPLAN: N348 RAALTE-OMMEN

VERZOEKENDE INSTANTIE: PROVINCIE OVERIJSSEL

 

Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Raalte

Grondplan

nr.

Te onteigenen

grootte

Als

Ter grootte

van

Sectie

en nr.

Ten name van

ha

a

ca

ha

a

ca

1

00

39

71

berging-stalling

(garage-schuur)

terrein (grasland)

09

00

45

O 1057

Wilhelmus Johannes Maria Neppelenbroek, gehuwd met

Wilhelmina Johanna Catharina Maria Bosch, Raalte.

                   

2

00

18

50

terrein (grasland)

04

82

62

O 816

Andreas Johannes Neplenbroek, gehuwd met Klazina Lubbers, Raalte;

Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht: Enexis B.V., ’s-Hertogenbosch, zetel: Rosmalen.

 

Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Dalfsen

Grondplan

nr.

Te onteigenen

grootte

Als

Ter grootte

van

Sectie

en nr.

Ten name van

ha

a

ca

ha

a

ca

3

vervallen

               
                   

4

00

52

78

terrein (akkerbouw)

05

38

30

M 724

Theodorus Hermannus Hollegien, gehuwd met Carlien Aletta Cramer, Lemelerveld.

 

Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Ambt-Ommen

Grondplan

nr.

Te onteigenen

grootte

Als

Ter grootte

van

Sectie

en nr.

Ten name van

ha

a

ca

ha

a

ca

5

vervallen

               

6

vervallen

               
                   

7

00

76

20

terrein (overige agrarisch)

01

20

11

M 1438

Provincie Overijssel, Zwolle.

                   

8

00

52

83

terrein (overige agrarisch)

00

86

57

M 1436

Provincie Overijssel, Zwolle.

Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht: Gasunie Transport Services B.V., Groningen.

                   

9

00

22

80

terrein (overige agrarisch)

00

28

80

M 1138

Provincie Overijssel, Zwolle.

                   

10

vervallen

               

11

vervallen

               
                   

12

vervallen

               
                   

13

vervallen

               
Naar boven