Besluit van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 12 juli 2018, kenmerk 1368577-178293-MEVA houdende de instelling van de Commissie Werken in de Zorg (Instellingsbesluit Commissie Werken in de Zorg)

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister voor Medische Zorg en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Minister:

de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

b. bewindspersonen:

de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister voor Medische Zorg en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

c. commissie:

commissie, bedoeld in artikel 2;

d. RAATs:

regionale actieplannen aanpak tekorten;

e. programma:

het actieprogramma Werken in de Zorg.

Artikel 2. Instelling en taak

  • 1. Er is een Commissie Werken in de Zorg (verder: commissie).

  • 2. De commissie heeft als taak de kwaliteit en voortgang van de regionale actieplannen aanpak tekorten te monitoren en stimuleren. In verband daarmee vervult de commissie de volgende taken:

    • a. Toetsen van de voortgang in de regio en de regio adviseren over verbeteringen in hun regionale aanpak. Daartoe:

      • i. voert de commissie vanaf het najaar van 2018 jaarlijks met een afvaardiging van de bestuurlijke vertegenwoordigers van iedere regio een bestuurlijk voortgangsgesprek, adviseert over verbetermogelijkheden en maakt met iedere regio afspraken over de opvolging van de adviezen van de commissie.

      • ii. legt de commissie het concept referentiekader voor de bestuurlijke voortgangsgesprekken vóór 15 september 2018 ter goedkeuring aan de Minister voor.

      • iii. geeft de commissie ook gedurende het jaar gevraagd en ongevraagd advies aan de bestuurlijke partijen die betrokken zijn bij de uitvoering van de RAATs over hun arbeidsmarktaanpak.

      • iv. adviseert de commissie over welke vraagstukken te agenderen voor het actie-leer-netwerk en/of de landelijke actietafel.

    • b. Rapporteren aan de bewindspersonen over de voortgang van de uitvoering van de RAATs en de mogelijkheden voor de regio's om hun aanpak te verbeteren.

      • i. De rapportage over het landelijke beeld van de voortgang ontvangen de bewindspersonen:

        • in 2018: vóór 1 december 2018;

        • van 2019 tot en met 2021: steeds vóór 1 november.

      • ii. De rapportage bevat tevens voor iedere regio een rapportage over de voortgang in die regio t.b.v. de besluitvorming door VWS over de middelen voor het Sectorplan Plus.

    • c. Gedurende de uitvoering van het programma laten evalueren van de uitvoering van het programma. Daartoe doet de commissie de bewindspersonen uiterlijk 1 mei 2019 een voorstel voor de periodieke evaluatie van de uitvoering van het programma gedurende de looptijd en voert regie op de uitvoering van de beleidsevaluatie.

Artikel 3 Samenstelling, benoeming, ontslag

  • 1. De commissie bestaat uit een voorzitter en vier andere leden.

  • 2. De voorzitter en de andere leden worden door de Minister benoemd.

  • 3. De benoeming geschiedt voor de duur van de commissie.

  • 4. Bij tussentijds vertrek van een lid kan de Minister een ander lid benoemen.

  • 5. De voorzitter en overige leden kunnen worden geschorst en ontslagen door de Minister.

Artikel 4 Instellingsduur

b. De commissie wordt ingesteld met ingang van 1 augustus 2018 en wordt opgeheven per 1 januari 2022.

Artikel 5 Leden

  • 1. Met ingang van 1 augustus 2018 worden voor de periode van 1 augustus 2018 tot en met 31 december 2021 tot lid van de commissie benoemd:

    • a. de heer D. Terpstra te Acquoy, tevens voorzitter;

    • b. de heer P. van Driel te Breda;

    • c. mevrouw M. ten Hoonte te Zwolle;

    • d. de heer P. Rullmann te Haarlem;

    • e. mevrouw A. Schouten te Heerhugowaard.

Artikel 6 Secretariaat

  • 1. De commissie wordt ondersteund door een secretariaat.

  • 2. Het secretariaat is voor de inhoudelijke uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter van de commissie.

  • 3. De commissie voorziet zelf in haar secretariaat.

Artikel 7 Werkwijze

  • 1. De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.

  • 2. De commissie kan zich door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

Artikel 8 Informatieplicht

De commissie verstrekt aan de bewindspersonen desgevraagd de door hen gewenste inlichtingen. De bewindspersonen kunnen inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 9 Vergoeding

De voorzitter en de andere leden ontvangen een vaste vergoeding per maand. De toepasselijke salarisschaal voor de voorzitter en de andere leden is 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. De arbeidsduurfactor voor de voorzitter en de andere leden is 7,2/36 respectievelijk 2,5/36.

Artikel 10 Kosten van de commissie

  • 1. De kosten van de commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de Minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

    • a. de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen en voor secretariële ondersteuning, en

    • b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek.

  • 2. De commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een begroting en een planning aan de Minister aan.

Artikel 11 Verantwoording

De commissie biedt de bewindspersonen uiterlijk 1 april 2021 een eindverslag aan waarin verslag wordt gedaan over de activiteiten van de periode waarin de commissie werkzaam is geweest.

Artikel 12 Openbaarmaking

  • 1. De adviezen aan de regio worden door de commissie niet openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de bestuurlijke vertegenwoordigers van de partijen in de regio's en aan de bewindspersonen overgedragen.

  • 2. Overige rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de commissie worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de bewindspersonen uitgebracht of overgedragen.

Artikel 13 Archiefbescheiden

De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de Directie Macro Economische Vraagstukken en Arbeidsmarkt van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 augustus 2018.

  • 2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 januari 2022.

Artikel 15 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie Werken in de Zorg.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

TOELICHTING

Op 13 maart 2018 hebben de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister voor Medische Zorg en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het actieprogramma Werken in de Zorg aan de Tweede Kamer aangeboden. Het actieprogramma bestaat uit een aanpak langs drie programmalijnen:

  • 1. Meer kiezen voor de zorg;

  • 2. Beter leren in de zorg;

  • 3. Anders werken in zorg.

Het zwaartepunt van het actieprogramma ligt in de regio. De zorgaanbieders in de regio's maken afspraken over hun aanpak van de tekorten, en betrekken daar werkgevers, werknemers, beroepsgroepen en het onderwijs bij. De afspraken worden vastgelegd in een RAAT: Regionaal Actieplan Aanpak Tekorten. Medio 2018 is er voor alle 28 regio's een RAAT afgesloten. Met dit besluit wordt een afzonderlijke commissie ingesteld die de kwaliteit en voortgang van de regionale actieplannen aanpak tekorten monitort en stimuleert.

Toetsen van de voortgang in de regio en de regio adviseren over verbeteringen in hun regionale aanpak

Ieder najaar vindt in alle regio's met de bestuurlijke vertegenwoordigers van die regio's een bestuurlijk voortgangsgesprek plaats. De commissie toetst de regionale aanpak op basis van beschikbare data en het voeren van een jaarlijks bestuurlijk voortgangsgesprek. Indien de voortgang daar aanleiding toe geeft, gaat de commissie vaker in gesprek met de partijen in de regio. De commissie adviseert betrokken partijen in de regio over mogelijke bijstellingen in de aanpak om meer voortgang te boeken en maakt afspraken over de opvolging daarvan. De regio's kunnen ook zelf de commissie benaderen met adviesvragen in relatie tot hun arbeidsmarktaanpak.

De commissie voert de bestuurlijke voortgangsgesprekken aan de hand van een referentiekader dat op voorstel van de commissie door de Minister wordt vastgesteld. Het actieprogramma Werken in de Zorg beschrijft een aantal kernelementen voor dat kader. De commissie betrekt (vertegenwoordigers van) de zorgaanbieders en onderwijsinstellingen bij het verder uitwerken van het kader. Het voorstel voor het referentiekader legt de commissie vóór 15 september 2018 aan de bewindspersonen van VWS voor. Zo spoedig mogelijk na goedkeuring van het referentiekader informeert de commissie de RAAT-partijen hierover via de regionale werkgeversorganisaties. Partijen worden dan ook geïnformeerd over de werkwijze van de commissie rondom de bestuurlijke voortgangsgesprekken.

Rapporteren aan de bewindspersonen

De rapportage van de commissie betreft het landelijke beeld over de voortgang en de voortgang per regio. De rapportage over de voortgang per regio gebruiken de bewindslieden t.b.v. de besluitvorming over de toekenning van Sectorplan Plus-middelen. In de beschikking voor het Sectorplan Plus is namelijk opgenomen dat voldoende voortgang in de regio een voorwaarde is voor toekenning van SectorPlanPlus-middelen. Constateren de bewindspersonen op basis van de rapportage van de commissie dat in een regio onvoldoende voortgang is geboekt, dan kan dit aanleiding zijn om te besluiten de genoemde middelen voor scholingsactiviteiten vanuit de subsidieregeling SectorPlanPlus (SPP) (nog) niet beschikbaar te stellen.

Op basis van de bestuurlijke voortgangsgesprekken heeft de commissie zicht op de vraagstukken die binnen het actie-leer-netwerk en/of de landelijke actietafel kunnen worden opgepakt. Het actie-leer-netwerk organiseert activiteiten voor het ophalen en delen van goede voorbeelden en het werken aan oplossingen voor knelpunten. Vanuit het actie-leer-netwerk kan extra begeleiding worden geboden bij het verbeteren van de regionale aanpak, of kunnen bijvoorbeeld regio-overstijgende vraagstukken worden opgepakt. Aan de landelijke actietafel maakt VWS afspraken met vertegenwoordigers van zorgbranches, onderwijs en vakbonden over hoe knelpunten kunnen worden aangepakt en goede initiatieven verder kunnen worden gebracht.

Evalueren van de uitvoering van het programma

De commissie zal een voorstel doen voor uitvoering van een beleidsevaluatie van het programma gedurende de looptijd. Na goedkeuring door VWS neemt de commissie hierop regie. Deze beleidsevaluatie ex durante heeft tot doel te toetsen hoe de inrichting van het actieprogramma werkt (o.a. is er goede verbinding landelijk-regionaal) en waar kan worden bijgesteld of verbeterd in de uitvoering. Belangrijke bouwstenen voor de evaluatie zijn de datadriven monitoring van het actieprogramma en de bestuurlijke voortgangsgesprekken.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

Naar boven