Regeling van de Minister voor Medische Zorg van 9 juli 2018, kenmerk 1376127-178814-WJZ, houdende de zelfstandige bevoegdheid van verpleegkundig specialisten tot het verrichten van handelingen die zijn voorbehouden aan bepaalde beroepen (Regeling zelfstandige bevoegdheid verpleegkundig specialisten)

De Minister voor Medische Zorg,

Gelet op artikel 36, eerste lid, onder e, derde lid, onder c, vierde lid, onder d, vijfde lid, onder e, zesde lid, onder d, negende lid, onder c, tiende lid, onder c en veertiende lid, onder e, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

wet:

Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.

Artikel 2

Als bevoegd tot het verrichten van handelingen als bedoeld in artikel 36, eerste, derde, vierde, vijfde, zesde, negende, tiende en veertiende lid, van de wet, worden aangewezen:

  • a. De verpleegkundig specialist acute zorg bij somatische aandoeningen;

  • b. De verpleegkundig specialist intensieve zorg bij somatische aandoeningen.

Artikel 3

Als bevoegd tot het verrichten van handelingen als bedoeld in artikel 36, eerste, derde, vierde, vijfde, zesde en veertiende lid, van de wet, wordt aangewezen de verpleegkundig specialist chronische zorg bij somatische aandoeningen.

Artikel 4

Als bevoegd tot het verrichten van handelingen als bedoeld in artikel 36, vijfde, zesde en veertiende lid, van de wet, wordt aangewezen de verpleegkundig specialist geestelijke gezondheidszorg.

Artikel 5

Als bevoegd tot het verrichten van handelingen als bedoeld in artikel 36, vijfde en veertiende lid, van de wet, wordt aangewezen de verpleegkundig specialist preventieve zorg bij somatische aandoeningen.

Artikel 6

De verpleegkundig specialisten bedoeld in de artikelen 2, 3, 4 en 5 zijn bevoegd tot het verrichten van de in die artikelen genoemde handelingen voor zover:

  • a. die handelingen plaatsvinden binnen de uitoefening van het deelgebied van het beroep waarvoor hij een erkende specialistentitel mag voeren;

  • b. het handelingen betreft van een beperkte complexiteit;

  • c. het routinematige handelingen betreft;

  • d. het handelingen betreft waarvan de risico’s te overzien zijn;

  • e. de handelingen worden uitgeoefend volgens landelijk geldende richtlijnen, standaarden en daarvan afgeleide protocollen.

Artikel 7

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 september 2018.

Artikel 8

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling zelfstandige bevoegdheid verpleegkundig specialisten.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins

TOELICHTING

Algemeen

De verpleegkundig specialist verleent op basis van een geaccrediteerde hbo-masteropleiding verpleegkundige zorg en geprotocolleerde geneeskundige zorg binnen een wettelijk erkend specialisme van de verpleegkunde. De verpleegkundig specialisten vormen duidelijk omschreven categorieën van beroepsbeoefenaren en mogen, met uitsluiting van anderen een specialistentitel voeren. Binnen het beroep van de verpleegkundig specialist zijn vijf specialismen ontwikkeld met bijbehorende specialistentitels. De vijf specialismen zijn preventieve zorg, acute zorg, intensieve zorg, chronische zorg en geestelijke gezondheidszorg.

Met ingang van 1 januari 2012 zijn de verpleegkundig specialisten in het kader van artikel 36a van de Wet BIG aangewezen om voor een periode van maximaal vijf jaar bij wijze van experiment een aantal handelingen zelfstandig te verrichten die voorbehouden zijn aan bepaalde beroepsbeoefenaars (de ‘voorbehouden handelingen’). De bevoegdheid om deze handelingen zelfstandig te verrichten en de bijbehorende beperkingen en voorwaarden zijn uitgewerkt in het Tijdelijk besluit zelfstandige bevoegdheid verpleegkundig specialisten.

Om te beoordelen in hoeverre het doelmatig en doeltreffend is in het kader van het experiment toegekende bevoegdheden definitief aan de verpleegkundig specialisten toe te kennen, is het experiment geëvalueerd. Uit de eindrapporten1 van het evaluatieonderzoek met betrekking tot het experiment over de inzet van de verpleegkundig specialist is gebleken dat het toekennen van een wettelijke zelfstandige bevoegdheid aan de verpleegkundig specialist met betrekking tot het uitvoeren van een aantal voorbehouden handelingen bijdraagt aan het efficiënter inrichten van zorgprocessen en de juiste inzet van professionals. De adviezen van de eindrapporten zijn gevolgd.2

Om de zelfstandige bevoegdheid voor de verpleegkundig specialisten voor deze voorbehouden handelingen vast te leggen is de Wet BIG gewijzigd middels de Wet van 4 oktober 2017, houdende wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met het opnemen van de physician assistant in de lijst van registerberoepen, het toekennen van zelfstandige bevoegdheid voor bepaalde voorbehouden handelingen aan physician assistants en verpleegkundig specialisten en het opnemen van de mogelijkheid tot het instellen van een tijdelijk register voor experimenteerberoepen (hierna: Wet van 4 oktober 2017).3 Door deze wetswijziging wordt de bevoegdheid tot het verrichten van verschillende voorbehouden handelingen toegekend aan bij ministeriële regeling aan te wijzen categorieën van verpleegkundig specialisten, één en ander met inachtneming van de beperkingen, bij de regeling te stellen.

In onderhavige regeling worden die categorieën van verpleegkundig specialisten aangewezen en die beperkingen gesteld. De kern van deze regeling wordt gevormd door artikelen 2 tot en met 5. Daarin wordt een zelfstandige bevoegdheid ten aanzien van de opgesomde voorbehouden handelingen toegekend aan verschillende categorieën verpleegkundig specialisten. Het betreft voorbehouden handelingen als bedoeld in artikel 36 van de Wet BIG die gerekend worden tot het deskundigheidsgebied van de betreffende specialisten.

De bevoegdheden die het Tijdelijk besluit zelfstandige bevoegdheid verpleegkundig specialisten toekende aan de verpleegkundig specialisten worden vrijwel allemaal overgenomen. Alleen de zelfstandige bevoegdheid voor de verpleegkundig specialist geestelijke gezondheidszorg met betrekking tot het toepassen van defibrillatie wordt niet gecontinueerd. Er zijn in het evaluatieonderzoek onvoldoende aanwijzingen gevonden voor de noodzaak hiertoe.4

De zelfstandige bevoegdheden die worden toegekend zijn overigens beperkt in omvang. De bevoegdheidsgrenzen van de verpleegkundig specialist worden onder andere bepaald door de opleiding, het deskundigheidsgebied en de bij deze regeling gestelde beperkingen met betrekking tot de voorbehouden handelingen. Tot slot geldt ook ten aanzien van de verpleegkundig specialist de algemene eis dat uitsluitend bevoegdheid bestaat voor een voorbehouden handeling, als sprake is van bekwaamheid om deze uit te voeren (gezien het bepaalde in artikel 36, vijftiende lid, van de Wet BIG). Aangezien bekwaamheid individueel bepaald is, zal de zelfstandige verrichting van die handeling in het concrete geval ook daarvan afhangen.

De opleiding is erop gericht om de vereiste bekwaamheid voor die handelingen van de verpleegkundig specialist in opleiding bij te brengen onder supervisie van een arts (medisch specialist) of een verpleegkundig specialist.

De bevoegdheid van de verpleegkundig specialisten wordt verder beperkt door artikel 6. Dat wordt verder toegelicht in het artikelsgewijze deel.

Opleidingseisen verpleegkundig specialist

De verpleegkundig specialist die aan de opleidings- en andere registratie-eisen voldoet, kan geregistreerd worden als verpleegkundig specialist volgens artikel 14 Wet BIG.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 27 januari 2009 en 19 mei 2009 ingestemd met de verschillende specialistenregelingen van de vijf specialismen, zoals vastgelegd in verschillende besluiten van het College Specialismen Verpleegkunde (hierna: CSV) van de beroepsorganisatie V&VN.5 De wettelijke erkenning van de specialistentitels heeft plaatsgevonden bij:

  • Besluit van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 27 januari 2009, houdende de wettelijke erkenning van vier verpleegkundige specialistentitels op grond van artikel 14 van de Wet BIG, onderscheidenlijk

  • Besluit van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 19 mei 2009, houdende de wettelijke erkenning van de specialistentitel verpleegkundig specialist geestelijke gezondheidszorg.

Kennisgeving over de hiervoor bedoelde instemmingsbesluiten en besluiten tot erkenning van de specialistentitels heeft plaatsgevonden in de Staatscourant (Stcrt. 2009, 25 en Stcrt. 2009, 101).

In de regelingen voor de verpleegkundig specialisten zijn de opleidingseisen opgenomen waarin de algemene en specifieke competenties zijn beschreven. Deze competenties zijn ontleend aan het algemeen competentieprofiel en de specifieke deelprofielen zoals die in het kader van het VBOC-project (Verpleegkundig Beroepsstructuur en Opleidingscontinuüm) en in samenspraak met het veld zijn opgesteld. Deze competenties zijn vastgesteld volgens de CanMEDS-systematiek (Canadian Medical Education Directives for Specialists). De competenties bevatten een beschrijving van de kennis, vaardigheden en houding die de aspirant verpleegkundig specialist gedurende de opleiding dient te verwerven en die de betrokkene in staat stelt het beroep op een zelfstandige, bekwame manier uit te oefenen.

De verpleegkundig specialist beschikt over het getuigschrift Master Advanced Nursing Practice (MANP) van een door de Nederlandse Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) erkende masteropleiding. Om tot de masteropleiding ANP te worden toegelaten dient de aspirant verpleegkundig specialist als verpleegkundige in het BIG-register te zijn ingeschreven en minstens twee jaar werkervaring te hebben in het gekozen specialisme. Dit is vastgelegd in het Algemeen besluit specialismen verpleegkunde van de CSV. Aangezien de Minister met dit besluit heeft ingestemd, hoeft om die reden een bepaling dat de verpleegkundig specialist met goed gevolg de opleiding advanced nursing practice heeft afgerond, zoals dat nog wel in artikel 2 van het Tijdelijk besluit was opgenomen, niet meer te worden opgenomen in deze regeling. De beschermde specialistentitel staat borg voor de opleiding.

Deskundigheidsgebied verpleegkundig specialist

De verpleegkundig specialist is werkzaam binnen de directe somatische of geestelijke gezondheidszorg, beschikt over competenties op zowel verpleegkundig als geneeskundig gebied en werkt in de eerste, tweede en derde lijn.

Het deskundigheidsgebied van elk verpleegkundig specialisme is omschreven in het Algemeen besluit specialismen verpleegkunde en nader omschreven in de specifieke besluiten van het CSV, waarmee de Minister van VWS destijds, zoals gezegd, heeft ingestemd. In de dagelijkse praktijk baseert de verpleegkundig specialist het handelen op de geldende richtlijnen en daarvan afgeleide protocollen die van toepassing zijn binnen het desbetreffende verpleegkundig specialisme. Er vindt afstemming met andere disciplines, zoals arts-specialisten, plaats. Binnen deze kaders neemt de verpleegkundig specialist zelfstandig beslissingen omtrent de indicatie en de verrichting van de voorbehouden handelingen.

Opdrachtverlening

Artikel 38 van de Wet BIG, dat gaat over de opdrachtverlening tot het uitvoeren van voorbehouden handelingen, is van overeenkomstige toepassing. Dit betekent dat de in regeling aangewezen beroepsbeoefenaren ook opdracht kunnen geven tot het verrichten van voorbehouden handelingen aan anderen die daartoe niet zelfstandig bevoegd zijn indien aan de in artikel 38 genoemde voorwaarden is voldaan.

Regeldruk

Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft deze regeling beoordeeld en deelt de analyse en conclusie dat er geen gevolgen voor de regeldruk zijn.

Artikelsgewijs

Artikelen 2 t/m 5

De aangewezen beroepsbeoefenaren zijn allen aangeduid met hun wettelijk erkende (beschermde) specialistentitel. Daardoor is volstrekt helder welke beroepsbeoefenaren bevoegd zijn tot het verrichten van de in deze regeling aangewezen handelingen. De specialistenregisters, bedoeld in artikel 14, eerste lid van de Wet BIG geven daarover uitsluitsel.

Artikel 6

In artikel 6 zijn enkele specifieke beperkingen opgenomen die gelden bij het verrichten van de voorbehouden handelingen door verpleegkundig specialisten. Deze zijn ingegeven door het feit dat het hier gaat om risicovolle handelingen, welke onnodige schade kunnen toebrengen aan de gezondheid van de patiënt indien zij ondeskundig worden uitgevoerd. De grenzen aan de zelfstandige bevoegdheid zijn gesteld door beperktere complexiteit van de handeling, de routinematigheid ervan, door de eis dat de risico’s goed te overzien moeten zijn en dat de landelijke richtlijnen, standaarden en daarvan afgeleide protocollen worden gevolgd. De afgeleide protocollen zijn in feite een weerslag van de samenwerking tussen de verpleegkundig specialist en andere disciplines.

Omdat binnen een categorie voorbehouden handelingen een soms grote variëteit aan handelingen kan schuilgaan (zoals bij de heelkundige handelingen) is het noodzakelijk om een begrenzing aan te geven. Gezien de deskundigheid van de verpleegkundig specialist komen, van de in artikel 2 t/m 5 aangewezen voorbehouden handelingen, alleen die met een beperktere complexiteit in aanmerking voor zelfstandige verrichting. Ten aanzien van de complexere voorbehouden handelingen is de arts(-specialist) zelfstandig bevoegd. Ook handelingen die de verpleegkundig specialist niet routinematig verricht vallen buiten de zelfstandige bevoegdheid van de verpleegkundig specialist. Hiermee wordt voorkomen dat bepaalde handelingen, die weliswaar binnen het specialisme van de verpleegkunde vallen waar de verpleegkundig specialist werkzaam is maar niet veel voorkomend zijn, toch door een verpleegkundig specialist zelfstandig uitgevoerd worden. Daarmee samenhangend zal de verpleegkundig specialist de handelingen waarvan de risico’s niet goed te overzien zijn door de verpleegkundig specialist, evenmin tot diens zelfstandige bevoegdheid kunnen rekenen. Hierbij kan het niet alleen gaan om complexere handelingen, maar ook om handelingen die weliswaar uitvoeringstechnisch niet ingewikkeld zijn maar waarvan de gevolgen van die handeling – gegeven de deskundigheid van de verpleegkundig specialist – vooraf niet goed in te schatten zijn. Een en ander houdt in dat de verpleegkundig specialist geen grote risicovolle operaties zelfstandig uitvoert, en dat alleen Uitsluitend Recept-geneesmiddelen (UR-geneesmiddelen) worden voorgeschreven die binnen het beroepsdeel van het specialisme gebruikelijk zijn.

Artikel 7

Deze regeling heeft als grondslag artikel 36 van de Wet BIG, zoals dat luidt na aanpassing door de Wet van 4 oktober 2017.

Aangezien die wijzigingswet op 1 september 2018 in werking treedt, volgt deze regeling die datum. De keuze voor 1 september 2018 hangt samen met de registratie van de physician assistants. Dit is nader toegelicht in de toelichting bij het Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied physician assistant.

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins


X Noot
1

«VoorBIGhouden», Maastricht UMC+, Patient & Zorg, De Bruijn Geraets, D.P., Bessems-Beks, M.C.M., Van Eijk-Hustings, Y.J.L., Vrijhoef, H.J.M. (2015).

«VoorBIGhouden 2», Maastricht UMC+, Patiënt & Zorg, De Bruijn-Geraets, D.P., Bessems-Beks, M.C.M., Van Eijk-Hustings, Y.J.L., Vrijhoef, H.J.M (2016).

X Noot
2

Kamerstuk II, 2015-16, 29 282, nr. 237 en Brief eindrapportage VoorBIGhouden 2 over Physician Assistant en Verpleegkundig Specialist d.d. 22 augustus 2017 (kenmerk: 1216610-166831-MEVA)

X Noot
4

Brief eindrapportage VoorBIGhouden 2 over Physician Assistant en Verpleegkundig Specialist d.d. 22 augustus 2017 (kenmerk: 1216610-166831-MEVA)

X Noot
5

Het gaat om:

  • Algemeen besluit specialismen verpleegkunde

  • Besluit verpleegkundig specialisme preventieve zorg bij somatische aandoeningen;

  • Besluit verpleegkundig specialisme intensieve zorg bij somatische aandoeningen;

  • Besluit verpleegkundig specialisme chronische zorg bij somatische aandoeningen;

  • Besluit verpleegkundig specialisme geestelijke gezondheidszorg; Besluit verpleegkundig specialisme acute zorg bij somatische aandoeningen.

Naar boven