Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 9 juli 2018, nr. 2018-0000592850 tot wijziging van het Besluit mandatering Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw financiële sanering toegelaten instellingen

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 59, tweede lid, van de Woningwet;

Gezien de schriftelijke Instemming van directie van WSW, d.d. 28 juni 2018;

Besluit:

ARTIKEL I

Het Besluit mandatering Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw financiële sanering toegelaten Instellingen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onder a, wordt ‘Minister voor Wonen en Rijksdienst’ vervangen door ‘Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties’.

B

Artikel 2, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Aan de Directie wordt mandaat en machtiging verleend voor het nemen van besluiten en het verrichten van overige handelingen die verband houden met de aan de Minister toekomende bevoegdheden tot:

    • a. het verstrekken van subsidies, bedoeld In artikel 57, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Woningwet;

    • b. het doen van een voorstel voor de hoogte van de bijdrage bedoeld In artikel 58, tweede lid, tweede volzin, van de Woningwet, voor zover die betrekking heeft op het deel van de bijdrage waaruit subsidies als bedoeld in artikel 57, eerste lid, aanhef en onderdeel a, worden bekostigd;

    • c. het heffen van de bijdrage, bedoeld in artikel 58, tweede lid, van de Woningwet uitsluitend voor zover die heffing betrekking heeft op het deel van die bijdrage waaruit subsidies als bedoeld in artikel 57, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Woningwet worden bekostigd;

    • d. het geven van een aanwijzing als bedoeld in artikel 61d van de Woningwet, voor zover die aanwijzing betrekking heeft op de financiële sanering van de toegelaten instelling;

    • e. het opleggen van een last onder dwangsom op grond van artikel 105, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Woningwet.

    De Directie oefent de bevoegdheden uit met inachtneming van de artikelen 59, derde tot en met vijfde lid, van de Woningwet en de artikelen 111, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel e, 112, 115, 116 en 118 van het Besluit toegelaten Instellingen volkshuisvesting 2015.

C

Artikel 3, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De Directie legt de beleidsregels voor voorafgaande schriftelijke instemming voor aan de Minister. Deze beleidsregels worden jaarlijks vastgesteld voor het daarop volgende kalenderjaar.

D

Artikel 5 komt te luiden:

  • 1. De Directie verstrekt de Minister jaarlijks een onderbouwd voorstel voor de heffing voor alle toegelaten instellingen gezamenlijk, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, inclusief de onderliggende berekening, waarbij de begroting, bedoeld in artikel 4, waarop de Minister in het voorgaande jaar schriftelijke instemming heeft verleend als uitgangspunt dient.

  • 2. Het voorstel, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks uiterlijk 1 september aan de Minister voorgelegd.

  • 3. De Directie kan pas overgaan tot het heffen van de bijdrage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, dan nadat de Minister de hoogte van deze bijdrage heeft vastgesteld.

E

Artikel 8, derde lid, komt te luiden:

  • 3. De Directie stelt samen met de Autoriteit een informatieprotocol vast.

F

In artikel 10 wordt ‘De Minister geeft op voorstel van de Directie een toegelaten instelling een aanwijzing op basis van artikel 61d van de Woningwet of legt op voorstel van de Directie een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete op basis van artikel 105 van de Woningwet op, indien een toegelaten Instelling:’ vervangen door ‘De Directie kan een toegelaten instelling een aanwijzing geven op basis van artikel 61d van de Woningwet voor zover die aanwijzing betrekking heeft op de financiële sanering van de toegelaten instelling, of een last onder dwangsom op basis van artikel 105 van de Woningwet opleggen, als bedoeld in artikel 2 eerste lid aanhef en onderdeel d en e. Indien een toegelaten instelling:’.

G

In artikel 12 wordt ‘De Minister voor Wonen en Rijksdienst’ vervangen door ‘De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties’.

H

Aan artikel 14, eerste lid, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • f. het geven van een aanwijzing als bedoeld In artikel 61d van de Woningwet, voor zover die aanwijzing betrekking heeft op de financiële sanering van de toegelaten instelling;

  • g. het opleggen van een last onder dwangsom op grond van artikel 105, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Woningwet.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 24 juli 2018.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden gepubliceerd.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

TOELICHTING

Met de Veegwet wonen (Stb. 2017, 25), inwerking getreden per 1 juli 2017, is artikel 59, tweede lid, van de Woningwet aangepast. Hierin is vastgelegd welke bevoegdheden de Minister in het kader van het verlenen van sanering aan toegelaten instellingen kan mandateren aan het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Met de Veegwet wonen is het, naast de reeds aan het WSW gemandateerde bevoegdheden, mogelijk geworden om de heffing van de saneringsbijdrage te mandateren aan WSW. Bovendien is het met de Veegwet wonen mogelijk geworden het WSW de bevoegdheid te mandateren om een aanwijzing te geven die betrekking heeft op de financiële sanering van een toegelaten instelling of om een last onder dwangsom op te leggen. Met deze wijziging van het mandaatbesluit voor het WSW wordt invulling gegeven aan de Veegwet wonen. Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om het mandaatbesluit op enkele punten te actualiseren, omdat de in artikelen genoemde data Inmiddels In het verleden liggen.

Onderdeel A en G

De tekst is in lijn gebracht met de huidige portefeuilleverdeling.

Onderdeel B

De Directie van het WSW krijgt hiermee de bevoegdheid gemandateerd om namens de Minister saneringsbijdrage te heffen binnen de kaders van de Woningwet. Ook krijgt de Directie bevoegdheden als sanctie instrumentarium gemandateerd die ingezet kunnen worden bij de uitoefening van deze heffing, te weten het geven van een aanwijzing en het opleggen van een last onder dwangsom.

Onderdeel C

De bepaling is geactualiseerd waarbij de reeds verstreken data zijn verwijderd.

Onderdeel D

Het artikel geeft de stappen weer in het proces rondom de heffing van een saneringsbijdrage door het WSW. De Directie van het WSW legt jaarlijks uiterlijk 1 september een voorstel voor aan de Minister voor de hoogte van de saneringsbijdrage voor alle toegelaten instellingen in de sector gezamenlijk. Tevens geeft de Directie daarbij ook een overzicht van de voorgestelde saneringsbijdrage per toegelaten instelling, dat slechts een informatief karakter heeft. Nadat de Minister zijn goedkeuring heeft gegeven op het voorstel van WSW voor de hoogte van de saneringsbijdrage, kan de daadwerkelijke saneringsheffing worden uitgevoerd.

Onderdeel E

De reeds verstreken datum die in dit artikel was opgenomen, is verwijderd om de voortdurende verantwoordelijkheid aan te geven.

Onderdeel F

De tekst is aangepast om aan te geven dat de Directie namens de Minister in het kader van de saneringsbevoegdheid een aanwijzing kan geven of een last onder dwangsom op kan leggen.

Onderdeel H

Omdat de Directie van het WSW de bevoegdheid heeft gekregen om namens de Minister het sanctie instrumentarium toe te passen zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen d en e, worden er in deze informatiebepaling twee onderdelen toegevoegd met de verplichting voor de Directie van het WSW om de Minister onverwijld te informeren indien een aanwijzing wordt geven of een last onder dwangsom wordt opgelegd.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Naar boven