Advies Raad van State inzake het voorstel van wet, houdende wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met het opnemen van de physician assistant in de lijst van registerberoepen, het toekennen van zelfstandige bevoegdheid voor bepaalde voorbehouden handelingen aan physician assistants en verpleegkundig specialisten en het opnemen van de mogelijkheid tot het instellen van een tijdelijk register voor experimenteerberoepen

Nader Rapport

8 december 2016

1053782-152925-WJZ

Directie Wetgeving en Juridische Zaken

Aan de Koning

Nader rapport inzake het voorstel van wet, wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met het opnemen van de physician assistant in de lijst van registerberoepen, het toekennen van zelfstandige bevoegdheid voor bepaalde voorbehouden handelingen aan physician assistants en verpleegkundig specialisten en het opnemen van de mogelijkheid tot het instellen van een tijdelijk register voor experimenteerberoepen

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 14 juli 2016, no. 2016001300, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 5 september 2016, no. W13.16.0199/III, bied ik U hierbij aan.

1. Uitvoerbaarheid

De Afdeling adviseert om in de toelichting nader uiteen te zetten of het CIBG het tijdelijk register tijdig en adequaat kan opzetten en welke kosten daarmee gemoeid zijn, op welke wijze voor betrokkenen duidelijk is dat een beroepsbeoefenaar is opgenomen in het tijdelijk register en hoe een tijdelijk register wordt omgezet in een definitief register.

Het CIBG beheert het BIG-register ten aanzien van beroepen waarvoor een registratieplicht geldt op grond van artikel 3 van de Wet BIG. Voor het uitvoeren van het tijdelijk register voor experimenteerberoepen kan eenvoudig aangesloten worden bij bestaande infrastructuur en expertise binnen het CIBG. De kosten hiervoor worden gefinancierd uit de begroting van VWS. Betrokkenen kunnen op de website van het BIG-register zoeken op naam en nummer van een beroepsbeoefenaar van een experimenteerberoep. Zichtbaar wordt dat de betreffende beroepsbeoefenaar is geregistreerd in een tijdelijk register. Na inwerkingtreding van een wetswijziging waarin het experimenteerberoep wordt opgenomen in artikel 3 van de Wet BIG en derhalve het tijdelijke register overgaat in een definitief register, vervalt de aanduiding ’tijdelijk’.

Naar aanleiding van het advies van de Afdeling is de toelichting aangevuld.

2. Vervallen van het tijdelijke register

Het wetsvoorstel hanteerde als uitgangspunt dat indien het tijdelijk register ophoudt te bestaan, een beroepsbeoefenaar niet meer aan tuchtrechtspraak is onderworpen. De Afdeling is van mening dat dit een ongewenst neveneffect is van het vervallen van het tijdelijk register en adviseert om in het wetsvoorstel te voorzien in een mogelijkheid dat tuchtrechtspraak kan worden toegepast op een handelen of nalaten van een beoefenaar van een experimenteerberoep in strijd met de tuchtnormen, ook nadat het tijdelijke register is vervallen. Dit advies is overgenomen. In artikel 36b is een bepaling opgenomen waarin is vastgelegd dat na het vervallen van het tijdelijke register de tuchtrechtspraak van toepassing blijft op handelen of nalaten ten tijde van de inschrijving in het tijdelijke register. De tuchtcolleges blijven bevoegd tot het afhandelen van tuchtklachten die tot zes maanden na het eindigen van het tijdelijk register zijn ingediend. Hiertoe is tevens opgenomen dat leden-beroepsgenoten van de tuchtcolleges ook na het vervallen van het tijdelijk register benoemd kunnen worden om procedures af te kunnen handelen.

Aangezien het register op het moment dat uitspraak wordt gedaan feitelijk niet meer bestaat, heeft in het bijzonder het opleggen van de zwaarste maatregelen (schorsing en doorhaling) geen effect. Om die reden is bepaald dat geen maatregelen meer opgelegd kunnen worden. Echter, in haar beslissing kan het tuchtcollege wel haar oordeel geven over de juistheid van het handelen of nalaten en de gegrondheid van de klacht. Het lerend effect blijft dus wel bestaan. De toelichting is op deze punten eveneens aangepast.

De redactionele opmerkingen zijn verwerkt.

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers.

Advies Raad van State

No. W13.16.0199/III

’s-Gravenhage, 5 september 2016

Aan de Koning

Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2016, no.2016001300, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met het opnemen van de physician assistant in de lijst van registerberoepen, het toekennen van zelfstandige bevoegdheid voor bepaalde voorbehouden handelingen aan physician assistants en verpleegkundig specialisten en het opnemen van de mogelijkheid tot het instellen van een tijdelijk register voor experimenteerberoepen, met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel beoogt de zelfstandige bevoegdheid van de Physician Assistant (PA) en de Verpleegkundig Specialist (VS) tot het verrichten van bepaalde voorbehouden handelingen definitief in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) te regelen en voorts te voorzien in een tijdelijk register voor zogenoemde experimenteerberoepen.

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar acht een nadere motivering van de uitvoerbaarheid van het tijdelijke register aangewezen. Verder adviseert zij de mogelijkheid van tuchtrechtspraak na het vervallen van het register te regelen.

1. Uitvoerbaarheid

Om het beroepsmatig handelen van de beoefenaar van een experimenteerberoep volledig onder het tuchtrecht te laten vallen wordt voorgesteld een tijdelijk register in te stellen. Op deze wijze kunnen alle mogelijke tuchtmaatregelen worden opgelegd en openbaar gemaakt. Indien na afloop van het experiment als gevolg van de evaluatie van een definitieve regeling wordt afgezien zal het tijdelijk register ophouden te bestaan. Indien de evaluatie ertoe leidt dat tot een definitieve regeling kan worden overgegaan, gaat het tijdelijk register over in een definitief register en wordt het experimenteerberoep opgenomen in artikel 3 van de Wet BIG.

Artikel 36b van het wetsvoorstel regelt de instelling van het tijdelijke register, het regiem dat daarop van toepassing is en de overgang naar het definitieve register dan wel de beëindiging van het tijdelijke register. De toelichting op dit onderdeel is summier. Zo wordt bijvoorbeeld niet uiteengezet of het CIBG1 het tijdelijke register tijdig en adequaat kan opzetten, welke kosten daarmee zijn gemoeid, op welke wijze voor betrokkenen duidelijk is dat een beroepsbeoefenaar is opgenomen in een tijdelijk register en hoe een tijdelijk register omgezet wordt in een definitief register.

De Afdeling adviseert de toelichting op dit onderdeel aan te vullen door in te gaan op de uitvoerbaarheid van de regeling.

2. Vervallen van het tijdelijke register

Als gevolg van een evaluatie van het experiment met een beroep kan van een definitieve regeling worden afgezien. Het tijdelijke register zal dan ophouden te bestaan en de hierin opgenomen tuchtmaatregelen vervallen, aldus de toelichting.2

Tuchtrechtspraak kan ingevolge artikel 47, eerste lid, van de Wet BIG alleen worden uitgeoefend jegens degene die in een register ingeschreven staat.3 Dit leidt ertoe dat een beoefenaar van een experimenteerberoep niet meer aan tuchtrechtspraak kan worden onderworpen voor een handelen of nalaten als bedoeld in artikel 47, eerste lid, van de Wet BIG dat ten tijde van het bestaan van het tijdelijke register heeft plaatsgevonden. Dit is een onwenselijk neveneffect van het vervallen van het tijdelijke register.

De Afdeling adviseert in het wetsvoorstel te voorzien in een mogelijkheid dat tuchtrechtspraak kan worden toegepast op een handelen of nalaten van een beoefenaar van een experimenteel beroep in strijd met de te betrachten zorg, ook nadat het tijdelijke register is vervallen.

3. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State, J.P.H. Donner.

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W13.16.0199/III

  • In artikel 36b, derde en vierde lid, de verwijzing naar artikel 36a, zevende lid, wijzigen in: artikel 36a, achtste lid. Voorts het vierde en vijfde lid van artikel 36b van een toelichting voorzien.

  • Artikel I, onderdeel G, afstemmen met het bij de Raad van State aanhangig gemaakte voorstel van Wet houdende wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met de verbeteringen die worden doorgevoerd in het tuchtrecht alsmede verbeteringen ten aanzien van het functioneren van de wet (W13.16.0130/III) en met het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur houdende wijziging van het Registratiebesluit BIG en enkele andere besluiten in verband met wijziging van Europese regelgeving betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (W13.16.0197/III).

  • In artikel 2, vierde lid, van de Wet BIG ook een verwijzing naar artikel 36b van het voorstel opnemen.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met het opnemen van de physician assistant in de lijst van registerberoepen, het toekennen van zelfstandige bevoegdheid voor bepaalde voorbehouden handelingen aan physician assistants en verpleegkundig specialisten en het opnemen van de mogelijkheid tot het instellen van een tijdelijk register voor experimenteerberoepen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg op een aantal punten te wijzigen teneinde de physician assistant op te nemen in artikel 3, zelfstandige bevoegdheid voor bepaalde voorbehouden handelingen toe te kennen aan physician assistants en verpleegkundig specialisten en tevens een tijdelijk register mogelijk te maken voor experimenteerberoepen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een komma, een onderdeel toegevoegd, luidende: physician assistant.

B

Na artikel 33 wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:

§ 9. Physician assistants
Artikel 33a

Om in het betreffende register als physician assistant te kunnen worden ingeschreven, wordt vereist het bezit van een getuigschrift waaruit blijkt dat de betrokkene voldoet aan de daartoe bij algemene maatregel van bestuur gestelde opleidingseisen.

Artikel 33b

Tot het gebied van deskundigheid van de physician assistant wordt gerekend het verrichten van bij algemene maatregel van bestuur te omschrijven handelingen op het deelgebied van de geneeskunst waarbinnen de physician assistant is opgeleid, een en ander met inachtneming van de beperkingen, bij de maatregel te stellen. Deze handelingen omvatten het onderzoeken, behandelen en begeleiden van patiënten met veel voorkomende aandoeningen binnen dat deelgebied van de geneeskunst.

C

Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en vijfde lid:

a. worden na onderdeel c, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • d. de physician assistants,

  • e. bij ministeriele regeling aan te wijzen categorieën van verpleegkundigen, behorend tot een wettelijk erkend specialisme, een en ander met inachtneming van de beperkingen, bij de regeling te stellen,.

b. wordt de zinsnede ‘doch de onder b en c genoemde personen’ vervangen door: doch de onder b, c en d genoemde personen.

2. Het vierde lid, onderdeel b, en het zesde lid, onderdeel b, worden vervangen door:

  • b. de verloskundigen,

  • c. de physician assistants,

  • d. bij ministeriele regeling aan te wijzen categorieën van verpleegkundigen, behorend tot een wettelijk erkend specialisme, een en ander met inachtneming van de beperkingen, bij de regeling te stellen,

    doch de onder b en c genoemde personen uitsluitend voor zover het betreft handelingen, in de aanhef van dit lid bedoeld, die overeenkomstig het bij of krachtens hoofdstuk III bepaalde worden gerekend tot hun gebied van deskundigheid.

3. In het veertiende lid, worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • e. bij ministeriele regeling aan te wijzen categorieën van verpleegkundigen, behorend tot een wettelijk erkend specialisme, een en ander met inachtneming van de beperkingen, bij de regeling te stellen,

  • f. de physician assistants, doch deze uitsluitend voor zover het betreft handelingen, in de aanhef van dit lid bedoeld, die overeenkomstig het bij of krachtens hoofdstuk III bepaalde worden gerekend tot hun gebied van deskundigheid.

D

In artikel 36a, zesde lid, vervalt de zinsnede ‘voor wat betreft het verrichten van de in het eerste lid bedoelde aangewezen handelingen, met dien verstande dat op deze beroepsbeoefenaren slechts de maatregelen bedoeld in artikel 48, eerste lid, onderdelen a tot en met c, van toepassing zijn’.

E

Na artikel 36a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 36b
  • 1. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat door Onze Minister een tijdelijk register wordt ingesteld en beheerd waarin beroepsbeoefenaren van een in de maatregel, bedoeld in artikel 36a, eerste lid, omschreven categorie voor de duur van het in die maatregel bedoelde experiment, op hun aanvrage worden ingeschreven.

  • 2. Met betrekking tot de registers, bedoeld in het eerste lid, zijn de bepalingen uit hoofdstuk II, §1, van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 3, eerste en vierde lid, 4, eerste, tweede en vierde lid, 6, onderdeel a, en 8.

  • 3. Indien voor het betreffende beroep op grond van het eerste lid een tijdelijk register is ingesteld, gaat dat tijdelijk register op het tijdstip dat de wet, bedoeld in artikel 36a, zevende lid, onder a, in werking treedt, over in het in die wet voor dat beroep op grond van artikel 3 ingestelde register. Het tweede lid is vanaf dat tijdstip niet langer van toepassing ten aanzien van dat register.

  • 4. In afwijking van artikel 8, eerste lid, geldt voor de beroepsbeoefenaar die is ingeschreven in een tijdelijk register, dat op grond van het derde lid is overgegaan in een register als bedoeld in artikel 3, eerste lid, dat de inschrijving een half jaar na de inwerkingtreding van de wet, bedoeld in artikel 36a, zevende lid, onder a, wordt doorgehaald.

  • 5. In afwijking van het vierde lid, geldt voor degene die op de datum, bedoeld in het vierde lid, korter dan vijf jaar ingeschreven is, als datum, bedoeld in artikel 8, eerste lid, de datum van vijf jaar na die van de eerste inschrijving in het register, bedoeld in het eerste lid.

F

In artikel 47, tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een komma, een onderdeel toegevoegd, luidende: physician assistant.

G

In de artikelen 55, eerste lid, 56, eerste lid, en 57, tweede lid, wordt telkens na ‘in artikel 47, tweede lid,’ een zinsnede ingevoegd, luidende: of in artikel 36a, eerste lid,.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

MEMORIE VAN TOELICHTING

Algemeen

Op grond van artikel 36a van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) kunnen bij wijze van experiment bepaalde categorieën beroepsbeoefenaren bij algemene maatregel van bestuur voor een bepaalde periode zelfstandig bevoegd worden verklaard tot verrichten van in de maatregel aangewezen handelingen.

De Physician Assistant (PA) en de Verpleegkundig Specialist (VS) zijn beroepsbeoefenaren die met ingang van 1 januari 2012 zijn aangewezen om voor een periode van maximaal 5 jaar de in de maatregel aangewezen handelingen zelfstandig bevoegd te verrichten. Om te beoordelen in hoeverre het doelmatig en doeltreffend is in het kader van het experiment toegekende bevoegdheden definitief aan de PA’s en VS’en toe te kennen, is het experiment geëvalueerd. Vanaf de aanvang van het experiment is de uitoefening van de aangewezen voorbehouden handelingen door de PA en VS gemonitord.

Het hiervoor bedoelde onderzoek is uitgevoerd door een onderzoeksteam van Maastricht Universitair Medisch Centrum. De onderzoeksvragen die centraal stonden in dit onderzoek luidden:

  • a. In hoeverre is het effectief en/of doelmatig om een wettelijke zelfstandige bevoegdheid toe te kennen aan de VS en de PA met betrekking tot het uitvoeren van voorbehouden handelingen?

  • b. Voor welke voorbehouden handelingen is het toekennen van een wettelijke, zelfstandige bevoegdheid tot uitvoering ervan effectief en/of doelmatig?

Uit het eindrapport1 van het evaluatieonderzoek met betrekking tot het experiment over de inzet van de Physician Assistant (PA) en de Verpleegkundig Specialist (VS) blijkt dat de uitvoering van het experiment op basis van artikel 36a van de Wet BIG voor een deel van de VS’en en de PA’s een formalisering is van werkwijzen in de dagelijkse praktijk en voor anderen perspectief heeft geboden hun functie verder te ontwikkelen. De mogelijkheden die dit experiment heeft geschapen om katheterisaties, heelkundige handelingen, injecties en puncties uit te voeren en te delegeren en UR-geneesmiddelen voor te schrijven zijn door de VS en de PA in hoge mate benut, waardoor de maatregel effectief is gebleken. De onderzoekers komen tot de conclusie dat het toekennen van een wettelijke zelfstandige bevoegdheid aan VS en PA met betrekking tot het uitvoeren van de hierboven genoemde voorbehouden handelingen bijdraagt aan het efficiënter inrichten van zorgprocessen en de juiste inzet van professionals. Zij adviseren dan ook de zelfstandige bevoegdheid voor de PA en VS (per specialisme) voor de genoemde voorbehouden handelingen definitief in de Wet BIG te regelen, aan welk advies met deze wetswijziging gevolg wordt gegeven.

Aangezien uit het evaluatieonderzoek onvoldoende kwantitatieve data naar voren zijn gekomen voor de endoscopieën en electieve cardioversies/defibrillaties, is vanuit patiëntveiligheid ervoor gekozen om deze voorbehouden handelingen vooralsnog niet toe te kennen als zelfstandige bevoegdheid aan de PA en VS. Vervolgonderzoek is nodig om te beoordelen of deze bevoegdheden alsnog kunnen worden toegekend als een wettelijke zelfstandige bevoegdheid.

Kwaliteitshandhaving binnen de experimenteerberoepen

Tijdens het experiment is naar voren gekomen dat een tuchtklacht die wordt ingediend tegen de beoefenaar van een experimenteerberoep tot niet ontvankelijkheid kan leiden omdat de klacht slechts betrekking kan hebben op het verrichten van de aan de beoefenaar voorbehouden handelingen. Klachten over andere handelingen vallen voor de experimenteerberoepen niet onder de reikwijdte van het tuchtrecht (artikel 36a, zesde lid). Indien een beroepsbeoefenaar bijvoorbeeld een verkeerde diagnose stelt, kan dat niet tuchtrechtelijk getoetst worden. Dit is onwenselijk. Door het beroepsmatig handelen van de beoefenaar van een experimenteerberoep, net als bij de andere registerberoepen, volledig te onderwerpen aan tuchtrechtspraak en dus niet alleen ter zake van de aangewezen voorbehouden handelingen, kan het tuchtrecht in de volle breedte benut worden.

De hiervoor geconstateerde beperking brengt ook mee dat bij ernstige misstanden niet adequaat opgetreden kan worden. Indien een beroepsbeoefenaar van een experimenteerberoep bijvoorbeeld een patiënt verkeerd injecteert met blijvend letsel als gevolg of indien hij zich schuldig heeft gemaakt aan sexueel misbruik van een patiënt, is de zwaarst mogelijke tuchtmaatregel die hem kan worden opgelegd een berisping. Hij blijft gedurende het experiment volledig bevoegd en kan daardoor gewoon blijven praktiseren.

Bij de Wet van 7 november 2011 tot wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg onder andere in verband met de opneming van de mogelijkheid tot taakherschikking (Stb. 2011, 568) is ervan afgezien de mogelijkheid op te nemen om voor de experimenteerberoepen een register in te stellen. Het destijds gebezigde argument was dat een register en een daaraan gekoppelde beroepstitel aan de noodzakelijke omkeerbaarheid van het experiment in de weg staat.2 Om die reden is toen afgezien van toekenning van een beroepstitel en van registratie in een register als bedoeld in artikel 3 van de wet (het BIG-register). Hierdoor geldt evenwel dat door het ontbreken van een BIG-registratie geen tuchtmaatregelen kunnen worden opgelegd die gerelateerd zijn aan een registratie, zoals de schorsing, de gedeeltelijke ontzegging en de doorhaling van de registratie. De tuchtmaatregelen die bij experimenteerberoepen wel kunnen worden opgelegd aan de betreffende beroepsbeoefenaren zijn in dit kader: de waarschuwing, de berisping en de boete. Daarnaast kon destijds een bevel worden geven op grond van de Wet BIG. Die mogelijkheid is inmiddels vervallen. Daarvoor zijn in de plaats gekomen het bevel en de aanwijzing als bedoeld in artikel 27 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg.

Met het invoeren van de mogelijkheid om een tijdelijk register voor experimenteerberoepen in te stellen, kunnen alle mogelijke tuchtmaatregelen worden opgelegd en ook openbaar worden gemaakt.

Tevens is Hoofdstuk VIII inzake maatregelen wegens ongeschiktheid van toepassing. Het college van medisch toezicht is bevoegd de in dat hoofdstuk genoemde voorzieningen te treffen ten aanzien van personen die in een register staan ingeschreven. Hieronder vallen ook de categorieën van beroepsbeoefenaren die in een tijdelijk register staan ingeschreven.

Aangezien het een tijdelijke regeling is, waar als gevolg van de uitkomst van een evaluatie van definitieve regeling kan worden afgezien dan wel tot definitieve regeling kan worden overgegaan in de Wet BIG, zal het tijdelijk register aan het einde van het experiment ophouden te bestaan. Derhalve staat dit de hierboven genoemde onomkeerbaarheid niet in de weg.

Op het moment dat de wetswijziging, waarbij het experimenteerberoep wordt opgenomen in artikel 3, in werking treedt, gaat het tijdelijk register over in een definitief register, met als gevolg dat alle opgelegde tuchtmaatregelen in stand blijven.

Niet in alle gevallen zal een tijdelijk register ingesteld worden. Indien er bijvoorbeeld een categorie van beroepsbeoefenaren wordt aangewezen die al onderdeel is van een artikel 3-BIG beroep of van een wettelijk erkend specialisme op grond van artikel 14, geldt dat geen tijdelijk register ingesteld hoeft te worden, aangezien deze beroepsgroep al geregistreerd is.

Regeldruk en financiële lasten

De initiële registratie in het BIG-register zal een physician assistant € 85 kosten. Dat betekent dat er (800 * € 85 =) € 68.000 aan kosten zijn voor de physician assistants voor deze registratie. Aangezien BIG-beroepsbeoefenaren verplicht zijn om zich om de vijf jaar te herregistreren, betekent dat dit voor de physician assistant elke vijf jaar € 85 zal kosten. Naast de financiële lasten zorgt de (her)registratieplicht ook voor regeldruk. Zo kost het de physician assistant ook tijd om kennis te nemen van de verplichte (her)inschrijving en zich in te schrijven. Dit wordt geschat op 30 minuten per (her)inschrijving. Uitgaande van een uurtarief van € 48 en een periodieke registratie na vijf jaar, betekent dit aan structurele administratieve lasten per jaar van een bedrag van (800 * 0,5 * 48 / 5 =) € 3.840 voor de physician assistants.

Onder andere via de website van de beroepsorganisatie, de NAPA (Externe link: www.napa.nl) en via de website van het Landelijk Platform physician assistant en verpleegkundig specialisten (Externe link: www.platformzorgmasters.nl) zullen de beroepsbeoefenaren op eenvoudige wijze kennis kunnen nemen van de komende verplichtingen. De met de noodzakelijke kennisneming gepaard gaande lasten zijn daardoor verwaarloosbaar.

Voor de verpleegkundig specialisten zijn er geen extra financiële lasten aangezien er sprake is van een situatie waarbij alle aangewezen verpleegkundig specialisten conform artikel 14 van de Wet BIG al zijn ingeschreven in het specialistenregister waaraan door Onze Minister de door hun gevoerde, wettelijke erkende specialistentitels zijn verbonden.

Met onderbrenging van experimenteerberoepen in een tijdelijk publiek register, zullen voor deze beroepsgroepen registratiekosten gaan gelden voor de duur van het experiment. Deze administratieve lasten zullen bij algemene maatregel van bestuur worden berekend wanneer er een nieuw experiment wordt gestart.

Dit wetsvoorstel is voorgelegd aan Actal. Actal heeft geen aanleiding gezien tot het maken van opmerkingen bij dit wetsvoorstel.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdelen A, B en F

De physician assistant wordt opgenomen in de lijst van beroepen in artikel 3 Wet BIG. Op grond van dit artikel wordt een register ingesteld, waarin physician assistants op hun aanvraag kunnen worden ingeschreven, indien zij aan bepaalde voorwaarden voldoen. Dit betreft in elk geval de voorwaarden zoals de in hoofdstuk III opgenomen nieuwe paragraaf 9 (onderdeel B), betreffende de opleidingseisen en het deskundigheidsgebied van de physician assistant. Deze bepalingen worden nader uitgewerkt bij algemene maatregel van bestuur.

Daarnaast geldt voor alle in artikel 3 geregelde beroepen dat het tuchtrecht van toepassing is. De physician assistant wordt daarom aan artikel 47, tweede lid, toegevoegd, zodat ook deze categorie beroepsbeoefenaren aan tuchtrechtspraak onderworpen zal zijn.

De verpleegkundig specialist is een op grond van artikel 14 Wet BIG wettelijk erkend specialisme van het basisberoep verpleegkundige, welk beroep reeds opgenomen is in artikel 3 Wet BIG. Het deskundigheidsgebied van elk verpleegkundig specialisme is omschreven in regelgeving van het College Specialismen Verpleegkunde, waarmee de minister van VWS op grond van artikel 14 van de Wet BIG heeft ingestemd. In de besluiten voor de verpleegkundig specialisten (een algemeen besluit en vijf specifieke besluiten van de beroepsorganisatie voor verpleegkundigen en verzorgenden V&VN) zijn de opleidingseisen opgenomen waarin algemene en specifieke competenties zijn beschreven.

Artikel I, onderdeel C

Uit het evaluatieonderzoek is gebleken dat het toekennen van een zelfstandige bevoegdheid voor de voorbehouden handelingen katheterisaties, heelkundige handelingen, injecties, puncties en het voorschrijven van UR-geneesmiddelen effectief is voor de physician assistant en verpleegkundig specialist. Door deze wijziging van artikel 36 wordt de bevoegdheid hiertoe aan hen toegekend. Aangezien binnen de categorie van de verpleegkundig specialist onderscheid gemaakt wordt naar vier specialismen, zal bij ministeriele regeling bepaald worden welk specialisme bevoegd is tot het verrichten van de betreffende voorbehouden handeling.

Artikel I, onderdelen D en E

Met de wijziging van artikel 36a wordt de werking van het tuchtrecht voor experimenteerberoepen verbreed, zodat het volledig beroepsmatig handelen van beoefenaren van een experimenteerberoep onder het tuchtrecht valt en niet slechts het handelen dat aan hen is voorbehouden, zoals nu het geval is. Door de toevoeging van artikel 36b wordt het mogelijk gemaakt bij algemene maatregel van bestuur een tijdelijk register in te stellen ten aanzien van experimenteerberoepen voor de duur van het experiment. Hiervoor gelden dezelfde bepalingen als voor de registers ingesteld op grond van artikel 3 Wet BIG, met uitzondering van enkele bepalingen over titelbescherming en herregistratie. Indien een wetswijziging in werking treedt waardoor het experimenteerberoep wordt opgenomen in artikel 3 Wet BIG, gaat het tijdelijk register over in een definitief register. De opgelegde tuchtmaatregelen en de mogelijk met de inschrijving in het tijdelijk register samenhangende rechtsgevolgen blijven hierdoor in stand. Daarbij kan gedacht worden aan op grond van artikel 9 in het register geplaatste aantekeningen. Indien er geen wetswijziging volgt uit het experiment, houdt het tijdelijk register op te bestaan en vervallen de hierin opgenomen tuchtmaatregelen. Zie verder ook de toelichting in het algemeen deel.

Artikel I, onderdeel G

Aangezien het tuchtrecht ook van toepassing is op het handelen van beroepsbeoefenaren van experimenteerberoepen, is het noodzakelijk dat leden beroepsgenoten van het betreffende experimenteerberoep deel kunnen uitmaken van de verschillende tuchtcolleges. Daartoe worden de artikelen 55, 56 en 57 gewijzigd.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,


X Noot
1

Het CIBG, een uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van VWS voert het BIG-register, dat duidelijkheid geeft over de bevoegdheid van de zorgverlener.

X Noot
2

Toelichting op artikel I, onderdelen D en E, juncto het algemeen deel.

X Noot
3

Weliswaar is artikel 47, vierde lid, van de Wet BIG van overeenkomstige toepassing op het tijdelijke register (zie het voorgestelde artikel 36a, zesde lid), maar dit artikellid ziet niet op de situatie dat er geen register meer is, maar op de situatie dat er een schorsing of doorhaling heeft plaatsgevonden.

X Noot
1

‘voorBIGhouden’, Eindrapportage Evaluatieonderzoek Art. 36a Wet BIG met betrekking tot de inzet van de Verpleegkundig Specialist en Physician Assistant. Maastricht: Maastricht UMC+, Patiënt & Zorg, De Bruijn-Geraets, D.P., Bessems-Beks, M.C.M., van Eijk-Hustings, Y.J.L., Vrijhoef, H.J.M (2015).

X Noot
2

Nader rapport, Kamerstukken II, 32 261, nr. 4.

Naar boven