Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 30 juni 2018, nr. WJZ/17027562, houdende technische wijzigingen van verschillende ministeriële regelingen die zijn vastgesteld bij of krachtens de Wet dieren en de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 10, eerste lid, 11, 17, 18, 77, tweede en derde lid, en 94, eerste lid, onderdeel j, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, de artikelen 6.2, eerste lid, en 9.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet dieren, de artikelen 2.13, aanhef en onderdeel a, 2.14, tweede lid, 5.2, tweede lid, en 5.8 van het Besluit diergeneesmiddelen, artikel 2.63, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, en artikel 2 van het Besluit uitvoer dieren en produkten van dierlijke oorsprong;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling diergeneeskundigen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede en zevende gedachtestreepje wordt ‘Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties’ vervangen door ‘Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties’.

2. In het achtste gedachtestreepje wordt ‘Minister van Economische Zaken’ vervangen door ‘Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit’.

B

In de artikelen 3.4, eerste lid, 3.5, onderdelen a en c, 3.6, eerste lid, 3.7, aanhef, 3.11, derde lid, 3.12, eerste lid, en 4.14 wordt ‘Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties’ telkens vervangen door ‘Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties’.

C

In artikel 4.11, eerste lid, wordt ‘Algemene wet erkenning EG beroepskwalificaties’ vervangen door ‘Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties’.

D

In de artikelen 5.1, eerste lid, en 5.3, eerste lid, wordt ‘artikel 5.8, eerste lid, onderdeel c’ vervangen door ‘artikel 5.8, aanhef en onder c’.

E

In de aanhef van artikel 5.5 wordt ‘artikel 5.8, eerste lid, onderdeel a’ vervangen door ‘artikel 5.8, aanhef en onder a’.

ARTIKEL II

De Regeling diergeneesmiddelen wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 2.13, aanhef, 2.14, en 5.16, eerste lid, wordt ‘artikel 5.8, eerste lid, onderdeel a’ vervangen door ‘artikel 5.8, aanhef en onder a’.

B

In artikel 2.22, eerste lid, onderdeel l, onder 2°, wordt ‘artikel 5.8, eerste lid’ vervangen door ‘artikel 5.8’.

C

In de aanhef van artikel 9.8 wordt ‘artikel 2.18 bedragen’ vervangen door ‘artikel 2.18 van het besluit’.

D

Na artikel 9.9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9.9a. Retributie wijziging van een vergunning diergeneesmiddel voor parallelle invoer

  • 1. In afwijking van artikel 9.6 bedragen de kosten voor het in behandeling nemen van een aanvraag, bedoeld in artikel 9.1, eerste lid, onderdeel a, van de wet, voor een aanvraag tot wijziging van een vergunning voor parallelle invoer als bedoeld in artikel 2.18, in samenhang met 3.14, eerste en tweede lid, van het besluit, € 1.956.

  • 2. In afwijking van het eerste lid bedragen de kosten voor de aanvraag € 336 in het geval slechts een administratieve beoordeling is uitgevoerd.

ARTIKEL III

De Regeling dierlijke producten wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1, tweede gedachtestreepje, wordt ‘Minister van Economische Zaken’ vervangen door ‘Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit’.

B

In artikel 2.3 wordt ‘Ministerie van Economische Zaken’ vervangen door ‘Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit’.

C

Artikel 2.8 vervalt.

D

In artikel 3.19a wordt ‘(EU)’ vervangen door ‘(EG)’.

ARTIKEL IV

De Regeling handel levende dieren en levende producten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsbepaling van ‘minister’ komt te luiden:

minister:

Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;.

2. Na de begripsbepaling van beschikking 2004/211/EG wordt een begripsbepaling ingevoegd, luidende:

beschikking 2007/25/EG:

beschikking van de Commissie van 22 december 2006 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza en het verkeer van gezelschapsvogels die hun eigenaar vergezellen (PbEU 2007 L 8);.

B

In artikel 2.2, eerste lid, vervalt ‘van pluimvee en’.

C

Artikel 2.16 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De verboden, bedoeld in artikel 77, eerste lid, van de wet, en in artikel 2.1, eerste lid, eerste en tweede gedachtestreepje, voor zover deze betrekking hebben op het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van dieren of producten, bestemd voor een derde land, gelden niet, indien:

    • a. een partij runderen, varkens, schapen, geiten, paardachtigen of pluimvee, die rechtstreeks vanuit Nederland naar een derde land wordt gebracht, vergezeld gaat van een bewijsstuk dat een verklaring van de minister bevat dat ten minste wordt voldaan aan hetgeen voor slachtdieren is bepaald in de artikelen:

      • 1°. 3.3 en 3.4, indien het runderen betreft;

      • 2°. 4.3 en 4.4, indien het varkens betreft;

      • 3°. 5.3 en 5.4, indien het paardachtigen betreft;

      • 4°. 6.3 tot en met 6.5, indien het pluimvee betreft;

      • 5°. 7.3 en 7.4, indien het schapen of geiten betreft;

    • b. een partij dieren of producten die vanuit Nederland via het grondgebied van een lidstaat naar een derde land wordt gebracht vergezeld gaat van:

      • 1°. het bewijsstuk, bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, onderdeel a, dat, indien het dieren betreft, ten minste bestemd is voor slachtdieren; en

      • 2°. een bewijsstuk bestaande uit het veterinaire document of certificaat dat aan de veterinaire voorschriften van het land van bestemming voldoet, tenzij de NVWA niet over die voorschriften beschikt, in welk geval op het bewijsstuk, bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, onderdeel a, de vermelding ‘Dieren of producten voor uitvoer naar (naam van het derde land)’ is opgenomen, waarbij de naam van het derde land van bestemming als het gedeelte tussen haakjes is opgenomen;

    • c. de bewijsstukken, bedoeld in de onderdelen a en b, volledig zijn ingevuld, gedagtekend en ondertekend, terwijl de geldigheidsduur ervan niet is verstreken.

2. In de aanhef van het tweede lid wordt ‘artikel 2.4, onderdeel a’ vervangen door ‘artikel 2.4, eerste lid, onderdeel a’.

D

Artikel 2.17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt ‘artikel 2.16, eerste lid, onderdeel a, eerste gedachtestreepje’ vervangen door ‘artikel 2.16, eerste lid, onderdeel a’.

2. Na het derde gedachtestreepje wordt een gedachtestreepje ingevoegd, luidende:

  • de artikelen 6.3 tot en met 6.5 van afdeling 2, van hoofdstuk 6, indien het pluimvee betreft;.

E

In de aanhef van artikel 2.18 wordt ‘artikel 2.16, eerste lid, onderdeel a, tweede gedachtestreepje’ vervangen door ‘artikel 2.16, eerste lid, onderdeel b’.

F

Artikel 2.22, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Indien de dieren of producten zijn verzonden vanuit een lidstaat en bestemd zijn voor een derde land, gaat de partij vergezeld van:

    • a. het certificaat of document, bedoeld in de derde afdeling van de hoofdstukken 3 tot en met 11, dat, indien het dieren betreft, ten minste bestemd is voor slachtdieren, en

    • b. de veterinaire documenten of certificaten die aan de veterinaire voorschriften van het derde land van bestemming voldoen, tenzij op het certificaat of document, bedoeld in het eerste lid, de vermelding ‘Dieren of producten voor uitvoer naar (naam van derde land)’ voorkomt, waarbij de naam van het derde land van bestemming als het gedeelte tussen haakjes is opgenomen.

G

In de aanhef van artikel 2.33 wordt na ‘verordening (EU) nr. 139/2013’ ingevoegd ‘, beschikking 2007/25/EG’.

H

In de aanhef van artikel 2.34 wordt ‘on’ vervangen door ‘en’.

I

Artikel 2.44 komt te luiden:

Artikel 2.44

  • 1. Elke partij wordt aangevoerd via een inspectiepost.

  • 2. De melding van de aanvoer van een partij vindt plaats aan de NVWA overeenkomstig artikel 2, eerste tot en met derde lid, van verordening 136/2004/EG.

  • 3. Bij de aankomst op de inspectiepost wordt de keuringsdierenarts overgelegd:

    • a. het originele certificaat, bedoeld in afdeling 4 van de hoofdstukken 6, 9, 10 en 11, onderscheidenlijk het originele document, bedoeld in artikel 2.43, onderdeel b;

    • b. indien het producten van raszuivere dieren of hybride varkens betreft, de zoötechnische documenten die bij of krachtens het Fokkerijbesluit zijn voorgeschreven voor het brengen in Nederland van producten van raszuivere dieren en hybride varkens die via Nederland voor het eerst in de gebieden waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is worden gebracht.

  • 4. Ten aanzien van het in het derde lid bedoelde originele certificaat of document alsmede de aldaar bedoelde zoötechnische documenten geldt dat:

    • a. de geldigheidsduur ervan niet is verstreken;

    • b. zij, voor zover van toepassing, in overeenstemming met de voor het desbetreffende product geldende regelgeving van de Raad van de Europese Unie of de Europese Commissie zijn opgesteld en afgegeven, volledig ingevuld, gedagtekend en ondertekend.

  • 5. De partij wordt bij aankomst op de inspectiepost ter onderzoek aangeboden aan de keuringsdierenarts.

  • 6. De keuringsdierenarts onderwerpt de voor Nederland of een lidstaat bestemde partij in de inspectiepost aan een documentencontrole, een overeenstemmingscontrole en een materiële controle overeenkomstig artikel 4, derde en vierde lid, van richtlijn 97/78/EG. In de gevallen, bedoeld in artikel 10, eerste en derde lid, van richtlijn 97/78/EG, is de keuringsdierenarts bevoegd om niet elke partij aan een materiële controle te onderwerpen.

  • 7. De controles, bedoeld in het zesde lid, worden niet verricht indien de in dat lid bedoelde partij via een haven of luchthaven op Nederlands grondgebied wordt gebracht en vanuit die haven of luchthaven over zee of door de lucht naar de haven of luchthaven van bestemming wordt vervoerd, mits de haven of luchthaven van bestemming over een inspectiepost of, indien het een haven of luchthaven in een lidstaat betreft, over een grensinspectiepost als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel g, van richtlijn 97/78/EG beschikt. Indien de partij in de eerstgenoemde haven of luchthaven wordt gelost of wordt opgeslagen en daarbij de krachtens artikel 9, eerste lid, onderdeel b, onder i, van richtlijn 97/78/EG vastgestelde minimale periode wordt overschreden, wordt de partij in de inspectiepost onderworpen aan een documentencontrole. Zolang de in de vorige zin bedoelde minimale periode niet is vastgesteld, bedraagt deze periode 7 dagen indien de partij in een haven wordt gelost of opgeslagen, of 24 uur, indien de partij in een luchthaven wordt gelost of opgeslagen.

  • 8. De keuringsdierenarts onderwerpt een partij als bedoeld in artikel 2.43, tweede lid, in de inspectiepost aan een documentencontrole en een overeenstemmingscontrole overeenkomstig artikel 4, derde en vierde lid, van richtlijn 97/78/EG.

  • 9. De keuringsdierenarts onderwerpt de voor een derde land bestemde partij in de inspectiepost aan een documentencontrole en een overeenstemmingscontrole overeenkomstig artikel 4, derde en vierde lid, van richtlijn 97/78/EG.

  • 10. De keuringsdierenarts is bevoegd de controles, bedoeld in het negende lid, achterwege te laten, indien de in dat lid bedoelde partij via een haven of luchthaven op Nederlands grondgebied wordt gebracht en vanuit die haven of luchthaven over zee of door de lucht naar een haven of luchthaven in een derde land wordt aangevoerd en, indien de partij in de eerstgenoemde haven of luchthaven wordt gelost of wordt opgeslagen, daarbij de krachtens artikel 9, eerste lid, onderdeel b, onder i, van richtlijn 97/78/EG vastgestelde minimale periode niet wordt overschreden. Zolang de in de vorige zin bedoelde minimale periode niet is vastgesteld, bedraagt deze 7 dagen indien de partij in een haven wordt gelost of opgeslagen, of 24 uur, indien de partij in een luchthaven wordt gelost of opgeslagen.

  • 11. Het zesde en negende lid zijn van overeenkomstige toepassing op een in die leden bedoelde partij die op het grondgebied van de Europese Unie wordt opgeslagen in een van de in artikel 2.50 genoemde opslagruimten.

  • 12. Onverminderd het zesde tot en met elfde lid, verricht de keuringsdierenarts indien er naar zijn oordeel gevaar bestaat dat de gezondheid van mens of dier wordt bedreigd of in de artikelen 14, eerste lid, en 20, eerste lid, van richtlijn 97/78/EG bedoelde gevallen voorts alle door hem passend geachte veterinaire controles.

J

Artikel 2.49 komt te luiden:

Artikel 2.49

  • 1. Een partij producten die voor Nederland is bestemd, gaat tijdens het vervoer over Nederlands grondgebied vanaf de erkende inspectiepost naar de plaats van bestemming vergezeld van het certificaat, bedoeld in artikel 2.46, eerste lid, en het gewaarmerkt afschrift als bedoeld in artikel 2.46, tweede lid.

  • 2. Een partij producten die voor een lidstaat is bestemd, gaat tijdens het vervoer over Nederlands grondgebied vanaf de erkende inspectiepost vergezeld van het certificaat, bedoeld in artikel 2.46, eerste lid, en het gewaarmerkt afschrift, bedoeld in artikel 2.46, tweede lid.

  • 3. Een partij producten die voor een derde land is bestemd, gaat tijdens het vervoer over Nederlands grondgebied vanaf de inspectiepost vergezeld van het originele document, bedoeld in artikel 2.43, eerste lid, onderdeel b, alsmede van het certificaat, bedoeld in artikel 2.46, eerste lid.

  • 4. Een partij, bestemd voor een derde land, die:

    • a. in een douane-entrepot in Nederland moet worden opgeslagen en die niet aan de in deze regeling voor het desbetreffende product gestelde voorschriften voor het brengen op Nederlands grondgebied voldoet;

    • b. in een douane-entrepot in een lidstaat moet worden opgeslagen en die niet aan van toepassing zijnde voorschriften voor het brengen van de producten in de betreffende lidstaat voldoet, wordt onder douanetoezicht vervoerd, in een gesloten, geïdentificeerd lekvrij en verzegeld vervoermiddel, dat, indien het vervoer over land heeft plaatsgevonden, voorafgaand aan elk nieuw vervoer over Nederlands grondgebied onder toezicht van de keuringsdierenarts wordt gereinigd en ontsmet.

  • 5. Een partij als bedoeld in artikel 2.43, tweede lid, gaat vanaf de inspectiepost tijdens het vervoer over Nederlands grondgebied vergezeld van de in artikel 15, eerste lid, onderdeel a, van richtlijn 97/78/EG genoemde documenten en van het certificaat als bedoeld in artikel 2.46, eerste lid.

K

De artikelen 2.50a tot en met 2.50f komen te luiden:

Artikel 2.50a

  • 1. Opslag van een partij die bestemd is:

    • a. voor Nederland of een derde land en die voldoet aan de in deze regeling voor het desbetreffende product gestelde voorschriften voor het brengen op Nederlands grondgebied, of

    • b. voor een lidstaat en die voldoet aan de voorschriften terzake van het brengen van het desbetreffende product op het grondgebied van de betreffende lidstaat,

    vindt plaats in een op grond van artikel 2.50c, eerste lid, geregistreerd douane-entrepot, geregistreerde ruimte voor tijdelijke opslag, dan wel in een op grond van artikel 2.50b, erkend douane-entrepot, mits dat erkend douane-entrepot beschikt over lokalen waarin de in dit artikellid bedoelde producten gescheiden van de in het tweede lid bedoelde producten kunnen worden opgeslagen.

  • 2. De in het eerste bedoelde opslag, alsmede de opslag, bedoeld in artikel 2.50b, vindt slecht plaats indien de belanghebbende bij de lading voorafgaand aan de opslag heeft voldaan aan artikel 12, eerste lid, eerste zin, van richtlijn 97/78/EG, met dien verstande dat de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 12, eerste lid, eerste zin, van richtlijn 97/78/EG de minister is.

Artikel 2.50b

Opslag van een partij die bestemd is voor een derde land en die niet voldoet aan de in deze regeling voor het desbetreffende product gestelde voorschriften voor het brengen op Nederlands grondgebied, vindt slechts plaats in een op grond van artikel 2.50c, derde lid, erkend douane-entrepot, mits de minister hiervoor toestemming heeft verleend.

Artikel 2.50c

  • 1. Een douane-entrepot dan wel ruimte voor tijdelijke opslag als bedoeld in artikel 2.50a wordt slechts geregistreerd, indien de opslagfaciliteit:

    • a. voor zover van toepassing, op grond van de betrokken regelgeving is erkend voor de opslag van de betrokken producten;

    • b. beschikt over een geldige vergunning als bedoeld in artikel 211 van verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2013, L 269) onderscheidenlijk een vergunning als bedoeld in artikel 148, eerste lid, van voornoemde verordening;

    • c. beschikt over geschikte lokalen die uitsluitend worden gebruikt door de keuringsdierenarts en de onder zijn verantwoordelijkheid werkzame personen;

    • d. ten behoeve van de NVWA over de volgende voorzieningen beschikt die om niet ter beschikking worden gesteld:

      • 1°. indien de keuringsdierenarts of de onder zijn verantwoordelijkheid werkzame personen gewoonlijk meer dan 2 uur per dag op de opslagfaciliteit aanwezig zijn:

        • een afsluitbare ruimte met een afsluitbare kast, een bureau, stoelen en de door de VWS gewenste telecommunicatiemiddelen;

        • een kleedruimte met wasgelegenheid en toilet;

        • indien gewoonlijk meer dan vier medewerkers van de NVWA aanwezig zijn, een verblijfruimte ingericht met voldoende stoelen en tafels;

      • 2°. indien de keuringsdierenarts of de onder zijn verantwoordelijkheid werkzame personen gewoonlijk minder dan 2 uur per dag op de opslagfaciliteit aanwezig zijn:

        • een afsluitbare kast;

        • de door de NVWA gewenste telecommunicatiemiddelen.

  • 2. In een douane-entrepot dan wel ruimte voor tijdelijke opslag als bedoeld in artikel 2.50a:

    • a. is iedere partij gedurende de opslag voorzien van een gesloten verpakking en duidelijk geïdentificeerd door middel van het nummer van het bij de partij behorende certificaat, bedoeld in artikel 2.46, eerste lid;

    • b. zijn uitsluitend partijen als bedoeld in artikel 2.50a opgeslagen.

  • 3. Erkenning van een douane-entrepot als bedoeld in artikel 2.50b vindt slechts plaats indien het entrepot:

    • a. beschikt over een geldige vergunning als bedoeld in artikel 211 van verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2013, L 269);

    • b. voor zover van toepassing, op grond van de betrokken regelgeving is erkend voor de opslag van de betrokken producten, dan wel, indien voor de opslag van de betrokken producten geen voorschriften voor de erkenning van inrichtingen gelden, aan hoofdstuk I van bijlage II bij verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PbEU L 226);

    • c. beschikt over geschikte lokalen die uitsluitend worden gebruikt door de keuringsdierenarts en de onder zijn verantwoordelijkheid werkzame personen;

    • d. kan worden afgesloten met een ambtelijk slot, en

    • e. ten behoeve van de NVWA over de in het eerste lid, onderdeel c, genoemde voorzieningen beschikt die om niet ter beschikking worden gesteld.

  • 4. In een douane-entrepot waar producten als bedoeld in artikel 2.50b zijn opgeslagen:

    • a. is iedere partij bij inslag en gedurende de opslag voorzien van een gesloten verpakking met daarop een vermelding van het land van oorsprong en de aard van het product en duidelijk geïdentificeerd door middel van het nummer van het bij de partij behorende certificaat, bedoeld in artikel 2.46, eerste lid;

    • b. zijn partijen als bedoeld in artikel 2.50b onderling ruimtelijk van elkaar opgeslagen en zijn, indien in dat entrepot tevens partijen als bedoeld in artikel 2.50a, eerste lid, zijn opgeslagen, die partijen in andere lokalen opgeslagen dan partijen als bedoeld in artikel 2.50b;

    • c. ondergaat een partij als bedoeld in artikel 2.50b geen andere vorm van goederenbehandeling dan die welke noodzakelijk is voor de opslag of voor splitsing van de partij in meerdere partijen zonder wijziging van de verpakking;

    • d. is iedere partij, bedoeld in artikel 2.50b, bij uitslag voorzien van een gesloten verpakking met daarop een vermelding van het land van oorsprong en de aard van het product.

  • 5. De exploitant of de eigenaar, dan wel diens vertegenwoordiger, van een douane-entrepot dan wel ruimte voor tijdelijke opslag, draagt er zorg voor dat:

    • a. een boekhouding wordt gevoerd waarin dagelijks aantekening wordt gemaakt van de partijen die de opslagfaciliteit binnenkomen en verlaten, en waarmee de keuringsdierenarts op enig moment een overzicht kan worden geboden van de in het entrepot opgeslagen partijen;

    • b. van iedere ingeslagen partij het certificaat, bedoeld in artikel 2.46, eerste lid, gedurende drie jaren na uitslag wordt bewaard;

    • c. het entrepot voldoet aan het eerste, onderscheidenlijk derde lid;

    • d. in de opslagfaciliteit opgeslagen partijen voldoen aan het tweede, onderscheidenlijk vierde lid;

    • e. indien het een douane-entrepot als bedoeld in artikel 2.50b betreft, de toegang van het entrepot duidelijk wordt voorzien van de vermelding ‘douane-entrepot, uitsluitend bestemd voor de opslag van niet-EU-waardige producten van dierlijke oorsprong’, en

    • f. de keuringsdierenarts alle medewerking wordt verleend die deze redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taken in het kader van de inslag, opslag of uitslag van partijen noodzakelijk acht en dat diens aanwijzingen ter zake door het personeel van de opslagfaciliteit worden opgevolgd.

  • 6. Een douane-entrepot of ruimte voor tijdelijke opslag staat onder permanente controle van de keuringsdierenarts.

Artikel 2.50d

  • 1. Een registratie als douane-entrepot of ruimte voor tijdelijke opslag als bedoeld in artikel 2.50a wordt door de minister verleend nadat uit een door de keuringsdierenarts ingesteld onderzoek is gebleken dat aan de voorschriften van artikel 2.50c, eerste lid, is voldaan.

  • 2. Een erkenning als douane-entrepot als bedoeld in artikel 2.50b wordt door de minister verleend nadat uit een door de keuringsdierenarts ingesteld onderzoek is gebleken dat aan de voorschriften van artikel 2.50c, derde lid, is voldaan.

  • 3. De aanvraag voor een registratie of erkenning wordt ingediend bij de NVWA op een daartoe bestemd formulier.

  • 4. Aan een opslagfaciliteit die op grond van dit artikel is geregistreerd of erkend, wordt een registratie- onderscheidenlijk erkenningsnummer toegekend.

  • 5. De minister schort een op grond van het eerste, onderscheidenlijk tweede lid verleende registratie of erkenning, indien de keuringsdierenarts heeft geconstateerd dat de op de betrokken opslagfaciliteit van toepassing zijnde voorschriften van artikel 2.50c, tweede, vierde of vijfde lid, niet worden nageleefd.

  • 6. Indien blijkt dat de exploitant of de eigenaar, dan wel diens vertegenwoordiger van de opslagfaciliteit de geconstateerde gebreken na opschorting niet alsnog binnen een daartoe gestelde termijn heeft verholpen, trekt de minister de registratie of erkenning in.

  • 7. De minister trekt een op grond van het eerste, onderscheidenlijk tweede lid verleende registratie of erkenning in, indien de keuringsdierenarts heeft geconstateerd dat de op de betrokken opslagfaciliteit van toepassing zijnde voorschriften van artikel 2.50c, eerste of derde lid, niet worden nageleefd.

  • 8. Opschorting en intrekking als bedoeld in het vijfde, onderscheidenlijk zevende lid geschiedt niet dan na voorafgaande waarschuwing en na het verstrijken van een daarbij te stellen termijn, waarbinnen alsnog aan de betrokken voorschriften dient te zijn voldaan.

Artikel 2.50e

Uitslag van een partij producten die niet voldoet aan de in deze regeling voor desbetreffende producten gestelde voorschriften voor het brengen op Nederlands grondgebied uit een opslagruimte als bedoeld in artikel 2.50b, is slechts toegestaan indien de partij bestemd is:

  • a. voor een derde land en elders geen opslag van de partij plaatsvindt;

  • b. om te worden vernietigd, met inachtneming van artikel 12, zevende lid, derde gedachtestreepje, van richtlijn 97/78/EG.

Artikel 2.50f

  • 1. Degene die om inslag dan wel opslag in, of uitslag uit een van de in artikel 2.50 genoemde opslagruimten verzoekt, voldoet de kosten voor keuringen en controles welke de NVWA bij de inslag, opslag of uitslag verricht.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde kosten betreffen de kosten die in rechtstreeks verband staan met deze keuringen en controles.

L

In artikel 6.1 wordt in de definitie van bevoegde dierenarts ‘richtlijn 90/539/EEG’ vervangen door ‘richtlijn 2009/158/EG’.

M

Artikel 8.6a wordt vernummerd tot artikel 8.6b.

N

Na artikel 8.6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8.6a

  • 1. Dieren worden uitsluitend gebracht binnen of buiten erkende instellingen, instituten of centra als bedoeld in artikel 8.6, eerste lid, indien zij afkomstig zijn van onderscheidenlijk bestemd zijn voor andere erkende instellingen, instituten of centra.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kunnen dieren die niet afkomstig zijn van andere erkende instellingen, instituten of centra worden gebracht binnen erkende instellingen, instituten of centra, indien:

    • a. de dieren, niet zijnde apen, ten minste 30 dagen in quarantaine worden geplaatst voordat zij aan het bestaande dierenbestand worden toegevoegd, of

    • b. indien het apen betreft, een vergunning is aangevraagd en verkregen van de minister, en de quarantainevoorschriften, bedoeld in bijlage C, punt 3, tweede alinea, van richtlijn 92/65/EEG, in acht worden genomen.

  • 3. In afwijking van het eerste lid kunnen dieren, niet zijnde apen, worden gebracht buiten erkende instellingen, instituten of centra, indien zij:

    • a. niet bestemd zijn voor een lidstaat, of

    • b. bestemd zijn voor een lidstaat, en

      • 1°. niet vatbaar zijn voor de ziekten, genoemd in bijlage A of bijlage B, van richtlijn 92/65/EEG; of

      • 2°. vergezeld gaan van het certificaat, bedoeld in bijlage E van richtlijn 92/65/EEG, indien zij vatbaar zijn voor de ziekten, genoemd in bijlage A, of, indien de lidstaat van bestemming in aanmerking komt voor de garanties, bedoeld in de artikelen 14 en 15 van richtlijn 92/65/EEG, in bijlage B, van richtlijn 92/65/EEG.

  • 4. In afwijking van het eerste lid kunnen apen worden gebracht buiten erkende instellingen, instituten of centra, indien zij niet bestemd zijn voor een lidstaat.

O

Artikel 9.8 komt te luiden:

Artikel 9.8

  • 1. Sperma van schapen, geiten of eenhoevige dieren als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG gaat vergezeld van het in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG bedoelde vervoersdocument, dan wel, indien het sperma is verzonden vanuit een derde land en via het grondgebied van een lidstaat in Nederland wordt gebracht, van een certificaat als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van richtlijn 97/78/EG en van een gewaarmerkt afschrift als bedoeld in artikel 7, vierde lid, van richtlijn 97/78/EG.

  • 2. De documenten, bedoeld in het eerste lid, zijn opgesteld en afgegeven in overeenstemming met de regelgeving van de Raad van de Europese Unie of de Europese Commissie, volledig ingevuld, gedagtekend en ondertekend, terwijl de geldigheidsduur ervan niet is verstreken.

P

Artikel 10.8 komt te luiden:

Artikel 10.8

  • 1. Embryo’s van varkens, schapen, geiten of eenhoevige dieren als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG gaan vergezeld van het in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG bedoelde vervoersdocument dan wel, indien de embryo’s zijn verzonden vanuit een derde land en via het grondgebied van een lidstaat in Nederland worden gebracht, een certificaat als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van richtlijn 97/78/EG en van een gewaarmerkt afschrift als bedoeld in artikel 7, vierde lid, van richtlijn 97/78/EG.

  • 2. De documenten, bedoeld in het eerste lid, zijn opgesteld en afgegeven in overeenstemming met de regelgeving van de Raad van de Europese Unie of de Europese Commissie, volledig ingevuld, gedagtekend en ondertekend, terwijl de geldigheidsduur ervan niet is verstreken.

Q

Artikel 11.7 komt te luiden:

Artikel 11.7

  • 1. Eicellen als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG gaan vergezeld van het in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG bedoelde vervoersdocument, dan wel, indien de eicellen zijn verzonden vanuit een derde land en via het grondgebied van een lidstaat in Nederland worden gebracht, een certificaat als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van richtlijn 97/78/EG en van een gewaarmerkt afschrift als bedoeld in artikel 7, vierde lid, van richtlijn 97/78/EG.

  • 2. De documenten, bedoeld in het eerste lid, zijn opgesteld en afgegeven in overeenstemming met de regelgeving van de Raad van de Europese Unie of de Europese Commissie, volledig ingevuld, gedagtekend en ondertekend, terwijl de geldigheidsduur ervan niet is verstreken.

ARTIKEL V

De Regeling houders van dieren wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede gedachtestreepje wordt ‘Minister van Economische Zaken’ vervangen door ‘Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit’.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van de begripsbepaling van ‘verordening (EG) nr. 617/2008’ door een puntkomma, wordt een begripsbepaling toegevoegd, luidende:

verordening (EG) nr. 1255/97:

Verordening (EG) nr. 1255/97 van de Raad van 25 juni 1997 betreffende de communautaire criteria voor controlepost(en) en tot aanpassing van het in Richtlijn 91/628/EEG bedoelde reisschema (PbEG 1997, L 174).

B

In artikel 4.6 wordt ‘Ministerie van Economische Zaken’ telkens vervangen door ‘Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit’.

C

Artikel 4.8 komt te luiden:

Artikel 4.8. Verbodsbepalingen

Als voorschriften als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de wet, worden aangewezen de artikelen:

  • 3 tot en met 9 en 12, van verordening (EG) nr. 1/2005;

  • 4, eerste en derde lid, en 5, van verordening (EG) nr. 1255/97.

D

In artikel 5.4, eerste lid, wordt ‘artikel 6.3, eerste lid’ vervangen door ‘artikel 5.3, eerste lid’.

E

Artikel 6.6, tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. past de houder in elke stal waarvoor de gemiddelde score meer dan 120 punten bedroeg, uiterlijk met ingang van 1 maart van het jaar dat volgt op het jaar waarop de meldingen betrekking hadden, en vervolgens ten minste gedurende het hele kalenderjaar, een bezettingsdichtheid toe van ten hoogste 39 kg/m².

F

Artikel 6.7 komt te luiden:

Artikel 6.7. Voortduren meting bij toepassing artikel 6.6, tweede lid

Artikel 6.5 is van overeenkomstige toepassing op de houder, bedoeld in artikel 6.6, tweede lid, ten aanzien van het kalenderjaar waarin hij op grond van artikel 6.6, tweede lid, onderdeel b, een bezettingsdichtheid toepast van ten hoogste 39 kg/m².

G

In artikel 8.1, 8.8, tweede lid, 8.9, 8.10, 8.11, 8.12, wordt ‘Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties’ vervangen door ‘Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties’.

ARTIKEL VI

De Regeling NVWA-tarieven wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel d wordt ‘Ministerie van Economische Zaken’ vervangen door ‘Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit’.

2. In onderdeel h wordt ‘Minister van Economische Zaken’ vervangen door ‘Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit’.

B

Aan artikel 2 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel dd door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

ee. verordening (EG) nr. 1255/97:

Verordening (EG) nr. 1255/97 van de Raad van 25 juni 1997 betreffende de communautaire criteria voor controlepost(en) en tot aanpassing van het in Richtlijn 91/628/EEG bedoelde reisschema (PbEG 1997, L 174).

C

Aan bijlage B wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel q door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • r. de behandeling en afhandeling van een aanvraag tot erkenning als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1255/97 alsmede de door de NVWA vooraf aangekondigde en vastgelegde periodieke controles op de naleving van de aan die erkenning verbonden eisen.

ARTIKEL VII

De Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, onderdeel b, wordt ‘Minister van Economische Zaken’ vervangen door ‘Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit’.

B

In artikel 24, aanhef, wordt ‘artikel 21, vijfde lid,’ vervangen door artikel 21, vijfde lid:’.

C

In het opschrift van Titel 3, Hoofdstuk 1, wordt na ‘varkens’ ingevoegd ‘en runderen’.

ARTIKEL VIII

De Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1.2, onderdeel c, wordt ‘Minister van Economische Zaken’ vervangen door ‘Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit’.

B

In het opschrift van Titel 3 wordt ‘Vooschriften’ vervangen door ‘Voorschriften’.

C

Artikel 3.2.3.2, eerste lid, onderdeel b, komt als volgt te luiden:

  • b. de partij gaat vergezeld van:

    • 1°. het originele certificaat of een gewaarmerkt afschrift daarvan dat is verleend onderscheidenlijk is afgegeven door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van waaruit de partij was verzonden;

    • 2°. een vermelding van de redenen van weigering;

    • 3°. de garantie van de bevoegde autoriteit van het derde land waarin de partij is geweigerd, waaruit blijkt dat in het derde land is voldaan aan de voorwaarden inzake opslag en vervoer van de producten en dat de betrokken producten geen bewerking hebben ondergaan, en

    • 4°. indien de partij zich bevindt in een verzegelde container, een verklaring van de vervoerder dat de inhoud van de container niet is bewerkt of uitgeladen.

D

In bijlage 23, deel b, punt 5, wordt ‘Ministerie van Economische Zaken’ vervangen door ‘Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit’.

ARTIKEL IX

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 30 juni 2018

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

I. ALGEMEEN

Met deze regeling zijn verschillende redactionele en technische wijzigingen aangebracht in enkele ministeriële regelingen die zijn vastgesteld bij of krachtens de Wet dieren of de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. De wijzigingen worden per gewijzigde ministeriële regeling in het artikelsgewijze deel toegelicht.

Deze regeling leidt niet tot een wijziging van administratieve lasten of nalevingskosten.

Met de inwerkingtreding van deze regeling is afgeweken van het beleid van vaste verandermomenten. Op grond van dit beleid treden ministeriële regelingen in werking met ingang van 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober, en bedraagt de termijn tussen publicatiedatum en datum van inwerkingtreding ten minste 2 maanden. Omdat deze regeling slechts strekt tot reparatie van verschillende ministeriële regelingen, en als zodanig geen nieuwe verplichtingen in het leven roept, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

II. ARTIKELSGEWIJS

Artikel I en II, onderdelen A en B – Regeling diergeneesmiddelen en Regeling diergeneeskundigen

In verschillende artikelen van de Regeling diergeneesmiddelen en de Regeling diergeneeskundigen werd nog verwezen naar de Wet erkenning EG-beroepskwalificaties en naar artikel 5.8, eerste lid, van het Besluit diergeneesmiddelen. De Wet erkenning EG-beroepskwalificaties heeft inmiddels als citeertitel Wet erkenning EU-beroepskwalificaties, en artikel 5.8 van het Besluit diergeneesmiddelen heeft thans geen afzonderlijke leden meer. Met de artikelen I en II van deze wijzigingsregeling zijn deze verwijzingen geactualiseerd.

Artikel II, onderdelen C en D – Regeling diergeneesmiddelen

Het stelsel van retributies is neergelegd in de artikelen 9.1 tot en met 9.17 van de Regeling diergeneesmiddelen. De retributies die kunnen worden opgelegd voor de vergoeding van kosten voor de behandeling van een aanvraag worden ingedeeld in de verschillende soorten aanvragen die kunnen worden ingediend. Dat is mogelijk omdat per soort aanvraag een standaard aantal beoordelingen worden verricht. De tarieven zijn gebaseerd op een gemiddelde tijdsbesteding en de gemiddelde werkelijke kosten die per soort aanvraag worden gemaakt.

In de huidige structuur is niet voorzien in een grondslag voor een retributie bij wijziging van de vergunning voor parallelle invoer van een diergeneesmiddel. Met name ontbreekt een retributie voor kosten die samenhangen met eenvoudige (administratieve) wijzigingen. Daartoe is artikel 9.9a ingevoegd waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen een hoog en laag tarief afhankelijk van de hoeveelheid kosten die voor een aanvraag worden gemaakt.

In artikel 9.9a, eerste lid, gaat het om het tarief dat is berekend voor de normale activiteiten om een vergunning voor parallelle invoer te wijzigen. Er zijn echter ook aanvragen voor een dergelijke wijziging waarvoor aanzienlijk minder werk hoeft te worden uitgevoerd dan volgens het tarief genoemd in het eerste lid in redelijkheid is toe te rekenen aan de activiteit. In dat geval wordt het tarief genoemd in artikel 9.9a, tweede lid, in rekening gebracht.

Artikel III, onderdeel C – Regeling dierlijke producten

Met artikel III van deze regeling is artikel 2.8 van de Regeling dierlijke producten komen te vervallen. Artikel 2.8 van de Regeling dierlijke producten strekte ter uitvoering van bijlage III, sectie I, hoofdstuk VII, punt 3, van verordening (EG) nr. 853/2004, en had betrekking op een keuring ten behoeve van het vervoer van onvolledig gekoeld vlees.

Met verordening (EU) 2017/1981 is bijlage iii, sectie i, hoofdstuk VII, punt 3, van verordening (EG) nr. 853/2004 gewijzigd, waardoor het keuren van vervoermiddelen op grond van de Regeling dierlijke producten overbodig is geworden.

De voorschriften van bijlage III, sectie I, hoofdstuk VII, punt 3, van verordening (EG) 853/2004 zijn direct werkend en rechtstreeks toepasselijk in de Nederlandse rechtsorde. Overtreding van deze voorschriften is strafbaar gesteld door middel van artikel 2.4, eerste lid, onderdeel d, van de Regeling dierlijke producten.

Artikel IV – Regeling handel levende dieren en levende producten

Onderdelen B tot en met F

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om artikel 2.16, eerste lid, en 2.22, derde lid, technisch te verbeteren. Artikel 2.16, eerste lid, en 2.22, derde lid, stellen uitzonderingen op het verbod op uitvoer respectievelijk op het in Nederland brengen bij doorvoer van bepaalde dieren en producten die bestemd zijn voor derde landen, indien voldaan wordt aan enkele vereisten.

Met artikel IV, onderdeel B, van deze regeling, is artikel 2.16, eerste lid, opnieuw vastgesteld en is het voormalige onderdeel a gesplitst in twee afzonderlijke onderdelen. Het oude onderdeel b is opnieuw vastgesteld als onderdeel c.

Het nieuwe onderdeel a, van artikel 2.16, eerste lid, stelt vereisten voor zover het gaat om de rechtstreekse uitvoer vanuit Nederland naar een derde land, van een partij runderen, varkens, schapen, geiten, paardachtigen of pluimvee. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om dieren die met het vliegtuig rechtstreeks naar het derde land van bestemming worden gebracht, waarbij ze niet op het grondgebied van andere lidstaten worden gebracht. Indien wordt voldaan aan de voor die betreffende diersoort gestelde vereisten, geldt het verbod op uitvoer niet. Concreet moeten deze dieren, wanneer ze rechtstreeks naar een derde land worden uitgevoerd, vergezeld gaan van een exportcertificaat waarin wordt verklaard dat ten minste is voldaan aan de voor slachtdieren van die bepaalde diersoort gestelde voorschriften, die staan in de hoofdstukken 3 tot en met 7, van de Regeling handel.

Het nieuwe onderdeel b van artikel 2.16, eerste lid, stelt vereisten voor zover dieren of producten via het grondgebied van een lidstaat naar een derde land worden uitgevoerd. Het betreft hier bijvoorbeeld de situatie dat dieren of producten vanuit Nederland over de weg naar een derde land worden vervoerd en daarmee (tijdelijk) op het grondgebied van een lidstaat worden gebracht. In deze gevallen moeten de dieren vergezeld gaan van een EU-gezondheidscertificaat, dat, indien het dieren betreft, ten minste is bestemd voor slachtdieren. Hiernaast moeten de dieren of producten vergezeld gaan van een veterinair document of certificaat, waarin wordt verklaard dat aan de voorschriften van het derde land van bestemming wordt voldaan. Indien de NVWA niet beschikt over de voorschriften van het derde land van bestemming, wordt op het EU-gezondheidscertificaat ingevuld dat de partij bestemd is voor uitvoer naar een derde land, waarbij het derde land van bestemming wordt vermeld.

Met artikel IV, onderdelen D en E, van deze regeling, zijn verwijzingen naar artikel 2.16, eerste lid, geactualiseerd, en door middel van artikel IV, onderdeel F, is in artikel 2.22, derde lid, aangesloten bij de nieuwe formulering van artikel 2.16, derde lid.

Onderdeel G

Artikel 2.33 van de Regeling handel stelt eisen aan het in Nederland brengen van dieren uit derde landen. Met onderdeel H van artikel I is artikel 2.33 aangevuld met een verwijzing naar Beschikking 2007/25/EG waarin voorschriften zijn gesteld voor het binnen de Unie brengen van niet meer dan vijf gezelschapsvogels vanuit derde landen.

Onderdelen I tot en met K en O tot en met Q

Deze onderdelen voorzien in het herstel van enkele technische gebreken die als gevolg van diverse opeenvolgende wijzigingen in enkele artikelen van de Regeling handel levende dieren en levende producten zijn geslopen. Met het oog op de leesbaarheid zijn deze artikelen opnieuw vastgesteld.

Onderdelen M en N

Op grond van bijlage C, punt 2, onderdeel b, en punt 4, van Richtlijn 92/65/EG, mogen alleen dieren binnen en buiten erkende instellingen, instituten en centra worden gebracht indien zij afkomstig zijn van of bestemd zijn voor andere erkende instellingen, instituten en centra in Nederland of een EU-lidstaat. Van deze hoofdregel kan, ingevolge punt 4 van bijlage C, worden afgeweken, indien wordt voldaan aan bepaalde voorschriften. Met deze regeling is door middel van een nieuw artikel 8.6a de implementatie van Richtlijn 92/65/EG verduidelijkt voor zover het gaat om het brengen van dieren buiten erkende instellingen, instituten en centra.

Artikel V – Regeling houders van dieren

Onderdelen A en B

Door middel van de onderdelen A en B van artikel V van deze regeling is de uitvoering van verordening (EG) nr. 1255/97 van de Raad van 25 juni 1997 betreffende de communautaire criteria voor controlepost(en) en tot aanpassing van het in Richtlijn 91/628/EEG bedoelde reisschema (PbEG 1997, L 174) verbeterd. Hiertoe is overtreding van enkele voorschriften van de verordening opnieuw strafbaar gesteld in artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren. Dit betreft reeds bestaande, rechtstreeks toepasselijke en direct werkende voorschriften met betrekking tot het transport van levende dieren, die zijn gericht tot (exploitanten van) controleposten. Deze strafbaarstelling stond voorheen in de Regeling controleposten, die in 2014 is vervallen.

Onderdelen E en F

Met artikel V, onderdelen D en E, van deze regeling, is de formulering van artikel 6.6, tweede lid, onderdeel b, en het opschrift van artikel 6.7, van de Regeling houders van dieren, verduidelijkt. De toepassing van dit artikel werd in de praktijk door pluimveehouders ervaren als een straf, terwijl het lagere maximum slechts een gevolg is van het niet langer voldoen aan de aanvullende voorschriften van Richtlijn 2007/43/EG en de Regeling houders van dieren voor het toestaan van een hogere bezettingsdichtheid. Met deze regeling is beoogd dit te verduidelijken. Deze wijziging heeft geen inhoudelijke gevolgen.

Artikel VI – Regeling NVWA-tarieven

In het kader van de verbetering van de uitvoering van verordening (EG) nr. 1255/97, hiervoor toegelicht bij artikel V, onderdelen A en B, is ook de Regeling NVWA-tarieven verbeterd ten aanzien van de tarieven die kunnen worden gerekend voor de op grond van deze verordening vereiste erkenningen.

Artikel VII – Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s

In verband met geconstateerde wetgevingstechnische gebreken van ondergeschikte aard is in de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s een aantal technische verbeteringen aangebracht.

Artikel VIII – Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten

Op grond van artikel 15, eerste lid, van richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (hierna: richtlijn 97/78/EG) gaat een partij producten die vanuit de Europese Unie is uitgevoerd naar een derde land, maar in dat derde land is geweigerd, bij de herinvoer in de Unie vergezeld van (onder andere) de garantie dat in dat derde land is voldaan aan de voorwaarden inzake opslag en vervoer van de producten, en waarop is gepreciseerd dat de betrokken producten geen bewerking hebben ondergaan.

In richtlijn 97/78/EG is echter niet bepaald door wie deze garantie moet worden afgegeven. EU-richtlijnen zijn verbindend ten aanzien van het te bereiken resultaat, maar laten nationale instanties de bevoegdheid om vorm en middelen te kiezen. Met deze regeling is daarom, ter implementatie van artikel 15, eerste lid, onderdeel a, onder i, van richtlijn 97/78/EG, verduidelijkt dat de daar genoemde garantie moet zijn afgegeven door de bevoegde autoriteit van het derde land waarin de partij is geweigerd. Ten overvloede wordt opgemerkt dat het voorkomt – en ingevolge richtlijn 97/78/EG is toegestaan – dat een dergelijke garantie middels een mandaat wordt afgegeven namens de bevoegde autoriteit van het derde land.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven