TOELICHTING
Algemeen
In de praktijk rondom de reis- en verblijfkostenregelgeving bij dienstreizen werden
knelpunten en onevenwichtigheden ervaren, onder andere ten opzichte van de aanspraken
voor reis- en verblijfkosten van ambtenaren die vanuit Nederland bij de Rijksdienst
Caribisch Nederland (RCN) gedetacheerd zijn. Met de onderhavige regeling is de positie
van de Rijksambtenaren BES en de gedetacheerde ambtenaren uit Europees Nederland,
voor wie het Reisbesluit buitenland en de daarop gebaseerde Reisregeling buitenland
gelden, zo veel mogelijk gelijk getrokken. De onderhavige regeling vervangt de bepalingen
met betrekking tot de vergoeding van reis- en verblijfkosten, zoals voorheen opgenomen
in de Reis- verblijf en verhuiskostenregeling ambtenaren BES.
De onderhavige regeling betreft alleen de aanspraken voor reis- en verblijfkosten
voor de Rijksambtenaren BES, zowel voor dienstreizen als reizen in het kader van scholing.
De regeling betreft niet de aanspraken in verband met een detachering: de grondslag
voor vergoedingen daarvoor is opgenomen in artikel 14 van de Regeling kinder-, kostwinner-
en detacheringstoelage BES. De regeling omvat evenmin de vergoeding voor het gebruik
van een eigen auto of motorrijwiel ten behoeve van de dienst: die is geregeld in de
Regeling vergoeding vervoermiddelen 1950 BES.
De onderhavige regeling is ook van toepassing op de ambtenaren van politie (inclusief
aspiranten). Dit volgt uit artikel 75, eerste lid, van het Besluit rechtspositie korps
politie BES. Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat de regeling niet van toepassing
is op de ambtenaar van politie die op grond van artikel 81 van genoemd besluit zijn
functie in ander openbaar lichaam vervult. Voor die ambtenaar geldt de Regeling toelage
bij tijdelijke verandering werkgebied korps politie BES; op grond van die regeling
ontvangt hij vanaf de eerste dag in het andere werkgebied een daggeldvergoeding van
USD 55,00 per dag. Voor wat betreft de reiskostenvergoeding is in artikel 3 van laatstgenoemde
regeling wel aangesloten bij de onderhavige regeling.
Uitgangspunt voor het reisbeleid is dat het de ambtenaar in staat stelt zijn werkzaamheden
zowel na aankomst op de plaats van bestemming als na terugkomst in zijn woonplaats
en zo nodig tijdens de heen- en terugreis optimaal te verrichten en daarbij zich fit
te voelen. Daarnaast moet het reisbeleid uitlegbaar, betaalbaar, duurzaam en administratief
zo eenvoudig mogelijk zijn. Er is overigens geen sprake van administratieve lasten
of nalevingkosten in de zin van de regeldrukoperatie van het kabinet; de gevolgen
voor de regeldruk liggen immers geheel binnen de sfeer van de rijksoverheid en haar
ambtenaren.
Artikelsgewijs
Artikel 1
Onder ‘dienstreis’ wordt ook begrepen een reis die wordt gemaakt in verband met door
het bevoegd gezag opgedragen scholing.
Artikel 2
Overeenkomstig het Reisbesluit buitenland worden ingevolge artikel 1, eerste lid,
het beginpunt en het eindpunt van de dienstreis bepaald door het bevoegd gezag. Op
grond van artikel 2a, tweede lid, van het voormalige Reis- verblijf- en verhuiskostenregeling
ving een dienstreis pas aan zodra de ambtenaar het openbaar lichaam of het land van
bestemming bereikt had en eindigde de dienstreis al op het moment dat het openbaar
lichaam of land van bestemming werd verlaten. Bij vluchten binnen het Caribisch gebied
is echter regelmatig sprake van vertraging, in welk geval de betrokken ambtenaar noodgedwongen
vaak lang op het vliegveld moet verblijven, omdat tussendoor geen zekerheid kan worden
gegeven over de feitelijke vertrektijd. Het bevoegd gezag kan hiermee rekening houden
door ten aanzien van een dienstreis binnen het Caribisch gebied te bepalen dat de
reis begint en eindigt op de plaats van tewerkstelling (het kantoor of de plek van
waaruit de ambtenaar gewoonlijk werkt) of bij de ambtenaar thuis. Dit heeft tot gevolg
dat, wanneer door vertragingen de reistijd langer is, aanspraak op een hoger bedrag
aan verblijfskosten bestaat.
Een ander voorbeeld dat de dienstreis eerder aanvangt dan bij het bereiken van de
plaats van bestemming is de situatie dat een medewerker van de Dienst Justitiële Inrichtingen
moet reizen in het kader van het vervoer van gedetineerden naar een ander eiland.
In die situatie ligt het in de rede dat de dienstreis reeds aanvangt op de locatie
waar de te vervoeren persoon gedetineerd is en moet worden opgehaald.
Het kan voor een ambtenaar aantrekkelijk zijn om een dienstreis om privéredenen op
eigen kosten te verlengen. Op grond van het tweede lid kan het bevoegd gezag toestemming
verlenen om de dienstreis voor privédoeleinden met ten hoogste drie dagen te verlengen.
De meerkosten voor de verlenging komen vanzelfsprekend voor rekening van de ambtenaar
zelf. Eventuele besparingen die met de verlenging gepaard gaan (zoals een goedkoper
vervoersbewijs) komen ten goede aan de staat, meer in het bijzonder aan de Rijksdienst
Caribisch Nederland (RCN).
De verlening bedraagt maximaal 72 (klok)uur en alleen (ter beperking van de administratieve
lasten) direct na aankomst op de plaats van bestemming dan wel direct voor vertrek
van die plaats. Een combinatie daarvan of een verlenging in een stad waar op de heen-
of terugreis een tussenlanding wordt gemaakt, is dus niet mogelijk. Voor het berekenen
van de 72 uur die maximaal in aanmerking komt voor de verlenging van de reis worden
door het bevoegd gezag de reistijden voor de heen- en terugreis berekend behorende
tot het zakelijke gedeelte van de reis. De verlengingsperiode van maximaal 72 uur
wordt vervolgens aan de hand van deze tijden bepaald.
Uiteraard moet betrokkene voor de verlenging van de reis vakantie-uren inleveren voor
zover de verlengde tijd onder de normale werktijd valt.
Artikel 3
In het eerste lid van artikel 3 is bepaald dat vergoed worden de kosten van bootreizen
en reizen met openbaar vervoer die in verband met de dienstreis daadwerkelijk zijn
gemaakt.
Tijdens een dienstreis per trein mag een ambtenaar op grond van het tweede lid gebruik
maken van de eerste klas en bij internationale reizen van de eventuele hogesnelheidstrein
(dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn wanneer een ambtenaar van Schiphol naar Brussel
moet reizen). Indien een vervoersbewijs in de eerste klasse niet beschikbaar is voor
de dienstreis, wordt een vervoersbewijs in de tweede klasse verstrekt of vergoed.
Dat geldt ook indien de ambtenaar er vrijwillig voor kiest in een lagere klasse te
reizen.
Vliegreizen worden op grond van het vierde lid voor de betrokken ambtenaar door het
bevoegd gezag en in beginsel in de economy-comfort klasse geboekt. Tickets voor de
business klasse kunnen alleen om medische redenen of om bijzondere redenen worden
verstrekt. Desgewenst kan wel een ticket in een de business klasse worden verstrekt
als de betrokken ambtenaar hiervoor zelf de meerkosten draagt. Als de vlucht langer
dan zes uur duurt is de ambtenaar niet verplicht direct na aankomst op de plaats van
bestemming of, als het de terugreis betreft, op de dag van terugkomst in het openbaar
lichaam meteen aan het werk te gaan: hij mag de eerste 12 uur na aan- of terugkomst
bijkomen van de reis (zesde lid). Hiervoor hoeven geen verlofuren worden ingeleverd.
Dit geldt niet wanneer betrokkene op kosten van de staat business klasse heeft gevlogen
(zevende lid).
In het zesde lid wordt de term ‘totale vliegtijd’ gebruikt. Hiermee wordt bedoeld
de tijd dat daadwerkelijk wordt gevlogen volgens de informatie op het vervoersbewijs.
De vliegtijd wordt berekend aan de hand van het tijdstip van vertrek van het vliegtuig
en het tijdstip van aankomst op de luchthaven van bestemming. Eventuele overstap-
of wachttijd indien gebruik wordt gemaakt van een rechtstreekse vlucht, telt voor
de berekening van de totale vliegtijd niet mee. Ook tijd die op de luchthaven wordt
doorgebracht voor of na de vlucht, bijvoorbeeld in verband met het inchecken of ophalen
van de bagage telt niet mee.
Bij vliegreizen die niet in de business klasse worden gemaakt, kan het bevoegd gezag
wel toestemming geven om gebruik te maken van een business lounge op het vliegveld
en de kosten daarvan te declareren, indien daarvoor bijzondere redenen zijn, zoals
de noodzaak nog werk te verrichten, slecht comfort of bijzondere veiligheidsrisico’s
(achtste lid).
Op grond van het tiende lid, komen de vergoedingen voor opgelopen vertraging toe aan
de RCN. Het gaat hierbij om vergoedingen die door de desbetreffende vervoersmaatschappij(en)
worden uitgekeerd. (Zoals in de toelichting op artikel 2 als is vermeld, telt vertragingstijd
wel mee als dienstreistijd en kan dit leiden tot een hogere vergoeding voor verblijfskosten
op basis van artikel 8). Met het oog op het zorgvuldig omgaan met overheidsmiddelen
dient de ambtenaar het bevoegd gezag uiteraard alle medewerking te verlenen bij het
identificeren en te gelde maken van deze aanspraken.
Vliegmaatschappijen kennen veelal loyaliteitsprogramma’s waarmee bij gebruik punten
worden gespaard die kunnen worden ingeruild voor onder meer tickets, kortingen en
hogere reisklassen. De loyaliteitspunten vertegenwoordigen niet alleen een substantiële
waarde – en worden daarmee een geschenk – maar kunnen ook een ongewenste prikkel vormen
bij het maken van keuzes bij de planning van reizen. Het is daarom de ambtenaar wel
toegestaan tijdens dienstreizen loyaliteitspunten te verzamelen, maar de verzamelde
punten mogen uitsluitend worden ingezet ten behoeve van dienstreizen en scholingsreizen
onder voorwaarden die het bevoegd gezag heeft gespecificeerd (artikel 3, elfde lid):
te denken valt hierbij de inzet van punten voor het gebruik van de (business) lounge
of voor een hogere reisklasse voor zover betrokkenen daarop geen aanspraak kan maken
gelet op de bepalingen in deze regeling. De verzamelde punten mogen niet privé door
de ambtenaar worden ingezet.
Artikel 4
Vanuit het streven om de automobiliteit te verminderen, wordt geen vergoeding verstrekt
voor kosten in verband met het huren van een auto of een taxi, indien de noodzaak
ervan niet aanwezig is. Voor het gebruik van een taxi of een huurauto moet het bevoegd
gezag vooraf uitdrukkelijk toestemming hebben verleend. Deze toestemming wordt alleen
verleend als het dienstbelang ermee is gebaat, bijvoorbeeld omdat daarmee de reistijd
aanzienlijk wordt verkort.
Bij het huren van een auto wordt de eenvoudigste en kleinst mogelijke auto gekozen.
Wanneer meerdere ambtenaren gezamenlijk reizen, kan uiteraard een grotere auto worden
gehuurd (tweede lid).
Artikel 6
Bij een dienstreis van langer dan 30 dagen naar een of twee van de andere openbare
lichamen, worden eenmaal per maand de reiskosten vergoed voor een tussentijds verblijf
thuis (in de standplaats). Bij de bepaling van het aantal dagen dat de dienstreis
duurt, tellen de dagen waarmee de dienstreis eventueel voor privédoeleinden is verlengd
niet mee. Evenmin telt de periode van het tussentijds verblijf thuis mee voor de bepaling
van de duur van de reis.
Artikel 7
Hotelkosten worden vergoed (artikel 7, tweede lid), tenzij overnachting van overheidswege
wordt geboden (artikel 7, eerste lid). Als de ambtenaar daadwerkelijk gebruik maakt
van geboden overnachtingfaciliteit, worden de kosten daarvan vergoed. Uit het derde
lid volgt dat ‘van overheidswege’ in dit verband ruim moet worden uitgelegd: het gaat
hierbij om alle overheden en semioverheidsorganen in zowel Caribisch als Europees
Nederland.
Als geen overnachting van overheidswege wordt geboden en de ambtenaar niet in een
hotel, maar bijvoorbeeld bij familie overnacht, ontvangt hij voor maximaal 4 nachten
een vergoeding waarmee hij zijn gastheer of -vrouw een vergoeding kan geven. Deze
vergoeding bedraagt USD 45,00 per nacht. De belastingdienst rekent deze vergoeding
tot het inkomen, zodat er in beginsel belasting over wordt geheven. De netto vergoeding
bedraag daarom ongeveer USD 30 per nacht.
Artikel 8
In artikel 8 is geregeld hoe de verblijfkostenvergoeding wordt berekend. Het gaat
hierbij om overnachtingskosten, kosten voor maaltijden en kleine uitgaven, zoals voor
een kopje koffie of plaatselijk vervoer tijdens de dienstreis. Verblijfskosten verschillen
per land of gebiedsdeel.
Voor wat betreft de hoogte en de systematiek van de vergoedingen is aangesloten bij
het Reisbesluit buitenland en de Reisregeling buitenland. Dit houdt in dat hotelovernachtingen
worden vergoed op basis van de werkelijk gemaakte kosten met een maximum dat voor
het desbetreffende land of gebiedsdeel van bestemming is vermeld in de tarieflijst
logies- en overige kosten die als bijlage bij de Reisregeling buitenland is opgenomen.
Daarnaast wordt per kostensoort een percentage vergoed van het bedrag dat als ‘overige
kosten’ is vermeld in dezelfde tarieflijst. Het percentage is:
De bedragen in de tarieflijst zijn gebaseerd op de in dollar of SFA-franc vermelde
bedragen in de Schedules of Daily Subsistence Allowance Rates (DSA-lijsten) van de
Verenigde Naties. Deze zijn voor de tarieflijst in de bijlage bij de Reisregeling
buitenland omgerekend in euro, maar moeten voor de toepassing op grond van de onderhavige
regeling worden teruggerekend naar dollar (artikel 8, tweede lid).
Omdat in de tarieflijst geen bedragen zijn opgenomen voor verblijf in het Europese
deel van Nederland, zijn voor die kosten de bedragen opgenomen in artikel 8, eerste
lid. Deze bedragen zijn eveneens gebaseerd op de DSA-lijsten.
Voor zover maaltijden volledig van overheidswege worden verstrekt, ontvangt de ambtenaar
in beginsel geen vergoeding (artikel 8, vijfde lid). Wanneer gedurende de dag broodjes
of tussendoortjes worden verstrekt, heeft dit geen invloed op de vergoeding voor verblijfkosten.
Voor zover tijdens de dienstreis intercontinentaal gevlogen wordt, worden voor het
desbetreffende reisgedeelte geen verblijfskosten vergoed. De reden hiervoor is dat
intercontinentale vluchten volledig zijn verzorgd (artikel 8, zesde lid).
Artikel 9
Op grond van artikel 9 kan warme kleding die de ambtenaar in verband met de reis moet
aanschaffen gedeeltelijk worden vergoed.
Artikel 10
Bij een reis van meer dan dertig dagen binnen het Caribisch deel van Nederland, zorgt
het bevoegd gezag in beginsel voor een ingerichte woning in het openbaar lichaam van
bestemming (artikel 10, eerste lid). In dat geval zal hij ook minder kosten maken
voor het verblijf. Daarom heeft de ambtenaar in die situatie geen aanspraak op verblijfkostenvergoeding
overeenkomstig artikel 7, maar ontvangt hij vanaf de eerste dag een vergoeding per
dag van USD 55,00 (artikel 10, tweede lid).
Artikel 11
Op grond van artikel 11 kan het bevoegd gezag vaste reissommen vaststellen. Hiervoor
kan bijvoorbeeld aanleiding zijn als een ambtenaar zeer regelmatig dienstreizen maakt.
Artikel 12
Schade aan, dan wel verlies of diefstal van door de ambtenaar in verband met de dienstreis
voor eigen gebruik meegenomen noodzakelijke bagage wordt vergoed tot een bedrag van
USD 2268,80 per dienstreis.
Artikel 13
Voor de beoordeling van de gemaakte kosten is het noodzakelijk dat bij de declaratie
bewijsstukken worden overlegd. De ambtenaar heeft drie maanden de tijd om de declaratie
in te dienen (artikel 13, eerste lid). Het doen overleggen van alle vervoersbewijzen
heeft als bijkomend voordeel dat het bevoegd gezag direct op de declaratie vermelde
bedragen kan controleren en niet de tarieven van de verschillende vervoerbedrijven
behoeven te worden geraadpleegd.
Voor het laten boeken van vliegtuigtickets en hotelovernachtingen geldt dat de ambtenaar
dit uiterlijk drie weken van tevoren moet aanvragen. Als het gaat om een onverwachte
reis en dit deze termijn niet in acht kan worden genomen, dient de ambtenaar dit schriftelijk
en gemotiveerd aan het bevoegd gezag te verklaren (artikel 13, tweede lid).
In het derde lid is bepaald dat het bevoegd gezag aanwijzingen kan geen over preferred
suppliers (voorkeursleveranciers). Dit zal aan de orde zijn, wanneer met een bepaalde
vervoerder gunstige afspraken zijn gemaakt.
Artikel 15
Indien in verband met de dienstreis kosten worden gemaakt waarvan op grond van de
overige bepalingen van deze regeling in het geheel niet in een vergoeding wordt voorzien,
kan het bevoegd gezag zover het daartoe aanleiding ziet, een afzonderlijke vergoeding
voor die kosten vaststellen.
Artikel 16
De bepalingen met betrekking tot vergoeding van dienstreizen waren tot nu toe opgenomen
in de Reis- verblijf en verhuiskostenregeling ambtenaren BES. De desbetreffende artikelen
kunnen thans vervallen. In verband daarmee wordt ook de citeertitel van genoemd besluit
gewijzigd.
Artikel 17
In artikel 17 is de Regeling toelage bij tijdelijke verandering werkgebied korps politie
BES aangepast in verband met de wijziging van de Reis- verblijf en verhuiskostenregeling
ambtenaren BES.
Artikel 18
Het tarief voor de vergoeding voor het gebruik van een auto ten behoeve van de dienst
is geregeld in de Regeling vergoeding vervoermiddelen 1950 BES. Dit tarief wordt in
artikel 18 aangepast aan het tarief voor het gebruik van een eigen auto voor een dienstreis,
zijnde USD 0,37 per kilometer.
Artikelen 19 en 20
Deze artikelen betreffen aanpassing van verwijzingen in andere regelingen naar de
oude bepalingen met betrekking tot reis- en verblijfkostenvergoeding werd verwezen.
Artikel 21
Aan de invoering van deze nieuwe regeling is een overgangsbepaling verbonden. Deze
houdt in dat vliegtuigtickets die voor de inwerkingtreding van de regeling zijn verstrekt
of aangeschaft, niet worden ingewisseld, gewijzigd of ongedaan gemaakt indien de toepassing
van deze regeling daartoe zou leiden. Die vliegtuigtickets worden dus niet omgewisseld
of gewijzigd indien de ambtenaar uit hoofde van deze nieuwe regeling aanspraak kan
maken op een lagere of hogere klasse. Reden voor deze overgangsmaatregel is dat het
vaststellen of reeds verstrekte vliegtickets eventueel vervangen moeten worden een
onevenredige uitvoeringslast met zich meebrengt en het op korte termijn aanpassen
of omwisselen van tickets aanzienlijke meerkosten tot gevolg heeft.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops