Verkeersbesluit verkeersmaatregelen Leidsevaart - Prins Hendrikbrug te Haarlem

Nr. 2018/323320

gelet op de Wegenwet, de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994), het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (hierna: RVV 1990), het Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer (hierna: BABW) en de Uitvoeringsvoorschriften van het Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer (hierna: Uitvoeringsvoorschriften BABW).

Overwegende:

dat de Leidsevaart en de Prins Hendrikbrug gelegen zijn binnen de bebouwde kom van Haarlem;

dat de Leidsevaart en de Prins Hendrikbrug in beheer zijn bij de gemeente Haarlem;

dat de Leidsevaart en de Prins Hendrikbrug wegen zijn als bedoeld in artikel 18, lid 1 onder d van de WVW 1994;

dat gelet op dit artikel het college van burgemeester en wethouders van Haarlem bevoegd is verkeersbesluiten te nemen voor deze wegen;

dat de bevoegdheid voor het nemen van verkeersbesluiten door het college van burgemeester en wethouders van Haarlem is gemandateerd aan het afdelingshoofd Beheer en Beleid openbare Ruimte;

dat de gemeentelijke wegencategorisering van Haarlem is opgenomen in de Structuurvisie Openbare Ruimte (hierna: SOR);

dat deze categorisering aansluit op de categorisering, zoals bedoeld in het landelijk beleid Duurzaam Veilig;

dat de Leidsevaart gecategoriseerd is als een gebiedsontsluitingsweg (50km/h);

dat de voornaamste functie van een gebiedsontsluitingsweg de verkeersfunctie is;

dat de Prins Hendrikbrug gecategoriseerd is als erftoegangsweg (30 km/h)

dat de voornaamste functie van een erftoegangsweg de verblijfsfunctie is;

dat de Leidsevaart ten westen van het centrum van Haarlem loopt en dat vanaf de Leidsevaart via de Prins Hendrikbrug en de Prins Hendrikstraat het centrum van Haarlem bereikt kan worden;

dat de Prins Hendrikbrug veel gebruikt wordt door voetgangers om het centrum van Haarlem te bereiken;

dat om deze reden in het verleden twee voetgangersoversteekplaatsen zijn gerealiseerd ter hoogte van het kruispunt Leidsevaart – Prins Hendrikbrug;

dat uit onderzoek blijkt dat de kwaliteit van de kade van de Leidsevaart ten noorden van het kruispunt met de Prins Hendrikbrug als onvoldoende wordt beschouwd;

dat de aanwezigheid van voetgangers aan deze zijde van de kade dan ook ongewenst is;

dat bovengenoemde situatie onlangs herzien is en dat daarbij geconcludeerd is dat een van de twee voetgangersoversteekplaatsen afdoende is;

dat de noordelijke voetgangersoversteekplaats dan verwijderd wordt inclusief alle bijbehorende wegmeubilair;

dat de op de weg aangebrachte belijning wat de voetgangersoversteekplaats aangeeft verwijderd wordt en beide verkeersborden L2 van bijlage 1 van het RVV 1990 die boven de rijbaan zijn geplaatst ook worden verwijderd;

dat het middeneiland ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats verwijderd wordt waardoor beide verkeersborden D2 van bijlage 1 van het RVV 1990 op het middeneiland ook komen te vervallen;

dat de bij het middeneiland horende belijning op het wegdek aangepast wordt aan de toekomstige situatie;

dat hierdoor enkel de zuidelijke oversteekplaats overblijft waar een voetgangersoversteekplaats en fietsoversteek aanwezig zijn;

dat aan de oostzijde van de Leidsevaart ten noorden van het kruispunt met de Prins Hendrikbrug een verkeersbord E1 (parkeerverbod) van bijlage 1 van het RVV 1990 is geplaatst;

dat dit verkeersbord ontbreekt op het eerstvolgende noordelijk gelegen kruispunt en dat dit verkeersbord dan ook niet handhaafbaar is;

dat de parkeervraag op deze weg niet aanwezig is en het dan ook wenselijk is om het betreffende verkeersbord te verwijderen;

dat bovengenoemde maatregelen gerealiseerd kunnen worden door het verwijderen van verkeersborden D2 en E1 van bijlage 1 van het RVV 1990 en het verwijderen van verkeerstekens op de weg die de voetgangersoversteekplaats aanduiden;

dat gelet op artikel 12 van het BABW voor het verwijderen van de verkeersborden E1 en D2 van bijlage 1 van het RVV 1990 en het verwijderen van een voetgangersoversteekplaats een verkeersbesluit is vereist;

dat gelet op artikel 2 van de WVW 1994 de hiervoor benoemde verkeersmaatregelen strekken tot het beschermen van weggebruikers en passagiers en het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;

dat gelet op artikel 2 van de WVW 1994 geen belangen in het geding zijn bij het uitvoeren van voornoemde verkeersmaatregelen;

dat gelet op artikel 24 van het BABW overleg is gevoerd met de gemandateerde van de politie;

dat de politie heeft ingestemd met de hierna genoemde verkeersmaatregelen.

Het besluit:

Het college van burgemeester en wethouders van Haarlem besluit:

- door middel van het verwijderen van de verkeerstekens op het wegdek op de Leidsevaart direct ten noorden van de aansluiting met de Prins Hendrikbrug de voetgangersoversteekplaats op te heffen;

- door middel van het verwijderen van verkeersborden D2 van bijlage 1 van het RVV 1990 op de Leidsevaart, direct ten noorden van de aansluiting met de Prins Hendrikbrug de geboden voor alle besturuders het bord voorbij te gaan aan de zijde die de pijl aangeeft op te heffen;

- door middel van het verwijderen van verkeersbord E1 van bijlage 1 van het RVV 1990 op de Leidsevaart direct ten noorden van de aansluiting met de Prins Hendrikbrug het parkeerverbod op te heffen.

Situatieschets:

Aldus vastgesteld op 25 juli 2018 te Haarlem

Namens het college van burgemeester en wethouders van gemeente Haarlem,

S. van Egmond

Hoofd afdeling Beleid en Beheer Openbare Ruimte

Gemeente Haarlem

Dit besluit treedt in werking na bekendmaking in de Staatscourant. Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na publicatie van dit besluit in de Staatscourant bezwaar maken bij burgemeester en wethouders van Haarlem, Postbus 511, 2003 PB te Haarlem. Het bezwaarschrift moet de naam en het adres vermelden van degene die bezwaar maakt, zijn ondertekend en de datum vermelden waarop het is opgesteld. In het bezwaarschrift moet ook worden aangegeven tegen welk besluit bezwaar wordt gemaakt en waarom het bezwaar wordt gemaakt. Door het indienen van het bezwaarschrift wordt dit besluit niet opgeschort. Bij een spoedeisend belang kan degene die een bezwaarschrift heeft ingediend een voorlopige voorziening vragen aan de voorzieningenrechter van de rechtbank, sector bestuursrecht, postbus 1621, 2003 BR te Haarlem. Bij het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening moeten griffierechten worden betaald.