TOELICHTING
I. Algemeen
1. Aanleiding en doel
Nederland is het op een na innovatiefste land ter wereld volgens de Global Innovation
Index 2018.1 Hieraan ligt onder andere ten grondslag dat er in Nederland een krachtig, onderling
verbonden bedrijfsleven is dat goed samenwerkt met kennisinstellingen, zoals universiteiten.2 Sterke ecosystemen waarbij marktpartijen (zoals technostarters, business angels en
andere investeerders), overheden en kennisinstellingen verregaand samenwerken aan
innovatie en kennisuitwisseling, dragen bij aan het verbeteren van markt- en overlevingskansen
van technostarters.3 Dit komt mede door de verhoogde aanwezigheid van onder andere talent, financiering
en marktbereik in zo’n ecosysteem.
Het thema van de Global Innovation Index 2018 is ‘Energizing the World with Innovation’,
met het oog op de behoefte aan duurzame technologie te midden van een stijgende energiebehoefte
wereldwijd. Ook Nederland staat voor een grote verduurzamingsopgave: een CO2-arme
energievoorziening in 2050 die veilig, betrouwbaar en betaalbaar is. Dat is waar de
Rijksoverheid in Nederland naartoe werkt. Innovaties zijn daarbij nodig om het aanbod
en de consumptie van energie te verduurzamen.
De ontwikkeling van duurzame technieken versterkt uiteindelijk de internationale concurrentiepositie
van Nederlandse bedrijven. Investeringen in duurzame energie en energiebesparing leveren
nieuwe banen op. Daarom ondersteunt de overheid ondernemers bij de ontwikkeling van
nieuwe technieken voor duurzame energie, zoals elektrisch rijden, energieneutraal
bouwen en smart grids. Een van de marktsegmenten waarin innovaties een belangrijke
rol spelen voor verduurzaming is ‘smart en sustainable mobility’: duurzame en intelligente
mobiliteit.
Met uitdagingen als de grote bevolkingsdichtheid, energieafhankelijkheid en intensieve
mobiliteit staat ook Nederland voor een grote uitdaging in het verduurzamen van haar
vervoer. Dit vraagt om een pioniersgeest en durf om Nederland ook in de toekomst bereikbaar,
veilig en leefbaar te houden. Actieve en verregaande samenwerking tussen marktpartijen,
overheden en kennisinstellingen is daarbij nodig; oftewel een toonaangevend ecosysteem
dat technostarters verbeterde groei- en marktkansen biedt. Op die manier kunnen we
de snelle ontwikkelingen bijhouden en erin voorop blijven lopen.
Om de leiderschapsrol te behouden in duurzame en intelligente mobiliteit en om technostarters
in dit marktsegment een toonaangevend ecosysteem te bieden, is het nodig dat het Nederlandse
ecosysteem samenwerkingsverbanden heeft met gelijkwaardige ecosystemen in andere landen.
Dergelijke internationale betrekkingen bevorderen namelijk innovatie en kennisuitwisseling
en bieden daarnaast met name aan de technostarters verbeterde markt- en groeikansen.
Om hier optimaal van te profiteren is het daarbij van belang dat de technostarters
tevens actief zijn of minstens voornemens zijn actief te worden in deze gelijkwaardige
ecosystemen. Dit verhoogt namelijk hun marktbereik en dat is cruciaal voor een technostarter
om een sterke groeistrategie op te zetten. Daarmee hebben ze een grotere kans op een
internationale doorbraak, wat de technostarters tevens interessanter maakt voor investeerders.
Met deze gedachte heeft Nederland onder andere sinds 2013 verschillende overeenkomsten
over samenwerking en promotie op het gebied van duurzame en intelligente mobiliteit
gesloten met de regering van Californië, waaronder een Letter of Intent om de ontwikkelingen
rondom duurzame en intelligente mobiliteit met risicokapitaal4 te ondersteunen en te versnellen. Ook Californië staat voor vergelijkbare uitdagingen
op het gebied van luchtkwaliteit en congestie wegens grote bevolkingsdichtheid, energieafhankelijkheid
en intensieve mobiliteit en speelt een leiderschapsrol in duurzame en intelligente
mobiliteit.
Extra risicokapitaal gericht op duurzame en intelligente mobiliteit kan een belangrijke
bijdrage leveren aan de opschaling van deze sector, zeker wanneer dit ook nog gebeurt
binnen een toonaangevend ecosysteem met internationale betrekkingen dat verbeterde
groei- en marktkansen biedt aan de technostarters.
Een financiële impuls om meer kapitaal aan te trekken moet ervoor zorgen dat investeerders
sneller en meer in Smart en Sustainable Mobility technostarters investeren. Hiermee
zijn de technostarters gebaat door betere financieringsmogelijkheden en overlevingskansen,
en kan Nederland haar verduurzamingsopgave nastreven terwijl ze haar koppositie in
Smart en Sustainable Mobility behoudt. Er is dan ook – in beginsel eenmalig – een
budget van € 10 miljoen gereserveerd ten behoeve van risicokapitaal specifiek voor
Smart en Sustainable Mobility technostarters.
Nederland beschikt met de subsidiemodule Seed capital technostarters (titel 3.10 van
de Regeling nationale EZ-subsidies (hierna: RNES)) reeds over een succesvol instrument
waardoor de brede Nederlandse risicokapitaalmarkt in tien jaar volwassen is geworden.
Deze subsidiemodule maakt het mogelijk om subsidie te verstrekken in de vorm van een
geldlening voor de financiering van beginnende ondernemingen die technisch innovatief
van aard zijn (de zogenoemde technostarters). De subsidie wordt niet rechtstreeks
aan ondernemingen verstrekt, maar aan investeringsfondsen die participaties nemen
in ondernemingen van technostarters (startersfondsen). Daarom is met de onderhavige
regeling voorzien in de mogelijkheid om in beginsel eenmalig een tender voor de Seed
capital module specifiek ten behoeve van Smart en Sustainable Mobility technostarters
open te stellen.
Afwijkend van de reguliere Seed capital subsidiemodule is het maximale subsidiebedrag
voor deze tender € 10 miljoen per fonds in plaats van € 6 miljoen per fonds. Smart
en Sustainable Mobility initiatieven zijn doorgaans relatief kapitaalintensief. Door
een groter bedrag beschikbaar te stellen is de verwachting dat het startersfonds gedurende
de looptijd van het fonds gemiddeld grotere bedragen kan investeren in de technostarters
dan wanneer er € 6 miljoen beschikbaar gesteld wordt. Om grotere investeringen ook
daadwerkelijk mogelijk te maken, is daarom in afwijking van de reguliere Seed capital
subsidiemodule tevens opgenomen dat de gemiddelde totale verkrijgingsprijs gedurende
de investeringsperiode maximaal € 2 miljoen bedraagt in plaats van € 1,2 miljoen.
Met deze ophoging voor de Smart en Sustainable Mobility tender wordt ook invulling
gegeven aan de motie van Kamerlid Vos (Kamerstukken II 2015/16, 34 300 XIII, 34) om de Seed capital subsidiemodule op te schalen, zodat fondsen met een totale omvang
van minimaal € 20 miljoen bereikt kunnen worden. Met de ervaring die met deze tender
wordt opgedaan in het ophogen van het subsidiebedrag, zal nog bezien worden of het
nodig is dit ook bij de reguliere Seed capital subsidiemodule toe te passen, of dit
alleen toe te passen bij specifieke tenders zoals Smart en Sustainable Mobility.
2. Regeldruk
De wijzigingen hebben gevolgen voor de regeldruk. Het gaat hier om een verhoging van
de administratieve lasten voor een startersfonds. Deze administratieve lasten komen
voor in de fasen van aanvraag, uitvoering en vaststelling van de subsidie. Het betreft
de gebruikelijke werkzaamheden voor het opstellen van de aanvraag, voortgangsrapportages
en eindverantwoording. Verder vergen het opnemen van geld onder de leningsovereenkomst
en het uitbetalen aan het ministerie van een deel van de inkomsten uit participaties
bepaalde administratieve handelingen. Indien ervan uit wordt gegaan dat er vier aanvragen
worden gedaan en één aanvraag wordt toegewezen, beslaat het totale bedrag aan administratieve
lasten voor alle aanvragende fondsen over de gehele looptijd van de subsidie in totaliteit
€ 45.000, ofwel 0,45% van het beschikbaar gestelde subsidiebedrag.
3. Staatssteun
Deze wijzigingsregeling van de Seed capital subsidiemodule specifiek voor Smart en
Sustainable Mobility is verenigbaar met de Europese regels betreffende staatssteun.
De subsidie die op grond van deze titel wordt verstrekt, is aan te merken als staatssteun
in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Deze staatssteun is echter geoorloofd op grond van artikel 21 (risicofinancieringssteun)
van de algemene groepsvrijstellingsverordening (AGVV) als bedoeld in artikel 1.1 van
de RNES. De Seed capital subsidiemodule voldoet aan de voorwaarden van artikel 21
en hoofdstuk I van de AGVV. De met deze wijzigingsregeling in de Seed capital subsidiemodule
opgenomen definitie voor de Smart en Sustainable Mobility technostarter blijft binnen
de bestaande definitie van technostarter, zoals al opgenomen in artikel 3.10.1, eerste
lid, RNES. De openstelling zal separaat ter kennisneming aan de Europese Commissie
worden toegezonden, conform artikel 11, onder a, van de AGVV.
II. Artikelen
Artikel I, onderdelen A, onder 1, B, E en G, onder 1, subonderdeel b (artikelen 3.10.1,
3.10.2 en 3.10.12 en artikel 1 van bijlage 3.10.1)
Met onderdeel A is aan de begripsbepaling van titel 3.10 RNES het begrip ‘Smart en
Sustainable Mobility technostarter’ toegevoegd, om de technostarters te definiëren
waarvoor in deze tender een fondsplan ingediend kan worden. Onderdeel B wijzigt artikel
3.10.2, derde lid, waardoor de mogelijkheid wordt gegeven een subsidie te verstrekken
aan een startersfonds voor het uitvoeren van een fondsplan specifiek voor deze groep
technostarters. Daardoor wordt het ook mogelijk om een aparte openstelling voor deze
doelgroep op te nemen in de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2018. De wijziging
van artikel 3.10. 12, opgenomen in onderdeel E, borgt dat de informatieverplichtingen
uit artikel 3.10.12 ook gelden voor een subsidie voor een fondsplan specifiek voor
Smart en Sustainable Mobility technostarters als bedoeld in artikel 3.10.2, derde
lid.
In artikel 3.10.2, derde lid, onderdeel a, is, naast dat de technostarter actief dient
te zijn in het marktsegment van duurzame of intelligente mobiliteit, ook bepaald dat
de technostarter deel moet uitmaken van een toonaangevend ecosysteem met internationale
betrekkingen dat zich specifiek op deze marktsegmenten richt.
Dit is als eis opgenomen vanwege de vele voordelen – reeds toegelicht in het algemeen
deel van de toelichting – die zo’n toonaangevend ecosysteem met internationale betrekkingen
heeft voor een dergelijke technostarter. Wat onder ‘toonaangevend’ moet worden verstaan
is in onderdeel a, onder 1°, uitgewerkt.
De mate waarin de partijen binnen het ecosysteem voorop lopen in het stimuleren van
kennisontwikkeling en kennis- en innovatie-uitwisseling ter bevordering van de markt-
en groeikansen van binnen dat ecosysteem actieve technostarters kan onder andere worden
bepaald aan de hand van de oprichtingsgraad van nieuwe bedrijven, het aantal snelgroeiende
bedrijven en technostarters, het aantal seriële en zeer succesvolle ondernemers, de
mate van ondernemende ambitie en de maatschappelijke acceptatie van het verzilveren
van successen.
Omdat een technostarter conform de definitie van technostartervennootschap, opgenomen
in artikel 3.10.1, eerste lid, RNES, altijd primaire activiteiten heeft in Nederland,
is de technostarter daarmee per definitie in ieder geval actief in een Nederlands
toonaangevend ecosysteem. In die zin wordt met internationale betrekkingen in onderdeel
a, onder 2°, bedoeld dat Nederlandse overheden, marktpartijen of kennisinstellingen
samenwerken met marktpartijen, overheden of kennisinstellingen van een aan Nederland
gelijkwaardig toonaangevend ecosysteem in een ander land.
Het moet gaan om sterke internationale betrekkingen, dat wil zeggen dat de betrekkingen
gericht dienen te zijn op verregaande samenwerking en business ontwikkeling op het
gebied van in ieder geval duurzame en intelligente mobiliteit. Een dergelijk samenwerkingsverband
dient daarbij de doelstellingen te hebben om onder andere de innovatiekracht tussen
het Nederlandse ecosysteem en het andere toonaangevende ecosysteem op het gebied van
duurzame en intelligente mobiliteit te verbinden en versterken, om marktkansen te
creëren voor bedrijven in beide ecosystemen en investeringen te stimuleren in technostarters
die in beide ecosystemen actief zijn. Ook dient het te gaan om een gelijkwaardig ecosysteem:
het andere ecosysteem dient grote overeenkomsten te hebben met het Nederlandse ecosysteem
in termen van het behalen van haar kilmaatdoelen, door in te zetten op leiderschap
in het verduurzamen en intelligenter maken van mobiliteit en in termen van het zijn
van een netwerkpunt op het vlak van duurzame of intelligente mobiliteit voor andere
ecosystemen.
Tot slot is in artikel 3.10.2, derde lid, onderdeel b, bepaald dat de technostarters
eveneens activiteiten verrichten of aantoonbaar voornemens moeten zijn activiteiten
te verrichten in het andere ecosysteem. Deze eis is opgenomen om te borgen dat de
technostarters die risicokapitaal krijgen, ook daadwerkelijk optimaal profiteren en
gebruik maken van de internationale betrekkingen met dit andere ecosysteem om hun
marktbereik en zo hun kans op een doorbraak te vergroten.
Met onderdeel G, onder 1, subonderdeel b, zijn in de model geldleningsovereenkomst
de begrippen gedefinieerd die van belang zijn voor de specifieke Smart en Sustainable
Mobility tender, te weten ‘Smart en Sustainable Mobility technostarter’ en ‘toonaangevend
ecosysteem met internationale betrekkingen’. De definitie van het laatstgenoemde begrip
is gebaseerd op artikel 3.10.2, derde lid. Omdat het hier een tijdelijke wijziging
betreft (zie ook de toelichting in het algemeen deel van de toelichting en bij onderdeel
F) is er voor gekozen deze begripsbepalingen niet in de alfabetische volgorde in te
voegen, maar deze twee onderdelen toe te voegen aan het einde van artikel 1. Hiermee
wordt voorkomen dat verschillende onderdelen van het artikel tijdelijk verletterd
moeten worden.
Artikel I, onderdelen A, onder 2, G, onder 1, subonderdeel a, en H (artikel 3.10.1
en artikel 1 van bijlagen 3.10.1 en 3.10.2)
Met de onderdelen A, onder 2, G, onder 1, subonderdeel a, en H van deze wijzigingsregeling
is tevens voorzien in een wijziging van de definitie van ‘technostartervennootschap’,
zoals opgenomen in artikel 3.10.1 en de in de bijlagen 3.10.1 en 3.10.2 opgenomen
modelgeldleningsovereenkomsten. Deze wijziging geldt voor alle toekomstige openstellingen
van de Seed capital subsidiemodule (voor zowel de reguliere startersfondsen als de
seed business angel fondsen) en dus niet alleen voor deze tender specifiek voor Smart
en Sustainable Mobility Technostarters. Tot nu beperkte de definitie ‘technostartervennootschap’
zich tot ‘kapitaalvennootschappen’, dat in artikel 1 van het Kaderbesluit nationale
EZ-subsidies gedefinieerd is als een ‘kapitaalvennootschap ingericht naar het recht
van één van de lidstaten van de Europese Unie’. Hierdoor was het niet mogelijk dat
startersfondsen investeringen verrichten in equivalenten van kapitaalvennootschappen
die opgericht zijn naar het recht van een land buiten de Europese Unie. Het is wenselijk
dit wel mogelijk te maken, omdat in de praktijk is gebleken dat deze afbakening te
beperkend en onnodig is. Zo zou een technostarter ingericht naar het recht van een
land buiten de EU met primaire activiteiten in Nederland buiten de huidige definitie
vallen, terwijl ook bij een dergelijke technostarter economische baten ten goede komen
aan Nederland. Met deze wijziging is het daarom mogelijk gemaakt dat ook investeringen
kunnen worden gedaan in equivalenten van kapitaalvennootschappen die zijn ingericht
naar het recht van een lidstaat buiten de EU. Deze worden omschreven als ‘vennootschappen
met afgescheiden vermogen waarin door het startersfonds een participatie kan worden
verkregen’. Omdat een participatie conform de definitie opgenomen in artikel 3.10.1,
eerste lid, RNES zich beperkt tot risicokapitaal in de vorm van aandelen of een uit
een converteerbare lening voortvloeiende achtergestelde vordering (die dus omgezet
moet kunnen worden naar aandelen), zal het ook in deze gevallen altijd een aandelenuitgevende
vennootschap betreffen.
Wel geldt dat ook in het geval een vennootschap ingericht is naar het recht van een
land buiten de Europese Unie, er een voldoende link dient te zijn met Nederland. Dit
volgt onder meer uit het tweede onderdeel van de begripsbepaling ‘technostartervennootschap’:
het moet gaan om een onderneming die zijn primaire bedrijfsactiviteiten in Nederland
verricht. Derhalve dienen technostarters, en ook de Smart en Sustainable Mobility
technostarters, altijd primaire activiteiten in Nederland uit te voeren.
Artikel I, onderdeel C (artikel 3.10.5)
Het maximumsubsidiebedrag voor een regulier starterfonds bedraagt gewoonlijk € 6 miljoen.
Voor deze tender specifiek voor Smart en Sustainable Mobility technostarters is het,
zoals reeds toegelicht in het algemeen deel van de toelichting, wenselijk om een groter
fonds te kunnen honoreren. Daarom wordt aan artikel 3.10.5 een tweede lid toegevoegd,
waardoor het in deze specifieke tender mogelijk is voor een startersfonds om een subsidie
van maximaal € 10 miljoen aan te vragen.
Artikel I, onderdelen D en G, onder 2 (artikel 3.10.7 en artikel 5 van bijlage 3.10.1)
Omdat voor deze specifieke tender het maximale subsidiebedrag per fonds hoger ligt
dan voor de reguliere openstellingen, moeten ook grotere investeringen mogelijk zijn.
Daarom wordt voor deze specifieke tender opgenomen dat de gemiddelde totale verkrijgingsprijs
van participaties die gedurende de investeringsperiode in één technostartersvennootschap
geïnvesteerd wordt, over alle technostartersvennootschappen genomen maximaal € 2 miljoen
bedraagt (normaal € 1,2 miljoen). Deze aanpassing is tevens in de model geldleningsovereenkomst,
opgenomen in bijlage 3.10.1, verwerkt.
Artikel I, onderdeel F (artikel 3.10.13b)
Omdat de onderhavige wijzigingen in de Seed capital subsidiemodule en de bijbehorende
model geldleningsovereenkomst – met uitzondering van de aanpassing van het begrip
technostartervennootschap – slechts van belang zijn voor de eenmalige openstelling
van de subsidiemodule voor een tender specifiek voor Smart en Sustainable Mobility
technostarters, kunnen deze wijzigingen na sluiting van deze tender weer vervallen.
Dit onderdeel voorziet daarin.
Artikel II
Met dit artikel is de tender van de Seed capital subsidiemodule ten behoeve van Smart
en Sustainable Mobility opgenomen in de tabel in artikel 1 van de Regeling openstelling
EZK- en LNV-subsidies 2018. De openstellingsperiode loopt van 1 november 2018 tot
en met 14 november 2018. Het subsidieplafond bedraagt € 10 miljoen, conform de begroting
van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (Kamerstukken II 2017/18, 34 775 XIII, nr. 2). Hiermee kan in beginsel één fonds gehonoreerd worden voor € 10 miljoen (totale
fondsomvang minimaal € 20 miljoen), maar het is bijvoorbeeld ook mogelijk dat er twee
fondsen voor ieder € 5 miljoen (totale fondsomvang minimaal € 10 miljoen) gehonoreerd
worden.
Artikel III
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 november 2018 en wordt gepubliceerd
meer dan twee maanden voordien. Hiermee wordt rekening gehouden met de minimale invoeringstermijn
van twee maanden, zoals vastgelegd in aanwijzing 4.17, vierde lid, van de Aanwijzingen
voor de regelgeving. Hierdoor hebben potentiële aanvragers voldoende tijd om zich
voor te bereiden op de openstelling. Wel wordt afgeweken van de vaste verandermomenten
zoals opgenomen in aanwijzing 4.17, tweede lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving.
Dit is te rechtvaardigen omdat de specifieke doelgroep gebaat is bij een spoedige
inwerkingtreding.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer