Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Algemene Zaken | Staatscourant 2018, 3904 | Interne regelingen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Algemene Zaken | Staatscourant 2018, 3904 | Interne regelingen |
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken;
Gelet op de artikelen 10:3, 10:9, eerste lid, en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011;
Gelet op de artikelen 22, vierde lid, en 32, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 en het Besluit privaatrechtelijke rechtshandelingen 1996;
Besluit:
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
de Minister-President, Minister van Algemene Zaken;
de secretaris-generaal van het Ministerie van Algemene Zaken;
de plaatsvervangend secretaris-generaal van het Ministerie van Algemene Zaken;
het Ministerie van Algemene Zaken;
Kabinet Minister-President, secretariaat Ministerraad, directoraat-generaal Rijksvoorlichtingsdienst, Dienst Publiek en Communicatie, Bureau van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, directie Bedrijfsvoering, directie Financieel-Economische Zaken;
degene die is belast met de leiding van een dienst;
de bevoegdheid om namens de Minister besluiten te nemen, stukken af te doen en te ondertekenen;
het Organisatiebesluit Ministerie van Algemene Zaken 2017.
1. Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt met de verlening van mandaat gelijkgesteld de verlening van:
a. volmacht om namens de Minister voor de Staat privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;
b. machtiging om namens de Minister handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.
Aangelegenheden waarvan de aard zich tegen verlening van mandaat verzet zijn in ieder geval:
a. beslissingen omtrent politieke beleidswijzigingen en omtrent de uitbreiding of beperking van de bemoeienissen van de Minister;
b. het beslissen op een bezwaarschrift tegen een besluit dat door de Minister of namens de Minister door de secretaris-generaal is genomen;
c. het toepassen van aanwijzing 3 van de Aanwijzingen inzake externe contacten van rijksambtenaren;
d. aangelegenheden met betrekking tot de secretaris-generaal;
e. het vaststellen van een algemeen verbindend voorschrift.
1. Mandaat in de zin van dit besluit heeft voorts geen betrekking op het afdoen en ondertekenen van stukken bestemd voor:
a. de Koning;
b. de Raad van Ministers (van het Koninkrijk) en de daaruit gevormde onderraden en commissies;
c. de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal of de voorzitter van een uit een van die kamers gevormde commissie;
d. een Minister of een Staatssecretaris;
e. de Raad van State (van het Koninkrijk), behoudens voor zover het betreft bestuursrechtelijke procedures of het aanbieden van documenten van louter informatieve aard;
f. de Algemene Rekenkamer, behoudens voor zover het betreft gevraagde inlichtingen of gedane verzoeken of het aanbieden van documenten van louter informatieve aard;
g. de Nationale ombudsman;
h. autoriteiten in binnen- en buitenland, in rang gelijk aan of hoger dan de Minister.
2. De secretaris-generaal kan de stukken bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met h, afdoen en ondertekenen indien daarover afspraken zijn gemaakt tussen de Minister en de secretaris-generaal. In dat geval ondertekent de secretaris-generaal de stukken op de in artikel 15, vierde lid, voorgeschreven wijze.
1. Aan de secretaris-generaal wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op het gebied van de ambtelijke leiding van al hetgeen het ministerie betreft, zoals nader omschreven in de toelichting bij het koninklijk besluit van 18 oktober 1988, houdende regeling van de functie en verantwoordelijkheid van de secretaris-generaal (Stb. 1988, 499).
2. Aangelegenheden op het gebied van:
a. de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT), waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften;
b. de Wet hergebruik van overheidsinformatie, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften, voor zover niet behorend tot het werkterrein van een hoofd van dienst;
c. de Wet bescherming persoonsgegevens (na: 25 mei 2018 de Algemene Verordening Gegevensbescherming), waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften, voor zover niet behorend tot het werkterrein van een hoofd van dienst.
3. De secretaris-generaal heeft bij uitsluiting van anderen mandaat ten aanzien van de volgende bevoegdheden, er wordt geen ondermandaat verleend met betrekking tot:
a. beslissingen op bezwaarschriften inzake personeelsaangelegenheden;
b. besluiten die voor alle ambtenaren van het Ministerie gelden:
○ de toekenning van vertrekregelingen en schadeloosstellingen op grond van artikel 69 ARAR vanaf een bedrag van € 25.000,– (lees: vijf- en twintigduizend euro);
○ aanwijzen van een Van Werk Naar Werk-kandidaat (VWNW-kandidaat);
○ stukken gericht aan de Nationale ombudsman.
c. de afwikkeling van een gemeld vermoeden van een misstand.
1. De plaatsvervangend secretaris-generaal vervangt de secretaris-generaal bij diens afwezigheid of verhindering en in de gevallen daartoe door de secretaris-generaal aangewezen. Hij treedt alsdan in de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de secretaris-generaal.
2. Aan de plaatsvervangend secretaris-generaal wordt mandaat verleend voor:
a. aangelegenheden op het gebied van de Wet openbaarheid van bestuur, voor zover niet behorend tot het werkterrein van een hoofd van dienst;
b. aangelegenheden op het gebied van de Wet hergebruik van overheidsinformatie, voor zover niet behorend tot het werkterrein van een hoofd van dienst;
c. aangelegenheden op het gebied van de Wet bescherming persoonsgegevens (na: 25 mei 2018 de Algemene Verordening Gegevensbescherming), voor zover niet behorend tot het werkterrein van een hoofd van dienst.
3. Bij gelijktijdige tijdelijke afwezigheid of verhindering van de secretaris-generaal en de plaatsvervangend secretaris-generaal wordt het mandaat van de secretaris-generaal uitgeoefend door de rechtstreeks onder de secretaris-generaal ressorterende functionaris die de secretaris-generaal schriftelijk heeft aangewezen om de secretaris-generaal en de plaatsvervangend secretaris-generaal waar te nemen.
1. De secretaris-generaal is, voor zover niet anders is bepaald, bevoegd tot het verlenen van ondermandaat aan diensthoofden respectievelijk tot het beperken of het intrekken daarvan.
2. De secretaris-generaal is bevoegd om in bijzondere gevallen, naast of in plaats van deze paragraaf, ondermandaat te verlenen aan een functionaris voor een bepaald geval, met inachtneming van artikel 1, derde lid, van het Besluit privaatrechtelijke rechtshandelingen 1996.
3. De secretaris-generaal verleent ondermandaat bij schriftelijk besluit.
1. De secretaris-generaal maakt gebruik van de hem in artikel 7, eerste lid, van de in dit Mandaatbesluit bedoelde bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat en neemt daarbij het bepaalde in de hierna volgende artikelen 9 tot en met 13 in acht.
1. Aan het diensthoofd wordt mandaat verleend ten aanzien van de aangelegenheden die verband houden met de taken en verantwoordelijkheden op hun werkterrein en conform hun goedgekeurde prestatieplan (jaarplan en budget).
2. Onverminderd het bepaalde in dit besluit, heeft het mandaat van het diensthoofd in ieder geval betrekking op:
a. het uitoefenen van integraal management waaronder het leidinggeven aan de rechtstreeks onder het diensthoofd ressorterende functionarissen, met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied;
b. het vaststellen van capaciteitsplannen binnen de door de secretaris-generaal vastgestelde formatie van de onder de diensthoofden ressorterende dienstonderdelen;
c. het beheer van de archiefbescheiden van de onder het diensthoofd ressorterende dienstonderdelen op grond van de desbetreffende departementale regelgeving;
d. het afnemen van de eed of de belofte van functionarissen die worden aangesteld bij een onder het diensthoofd ressorterend dienstonderdeel.
1. Het mandaat van het diensthoofd met betrekking tot het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven is beperkt tot het budget dat aan het diensthoofd ter beschikking is gesteld op basis van een door de secretaris-generaal en de directeur Financieel-Economische Zaken goedgekeurde prestatieplan. Het diensthoofd legt over het door hem gevoerde financiële beheer verantwoording af aan de secretaris-generaal.
2. Het diensthoofd is bevoegd om in afwijking van het eerste lid financiële verplichtingen aan te gaan en uitgaven te doen, voor zover aan hem daartoe uitdrukkelijk schriftelijk mandaat is verleend door de Minister of de secretaris-generaal, met instemming van de directeur Financieel-Economische Zaken.
1. Het mandaat van de directeur Bedrijfsvoering omvat tevens:
a. het nemen van besluiten tot de organisatie van de bedrijfszelfbescherming;
b. het nemen van besluiten in aangelegenheden betreffende de brandpreventie bij alle gebouwen en vitale objecten van het Ministerie;
c. het nemen van besluiten, inhoudende beveiliging van digitale informatie;
d. het nemen van besluiten tot vaststelling van de digitale archiefcodes;
e. de uitvoering van het informatie- en communicatietechnologiebeleid.
2. De directeur Financieel-Economische Zaken fungeert tevens als Coördinerend Directeur Inkoop (afgekort CDI) en:
a. is verantwoordelijk voor het goed functioneren van het inkoopstelsel binnen het Ministerie van Algemene Zaken;
b. en wordt in die hoedanigheid betrokken bij alle grote en/of risicovolle inkooptrajecten en in de gelegenheid gesteld deze vooraf te beoordelen.
1. Op grond van het krachtens artikel 9 verleende mandaat, neemt een diensthoofd, plaatsvervangend diensthoofd of functionaris eerst een besluit na daartoe verkregen advies van de Unitmanager Personeel, Organisatie en Innovatie ten aanzien van de volgende aangelegenheden:
– aangelegenheden waarbij wordt afgeweken van de hoofdlijnen van het vastgestelde personeelsbeleid voor het Ministerie;
– het nemen van disciplinaire maatregelen of straffen op grond van de artikelen 80, 81, 90, 91 en 92 van het ARAR.
1. Het diensthoofd is, voor zover niet anders is bepaald, bevoegd tot het verlenen van ondermandaat aan onder hem ressorterende functionarissen ten aanzien van aangelegenheden op het werkterrein van deze functionarissen, respectievelijk tot het beperken of het intrekken daarvan.
2. Het diensthoofd kan, voor zover niet anders is bepaald, bij het verlenen van ondermandaat tevens de bevoegdheid toekennen tot het verlenen van ondermandaat aan een rechtstreeks onder de gemandateerde ressorterende functionaris of in bijzondere gevallen aan een andere functionaris.
3. Het verlenen van ondermandaat door het diensthoofd voor het aangaan van financiële materiële verplichtingen en het doen van uitgaven is enkel mogelijk aan de in bijlage 1 van dit besluit genoemde, onder hem ressorterende functionarissen, met inachtneming van het aldaar genoemde maximumgrensbedrag per financiële materiële verplichting.
1. De directeur Financieel-Economische Zaken is belast met het beheer van dit besluit.
2. De secretaris-generaal, de diensthoofden en ieder voor zover het hen aangaat, zijn verantwoordelijk voor een juiste, volledige en tijdige aanlevering aan de directeur Financieel-Economische Zaken van gegevens die een goed beheer van dit besluit mogelijk maken.
3. Wijziging van dit besluit geschiedt op initiatief van de directeur Financieel-Economische Zaken na inwinning juridisch advies.
4. De directeur Financieel-Economische Zaken rapporteert aan de secretaris-generaal over het beheer van dit besluit.
1. Ondertekening door de secretaris-generaal van een document krachtens mandaat luidt als volgt:
DE MINISTER-PRESIDENT,
Minister van Algemene Zaken,
namens deze,
De secretaris-generaal,
(handtekening)
(naam)
2. Ondertekening door andere functionarissen van een document krachtens mandaat luidt als volgt:
DE MINISTER-PRESIDENT,
Minister van Algemene Zaken,
namens deze,
(handtekening)
(naam)
(functie)
3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op digitale besluiten die worden genomen via het P-Direktportaal.
4. Buiten de in artikel 4, lid 2 bedoelde gevallen kan, indien door afwezigheid of ontstentenis een door de Minister genomen besluit niet door hem kan worden ondertekend, een dergelijk besluit namens de Minister worden ondertekend door de secretaris-generaal, tenzij de aard van de bevoegdheid of een wettelijk voorschrift zich daartegen verzet. In een dergelijk geval geschiedt het ondertekenen als volgt:
DE MINISTER-PRESIDENT,
Minister van Algemene Zaken,
namens deze,
overeenkomstig het door de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, genomen besluit,
gevolgd door de handtekening, naam en functie van de secretaris-generaal.
5. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de ondertekening van een document krachtens machtiging, tenzij uit de aard en de inhoud van het document reeds voldoende blijkt dat het namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, is opgesteld.
In dat geval luidt de ondertekening als volgt:
(handtekening)
(naam)
(functie)
6. Een document als bedoeld in het eerste, tweede, vierde of vijfde lid wordt opgesteld conform de vastgestelde rijksbrede huisstijl.
De volgende besluiten worden ingetrokken:
a. het wijzigingsbesluit van 25 maart 2013, houdende wijziging van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Algemene Zaken;
b. het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Algemene Zaken van 12 juli 2011.
1. Besluiten of handelingen die op grond van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Algemene Zaken zijn genomen of verricht in de periode tot de datum van inwerkingtreding van dit besluit en waarin op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit niet is voorzien, worden aangemerkt als te zijn genomen of verricht namens de Minister.
2. Voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit van kracht zijnde mandaten, ondermandaten, volmachten en machtigingen, waarin op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit niet is voorzien, blijven van kracht totdat op grond van dit besluit is voorzien in mandaat, ondermandaat, volmacht of machtiging dan wel is voorzien in intrekking daarvan.
Dit besluit zal met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte
Het besluit mandaat, volmacht en machtiging 2011, nr. 3599641 en het besluit van 25 maart 2013, nr. 3699393 houdende wijziging van het besluit mandaat, volmacht en machtiging Algemene Zaken worden vervangen door het besluit mandaat, volmacht en machtiging Algemene Zaken 2017. De departementale mandaatstructuur is sindsdien weliswaar op hoofdlijnen ongewijzigd gebleven, echter inmiddels vervielen enkele artikelen dan wel artikelleden van de eerstgenoemde besluiten en zijn er bepaalde bevoegdheden gewijzigd. Daarnaast is het organisatiebesluit van het Ministerie van Algemene Zaken geactualiseerd en is de redactie van de onderhavige regeling daarop afgestemd.
Onder mandaat moet volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden verstaan:
de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen.
Onder besluit worden verstaan: beslissingen inhoudende publiekrechtelijke rechtshandelingen (zie artikel 1:3 Awb).
Als er geen besluiten worden genomen, is er volgens de terminologie geen sprake van mandaat maar van machtiging of volmacht.
Onder volmacht wordt in dit verband verstaan: het verrichten van privaatrechtelijke Rechtshandelingen. Een voorbeeld daarvan is het sluiten van een overeenkomst. De gevolmachtigde handelt niet namens een bestuursorgaan, zoals bij mandaat, maar namens een rechtspersoon. Het Ministerie van Algemene Zaken is geen rechtspersoon. Dat is in dit geval de Staat der Nederlanden. Overeenkomsten worden dus aangegaan door de Staat, vertegenwoordigd door de Minister-President, Minister van Algemene Zaken.
Onder machtiging wordt verstaan het verrichten van alle overige handelingen die geen besluit of privaatrechtelijke rechtshandeling zijn. Gedacht kan worden aan feitelijke handelingen.
Ontbreken van een rechtsgeldige mandaatverlening dan wel overschrijding van de grenzen van de mandaatverlening heeft tot gevolg dat het in mandaat genomen besluit onbevoegdelijk is genomen.
In het Mandaatbesluit Algemene Zaken 2017 mandateert de Minister-President, Minister van Algemene Zaken zijn bevoegdheden aan de secretaris-generaal. Hetzelfde geldt voor het verlenen van volmacht en machtiging.
De secretaris-generaal is ambtelijk verantwoordelijk voor het functioneren van het Ministerie en voor de voorbereiding en uitvoering van het beleid waarvoor de politieke leiding de politieke verantwoordelijkheid draagt.
Daarnaast bepaalt de Minister in deze regeling dat de secretaris-generaal mandaat, volmacht en/of machtiging aan andere functionarissen – zoals de diensthoofden – verleent voor zover deze bevoegdheden verband houden met de taken, de verantwoordelijkheden en het werkterrein van deze functionarissen. Indien het een bevoegdheid betreft die exclusief wordt verleend aan een bepaalde functionaris, dan is deze functionaris met name genoemd.
Door de secretaris-generaal als tussenschakel in te lassen, wordt verzekerd dat deze zijn algemene coördinerende bevoegdheden – zoals neergelegd in het koninklijk besluit van 18 oktober 1988, houdende regeling van de functie en verantwoordelijkheid van de secretaris-generaal (Stb. 499) – kan uitoefenen.
In artikel 4 is bepaald waarop mandaat, volmacht en machtiging géén betrekking hebben. In artikel 4 gaat het om gevallen waarin mandaat altijd uitgesloten moet worden geacht; dat betekent dat uitsluitend de Minister-President, Minister van Algemene Zaken bevoegd is.
Algemeen mandaat, volmacht en machtiging op het gehele terrein van het Ministerie van Algemene Zaken wordt in beginsel door de Minister-President, Minister van Algemene Zaken verleend aan de secretaris-generaal.
In artikel 5, eerste lid worden de aangelegenheden te vermelden, die voortvloeien uit de taak waarmee hij is belast op grond van het koninklijk besluit van 18 oktober 1988, houdende regeling van de functie en verantwoordelijkheid van de secretaris-generaal. In de toelichting bij dat besluit is die taak nader omschreven:
a. zorg voor coördinatie en integratie van beleid binnen het ministerie en voor de relatie tussen politiek en ministerie;
b. zorg voor personeel, financiën, organisatie en bedrijfsvoering;
c. zorg in verband met de ministeriële verantwoordelijkheid.
In artikel 5, tweede lid, zijn een aantal bijzondere bevoegdheden opgenomen. In sub c is een bepaling over de Wet bescherming persoonsgegevens opgenomen. Vanaf 25 mei 2018 zal dezelfde privacywetgeving in de hele Europese Unie gelden en zal de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) de huidige Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) vervangen. De AVG harmoniseert de regels die in de Europese Unie gelden voor de verwerking van persoonsgegevens. Daarnaast zal de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming die strekt tot uitvoering van de Algemene verordening gegevensbescherming en intrekking van de Wet bescherming persoonsgegevens inwerking treden.
In artikel 5, derde lid, zijn een aantal bijzondere bevoegdheden opgenomen die enkel en alleen toekomen aan de secretaris-generaal.
Artikel 8 is een algemeen artikel om tot uitdrukking te brengen dat het gaat om een ondermandaatbesluit van de secretaris-generaal, die daarmee handelt krachtens een daarop betrekking hebbende instructie van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken.
Artikel 9 bevat de kern van het mandaat aan de diensthoofden. Daarbij zijn de algemene bevoegdheden op het werkterrein van de diensthoofden het uitgangspunt. De werkterreinen zijn aangeduid in het organisatiebesluit Algemene Zaken 2017.
De op het besluit mandaat, volmacht en machtiging gebaseerde (onder)mandaten en andere documenten, blijven op grond van dit artikel gelden totdat zij zijn vervangen.
Maximumbedragen voor het aangaan van financiële materiële verplichtingen en het doen van uitgaven als bedoeld in artikel 13, derde lid, van het Mandaatbesluit Algemene Zaken 2017.
Bedragen zijn per financiële materiële verplichting, in euro’s en exclusief BTW
Plaatsvervangend hoofd Kabinet Minister- President |
Voor het maximumbedrag zie artikel 10, eerste lid (als plaatsvervanger van het diensthoofd). |
Secretaris-Ministerraad |
Tot € 25.000,– |
Plaatsvervangend directeur-generaal Rijksvoorlichtingsdienst |
Voor het maximumbedrag zie artikel 10, eerste lid (als plaatsvervanger van het diensthoofd). |
Directeur Rijksvoorlichtingsdienst |
Voor het maximumbedrag zie artikel 10, eerste lid (als plaatsvervanger van het diensthoofd). |
Hoofd Communicatie Koninklijk Huis |
Tot € 25.000,– |
Hoofd Communicatie Algemeen Regeringsbeleid |
Tot € 25.000,– |
Plaatsvervangend directeur Financieel-Economische Zaken |
Voor het maximumbedrag zie artikel 10, eerste lid (als plaatsvervanger van het diensthoofd). |
Unitmanager Personeel, Organisatie en Innovatie |
Tot € 25.000,– |
Unitmanager FHI |
Tot € 25.000,– |
Unitmanager ICT |
Voor het maximumbedrag zie artikel 10, eerste lid (als plaatsvervanger van het diensthoofd). |
Plaatsvervanger diensthoofd WRR |
Voor het maximumbedrag zie artikel 10, eerste lid (als plaatsvervanger van het diensthoofd). |
Hoofd communicatie Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid |
Tot € 25.000,– |
Plaatsvervangend directeur Dienst Publiek en Communicatie |
Voor het maximumbedrag zie artikel 10, eerste lid (als plaatsvervanger van het diensthoofd). |
Coördinator Beeldcentrum |
Tot € 25.000,– |
Coördinator Campagnemanagement |
Tot € 25.000,– |
Coördinator Media Inkoop |
Tot € 25.000,– |
Coördinator Online Advies |
Tot € 25.000,– |
Coördinator Redactie |
Tot € 25.000,– |
Coördinator Vraagbeantwoording |
Tot € 25.000,– |
Coördinator Communicatieonderzoek |
Tot € 25.000,– |
Coördinator Rijksportaal |
Tot € 25.000,– |
Coördinator Academie voor Overheid |
Tot € 25.000,– |
Coördinator IUC |
Tot € 25.000,– |
Coördinator Communicatiecapaciteit |
Tot € 25.000,– |
plaatsvervangend Coördinator Online advies |
Tot € 25.000,– |
plaatsvervangend Coördinator Redactie |
Tot € 25.000,– |
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2018-3904.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.