TOELICHTING
Algemeen
De verpleegkundig specialist verleent op basis van een geaccrediteerde hbo-masteropleiding
verpleegkundige zorg en geprotocolleerde geneeskundige zorg binnen een wettelijk erkend
specialisme van de verpleegkunde. De verpleegkundig specialisten vormen duidelijk
omschreven categorieën van beroepsbeoefenaren en mogen, met uitsluiting van anderen
een specialistentitel voeren. Binnen het beroep van de verpleegkundig specialist zijn
vijf specialismen ontwikkeld met bijbehorende specialistentitels. De vijf specialismen
zijn preventieve zorg, acute zorg, intensieve zorg, chronische zorg en geestelijke
gezondheidszorg.
Met ingang van 1 januari 2012 zijn de verpleegkundig specialisten in het kader van
artikel 36a van de Wet BIG aangewezen om voor een periode van maximaal vijf jaar bij
wijze van experiment een aantal handelingen zelfstandig te verrichten die voorbehouden
zijn aan bepaalde beroepsbeoefenaars (de ‘voorbehouden handelingen’). De bevoegdheid
om deze handelingen zelfstandig te verrichten en de bijbehorende beperkingen en voorwaarden
zijn uitgewerkt in het Tijdelijk besluit zelfstandige bevoegdheid verpleegkundig specialisten.
Om te beoordelen in hoeverre het doelmatig en doeltreffend is in het kader van het
experiment toegekende bevoegdheden definitief aan de verpleegkundig specialisten toe
te kennen, is het experiment geëvalueerd. Uit de eindrapporten1 van het evaluatieonderzoek met betrekking tot het experiment over de inzet van de
verpleegkundig specialist is gebleken dat het toekennen van een wettelijke zelfstandige
bevoegdheid aan de verpleegkundig specialist met betrekking tot het uitvoeren van
een aantal voorbehouden handelingen bijdraagt aan het efficiënter inrichten van zorgprocessen
en de juiste inzet van professionals. De adviezen van de eindrapporten zijn gevolgd.2
Om de zelfstandige bevoegdheid voor de verpleegkundig specialisten voor deze voorbehouden
handelingen vast te leggen is de Wet BIG gewijzigd middels de Wet van 4 oktober 2017,
houdende wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in
verband met het opnemen van de physician assistant in de lijst van registerberoepen,
het toekennen van zelfstandige bevoegdheid voor bepaalde voorbehouden handelingen
aan physician assistants en verpleegkundig specialisten en het opnemen van de mogelijkheid
tot het instellen van een tijdelijk register voor experimenteerberoepen (hierna: Wet
van 4 oktober 2017).3 Door deze wetswijziging wordt de bevoegdheid tot het verrichten van verschillende
voorbehouden handelingen toegekend aan bij ministeriële regeling aan te wijzen categorieën
van verpleegkundig specialisten, één en ander met inachtneming van de beperkingen,
bij de regeling te stellen.
In onderhavige regeling worden die categorieën van verpleegkundig specialisten aangewezen
en die beperkingen gesteld. De kern van deze regeling wordt gevormd door artikelen
2 tot en met 5. Daarin wordt een zelfstandige bevoegdheid ten aanzien van de opgesomde
voorbehouden handelingen toegekend aan verschillende categorieën verpleegkundig specialisten.
Het betreft voorbehouden handelingen als bedoeld in artikel 36 van de Wet BIG die
gerekend worden tot het deskundigheidsgebied van de betreffende specialisten.
De bevoegdheden die het Tijdelijk besluit zelfstandige bevoegdheid verpleegkundig
specialisten toekende aan de verpleegkundig specialisten worden vrijwel allemaal overgenomen.
Alleen de zelfstandige bevoegdheid voor de verpleegkundig specialist geestelijke gezondheidszorg
met betrekking tot het toepassen van defibrillatie wordt niet gecontinueerd. Er zijn
in het evaluatieonderzoek onvoldoende aanwijzingen gevonden voor de noodzaak hiertoe.4
De zelfstandige bevoegdheden die worden toegekend zijn overigens beperkt in omvang.
De bevoegdheidsgrenzen van de verpleegkundig specialist worden onder andere bepaald
door de opleiding, het deskundigheidsgebied en de bij deze regeling gestelde beperkingen
met betrekking tot de voorbehouden handelingen. Tot slot geldt ook ten aanzien van
de verpleegkundig specialist de algemene eis dat uitsluitend bevoegdheid bestaat voor
een voorbehouden handeling, als sprake is van bekwaamheid om deze uit te voeren (gezien
het bepaalde in artikel 36, vijftiende lid, van de Wet BIG). Aangezien bekwaamheid
individueel bepaald is, zal de zelfstandige verrichting van die handeling in het concrete
geval ook daarvan afhangen.
De opleiding is erop gericht om de vereiste bekwaamheid voor die handelingen van de
verpleegkundig specialist in opleiding bij te brengen onder supervisie van een arts
(medisch specialist) of een verpleegkundig specialist.
De bevoegdheid van de verpleegkundig specialisten wordt verder beperkt door artikel
6. Dat wordt verder toegelicht in het artikelsgewijze deel.
Opleidingseisen verpleegkundig specialist
De verpleegkundig specialist die aan de opleidings- en andere registratie-eisen voldoet,
kan geregistreerd worden als verpleegkundig specialist volgens artikel 14 Wet BIG.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 27 januari 2009 en 19 mei
2009 ingestemd met de verschillende specialistenregelingen van de vijf specialismen,
zoals vastgelegd in verschillende besluiten van het College Specialismen Verpleegkunde
(hierna: CSV) van de beroepsorganisatie V&VN.5 De wettelijke erkenning van de specialistentitels heeft plaatsgevonden bij:
-
– Besluit van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 27 januari 2009,
houdende de wettelijke erkenning van vier verpleegkundige specialistentitels op grond
van artikel 14 van de Wet BIG, onderscheidenlijk
-
– Besluit van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 19 mei 2009, houdende
de wettelijke erkenning van de specialistentitel verpleegkundig specialist geestelijke
gezondheidszorg.
Kennisgeving over de hiervoor bedoelde instemmingsbesluiten en besluiten tot erkenning
van de specialistentitels heeft plaatsgevonden in de Staatscourant (Stcrt. 2009, 25 en Stcrt. 2009, 101).
In de regelingen voor de verpleegkundig specialisten zijn de opleidingseisen opgenomen
waarin de algemene en specifieke competenties zijn beschreven. Deze competenties zijn
ontleend aan het algemeen competentieprofiel en de specifieke deelprofielen zoals
die in het kader van het VBOC-project (Verpleegkundig Beroepsstructuur en Opleidingscontinuüm)
en in samenspraak met het veld zijn opgesteld. Deze competenties zijn vastgesteld
volgens de CanMEDS-systematiek (Canadian Medical Education Directives for Specialists).
De competenties bevatten een beschrijving van de kennis, vaardigheden en houding die
de aspirant verpleegkundig specialist gedurende de opleiding dient te verwerven en
die de betrokkene in staat stelt het beroep op een zelfstandige, bekwame manier uit
te oefenen.
De verpleegkundig specialist beschikt over het getuigschrift Master Advanced Nursing
Practice (MANP) van een door de Nederlandse Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO)
erkende masteropleiding. Om tot de masteropleiding ANP te worden toegelaten dient
de aspirant verpleegkundig specialist als verpleegkundige in het BIG-register te zijn
ingeschreven en minstens twee jaar werkervaring te hebben in het gekozen specialisme.
Dit is vastgelegd in het Algemeen besluit specialismen verpleegkunde van de CSV. Aangezien
de Minister met dit besluit heeft ingestemd, hoeft om die reden een bepaling dat de
verpleegkundig specialist met goed gevolg de opleiding advanced nursing practice heeft
afgerond, zoals dat nog wel in artikel 2 van het Tijdelijk besluit was opgenomen,
niet meer te worden opgenomen in deze regeling. De beschermde specialistentitel staat
borg voor de opleiding.
Deskundigheidsgebied verpleegkundig specialist
De verpleegkundig specialist is werkzaam binnen de directe somatische of geestelijke
gezondheidszorg, beschikt over competenties op zowel verpleegkundig als geneeskundig
gebied en werkt in de eerste, tweede en derde lijn.
Het deskundigheidsgebied van elk verpleegkundig specialisme is omschreven in het Algemeen
besluit specialismen verpleegkunde en nader omschreven in de specifieke besluiten
van het CSV, waarmee de Minister van VWS destijds, zoals gezegd, heeft ingestemd.
In de dagelijkse praktijk baseert de verpleegkundig specialist het handelen op de
geldende richtlijnen en daarvan afgeleide protocollen die van toepassing zijn binnen
het desbetreffende verpleegkundig specialisme. Er vindt afstemming met andere disciplines,
zoals arts-specialisten, plaats. Binnen deze kaders neemt de verpleegkundig specialist
zelfstandig beslissingen omtrent de indicatie en de verrichting van de voorbehouden
handelingen.
Opdrachtverlening
Artikel 38 van de Wet BIG, dat gaat over de opdrachtverlening tot het uitvoeren van
voorbehouden handelingen, is van overeenkomstige toepassing. Dit betekent dat de in
regeling aangewezen beroepsbeoefenaren ook opdracht kunnen geven tot het verrichten
van voorbehouden handelingen aan anderen die daartoe niet zelfstandig bevoegd zijn
indien aan de in artikel 38 genoemde voorwaarden is voldaan.
Regeldruk
Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft deze regeling beoordeeld en deelt de analyse
en conclusie dat er geen gevolgen voor de regeldruk zijn.
Artikelsgewijs
Artikelen 2 t/m 5
De aangewezen beroepsbeoefenaren zijn allen aangeduid met hun wettelijk erkende (beschermde)
specialistentitel. Daardoor is volstrekt helder welke beroepsbeoefenaren bevoegd zijn
tot het verrichten van de in deze regeling aangewezen handelingen. De specialistenregisters,
bedoeld in artikel 14, eerste lid van de Wet BIG geven daarover uitsluitsel.
Artikel 6
In artikel 6 zijn enkele specifieke beperkingen opgenomen die gelden bij het verrichten
van de voorbehouden handelingen door verpleegkundig specialisten. Deze zijn ingegeven
door het feit dat het hier gaat om risicovolle handelingen, welke onnodige schade
kunnen toebrengen aan de gezondheid van de patiënt indien zij ondeskundig worden uitgevoerd.
De grenzen aan de zelfstandige bevoegdheid zijn gesteld door beperktere complexiteit
van de handeling, de routinematigheid ervan, door de eis dat de risico’s goed te overzien
moeten zijn en dat de landelijke richtlijnen, standaarden en daarvan afgeleide protocollen
worden gevolgd. De afgeleide protocollen zijn in feite een weerslag van de samenwerking
tussen de verpleegkundig specialist en andere disciplines.
Omdat binnen een categorie voorbehouden handelingen een soms grote variëteit aan handelingen
kan schuilgaan (zoals bij de heelkundige handelingen) is het noodzakelijk om een begrenzing
aan te geven. Gezien de deskundigheid van de verpleegkundig specialist komen, van
de in artikel 2 t/m 5 aangewezen voorbehouden handelingen, alleen die met een beperktere
complexiteit in aanmerking voor zelfstandige verrichting. Ten aanzien van de complexere
voorbehouden handelingen is de arts(-specialist) zelfstandig bevoegd. Ook handelingen
die de verpleegkundig specialist niet routinematig verricht vallen buiten de zelfstandige
bevoegdheid van de verpleegkundig specialist. Hiermee wordt voorkomen dat bepaalde
handelingen, die weliswaar binnen het specialisme van de verpleegkunde vallen waar
de verpleegkundig specialist werkzaam is maar niet veel voorkomend zijn, toch door
een verpleegkundig specialist zelfstandig uitgevoerd worden. Daarmee samenhangend
zal de verpleegkundig specialist de handelingen waarvan de risico’s niet goed te overzien
zijn door de verpleegkundig specialist, evenmin tot diens zelfstandige bevoegdheid
kunnen rekenen. Hierbij kan het niet alleen gaan om complexere handelingen, maar ook
om handelingen die weliswaar uitvoeringstechnisch niet ingewikkeld zijn maar waarvan
de gevolgen van die handeling – gegeven de deskundigheid van de verpleegkundig specialist
– vooraf niet goed in te schatten zijn. Een en ander houdt in dat de verpleegkundig
specialist geen grote risicovolle operaties zelfstandig uitvoert, en dat alleen Uitsluitend
Recept-geneesmiddelen (UR-geneesmiddelen) worden voorgeschreven die binnen het beroepsdeel
van het specialisme gebruikelijk zijn.
Artikel 7
Deze regeling heeft als grondslag artikel 36 van de Wet BIG, zoals dat luidt na aanpassing
door de Wet van 4 oktober 2017.
Aangezien die wijzigingswet op 1 september 2018 in werking treedt, volgt deze regeling
die datum. De keuze voor 1 september 2018 hangt samen met de registratie van de physician
assistants. Dit is nader toegelicht in de toelichting bij het Besluit opleidingseisen
en deskundigheidsgebied physician assistant.
De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins