Besluit van 19 juni 2018, nr. 2018001042 tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Gouda krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan De Rijkestraat)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Ingevolge de artikelen 77 en 78 van de onteigeningswet kan worden onteigend voor de uitvoering van een bestemmingsplan.

Het verzoek tot aanwijzing ter onteigening

De raad van de gemeente Gouda (hierna: verzoeker) heeft Ons bij besluit van 14 juni 2017, nummer 430, verzocht om in die gemeente over te gaan tot het aanwijzen van onroerende zaken ter onteigening, begrepen in het onteigeningsplan De Rijkestraat. De onroerende zaken zijn nodig voor de uitvoering van het bestemmingsplan Middengebied Gouda Oost.

Burgemeester en wethouders van Gouda hebben bij brief van 21 juli 2017, kenmerk 1105657, het verzoek aan Ons ter besluitvorming voorgedragen.

Per e-mail van 9 oktober 2017 heeft de gemeente de onteigeningsstukken aangevuld.

Planologische grondslag

De onroerende zaken die in het onteigeningsplan zijn begrepen, zijn gelegen in het bestemmingsplan Middengebied Gouda Oost, verder te noemen: het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan is op 6 juli 2016 vastgesteld door de raad van de gemeente Gouda en is onherroepelijk.

Aan de onroerende zaken zijn de onderscheiden bestemmingen Wonen, Groen, Tuin en Verkeer – Verblijf toegekend.

Toepassing uniforme openbare voorbereidingsprocedure

Overeenkomstig artikel 78, tweede lid, van de onteigeningswet en artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) hebben het ontwerp koninklijk besluit en de in artikel 79 van de onteigeningswet bedoelde stukken vanaf 14 december 2017 tot en met 24 januari 2018 in de gemeente Gouda en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage gelegen.

Overeenkomstig artikel 3:12 van de Awb heeft de burgemeester van Gouda van het ontwerp koninklijk besluit en van de terinzagelegging van de onteigeningsstukken op 13 december 2017 openbaar kennis gegeven in de Goudse Post. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Onze Minister) heeft van het ontwerp koninklijk besluit en van de terinzagelegging van de onteigeningsstukken openbaar kennis gegeven in de Staatscourant van 13 december 2017, nr. 69859.

Verder heeft Onze Minister het ontwerp koninklijk besluit overeenkomstig artikel 3:13 van de Awb, voorafgaand aan de terinzagelegging toegezonden aan belanghebbenden, waaronder de verzoeker. Daarbij zijn de belanghebbenden gewezen op de mogelijkheid om schriftelijk of mondeling zienswijzen over het ontwerpbesluit naar voren te brengen en op de mogelijkheid over de zienswijzen te worden gehoord.

Overwegingen

Noodzaak en urgentie

In het kader van de herontwikkeling van Gouda Oost worden door de gemeente en de woningbouwvereniging Woonpartners Midden-Holland projecten uitgevoerd met als doel het vernieuwen van verouderde woonwijken. Eén project is de herontwikkeling van De Rijkestraat en omgeving, aangeduid als Middengebied. Dat project voorziet in de bouw van 40 grondgebonden woningen en appartementen. Om dit te kunnen realiseren moet een bestaand blok, bestaande uit horeca/winkels met daarboven woningen worden gesloopt.

Het voor wonen bestemde gedeelte van het bestemmingsplan is verdeeld in vijf wooncomplexen. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de te onteigenen percelen met de grondplannummers 1 tot en met 4 nodig zijn voor een nieuw appartementsgebouw met 20 woningen, terwijl de percelen met de grondplannummers 5 en 6 nodig zijn voor vier eengezinswoningen met tuinen. Rondom het appartementsgebouw komen parkeerplaatsen, trottoirs en groenstroken. De huidige De Rijkestraat verdwijnt in de nieuwe planopzet.

In de door de verzoeker om onteigening gewenste wijze van planuitvoering wordt inzicht verschaft door het bestemmingsplan met de daarbij behorende planregels, toelichting en verbeelding, als ook door de zakelijke beschrijving en de verkavelingstekeningen behorende bij het onteigeningsplan.

Om de werken en werkzaamheden ter uitvoering van het bestemmingsplan tijdig te kunnen realiseren, wenst de verzoeker de te onteigenen onroerende zaken te verkrijgen, vrij van lasten en rechten.

Alle benodigde gronden in het plangebied zijn, op de te onteigenen gronden na, eigendom van de woningbouwverenging of van de gemeente.

De verzoeker heeft met de eigenaren en huurders overleg gevoerd om deze onroerende zaken minnelijk in eigendom te verkrijgen. Dit overleg heeft vooralsnog niet tot (volledige) overeenstemming geleid. Omdat het ten tijde van het verzoek naar het oordeel van de verzoeker niet aannemelijk was dat het overleg op afzienbare termijn tot een vrijwillige overdracht zou leiden, heeft de raad van de gemeente Gouda tot zijn onteigeningsverzoek besloten, om de tijdige verwezenlijking van het bestemmingsplan zeker te stellen.

Uit de Ons bij het verzoek overgelegde zakelijke beschrijving blijkt dat vanwege de drassige veengrondslag in Gouda het cruciaal is, dat de voorbelasting in het plangebied integraal wordt uitgevoerd ter voorkoming van nadelige en onvoorspelbare zettingseffecten. De voorbelasting van de grond aldaar zal in 2018-2019 plaatsvinden. De aanbesteding voor de bouw van het project zal in 2019 plaatsvinden, waarna de nieuwbouw in 2019-2020 zal worden gerealiseerd. Daarmee is aannemelijk dat zal worden voldaan aan de door Ons voor de aanvang van de werken en werkzaamheden gehanteerde termijn van ten hoogste vijf jaar na de datum van dit aanwijzingsbesluit.

Zienswijzen

Binnen de termijn dat het ontwerp koninklijk besluit ter inzage heeft gelegen zijn daarover zienswijzen naar voren gebracht door de heer R. Tighadouini, verder te noemen reclamant.

Reclamant is eigenaar van de percelen en appartementsrechten in het complex woningen met bedrijfsruimtes aan de De Rijkestraat in Gouda. Op de onteigeningslijst zijn dit de onroerende zaken met de grondplannummers 1, 2 (gedeeltelijk) en 3.

Overeenkomstig artikel 78, vierde lid, van de onteigeningswet heeft Onze Minister reclamant in de gelegenheid gesteld te worden gehoord in een op 9 februari 2018 te Gouda gehouden hoorzitting. Reclamant heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.

Overwegingen naar aanleiding van de zienswijzen

Wij hebben hetgeen reclamant in zijn zienswijze naar voren brengt samengevat in de hierna volgende passages. Daarbij hebben wij tevens Onze overwegingen bij de zienswijze weergegeven.

De zienswijze van reclamant

1.1

Reclamant bestrijdt het belang dat met het bestemmingsplan Middengebied Gouda Oost is gediend. Hij betwijfelt of de met het bestemmingsplan beoogde ontwikkeling in een actuele behoefte voorziet. Dat is volgens reclamant onvoldoende aangetoond, waardoor onnodig ruimteverlies en onnodige leegstand dreigt.

Ad 1.1

Dit onderdeel van de zienswijze van reclamant is in hoofdzaak planologisch van aard. De planologische aspecten kunnen in het kader van de administratieve onteigeningsprocedure niet zelfstandig worden beoordeeld, maar konden in de procedure op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aan de orde gesteld worden. Reclamant heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

De grondslag voor de onteigening wordt gevormd door het bestemmingsplan. Bij de noodzaak en urgentie hebben Wij het belang van de vernieuwing en herontwikkeling van de woonwijk aldaar uiteengezet. Wat betreft de wijze van uitvoering hebben Wij daarbij tevens verwezen naar het bestemmingsplan zelf, naar de zakelijke beschrijving en naar de verkavelingstekeningen behorende bij het onteigeningsplan. Blijkens informatie van de verzoeker zijn er in de gemeente Gouda thans 11.510 woningzoekenden en bestaat er een gemiddelde wachttijd van 11 jaar. Er is dus veel vraag naar de 40 te bouwen woningen op de te onteigenen gronden. Wij volgen reclamant dan ook niet in zijn stelling dat de beoogde ontwikkeling van het bestemmingsplan niet in een actuele behoefte voorziet.

1.2

Reclamant is van mening dat de noodzaak en urgentie van onteigening van zijn eigendommen voor de beoogde ontwikkeling onvoldoende zijn aangetoond. Reclamant twijfelt ook aan de planning dat zijn gronden binnen een termijn van vijf jaar na het aanwijzingsbesluit nodig zijn voor de beoogde ontwikkeling, zoals weergegeven in het ontwerp koninklijk besluit.

Ad 1.2

Wij verwijzen allereerst naar hetgeen hiervoor onder ad 1 is opgemerkt. Bij de noodzaak en urgentie hebben Wij uiteengezet dat vanwege de drassige veengrondslag in Gouda het cruciaal is, dat de voorbelasting in het plangebied integraal wordt uitgevoerd ter voorkoming van nadelige en onvoorspelbare zettingseffecten. De voorbelasting van de grond aldaar zal in 2018-2019 plaatsvinden. De aanbesteding voor de bouw van het project zal in 2019 plaatsvinden, waarna de nieuwbouw in 2019-2020 zal worden gerealiseerd. Daarmee is aannemelijk dat zal worden voldaan aan de door Ons voor de aanvang van de werken en werkzaamheden gehanteerde termijn van ten hoogste vijf jaar na de datum van dit aanwijzingsbesluit. De twijfel van reclamant dat zijn eigendommen niet nodig zijn voor de beoogde ontwikkeling kunnen Wij derhalve niet delen.

1.3

Reclamant is van mening, dat geen serieus overleg met hem is gevoerd om de aan hem toebehorende onroerende zaken minnelijk in eigendom te verkrijgen. Er is slechts één enkel voorstel gedaan waarbij een onvoldoende bedrag is geboden. De gemeente Gouda komt bovendien de belofte niet na, dat hij vervangende winkelruimte in de beoogde nieuwbouw zou krijgen.

Ad 1.3

Dit onderdeel van de zienswijze betreft het gevoerde minnelijk overleg, de hoogte van de schadeloosstelling en vervangende winkel- c.q. horecaruimte.

Met betrekking tot het gevoerde minnelijk overleg overwegen Wij in het algemeen dat artikel 17 van de onteigeningswet bepaalt dat de onteigenende partij dat wat onteigend moet worden eerst bij minnelijke overeenkomst in eigendom probeert te verkrijgen. Deze bepaling heeft betrekking op de gerechtelijke onteigeningsprocedure. Het minnelijk overleg in de daaraan voorafgaande administratieve onteigeningsprocedure is echter een van de vereisten waaraan door Ons wordt getoetst bij de beoordeling van de noodzaak tot onteigening. Omdat onteigening een uiterste middel is, zijn Wij van oordeel dat hiervan pas gebruik mag worden gemaakt als het minnelijk overleg voor het begin van de administratieve onteigeningsprocedure niet of niet in de gewenste vorm tot overeenstemming heeft geleid.

Aan deze eis is naar Ons oordeel in het kader van onteigeningen op basis van artikel 78 van de onteigeningswet in beginsel voldaan als voor de datum van het verzoekbesluit met de onderhandelingen over de minnelijke eigendomsverkrijging tijdig een begin is gemaakt en het op het moment van het verzoekbesluit aannemelijk is dat die onderhandelingen tot een redelijk punt zijn voortgezet, maar dat deze voorlopig niet tot vrijwillige eigendomsoverdracht zullen leiden. Daarbij moet het gaan om een concreet en serieus minnelijk overleg. Uitgangspunt daarbij is dat ten tijde van het verzoekbesluit al een formeel schriftelijk aanbod is gedaan.

Met betrekking tot de hoogte van de schadeloosstelling merken Wij in het algemeen op dat de onteigening ingevolge artikel 40 van de onteigeningswet plaatsvindt op basis van een volledige schadeloosstelling voor alle schaden die de onteigende partij rechtstreeks en noodzakelijk lijdt door het verlies van zijn onroerende zaak. Artikel 41 van de onteigeningswet ziet daarnaast op de te vergoeden waardevermindering van het overblijvende. De samenstelling en de hoogte van de schadeloosstelling staan Ons in het kader van de administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling, maar komen bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming aan de orde in het kader van de gerechtelijke onteigeningsprocedure. In het kader van de administratieve onteigeningsprocedure wordt evenmin getreden in de vraag of alle schadecomponenten in de schadeloosstelling zijn opgenomen. Ook dit aspect komt bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming in de gerechtelijke onteigeningsprocedure aan de orde.

Met betrekking tot de vervangende bedrijfsruimte merken Wij in het algemeen op dat de onteigeningswet de verzoeker om onteigening niet verplicht tot schadeloosstelling in de vorm van compensatiegrond of andere oplossingen. Uitgangspunt is dat de onteigeningswet de belanghebbenden een volledige schadeloosstelling in geld waarborgt. De mogelijkheden tot schadeloosstelling in een andere vorm dan in geld zullen langs minnelijke weg en meestal in samenwerking met andere overheden, of met particuliere eigenaren van gronden onderzocht moeten worden. Desondanks kunnen vragen om compensatiegrond of andere oplossingen aan de orde komen in het kader van de toetsing van het gevoerde minnelijk overleg over de verwerving van de benodigde gronden. Indien een belanghebbende in het minnelijk overleg immers duidelijk maakt de voorkeur te geven aan vervangende grond of een andere oplossing, moet de verzoeker nagaan of hieraan tegemoet gekomen kan worden. Omdat onteigening een uiterste middel is, is de noodzaak tot onteigening immers ook afhankelijk van de wijze waarop dat minnelijk overleg is en zal verlopen. Hierbij geldt dat de verzoeker gehouden is aan zijn eigen, op de urgentie van de aanleg van het werk, toegesneden planning.

In het bijzonder overwegen Wij dat verzoeker blijkens het logboek en de bijbehorende stukken vanaf 2011 met reclamant probeert te overleggen. Uit het logboek blijkt dat het de eerste jaren lastig was om met reclamant in gesprek te raken. De verwerver van verzoeker heeft de onroerende zaken pas in februari 2017 daadwerkelijk van binnen mogen bezichtigen. Na herhaalde verzoeken zijn de huurovereenkomsten pas in juni 2016 door reclamant aangeleverd. Ondanks deze complicaties heeft verzoeker bij brieven van 31 mei 2016, 23 februari 2017 en 26 april 2017 concrete biedingen gedaan. Het laatste aanbod is herhaald bij brief van 24 mei 2017 en 19 september 2017. Reclamant heeft het aanbod niet aanvaard. Ook op 24 januari 2018 is er met reclamant nog overleg geweest. Daaruit is wederom gebleken dat de standpunten over de hoogte van de schadeloosstelling ver uiteenlopen.

Wat betreft de vervangende winkel- c.q. horecaruimte merken Wij het volgende op. Uit de overgelegde informatie en stukken blijkt dat in de beoogde nieuwbouw op de ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken alleen woningen komen. Nieuwe winkels zijn gedacht in een verderop in de wijk te bouwen woon-winkel toren, genaamd Georgina Sanderstoren. Verzoeker heeft desgevraagd aangegeven dat zij aan reclamant nooit een toezegging of belofte heeft gedaan dat hij daar een vervangende winkelruimte kon krijgen. Tijdens een onderhoud in mei 2017 zijn wel diverse opties besproken, waarbij verzoeker reclamant heeft gevraagd naar zijn toekomstplannen. De adviseur van reclamant heeft voorgesteld – wegens het ontbreken van een boekhouding of fiscale informatie van de onderneming – om op basis van liquidatie de schadeloosstelling te berekenen. Reclamant zou dan zelf wel in de stad op zoek gaan naar geschikte panden. Reclamant zou ergens wel weer een horecagelegenheid willen, maar de eerdergenoemde woon-winkeltoren is daar volgens verzoeker niet voor bedoeld.

Wij concluderen gelet op het vorenstaande dat verzoeker voorafgaand aan het verzoekbesluit van 14 juni 2017 voldoende pogingen heeft ondernomen om de gronden van reclamant langs minnelijke weg te verwerven. Wij overwegen voorts dat uit de stukken blijkt dat het minnelijk overleg ook na het verzoekbesluit is voortgezet. Het voortgezet overleg heeft nog niet tot overeenstemming geleid. Wij merken op dat dit overleg dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet aan de gerechtelijke onteigeningsprocedure vooraf moet gaan, alsnog tot een voor partijen aanvaardbare oplossing kan leiden.

1.4

Reclamant wil graag de mogelijkheid krijgen om de De Rijkestraat zelf te ontwikkelen, maar ook deze mogelijkheid is hem tot op heden niet geboden.

Ad 1.4

Met betrekking tot het beroep op het zelfrealisatiebeginsel overwegen Wij in het algemeen dat bij de beoordeling van de noodzaak tot onteigening door Ons zal worden getoetst of het doel waarvoor wordt onteigend niet te bereiken valt door het door de grondeigenaar zelf uitvoeren van de bestemmingen die aan zijn eigendom zijn toegekend. Indien de eigenaar te kennen geeft daartoe bereid en in staat te zijn, bestaat er in beginsel geen noodzaak tot onteigening.

Hierop kan een uitzondering worden gemaakt in de situatie dat de verzoeker om onteigening een andere vorm van planuitvoering wenst dan die welke de grondeigenaar voor ogen staat. In dat geval is onteigening alleen te rechtvaardigen als de verzoeker om onteigening kan aantonen dat het algemeen belang de door hem gewenste vorm van uitvoering vordert. De beoordeling welke vorm van uitvoering dienstig is aan het algemeen belang, is daarbij voorbehouden aan het bestuursorgaan dat het bestemmingsplan heeft vastgesteld. Of de grondeigenaar bereid en in staat is om zelf tot planuitvoering over te gaan, hangt dan ook mede af van de door het bestuursorgaan gewenste vorm van planuitvoering. In verband daarmee moet de gewenste vorm van planuitvoering aan de grondeigenaar kenbaar zijn. De vorm van planuitvoering kan worden afgeleid uit de planregels en de toelichting van een bestemmingsplan alsmede in al dan niet daarvan deel uitmakende inrichtings- en verkavelingsschetsen. De gewenste vorm van uitvoering kan ook tot uitdrukking komen in een exploitatieplan.

Andere situaties die een beroep op zelfrealisatie in de weg kunnen staan, zijn dat de grondeigenaar niet over voldoende aaneengesloten grond beschikt om de bestemming op doelmatige wijze zelf te kunnen realiseren of als de te onteigenen gronden geen afzonderlijk deel van het uit te voeren project kunnen vormen.

In het bijzonder overwegen Wij dat de eigendomspositie van reclamant de mogelijkheid van eigen realisering van woningbouw in de weg staat. De gemeente staat aldaar een geheel andere vorm van uitvoering voor, waarbij behalve een andere blokvorming van woningen ook nog eens het stratenpatroon over en rondom de eigendommen van reclamant veranderen. Reclamant beschikt niet over een afgeronde bouwkavel om woningbouw te realiseren. Daarnaast heeft hij, zo dat al wel het geval zou zijn, ook geen eigen bouwplan overgelegd of aantoonbare ervaring in het realiseren van onroerend goed.

Gelet op het vorenstaande geeft de zienswijze van reclamant Ons geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen.

Overige overwegingen

Uit de bij het verzoek overgelegde stukken blijkt dat de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaken bij de uitvoering van het bestemmingsplan niet kunnen worden gemist.

Ons is niet gebleken van feiten en omstandigheden die overigens de toewijzing van het verzoek in de weg staan. Het moet in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling worden geacht dat de gemeente Gouda de vrije eigendom van de door Ons ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken verkrijgt.

Wij zullen, gelet op het hierboven gestelde, het verzoek van de raad van de gemeente Gouda tot het nemen van een besluit krachtens artikel 78, eerste lid, van de onteigeningswet toewijzen.

BESLISSING

Gelet op de onteigeningswet,

op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 16 maart 2018, nr. RWS-2018/8741, Rijkswaterstaat Corporate Dienst;

gelezen het besluit van de gemeenteraad van Gouda van 14 juni 2017, kenmerk 430;

gelezen de voordracht van burgemeester en wethouders van Gouda van 21 juli 2017, kenmerk 1105657;

gelezen de e-mail van 9 oktober 2017 van de gemeente Gouda;

de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, advies van 23 mei 2018, no. W04.18.0058/I;

gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 juni 2018, nr. RWS-2018/20162, Rijkswaterstaat Corporate Dienst.

Hebben Wij goedgevonden en verstaan:

Voor de uitvoering van het bestemmingsplan Middengebied Oost van de gemeente Gouda ten name van die gemeente ter onteigening aan te wijzen de onroerende zaken, aangeduid op de grondtekening die ingevolge artikel 78 van de onteigeningswet in de gemeente Gouda en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage heeft gelegen en die is vermeld op de bij dit besluit behorende lijst.

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst e n waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Afdeling advisering van de Raad van State.

Wassenaar, 19 juni 2018

Willem-Alexander

DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES, K.H. Ollongren

LIJST VAN DE TE ONTEIGENEN ONROERENDE ZAKEN

ONTEIGENINGSPLAN: GOUDA, DE RIJKESTRAAT

VERZOEKENDE INSTANTIE: GEMEENTE GOUDA

 

Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Gouda

Grondplan nr.

Te onteigenen grootte

Als

Ter grootte van

Sectie en nr.

Ten name van

ha

a

ca

ha

a

ca

1

0

1

15

WONEN MET BEDRIJVIGHEID

0

1

15

K 3585

Volledig eigendom:

Rachid Tighadouini, Gouda

                   

2

0

0

93

WONEN MET BEDRIJVIGHEID

0

0

93

K 3586,

Overgegaan in:

In de (onder)splitsing betrokken zakelijk recht, eigendom: Vereniging Van Eigenaars De Rijkestraat 6 en 24 te Gouda

                   
       

BEDRIJVIGHEID (DETAILHANDEL)

     

K 6568 A1

Volledig eigendom:

Rachid Tighadouini, Gouda

                   
       

WONEN (APPARTEMENT)

     

K 6568 A2

Volledig eigendom:

Christiaan Eijgenberger, Gouda

3

0

0

93

BEDRIJVIGHEID (INDUSTRIE)

0

0

93

K 3587

Volledig eigendom:

Rachid Tighadouini, gehuwd met Fatiha Tighadouini, Gouda

                   

4

0

1

86

BEDRIJVIGHEID (DETAILHANDEL)

0

1

86

K 3530, Overgegaan in K 4269, overgegaan in:

In de (onder)splitsing betrokken zakelijk recht, eigendom: Vereniging van Eigenaars De Rijkestraat 28/30 En De Kortestraat 10/12 te Gouda

                   
       

BEDRIJVIGHEID (DETAILHANDEL)

     

K 4269 A1

Volledig eigendom:

El Hassane Ben Haddou, gehuwd met Ouahiba Baouch, Assen

                   
       

WONEN (APPARTEMENT)

     

K 4269 A2

Volledig eigendom:

Woonpartners Midden-Holland, Stichting voor Bouwen en Beheren, Gouda, zetel: Waddinxveen

                   
       

BEDRIJVIGHEID (DETAILHANDEL)

     

K 4269 A3

Volledig eigendom:

El Hassane Ben Haddou, gehuwd met Ouahiba Baouch, Assen

                   
       

WONEN (APPARTEMENT)

     

K 4269 A4

Elk ½ eigendom:

Woonpartners Midden-Holland, Stichting voor Bouwen en Beheren, Gouda, zetel: Waddinxveen

Gemeente Gouda, Gouda

                   

5

0

3

73

BEDRIJVIGHEID (INDUSTRIE)

0

3

73

K 3531, Overgegaan in K 6920, overgegaan in:

In de (onder)splitsing betrokken zakelijk recht, eigendom: Vereniging van Eigenaars De Rijkestraat 14 t/m 20 (Even Nummers) en 32 te Gouda

                   
       

BEDRIJVIGHEID (INDUSTRIE)

     

K 6920 A1

Volledig eigendom:

Woonpartners Midden-Holland, Stichting voor Bouwen en Beheren, Gouda, zetel: Waddinxveen

                   
       

WONEN (APPARTEMENT)

     

K 6920 A2

Volledig eigendom:

Woonpartners Midden-Holland, Stichting voor Bouwen en Beheren, Gouda, zetel: Waddinxveen

                   
       

WONEN (APPARTEMENT)

     

K 6920 A3

Volledig eigendom:

Woonpartners Midden-Holland, Stichting voor Bouwen en Beheren, Gouda, zetel: Waddinxveen

                   
       

WONEN (APPARTEMENT)

     

K 6920 A4

Volledig eigendom:

Nicolaas Leonard de Jongh, Gouda

                   
       

WONEN (APPARTEMENT)

     

K 6920 A5

Volledig eigendom:

Woonpartners Midden-Holland, Stichting voor Bouwen en Beheren, Gouda, zetel: Waddinxveen

                   
       

BERGING-STALLING (GARAGE-SCHUUR)

     

K 6920 A6

Volledig eigendom:

Woonpartners Midden-Holland, Stichting voor Bouwen en Beheren, Gouda, zetel: Waddinxveen

                   
       

BERGING-STALLING (GARAGE-SCHUUR)

     

K 6920 A7

Volledig eigendom:

Nicolaas Leonard de Jongh, Gouda

                   
       

BERGING-STALLING (GARAGE-SCHUUR)

     

K 6920 A8

Volledig eigendom:

Woonpartners Midden-Holland, Stichting voor Bouwen en Beheren, Gouda, zetel: Waddinxveen

                   

6

0

0

95

WONEN

0

0

95

K 3532, Overgegaan in K 8161, overgegaan in:

In de (onder)splitsing betrokken zakelijk recht, eigendom: Vereniging van Eigenaars De Rijkestraat 34, 36 En 38 te Gouda

                   
       

WONEN (APPARTEMENT)

     

K 8161 A1

Volledig eigendom:

Woonpartners Midden-Holland, Stichting voor Bouwen en Beheren, Gouda, zetel: Waddinxveen

                   
       

BEDRIJVIGHEID (INDUSTRIE)

     

K 8161 A2

Volledig eigendom:

El Hassane Ben Haddou, gehuwd met Ouahiba Baouch, Assen

                   
       

BEDRIJVIGHEID (INDUSTRIE)

     

K 8161 A3

Volledig eigendom:

El Hassane Ben Haddou, gehuwd met Ouahiba Baouch, Assen

Naar boven