Beleidsregel van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 18 juli 2018, nr. WJZ/18044127, houdende regels over de toepassing van artikel 21b van de Meststoffenwet op jongvee voor de vleesveehouderij (beleidsregel fosfaatrechten jongvee)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 1, eerste lid, onderdeel kk, 21b, eerste lid en 23, derde lid, van de Meststoffenwet;

Besluit:

Artikel 1

Voor de toepassing van deze beleidsregel wordt verstaan onder:

wet:

Meststoffenwet;

zoogkoe:

koe, niet zijnde melk- of kalfkoe, die tenminste eenmaal heeft gekalfd en wordt gehouden voor de productie van een of meer kalveren voor de vleesveehouderij.

Artikel 2

Voor de toepassing van de artikelen 1, eerste lid, onderdeel za, 21b, 22a, 23, derde, vijfde en zesde lid en 33Ab, tweede en vierde lid, van de wet, wordt onder ‘vrouwelijke opfokkalveren voor de vleesveehouderij tot 1 jaar’ als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel kk, onder 2°, van de wet verstaan jongvee jonger dan 1 jaar, dat bestemd is om zoogkoe te worden.

Artikel 3

Voor de toepassing van de artikelen 1, eerste lid, onderdeel za, 21b, 22a, 23, derde, vijfde en zesde lid en 33Ab, tweede en vierde lid, van de wet, wordt onder ‘jongvee ouder dan 1 jaar, te weten alle runderen van 1 jaar en ouder inclusief overig vleesvee, maar met uitzondering van roodvleesstieren en fokstieren’ verstaan vrouwelijk jongvee van 1 jaar en ouder voor de melkveehouderij en jongvee van 1 jaar en ouder dat bestemd is om zoogkoe te worden.

Artikel 4

Indien een op een bedrijf rustend fosfaatrecht niet overeenkomstig de artikelen 2 en 3 is vastgesteld, wordt dit fosfaatrecht herzien.

Artikel 5

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 6

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: beleidsregel fosfaatrechten jongvee.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 18 juli 2018

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

Deze beleidsregel strekt ertoe duidelijkheid te bieden over de toepassing van het begrip ‘melkvee’ bij de uitvoering van het fosfaatrechtenstelsel. De reikwijdte van het fosfaatrechtenstelsel is beperkt tot melkvee. Met de definitie van dit begrip in artikel 1, eerste lid, onderdeel kk, van de Meststoffenwet (hierna: de wet) is aangesloten bij de diercategorieën zoals onderscheiden in tabel I van bijlage D bij de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet. Bij de uitvoering van het fosfaatrechtenstelsel is gebleken dat deze definitie op verschillende manieren kan worden geïnterpreteerd. Dit heeft geleid tot onzekerheid over de gevolgen van het fosfaatrechtenstelsel voor vleesveehouders. Het gaat daarbij om de afbakening van het begrip ‘melkvee’ in relatie tot jongvee voor de vleesveehouderij. Deze afbakening biedt ruimte voor interpretatie, waardoor het voor ondernemers niet altijd duidelijk is of zij voor hun jongvee fosfaatrechten nodig hebben. Bovendien bemoeilijkt deze interpretatieruimte de uitvoering en handhaving van het stelsel.

De fosfaatproductie door de vleesveehouderij valt niet onder het fosfaatproductieplafond voor de melkveehouderij. Een deel van het jongvee in deze sector valt echter wel onder het fosfaatrechtenstelsel, om te voorkomen dat jongvee voor de melkveehouderij via de vleesveehouderij buiten het fosfaatrechtenstelsel zou worden gehouden. Deze beleidsregel maakt duidelijk dat voor jongvee dat niet wordt gehouden voor de melkveehouderij, alleen fosfaatrechten nodig zijn als de dieren bedoeld zijn om een kalf te krijgen. Voor jongvee dat nooit een kalf krijgt en dus alleen gehouden wordt voor de productie van vlees zijn geen rechten nodig. De bij of krachtens de wet gestelde bepalingen over het fosfaatrechtenstelsel zijn op deze dieren niet van toepassing.

Artikel 1

In deze beleidsregel speelt de term zoogkoe een centrale rol. Een zoogkoe is een koe, niet zijnde melk- of kalfkoe, die die een of meer kalveren krijgt voor de vleesveehouderij. Als het dier nog niet voor de eerste keer heeft gekalfd is het jongvee bestemd om zoogkoe te worden. Een koe die een kalf zoogt of heeft gezoogd en bestemd is om in de toekomst nog meer kalveren te produceren, is een zoogkoe. Als het dier niet langer gehouden wordt voor de productie of het zogen van kalveren is het geen zoogkoe maar, maar een weidekoe. Om onderscheid te maken tussen zoogkoeien en weidekoeien is in artikel 1 opgenomen dat het bij een zoogkoe niet alleen moet gaan om een koe die heeft gekalfd, maar dat de koe ook gehouden moet worden voor de productie van kalveren. Het gaat daarbij om de feitelijke situatie. Op zoogkoeien en weidekoeien is het fosfaatrechtenstelsel niet van toepassing. Zolang een dier dat bestemd is om zoogkoe te worden nog niet gekalfd heeft, zijn voor dat dier wel fosfaatrechten nodig.

Artikel 2

Onder het begrip melkvee vallen, blijkens artikel 1, eerste lid, onderdeel kk, onder 2°, van de wet, naast jongvee voor de melkveehouderij ook vrouwelijke opfokkalveren voor de vleesveehouderij tot 1 jaar. Artikel 2 van deze beleidsregel verheldert dat dit voor de toepassing van het fosfaatrechtenstelsel alleen kalveren betreft die bestemd zijn om later zoogkoe te worden. Een dier dat een kalf voor de vleesveehouderij krijgt, wordt met betrekking tot de daaraan voorafgaande periode aangemerkt als jongvee bestemd om zoogkoe te worden. Het fosfaatrechtenstelsel geldt dus voor elk kalf dat op enig moment in haar leven zelf een kalf krijgt. Uit het voorvoegsel ‘opfok’ in de term opfokkalf zoals gebruikt in artikel 1, eerste lid, onderdeel kk, onder 2°, kan worden afgeleid dat niet alle vrouwelijke kalveren voor de vleesveehouderij als melkvee moeten worden beschouwd. Kalveren die alleen worden gehouden voor de productie van vlees en niet om een kalf te krijgen, worden niet beschouwd als opfokkalf voor de vleesveehouderij, maar als startkalf, witvleeskalf, rosévleeskalf of roodvleesstier (inclusief vrouwelijke dieren die op dezelfde wijze worden gemest als roodvleesstieren) als bedoeld in tabel I van bijlage D van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet. Op deze dieren is het fosfaatrechtenstelsel niet van toepassing.

Artikel 3

Onder het begrip melkvee vallen, blijkens artikel 1, eerste lid, onderdeel kk, onder 3°, mede alle runderen van 1 jaar en ouder inclusief overig vleesvee, maar met uitzondering van roodvleesstieren en fokstieren. Het begrip ‘overig vleesvee’ is niet nader gespecificeerd. Artikel 3 van deze beleidsregel verduidelijkt dat dit begrip voor de toepassing van het fosfaatrechtenstelsel niet ziet op jongvee dat alleen wordt gehouden voor de productie van vlees en niet om een kalf te krijgen. Die dieren worden beschouwd als roodvleesstier (inclusief vrouwelijke dieren die op dezelfde wijze worden gemest als roodvleesstieren) en zijn uitgezonderd van het begrip ‘melkvee’. Zouden die dieren beschouwd moeten worden als overig vleesvee, dan zou het bestaan van de categorie roodvleesstieren immers vruchteloos zijn. Jongvee van 1 jaar en ouder valt dus alleen onder het fosfaatrechtenstelsel voor zover het gaat om jongvee voor de melkveehouderij of om jongvee dat bestemd is om zoogkoe te worden.

Artikel 4

Het op een bedrijf rustende fosfaatrecht is bij de introductie van het fosfaatrechtenstelsel door de minister vastgesteld op grond van artikel 23, derde lid, van de Meststoffenwet. Omdat de verduidelijking die deze beleidsregel biedt over het begrip melkvee op dat moment niet beschikbaar was, kan het zo zijn dat dit begrip in specifieke gevallen anders is toegepast. Dat kan ertoe hebben geleid dat fosfaatrechten zijn toegekend voor jongvee voor de vleesveehouderij dat geen zoogkoe is geworden. Dat zou echter niet juist zijn. Daarom bepaalt artikel 4 dat een fosfaatrecht dat niet overeenkomstig de artikelen 2 en 3 is vastgesteld, wordt gecorrigeerd met toepassing van het begrip melkvee zoals uitgelegd in deze beleidsregel. Reeds verleende beschikkingen worden hierop bezien en zo nodig herzien. Daarbij wordt overeenkomstig artikel 23 van de wet gekeken naar de dieren die op 2 juli 2015 op het bedrijf zijn gehouden. De correctie kan leiden tot vaststelling van een fosfaatrecht dat lager is dan het bij introductie van het stelsel vastgestelde fosfaatrecht. In dat geval komen de teveel toegekende rechten te vervallen. Daarmee wordt gezorgd dat de desbetreffende ondernemers geen onrechtmatige staatssteun genieten.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven