ARTIKEL I
De Subsidieregeling opvang kinderen van ouders met trekkend/varend bestaan wordt als
volgt gewijzigd:
A
Artikel 5, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt ‘2018’ vervangen door ‘2019’.
2. Onder B, sub 1°, wordt ‘€ 27.223’ vervangen door ‘€ 27.868’.
3. Onder B, sub 2°, wordt ‘€ 31.961’ vervangen door ‘€ 32.718’.
4. Onder B, sub 3°, wordt ‘€ 25.508’ vervangen door ‘€ 26.112’.
5. Onder B, sub 4°, wordt ‘€ 25.643’ vervangen door ‘€ 26.250’.
6. Onder E wordt ‘€ 6.062’ vervangen door ‘€ 6.141’.
B
Artikel 9, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt ‘2018’ vervangen door ‘2019’.
2. In onderdeel a wordt ‘€ 1.673,27’ vervangen door ‘€ 1.695,02’ en wordt ‘€ 3.034,36’
vervangen door ‘€ 3.073,81’.
3. In onderdeel b wordt ‘€ 1.115,33’ vervangen door ‘€ 1.129,83’ en wordt ‘€ 1.795,85’
vervangen door ‘€ 1.819,19’.
C
Artikel 10, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt ‘2018’ vervangen door ‘2019’.
2. In onderdeel a wordt ‘€ 1.673,27’ vervangen door ‘€ 1.695,02’ en wordt ‘€ 2.126,98’
vervangen door ‘€ 2.154,63’.
3. In onderdeel b wordt ‘€ 1.115,33’ vervangen door ‘€ 1.129,83’ en wordt € 1.342,15’
vervangen door ‘€ 1.359,60’.
D
In artikel 23 wordt ‘1 januari 2019’ vervangen door ‘1 januari 2022’.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.
TOELICHTING
Algemeen
De onderhavige regeling strekt tot wijziging van de Subsidieregeling opvang kinderen
van ouders met trekkend/varend bestaan (hierna: de Subsidieregeling). De wijziging
is ingegeven door de ophanden zijnde vervaldatum van de Subsidieregeling met ingang
van 1 januari 2019. De werkingsduur van de Subsidieregeling wordt met drie jaren verlengd.
De subsidieregeling komt derhalve per 1 januari 2022 te vervallen.
De wijziging strekt er daarnaast toe de jaarlijkse aanpassing van de normbedragen
te regelen. Het gaat om de normbedragen voor het jaar 2019.
In 2016 heeft een evaluatie van de Subsidieregeling plaatsgevonden (bijlage bij Kst.
II 2015/2016, 34 300-XVI, nr. 168). De centrale vraagstelling van de evaluatie was of de subsidieregeling opvang kinderen
van ouders met trekkend/varend bestaan doeltreffend en doelmatig is om deze kinderen
goed onderwijs te laten volgen en of er andere mogelijkheden zijn om hetzelfde doel
te bereiken.
Uit de evaluatie van de subsidieregeling is naar voren gekomen dat de regeling efficiënt
werkt. Daarbij volgt uit de evaluatie dat het veld tevreden is met de subsidieregeling
die er op dit moment is. Toch is naar aanleiding van de evaluatie geadviseerd verschillende
mogelijke financieringsmodaliteiten nader te onderzoeken, om zo de kosteneffectiviteit
te verhogen. Daarom bestaat de behoefte te onderzoeken of de financiering van de schippersinternaten
anders kan worden ingericht. Aandachtspunten zijn dan de kosteneffectiviteit van de
financiering en de positionering van de verantwoordelijkheid voor de financiering.
In de afgelopen periode hebben grote veranderingen in het veld plaatsgevonden. Zo
zijn er van de 4 instellingen twee gefuseerd en heeft een derde de activiteiten beëindigd.
Bedrijfseconomische redenen, vanwege het teruglopende kindertal, liggen aan deze ontwikkelingen
ten grondslag. Zoals bij de vorige verlening van de regeling is opgemerkt, doet een
beter moment voor het onderzoek naar kosteneffectiviteit en positionering zich voor
nadat deze consolideringslag heeft plaats gevonden. Dat moment lijkt nu aangebroken.
Verwachting is dat het voorgenomen onderzoek en de besluitvorming over de financiering
van de schippersinternaten een meerjarig traject zal zijn.
Daarom wordt de werkingsduur van de huidige subsidieregeling verlengd voor de periode
van drie jaar. Sinds de vorige evaluatie in 2016 loopt de regeling dan ook weer in
het ‘normale’ ritme, waarbij de regeling conform de Comptabiliteitswet 2016 om de
5 jaar geëvalueerd wordt. Onderzoek naar de mogelijke financieringsmodaliteiten voor
de schippersinternaten en positionering van de verantwoordelijkheid voor de financiering
zullen dan in die periode plaats vinden. De evaluatie uit 2016 geeft geen aanleiding
voor inhoudelijke aanpassingen op dit moment. Mocht het onderzoek daar aanleiding
toe geven, dan kan de regeling ook aangepast worden in de periode waarvoor nu verlengd
wordt.
Artikel I
A
In artikel 5, eerste lid, zijn de normbedragen op basis waarvan exploitanten gesubsidieerd
worden verhoogd met OVA 2018 voor het loongevoelige deel van de subsidie.
Het beschikbare budget voor het in samenwerking met andere exploitanten opvangen van
de personele gevolgen van wijzigingen in de capaciteit voor het huisvesten, verzorgen
en opvoeden van kinderen in een internaat blijft gehandhaafd op € 1.000.000,00 (component
C). Dit is conform de brief aan de Tweede Kamer van 12 juni 2008 (JZ/LJ-2844001).
Het normbedrag voor elk kind waarvoor de exploitant bemiddelt in de pleegopvang (component
E) is vooraf verhoogd op basis van het procentuele verschil tussen de consumentenprijsindex
‘Alle huishoudens’ over de julimaanden van de twee direct aan het betreffende jaar
voorafgaande jaren, zoals deze gepubliceerd zijn in het Statistisch bulletin van het
Centraal Bureau van de Statistiek.
B en C
Deze onderdelen bevatten de aanpassing van bedragen van de ouderbijdragen.
De bedragen voor de berekening van de ouderbijdrage voor de opvang van een kind in
een internaat of een pleeggezin worden verhoogd op basis van het procentuele verschil
tussen de consumentenprijsindex ‘Alle huishoudens’ over de julimaanden van de twee
direct aan het betreffende jaar voorafgaande jaren, zoals deze gepubliceerd zijn in
het Statistisch bulletin van het Centraal Bureau van de Statistiek.
D
De werkingsduur van de subsidieregeling wordt verlengd voor de periode van drie jaren.
Onderzoek naar de mogelijke financieringsmodaliteiten voor de schippersinternaten
en positionering van de verantwoordelijkheid voor de financiering zullen dan in die
periode plaats vinden.
Artikel II
Het subsidiejaar valt samen met het kalenderjaar. De verhoging van de bedragen dient
daarom vanaf 1 januari 2019 geëffectueerd te zijn. De regeling treedt in werking per
1 januari 2019.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge