Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 9 juli 2018, nr. WJZ/18133128, tot wijziging van de Regeling Europese EZ-subsidies in verband met een aanpassing in de subsidieverstrekking in het kader van Europese territoriale samenwerking en een verhoging van een subsidieplafond

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies, de artikelen 15 en 19 van de Landbouwwet en artikel 6 van de Uitvoeringswet EFRO;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling Europese EZ-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5.3.2 wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt ‘18.573.000’ vervangen door ‘18.823.000’.

b. In onderdeel b wordt ‘17.991.000’ vervangen door ‘18.241.000’.

c. In onderdeel c wordt ‘20.384.000’ vervangen door ‘20.634.000’.

d. In onderdeel d wordt ‘34.052.000’ vervangen door ‘34.302.000’.

B

Artikel 5.4.1 komt te luiden:

Artikel 5.4.1. Subsidieaanvraag

  • 1. De Minister verstrekt op aanvraag een programmasubsidie voor de programma’s, bedoeld in artikel 5.4.2, eerste lid, onderdelen a, b en d.

  • 2. De Minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan degene die een project tot stand brengt dat past in het programma, bedoeld in artikel 5.4.2, eerste lid, onderdeel c.

C

In artikel 5.4.2, derde lid, wordt na ‘programmasubsidie’ ingevoegd ‘of als de subsidie, bedoeld in artikel 5.4.1, tweede lid.’

D

Artikel 5.4.3 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 5.4.3. Instemming Minister en afwijzingsgronden.

b. In het eerste lid wordt na ‘programmasubsidie’ ingevoegd ‘als bedoeld in artikel 5.4.1, eerste lid,’.

c. In het derde lid wordt ‘In aanvulling op het tweede lid onthoudt de Minister de instemming’ vervangen door ‘De Minister onthoudt tevens de instemming of wijst een aanvraag als bedoeld in artikel 5.4.1, tweede lid, af’.

E

Aan hoofdstuk 5 worden twee artikelen toegevoegd, luidende:

Artikel 5.4.4. Schakelbepaling

Voor het programma, bedoeld in artikel 5.4.1, tweede lid, is paragraaf 5.2, met uitzondering van de artikelen 5.2.2, 5.2.6, onderdeel b, en 5.2.8, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor ‘de managementautoriteit’ telkens wordt gelezen: ‘de Minister’.

Artikel 5.4.5. Hoogte van de subsidie

De subsidie, bedoeld in artikel 5.4.1, tweede lid, bedraagt ten hoogste 15 procent van de subsidiabele kosten van het project.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 9 juli 2018

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

TOELICHTING

1. Inleiding

Met deze wijzigingsregeling wordt in de Regeling Europese EZ-subsidies (hierna: de regeling) de wijze van subsidieverstrekking aangepast in het kader van Europese territoriale samenwerking (hoofdstuk 5.4). Daarnaast worden de bedragen aan Rijkscofinanciering voor de verschillende programma’s inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (hierna: EFRO) verhoogd. Hieronder zullen deze wijzigingen in volgorde van de artikelen worden toegelicht.

2. Verhoging bedragen Rijkscofinanciering

De eerste wijziging is dat de bedragen voor de Rijkscofinanciering voor EFRO worden verhoogd. In artikel 5.3.2 van de regeling staan de bedragen aan Rijkscofinanciering voor de verschillende EFRO- programma’s. In verband met een herberekening in 2016 is er meer Europees geld beschikbaar gekomen. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft naar aanleiding daarvan ook meer Rijkscofinanciering beschikbaar gesteld. Het gaat om € 1 miljoen, gelijk verdeeld over de verschillende managementautoriteiten (artikel I, onderdeel A).

3. Aanpassing in verband met Rijkscofinanciering Interreg programma 2-Zeeën

Hoofdstuk 5.4 van de regeling voorziet in regels omtrent de subsidieverstrekking in het kader van Europese territoriale samenwerking. Voor de vier Europese programma’s waar Nederland Rijkscofinanciering aan bijdraagt, is in de huidige regeling voorzien dat de Minister van Economische Zaken en Klimaat een programmasubsidie verleent aan de managementautoriteit (artikel 5.4.1). Na instemming van de Minister kan de managementautoriteit deze subsidie committeren. De Minister onthoudt instemming als het project niet voldoet aan de Europese verordeningen die van toepassing zijn op EFRO, het project de financiering niet rond krijgt en het niet in voldoende mate bijdraagt aan ten minste vier van de aspecten genoemd in artikel 5.4.3, derde lid.

Gebleken is dat de managementautoriteit van het Interreg programma 2-Zeeën, die zetelt in Frankrijk, niet in staat is om volgens deze werkwijze te werken door beperkingen in Frans recht. In overleg is daarom besloten dat de Minister zelf de subsidieverstrekking ten laste van de Rijkscofinanciering van dit programma ter hand zal nemen. Hoofdstuk 5.4 wordt daar op aangepast (artikel I, onderdelen B, C, D en E).

De meeste regels van paragraaf 5.2 omtrent subsidieverstrekking door de managementautoriteit worden van overeenkomstige toepassing verklaard met dien verstande dat voor de managementautoriteit telkens de Minister moet worden gelezen. In verband hiermee wordt een aantal artikelen van paragraaf 5.2 niet van toepassing verklaard. Het subsidieplafond (artikel 5.2.2) is al opgenomen in artikel 5.4.2. Over de verdelingssystematiek is zelf een keuze gemaakt, te weten verdeling op volgorde van ontvangst van de aanvragen. Dat betekent dat artikel 5.2.6, onderdeel b, en artikel 5.2.8 (rangschikking naar geschiktheid) niet van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 15 procent van de subsidiabele kosten van het project. Dit volgt uit de verordening (EG) nr. 1301/2013.

4. Regeldruk

De in deze regeling opgenomen wijzigingen zijn juridisch-technisch van aard en hebben geen gevolgen voor de regeldruk.

5. Vaste verandermomenten

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Daarmee wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag na inwerkingtreding van een kwartaal in werking treden en van de regel dat een ministeriële regeling minimaal twee maanden voor inwerkingtreding bekend moet worden gemaakt. Deze afwijking wordt gerechtvaardigd doordat de doelgroep gebaat is bij spoedige inwerkingtreding van de regeling.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

Naar boven