Besluit van de Minister voor Medische Zorg van 12 juli 2018, kenmerk 1380947-179257-MEVA, houdende de instelling van de Commissie Beoordeling Verpleegkundige Vervolgopleidingen in het kader van wetsvoorstel BIG II (Instellingsbesluit Commissie Beoordeling Verpleegkundige Vervolgopleidingen)

De Minister voor Medische Zorg,

Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. minister:

de Minister voor Medische Zorg;

b. commissie:

de commissie, als bedoeld in artikel 2;

Artikel 2. Instelling en taak

  • 1. Er is een Commissie ter Beoordeling van de Verpleegkundige Vervolgopleidingen.

  • 2. De commissie heeft als taak om de onder sub a genoemde verpleegkundige vervolgopleidingen qua inhoud en niveau te toetsen op gelijkwaardigheid aan het hbo-verpleegkundige opleidingsprofiel, met het oog op de overgangsregeling van het wetsvoorstel Wet BIG II. Met het hbo-verpleegkundige opleidingsprofiel wordt gedoeld op het opleidingsprofiel/eindtermen zoals die golden gelijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van het opleidingsprofiel Bachelor Nursing 2020. In verband daarmee verricht de commissie de volgende werkzaamheden:

    • a. In kaart brengen of en in hoeverre de hieronder genoemde vervolgopleidingen of een combinatie daarvan qua inhoud en niveau gelijkwaardig zijn aan het hbo-verpleegkundige opleidingsprofiel:

      • Wijkverpleging;

      • Sociaal Psychiatrisch Verpleegkundige (SPV);

      • Maatschappelijke Gezondheidszorg – Algemene Gezondheidszorg (MGZ-AGZ);

      • Maatschappelijke Gezondheidszorg – Geestelijke Gezondheidszorg (MGZ-GGZ);

      • CZO-opleidingen, te weten: Ambulance verpleegkundige, Cardiac Care verpleegkundige, Dialyse verpleegkundige, Geriatrie verpleegkundige, Intensive Care verpleegkundige, Intensive Care Kinderverpleegkundige, Intensive Care Neonatologie verpleegkundige, Kinderverpleegkundige, Obstetrie verpleegkundige, Oncologie verpleegkundige, Recovery verpleegkundige en Spoedeisende Hulp verpleegkundige;

      • Categorie overig: indien de commissie gedurende haar werkzaamheden andere opleidingen signaleert die qua inhoud en niveau gelijkgesteld kunnen worden met het voormalige hbo-verpleegkundige opleidingsprofiel, kan de commissie deze opleidingen in haar rapport betrekken.

        Tevens wordt de commissie gevraagd na te denken over de wijze waarop een hardheidsclausule zou kunnen worden uitgevoerd voor die aanvullende opleidingen die niet betrokken zijn in de beoordeling.

    • b. De commissie verkent of het mogelijk is een voorstel te doen over de inrichting van een eventueel aanvullend opleidingsprogramma, in het geval een verpleegkundige vervolgopleiding niet geheel gelijkwaardig is aan het oude hbo-opleidingsprofiel. Hierbij houdt de commissie rekening met de eigenstandige bevoegdheden van hbo-opleidingsinstellingen bij het aanbieden van (verkorte) opleidingen.

    • c. Rapporteren aan de minister over de uitkomst van de onder a. en b. bedoelde werkzaamheden. Deze rapportage ontvangt de Minister bij voorkeur vóór 1 november 2018, maar uiterlijk 30 november 2018.

Artikel 3 Samenstelling, benoeming, ontslag

  • 1. De commissie bestaat uit een voorzitter en vijf andere leden.

  • 2. De voorzitter en de andere leden worden door de minister benoemd.

  • 3. De benoeming geschiedt voor de duur van de commissie.

  • 4. Bij tussentijds vertrek van een lid kan de minister een ander lid benoemen.

  • 5. De voorzitter en overige leden kunnen worden geschorst en ontslagen door de minister.

Artikel 4 Instellingsduur

De commissie wordt ingesteld met ingang van 1 augustus 2018 en wordt opgeheven per 1 december 2018.

Artikel 5 Leden

Met ingang van 1 augustus 2018 worden voor de periode van 1 augustus 2018 tot en met 30 november 2018 tot lid van de commissie benoemd:

  • a. mevrouw prof. dr. P.L. Meurs, te Bilthoven, tevens voorzitter;

  • b. mevrouw M.J. Kwast BSc, te Milsbeek;

  • c. mevrouw prof. dr. W.J.M. Scholte op Reimer, te Bussum;

  • d. mevrouw W.M. Hebbing MANP, te Zetten;

  • e. mevrouw T. Schoot PhD, te Sittard;

  • f. mevrouw B. Zwartendijk MSc, te Leiderdorp.

Zij worden benoemd op persoonlijke titel en vervullen hun taak zonder last of ruggenspraak.

Artikel 6 Secretariaat

  • 1. De commissie wordt ondersteund door een secretariaat.

  • 2. Het secretariaat is voor de inhoudelijke uitvoering van zijn taak verantwoording schuldig aan de voorzitter van de commissie.

  • 3. In het secretariaat wordt voorzien door de minister.

Artikel 7 Werkwijze

  • 1. De commissie stelt in overleg met de minister haar werkwijze vast.

  • 2. De commissie kan zich door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

Artikel 8 Informatieplicht

  • 1. De commissie verstrekt aan de Minister desgevraagd de door hem gewenste inlichtingen.

  • 2. De commissie mag inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van haar taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 9 Vergoeding

  • 1. De voorzitter en de andere leden (alsmede personen als bedoeld in artikel 7, tweede lid, die de commissie bijstaan) ontvangen per vergadering een vergoeding, voor zover zij niet vallen onder de uitzondering van artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en hiermee niet het in artikel 6, eerste lid, van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies bedoelde maximumbedrag overschrijden.

  • 2. De vergoeding per vergadering van de leden (alsmede personen als bedoeld in artikel 7, tweede lid, die de commissie bijstaan) bedraagt 3% van het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.

  • 3. De vergoeding per vergadering van de voorzitter van de commissie bedraagt 130% van de hoogte van de vergoeding die aan de andere leden van de commissie is toegekend.

Artikel 10 Kosten van de commissie

  • 1. De kosten van de commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

    • a. de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen en voor secretariële ondersteuning, en

    • b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek.

  • 2. De commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een begroting en een planning aan de minister aan.

Artikel 11 Verantwoording

De commissie biedt de bewindspersonen bij voorkeur vóór 1 november 2018, maar uiterlijk 30 november 2018, een eindverslag aan waarin verslag wordt gedaan over de activiteiten van de periode waarin de commissie werkzaam is geweest.

Artikel 12 Openbaarmaking

Het rapport, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de commissie worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de minister uitgebracht of overgedragen.

Artikel 13 Archiefbescheiden

De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de Directie Macro Economische Vraagstukken en Arbeidsmarkt van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 augustus 2018.

  • 2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 december 2018.

Artikel 15 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie Beoordeling Verpleegkundige Vervolgopleidingen.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins

TOELICHTING

Van 21 december 2017 tot 18 februari 2018 is een ontwerp van het wetsvoorstel BIG II voor consultatie via www.internetconsultatie.nl voorgelegd aan het publiek. Dit wetsvoorstel beoogt onder andere het deskundigheidsgebied van de verpleegkundige te actualiseren, alsmede het beroep van de regieverpleegkundige in artikel 3 van de Wet BIG op te nemen. Regulering van het beroep van regieverpleegkundige roept de vraag op wie van de zittende groep verpleegkundigen zich kunnen registeren in het register van regieverpleegkundigen. In de toelichting op het wetsvoorstel dat ter consultatie heeft voorgelegen is opgemerkt dat de Minister voor Medische Zorg voornemens is twee groepen in het verpleegkundig domein de mogelijkheid te bieden om een aanvraag te doen als regieverpleegkundige te worden ingeschreven. Dit betreffen de volgende twee groepen:

  • 1) de verpleegkundige met een oud hbo-diploma, dat wil zeggen een hbo-diploma (vanaf niveau NLQF-6) dat is behaald onder het oude opleidingsprofiel. Hiermee wordt bedoeld een opleidingsprofiel dat van toepassing was voor de invoering van Bachelor Nursing 2020. Deze groep verpleegkundigen kan zich zonder aanvullende bewijslast laten registreren als regieverpleegkundige.

  • 2) de verpleegkundigen met een oud mbo- of inservice-diploma met aantoonbare aanvullende scholing (zoals een FZO-opleiding) dat qua inhoud en niveau gelijk kan worden gesteld aan een oud hbo-diploma. De aanvullende scholing dient in elk geval gecertificeerd te zijn op niveau NLQF-6. Onder een oud-mbo diploma wordt verstaan een diploma van het niveau NLQF-4 dat voor inwerkingtreding van dit wetsvoorstel is behaald. Bij algemene maatregel van bestuur zal worden vastgelegd welke diploma’s (oud-mbo- of inservice in combinatie met aanvullende scholing) toegang geven tot inschrijving in het register van regieverpleegkundigen.

In de voorbereiding van het wetsvoorstel Wet BIG II (inzake de beroepenregule-ring) heeft Panteia nader onderzoek gedaan naar de mogelijke invulling van de overgangsregeling voor de mbo- en inservice-opgeleide verpleegkundigen. Doel van dit verkennende onderzoek was om in kaart te brengen door wie en op welke manier beoordeeld kan worden welke aanvullende opleidingen voor mbo- en in-service-opgeleide verpleegkundigen qua niveau en inhoud gelijkwaardig zijn aan het hbo- opleidingsprofiel om daarmee mogelijkerwijs toegang te krijgen tot het register van regieverpleegkundigen.

In het onderzoek zijn uiteindelijk 137 aanvullende opleidingen in kaart gebracht, hetgeen geen limitatieve lijst is. Dit omdat voornamelijk is gekeken naar reeds bestaande opleidingen. Ten aanzien van de vraag wie verpleegkundige vervolgop-leidingen zowel op inhoud als niveau kan beoordelen is gebleken dat er op dit moment geen geschikte instanties bestaan. Sommige instanties kunnen wel het niveau van de opleiding vaststellen, maar niets zeggen over de inhoud en vice versa.

Bij het onderzoek zijn diverse partijen uit het verpleegkundig domein betrokken. Deze partijen hebben in het rapport hun standpunten ten aanzien van de invulling van de overgangsregeling geschetst. De standpunten variëren van de visie dat de mbo- of inservice-opgeleide verpleegkundige (ook met een aanvullende opleiding) niet zou mogen instromen in het register van regieverpleegkundigen tot de visie dat elke mbo- of inservice-opgeleide verpleegkundige met een aanvullende opleiding zou mogen instromen in het register van regieverpleegkundige. Ook de reacties uit de internetconsultatie geven op dit punt een zeer divers beeld.

Als alternatief is door een aantal partijen voorgesteld om een onafhankelijke commissie met deskundigen in te stellen, die de verpleegkundige vervolgopleidingen wel kan beoordelen.

Teneinde in beeld te krijgen welke specifieke verpleegkundige vervolgopleidingen qua inhoud en niveau gelijkwaardig zijn aan het hbo-verpleegkundige opleidingsprofiel, wordt met dit besluit een commissie van deskundigen ingesteld om hier specifiek onderzoek naar te doen.

In dit kader geeft de commissie ook haar zienswijze ten aanzien van de vorm van een eventuele hardheidsclausule. Met de onderhavige taken van de commissie zullen de aangewezen veelvoorkomende verpleegkundige vervolgopleidingen worden beoordeeld op inhoud en niveau. De beoordeling ziet echter niet op alle verpleegkundige vervolgopleidingen. Om die reden wordt de commissie gevraagd na te denken over de wijze waarop een hardheidsclausule zou kunnen worden uitgevoerd voor die aanvullende opleidingen die niet betrokken zijn in de beoordeling.

In kaart brengen of en in hoeverre de hieronder genoemde opleidingen qua inhoud en niveau gelijkwaardig zijn aan het hbo-verpleegkundige opleidingsprofiel

In het Panteia rapport is een aantal verpleegkundige vervolgopleidingen genoemd die naar het oordeel van geconsulteerde partijen gelijkwaardig zouden zijn aan het hbo-verpleegkundige opleidingsprofiel. Dit betroffen de opleidingen Wijkverpleging, Sociaal Psychiatrisch Verpleegkundige, Maatschappelijke Gezondheidszorg – Algemene Gezondheidszorg, Maatschappelijke gezondheidszorg – Geestelijke gezondheidszorg (MGZ-GGZ) en de CZO-opleidingen. De commissie krijgt als taak in ieder geval deze verpleegkundige vervolgopleidingen zowel op inhoud als niveau te beoordelen op gelijkwaardigheid aan het voormalige hbo-verpleegkundige opleidingsprofiel.

Van belang is dat de resultaten van het onderzoek van de commissie betrokken kunnen worden in de voorbereiding van een algemene maatregel van bestuur. Deze algemene maatregel van bestuur bepaalt onder andere wie van de reeds geregistreerde BIG verpleegkundigen zich in de overgangsfase kunnen inschrijven in het register van regieverpleegkundigen. Na afloop van de overgangsperiode zullen alleen verpleegkundigen met een opleiding Bachelor Nursing 2020 in aanmerking komen voor inschrijving in het register van regieverpleegkundigen.

Verkennen of het mogelijk is een voorstel te doen over de inrichting van een eventueel aanvullend opleidingsprogramma

In het geval de commissie een verpleegkundige vervolgopleiding niet gelijkwaardig acht aan het hbo-verpleegkundige opleidingsprofiel, bestaat de mogelijkheid voor de commissie om te verkennen of het mogelijk is een voorstel te doen over de inrichting van een eventueel aanvullend opleidingsprogramma. Hierbij dient de commissie rekening te houden met de eigenstandige bevoegdheden van hbo-opleidingsinstellingen bij het aanbieden van (verkorte) opleidingen.

Rapporteren aan de minister

De commissie rapporteert bij voorkeur vóór 1 november 2018, maar uiterlijk op 30 november 2018 over de verrichte werkzaamheden genoemd onder artikel 2, tweede lid, sub a. en b. van dit besluit.

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins

Naar boven