TOELICHTING
Algemeen
Sporten en bewegen zijn goed voor de lichamelijke en mentale gezondheid en de sociale
contacten. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: het Ministerie
van VWS) wil mensen daarom stimuleren meer te sporten en bewegen. Om mensen hierin
te stimuleren is het van belang dat de accommodaties waar zij dit kunnen doen van
goede kwaliteit en goed onderhouden zijn om zo kwalitatief hoogwaardige sport aan
te kunnen bieden.
Onder voorwaarden kunnen gemeenten, sportverenigingen en sportstichtingen tot 2019
de btw die aan hen in rekening wordt gebracht bij investeringen in sportaccommodaties
en sportmaterialen in aftrek brengen. Door een uitspraak van het Hof van Justitie
van de EU (in de zaak C-495/12, Commissioners for Her Majesty’s Revenue and Customs tegen Bridport and West Dorset
Golf Club Limited) is de btw-vrijstelling voor sport verbreed en moet bovenstaande mogelijkheid tot
aftrek worden aangepast. Daardoor vervalt in de meeste gevallen ook de mogelijkheid
om btw te verrekenen. Voor de schatkist leidt dit tot een extra lastenrelevante opbrengst
van 241 miljoen euro in 2019. Voor gemeenten, sportverenigingen en sportstichtingen
leidt dit tot een financieel nadeel van dezelfde omvang. De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (hierna: de minister) wil de ontwikkeling en instandhouding van sportaccommodaties
echter blijven stimuleren.
Onderhavige regeling beoogt daarom de ontwikkeling en instandhouding van sportaccommodaties
en de aanschaf van sportmaterialen door gemeenten te stimuleren, waar de mogelijkheid
tot btw aftrek is vervallen.
De regeling is dan ook gestoeld op de uitgangswaarden van de mogelijkheden die er
tot 1 januari 2019 zijn om de btw af te trekken.
Sportverenigingen en sportstichtingen zullen met de Subsidieregeling stimulering bouw
en onderhoud sportaccommodaties worden gestimuleerd om sportaccommodaties in stand
te houden en sportmaterialen aan te schaffen.
Staatssteun
Er is sprake van staatssteun als aan de volgende vijf cumulatieve criteria is voldaan:
-
– De steun wordt verleend aan een onderneming die een economische activiteit verricht
-
– De steun wordt met staatsmiddelen bekostigd.
-
– De staatsmiddelen verschaffen een economisch voordeel dat niet via de normale commerciële
weg zou zijn verkregen
-
– De maatregel is selectief
-
– De maatregel vervalst (potentieel) de mededinging en (dreigt te) leiden tot een ongunstige
beïnvloeding van het handelsverkeer in de EU.
In dit geval wordt het eerste criterium niet vervuld. De gemeenten kunnen een specifieke
uitkering krijgen voor de uitvoering van hun publieke taken en zijn daarvoor geen
ondernemingen in de zin van de staatssteunregels. Logischerwijs dienen de gemeenten
bij het invullen van deze publieke taken zelf ook rekening te houden met de staatssteunregels.
Regeldrukgevolgen
De Specifieke uitkering is vormgegeven in de voor gemeenten bekende methodiek van
het gemeentefonds en de SiSa verantwoording. Dit leidt tot de meest minimale uitvoeringslasten
voor zowel de gemeenten als voor de rijksoverheid.
Verwacht wordt dat de gemeente voor de aanvraag 1 tot 2 uur nodig heeft. Zij dienen
een aanvraag in bij het digitale portaal van DUS-I voor 1 december T-1 (1). Hierbij
leveren zij de begroting in en geven zij aan welke posten relevant zijn voor de compensatie
uitkering. Voor 15 juli T+1 dienen de gemeenten op basis van de afrekening de werkelijke
kosten in (2) ook hierbij is de verwachting dat zij hier 1–2 uur voor nodig hebben.
Dit brengt de totale bestuurlijke lasten op maximaal 4 uur (€ 60 per uur), € 240 per
gemeente wat resulteert in € 91.200 in totaal. Dit is minder dan 1% van het totale
uitkeringsbudget van € 152 miljoen.
Artikelsgewijs
Artikel 1 Definities
Daarnaast wordt een definitie gegeven van sport. Voor deze definitie van sport wordt
aangehaakt bij de definities uit de btw-regelgeving. Deze zullen binnenkort worden
aangepast naar aanleiding van het arrestvan het Hof van Justitie van de EU op 26 oktober
2017 in de zaak C-90/16, The English Bridge Union. In de regeling wordt daarom vast de definitie gehanteerd zoals deze volgt uit dit
arrest.
Artikel 2 Activiteiten die in aanmerking komen voor specifieke uitkering
In artikel 2 is omschreven voor welke activiteiten een specifieke uitkering kan worden
versterkt.
Het gaat hier om activiteiten van gemeenten in het kader van sport. Uit de monitor
Gemeentelijke uitgaven van het Mulier instituut zijn de volgende hoofd activiteiten
te rangschikken
-
– Investeringen in hardware; Hierbij kan gedacht worden aan activiteiten in bouw en
onderhoud van accommodaties. Dit kan zijn het aanleggen van een kunstgrasveld of de
bouw van een sporthal.
-
– Exploitatie van sportaccommodaties; Hierbij moet gedacht worden aan het beheer van
de accommodatie. Het kan gaan om gebruikskosten als energielasten en ook kunnen ingehuurde
krachten zoals Buurtsportcoaches en andere beheerders van accommodaties voor zover
deze BTW-belast zijn in gebracht worden.
De gemeenten hebben zelf de verantwoordelijkheid alleen de activiteiten voor uitkering
in te dienen die vallen onder de verruiming van de btw-sportvrijstelling.
Bij de aanvraag zullen gemeenten moeten aangeven welke reeksen uit de begroting zij
inbrengen voor uitkering. Hierbij zullen zij moeten verklaren dat de gehele aanvraag
activiteiten betreft die vallen onder de definitie van sport.
Geen uitkering wordt verstrekt voor de bouw en het onderhoud van sportaccommodaties
en de kosten van de aanschaf van sportmaterialen waarvoor bij de aanvrager op grond
van de bepalingen uit de Wet op de omzetbelasting 1968 recht op aftrek van omzetbelasting
bestaat, dan wel recht bestaat op compensatie op grond van de Wet op het btw-compensatiefonds.
Deze regeling strekt ertoe het wegvallen van het recht op btw-aftrek te compenseren.
Wanneer er dus wel een recht op btw-aftrek bestaat zal er geen uitkering worden verstrekt.
Een activiteit komt slechts eenmaal voor een specifieke uitkering of subsidie in aanmerking.
Deze bepaling is met name van belang voor de samenloop van deze regeling met de Subsidieregeling
stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties. In het geval dat bijvoorbeeld een
gemeente en een vereniging co-eigenaar van een sportaccommodatie zijn, kan er voor
een renovatie van die sportaccommodatie ofwel een subsidie op grond van de Subsidieregeling stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties
worden aangevraagd, ofwel een uitkering op grond van de onderhavige regeling. Daarbij wordt aangehouden dat
alleen de organisatie op wiens naam de offerte en factuur staan een aanvraag kan indienen.
In de verantwoordingsinformatie zullen afzonderlijke indicatoren worden opgenomen
voor de bestedingen voor de bij de begroting voorgenomen activiteiten en bestedingen
voor aanvullende activiteiten. Deze zullen beide vallen onder de rechtmatigheidscontrole
van de gemeentelijke accountant.
Artikel 3 Toepasselijkheid Kaderregeling en Awb
Op de uitkeringen op grond van onderhavige regeling is de Kaderregeling subsidies
OCW, SZW en VWS niet van toepassing, met uitzondering van hoofdstuk 5. In hoofdstuk
5 van deze Kaderregeling staan enkele algemene verplichtingen voor de ontvanger zoals
een meldingsplicht en de verplichting mee te werken tot onderzoek dat van belang is
voor het nemen van een besluit of het ontwikkelen van beleid van de minister.
Verder zijn de artikelen 4:35, 4:46, 4:48, 4:50 en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht
van overeenkomstige toepassing op deze regeling.
Artikel 4 Hoogte van de uitkering
De specifieke uitkering bedraagt ten hoogste 17,5% van het begrote bedrag voor de
activiteiten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, in enig jaar.
Voor een percentage van 17,5% is gekozen om zo veel mogelijk aan te sluiten bij de
eerdere mogelijkheid tot aftrek van btw. Dit percentage kan lager uitvallen wanneer
het uitkeringsplafond wordt overschreden en het uit hoofde van het uit het plafond
beschikbare bedrag naar rato wordt verdeeld.
Bij de hoogte van de uitkering wordt uitgegaan van de begroting die wordt ingediend.
Artikel 5 Voorwaarden voor uitkering
Een specifieke uitkering wordt voor ten hoogste een jaar verleend, omdat er wordt
uitgegaan van het begroot bedrag. Een bepaald project waarvoor een gemeente een uitkering
aanvraagt kan dus een langere tijdsduur hebben dan een jaar, maar de uitkering zal
altijd voor ten hoogste worden verleend omdat alleen rekening wordt gehouden met het
begroot bedrag van het komende jaar.
Artikel 6 Uitkeringsplafond
In 2019 is € 152 miljoen beschikbaar voor specifieke uitkeringen op grond van deze
regeling. Dit bedrag is tot stand gekomen op basis van de beschikbare informatie uit
de uitvoering van de fiscale regelingen is hiertoe gekomen.
Wanneer het totale voor uitkering geclaimde bedrag hoger is dan € 152 miljoen zal
de verdeling naar rato van de aangevraagde bedragen plaatsvinden. Hiervoor is gekozen
omdat alle aanvragers de aanvraag vóór 1 december in moeten dienen, maar de volgorde
waarin zij dit doen geen gevolgen heeft voor de eventuele uitkering van middelen.
Dit om de gemeenten waar de begroting eerder door de gemeenteraad is goed gekeurd
niet te bevoordelen ten opzichte van anderen waar de begroting later geagendeerd staat
bij de raad.
Artikel 7, 8, 10 en 11 Verlening en verantwoording, herziening en vaststelling
Artikelen 7, 8 en 10 en 11 hebben betrekking op de wijze waarop verlening en verantwoording
van de specifieke uitkering geschiedt.
Specifieke uitkeringen worden alleen op aanvraag verstrekt. Deze aanvragen worden
ingediend voor 1 december voorafgaand aan het boekjaar waarvoor de specifieke uitkering
wordt verstrekt. In deze aanvraag wordt aangegeven welke activiteiten op het gebied
van sport het komende jaar zullen plaatsvinden en hoeveel daarvoor begroot is. Dit
volgt ook uit de bijgevoegde begroting. Wanneer de aanvraag voldoet aan de voorwaarden
in deze regeling wordt een specifieke uitkering verstrekt. Wanneer het totale begrote
bedrag voor subsidiabele activiteiten het uitkeringsplafond, bedoeld in artikel 6,
overschrijdt dan wordt de uitkering naar rato verdeeld over de aanvragers. Binnen
13 weken na 1 december neemt de minister een besluit omtrent de verlening.
Gemeenten ontvangen na het besluit omtrent de verlening een voorschot van 100%, dat
gelijkmatig zal worden betaald over het aantal maanden waarvoor de uitkering wordt
verleend.
Op 15 juli in het jaar na de verlening van de specifieke uitkering verstrekt de ontvanger
van een specifieke uitkering de verantwoordingsinformatie.
Artikel 9 Aanvullende verplichtingen
Op grond van artikel 9, eerste lid, rust op de ontvanger van de uitkering de verplichting
om er zorg voor te dragen dat gedurende de perioden genoemd in artikel 13, tweede
en derde lid van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 (de zogenaamde btw
herzieningstermijn voor de activiteiten waarvoor een uitkering wordt ontvangen geen
recht op aftrek van omzet op grond van de Wet omzetbelasting 1968 of recht op compensatie
op grond van de Wet op het btw-compensatiefonds ontstaat).
Dit recht op aftrek ontstaat wanneer de betreffende activiteiten waarvoor een uitkering
is ontvangen weer gebruikt worden voor btw belaste prestaties. Dat kan zich bijvoorbeeld
voordoen als onroerende zaken niet langer gebruikt worden voor vrijgestelde sportbeoefening,
maar belast worden verhuurd voor andere activiteiten. Ook kan het recht op aftrek
van btw “herleven” door overdracht aan een winstbeogende entiteit. Op grond van artikel
9, tweede lid, rust op de ontvanger van de uitkering ook de verplichting om melding
te doen wanneer er toch een recht op aftrek van btw op grond van de Wet omzetbelasting
1968 of recht op compensatie op grond van de Wet op het btw-compensatiefonds ontstaat.
De melding kan leiden tot het intrekken van de vaststelling van de uitkering of wijzigen
van de vaststelling ten nadele van de ontvanger van de uitkering: het is immers niet
de bedoeling dat zowel een uitkering als btw teruggaaf wordt verkregen.
Artikel 12 Herziening verlening
Na het verstrekken van de verantwoordingsinformatie vindt herziening van de verlening
plaats. Indien het besteed bedrag van de aanvrager lager blijkt te zijn dan het aangevraagde
bedrag, wordt de uitkering omlaag bijgesteld. Het totale gerealiseerde bedrag kan
lager uitvallen dan het aangevraagde bedrag. In het geval het uitkeringsplafond in
het jaar van verlening is overschreden en de uitkeringen naar rato is verdeeld, kan
het verschil tussen het (hogere) aangevraagde bedrag en de lagere daadwerkelijk gerealiseerde
kosten worden gebruikt om het besluit tot verlening te herzien tot ten hoogste het
bedrag, bedoeld in artikel 4.
Onderstaand een hypothetisch voorbeeld dient als illustratie over hoe een dergelijke
situatie uit zou kunnen vallen:
-
• Gemeente X vraagt € 100 aan specifieke uitkering op grond van deze regeling aan. Dit
is 17,5% van het begrote bedrag voor de activiteiten, bedoeld in artikel 2, eerste
lid.
-
• Aangezien het uitkeringsplafond wordt overschreden ontvangt de gemeente maar € 90.
-
• Uit de verantwoordingsinformatie die wordt ingediend op 15 juli van het opvolgende
jaar blijkt dat gemeente X inderdaad precies de aangevraagde activiteiten hebben gerealiseerd.
-
• Een aantal andere gemeenten heeft echter minder van deze activiteiten gerealiseerd.
In totaal bedragen de daadwerkelijke kosten € 10.000 minder dan het uitkeringsplafond.
-
• Deze € 10.000 kan dan worden gebruikt om voor het besteed bedrag van de gemeenten,
waarvan het besteed bedrag hoger of gelijk is aan het aangevraagde bedrag, een uitkering
te verstrekken.
-
• Dit kan dus betekenen dat de uitkering van gemeente X wordt aangevuld.
-
• Dit bedrag kan echter niet de normen van artikel 4 overschrijden en daarom nooit hoger
zijn dan 17,5% van het begrote bedrag voor de activiteiten van de aanvraag. Gemeente
X kan dus niet meer ontvangen dan € 100.
-
• Deze aanvulling wordt meegenomen in de herziene verleningsbeschikking.
Artikel 13 Verdeling niet-uitgeputte middelen
In het geval dat het uitkeringsplafond in het jaar van verlening niet volledig is
uitgeput, wordt het resterende bedrag van het uitkeringsplafond gebruikt voor gemeenten
die aanvullende activiteiten hebben verricht in het kader van sport. Hoewel de meeste
activiteiten in het kader van sport gewoon begroot zullen zijn, zullen er soms ook
aanvullende activiteiten plaatsvinden die niet begroot zijn, bijvoorbeeld in het geval
van onvoorziene kosten aan reparaties. Normaal gesproken kunnen deze niet bij de herziene
verlening worden meegenomen. In het geval het uitkeringsplafond in het jaar van verlening
niet is overschreden kan dit echter wel. Het resterende deel van het uitkeringsplafond
wordt dan naar rato verdeeld over de gemeenten waar aanvullende activiteiten plaats
hebben gevonden op het gebied van sport. Zij krijgen daarvoor een specifieke uitkering
tot ten hoogste het bedrag van 17,5% van de totale gerealiseerde bestedingen in verband
met de aanvullende activiteiten. Dit is in afwijking van artikel 4, waar een bedrag
van ten hoogste 17,5% van het begroot bedrag wordt aangehouden. De aanvullende activiteiten zullen echter nog niet in de
begroting hebben gestaan, anders hadden de gemeenten hiervoor al een aanvraag kunnen
indienen.
Onderstaand een voorbeeld dat dient ter illustratie:
-
• Gemeente X vraagt € 100 aan specifieke uitkering op grond van deze regeling aan. Dit
is 17,5% van het begrote bedrag voor de activiteiten, bedoeld in artikel 2, eerste
lid.
-
• In totaal wordt er voor € 500 minder dan het uitkeringsplafond aangevraagd.
-
• Aangezien het uitkeringsplafond niet wordt overschreden ontvangt de gemeente het aangevraagde
bedrag.
-
• Uit de verantwoordingsinformatie die wordt ingediend op 15 juli van het opvolgende
jaar blijkt dat gemeente X meer dan € 100 heeft uitgegeven aan activiteiten in het
kader van sport. Omdat het dak van de gemeentelijke sportzaal het begaf is er € 100
extra uitgegeven.
-
• De resterende € 500 van het uitkeringsplafond wordt over de gemeenten verdeeld die
aanvullende (niet-begrote) activiteiten hebben uitgevoerd in het kader van sport.
-
• Dit bedrag wordt naar rato verdeeld. Gemeente X ontvangt daardoor, afhankelijk van
de gerealiseerde bestedingen van andere gemeenten nog een bedrag voor de reparatie
van het dak van de sportzaal.
-
• Deze aanvulling wordt meegenomen in de herziene verleningsbeschikking.
Artikel 14 Vaststelling van de specifieke uitkering
Na de eventuele herziene verlening volgt de uiteindelijke vaststelling van de uitkering.
De minister beslist uiterlijk voor 31 januari van het volgende jaar na ontvangst van
de verantwoordingsinformatie overde vaststelling van de specifieke uitkering.
Artikel 15 Inwerkingtreding en vervaldatum
De regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de
Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van het beleid inzake
vaste verandermomenten, zoals opgenomen in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor
de regelgeving. Deze afwijking is gerechtvaardigd, omdat de specifieke doelgroep gebaat
is bij een spoedige inwerkingtreding.
De regeling vervalt met ingang van 1 januari 2024 met dien verstande dat deze regeling
van toepassing blijft op een uitkering die krachtens deze regeling is verstrekt.
De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins