EERSTE BIJLAGE BIJ DE REGELING VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID VAN 5 JUNI
2018, NR. 2018-2205091, HOUDENDE WIJZIGING VAN DE REGELING PERSONEEL VEILIGHEIDSREGIO’S
IN VERBAND MET DE ACTUALISERING VAN DE BEKWAAMHEIDSEISEN BETREFFENDE ENKELE BRANDWEERFUNCTIES
Bijlage A, behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s
Supplement b. Functie bevelvoerder
Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 1 sub b Besluit personeel veiligheidsregio’s
1.1 Algemene informatie
Functienaam: Bevelvoerder
Beschrijving van de functie: De bevelvoerder:
-
1. geeft leiding aan manschappen om het incident brand, hulpverlening, gevaarlijke stoffen
of waterongevallen te bestrijden. In voorkomende gevallen kan er sprake zijn van dienstverlening.
Hij borgt alle veiligheidsaspecten tijdens het incident. De situatie ter plaatse is
bepalend voor de uit te voeren taken. Bij de bestrijding van het incident beschikt
hij over de standaardbepakking van de tankautospuit en/of ondersteunende voertuigen.
-
2. werkt in de repressieve dienst van de overheidsbrandweer. Hij voert zijn werkzaamheden
voor het grootste deel uit op de plaats van het incident, ongeacht het tijdstip van
de dag. De bevelvoerder moet samen met zijn manschappen snel ter plaatse zijn.
-
3. heeft bij het incident de leiding over de manschappen van de tankautospuit en van
ondersteunende voertuigen die aan de tankautospuit zijn gekoppeld. De bevelvoerder
is verantwoordelijk voor de bestrijding van het incident en de opschaling. Bij opschaling
heeft hij de operationele leiding over de (blus)eenheden tot de aankomst van de Officier
van Dienst (OvD).
-
4. werkt bij de incidentbestrijding volgens uitrukprocedures en veiligheidsuitgangspunten
en waarborgt voortdurend de veiligheid van zichzelf, zijn manschappen en derden. Verricht
werkzaamheden die variëren en die in wisselende en van tevoren niet bekende situaties
moeten worden toegepast. Hierbij kan het nodig zijn om van procedures af te wijken
en creatief een oplossing hiervoor te zoeken waarbij de veiligheid niet in het geding
komt en het beoogde resultaat toch wordt behaald. Tevens is de bevelvoerder verantwoordelijk
voor het bijhouden van zijn vakinhoudelijke competenties.
2.1 Kerntaken en taakgebieden
Kerntaak 1: uitrukken naar het incident*
De bevelvoerder rukt samen met zijn manschap(pen) uit naar het incident in een brandweereenheid.
Hij komt, voor zover mogelijk, voorbereid qua verkenningsplan en voorlopig inzetplan
ter plaatse.
Kerntaak 2: verkennen van het incident*
De bevelvoerder verkent of laat zijn manschappen methodisch en veilig het incident
verkennen. Op basis van de bevindingen maakt hij zijn (voorlopig) inzetplan definitief.
Kerntaak 3: bestrijden van het incident*
De bevelvoerder bestrijdt het incident op basis van zijn inzetplan. Hij geeft daarbij
leiding aan de eenheden die onder zijn bevel staan.
Kerntaak 4: herstellen na het incident*
De bevelvoerder coördineert de personele en materiële nazorg (inclusief de evaluatie
van het proces en het functioneren). Hij zorgt voor de administratieve afhandeling
van het incident.
Competentiematrix
|
Kerntaken
|
Competenties
|
|
Accuraat
|
Stressbestendig
|
Samenwerken
|
Probleem oplossen
|
(taakgericht) Leiderschap
|
Analyseren
|
Daadkracht
|
Innoveren en creativiteit
|
Mondeling communiceren
|
Leren en reflecteren
|
|
|
uitrukken
|
1
|
1
|
1
|
|
|
1
|
1
|
|
1
|
|
|
|
verkennen
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1
|
2
|
1
|
|
|
|
bestrijden
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1
|
2
|
2
|
2
|
|
|
|
herstellen
|
1
|
1
|
1
|
|
1
|
1
|
|
|
2
|
1
|
|
|
In supplement gg is de competentiematrix uitgewerkt.
3.1 Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria per taakgebied
Kerntaak 1: uitrukken naar het incident*
De bevelvoerder rukt samen met zijn manschap(pen) uit naar het incident in een brandweereenheid.
Hij komt, voor zover mogelijk, voorbereid qua verkenningsplan en voorlopig inzetplan
ter plaatse.
Werkzaamheden:
-
• Verzamelt actief informatie over het incident waar hij naar uitrukt.
-
• Analyseert de verkregen informatie.
-
• Maakt op basis van de beschikbare informatie een voorlopig verkennings- en inzetplan
en plan+.
-
• Informeert de manschappen over het incident en het voorlopig verkennings- en inzetplan.
-
• Kiest zijn persoonlijke beschermingsmiddelen (afhankelijk van de situatie).
-
• Bereidt zich mentaal voor.
Kerntaak 2: verkennen van het incident*
De bevelvoerder verkent of laat zijn manschappen methodisch en veilig het incident
verkennen. Op basis van de bevindingen maakt hij zijn (voorlopig) inzetplan (definitief).
Werkzaamheden:
-
• Schouwt de situatie en stelt, indien nodig, het voorlopige verkenningsplan bij.
-
• Verkent of laat zijn manschappen methodisch en veilig verkennen conform het verkenningsplan
en maakt een inschatting van de aard, omvang en dynamiek van het incident.
-
• Toetst de actuele en verwachte risico’s aan de eerdere inschatting en maakt zijn definitieve
inzetplan.
-
• Schaalt, indien nodig, op.
-
• Stelt, indien nodig, zijn plan+ in werking.
-
• Geeft een situatierapport aan de meldkamer.
Kerntaak 3: bestrijden van het incident*
De bevelvoerder bestrijdt het incident op basis van zijn inzetplan. Hij geeft daarbij
leiding aan de eenheden die onder zijn bevel staan.
Werkzaamheden:
-
• Zet in op de eerste prioriteit en geeft doelcommando’s aan zijn eigen eenheid.
-
• Controleert het effect van de werkzaamheden, anticipeert op ontwikkelingen en stelt,
zo nodig, de inzet bij.
-
• Stelt, indien nodig, zijn plan+ in werking.
-
• Informeert ter plaatse komende eenheden over het incident en stemt af.
-
• Coördineert de samenwerking met overige hulpverleningsdiensten.
-
• Geeft de meldkamer periodiek en de OvD bij aankomst een situatierapportage.
Kerntaak 4: herstellen na het incident*
De bevelvoerder coördineert de personele en materiële nazorg (inclusief de evaluatie
van het proces en het functioneren). Hij zorgt voor de administratieve afhandeling
van het incident.
Werkzaamheden:
-
• Bouwt het incident af en draagt het over aan (hulpverlenings)diensten / beheerder
/salvage.
-
• Coördineert de personele en materiële nazorg.
-
• Evalueert het incident met zijn eenheid.
-
• Evalueert zijn eigen functioneren.
-
• Neemt, na een traumatische ervaring, deel aan een nazorgtraject.
-
• Handelt de administratie rondom het incident af.
Bijlage A, behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s
Supplement e. Functie chauffeur
Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 1 sub e Besluit personeel veiligheidsregio’s
1.1 Algemene informatie
Functienaam: Chauffeur
Beschrijving van de functie: De chauffeur:
-
1. zorgt ervoor dat het brandweervoertuig op de plaats van het incident aankomt. Hij
bestuurt het voertuig op een verantwoorde wijze en past daarbij de geldende wet- en
regelgeving en de Brancherichtlijn optische en geluidssignalen brandweer toe. De situatie
ter plaatse is bepalend voor de uit te voeren taak. De chauffeur bestuurt een categorie
licht (rijbewijs A-B) of zwaar (rijbewijs C-D) voertuig, al dan niet in combinatie
met een aanhanger (rijbewijs E).
-
2. werkt overwegend in de repressieve dienst van de overheidsbrandweer. Hij voert de
werkzaamheden voor het grootste deel uit aanrijdend naar het incident, op de plaats
van het incident en terugrijdend van het incident, ongeacht het tijdstip van de dag.
-
3. zijn rol is uitvoerend van aard. Hij voert zijn functie bij het besturen van zware
voertuigen veelal onder leiding van een bevelvoerder uit; bij lichte voertuigen voert
hij zijn functie over het algemeen zelfstandig uit. Bij de incidentbestrijding werkt
hij volgens (veiligheids)procedures en werkafspraken.
-
4. zijn functie wordt in wisselende, van te voren niet bekende situaties uitgevoerd.
Hierbij kan het in beperkte mate nodig zijn van procedures af te wijken en creatief
een oplossing te zoeken binnen de gestelde kaders om het beoogde resultaat te behalen,
zonder dat de veiligheid in het geding komt. Tevens is de chauffeur verantwoordelijk
voor het bijhouden van zijn vakinhoudelijke competenties.
2.1 Kerntaken en taakgebieden
Kerntaak 1: uitrukken naar het incident*
De chauffeur zorgt ervoor dat hij met het voertuig veilig, verantwoord, voorspelbaar
en zo nodig vlot op de plaats van het incident aankomt. Hij plaatst het voertuig daar
op de (aangegeven) opstelplaats en creëert een veilige situatie rondom het voertuig.
Kerntaak 2: herstellen na het incident*
De chauffeur ruimt, al dan niet samen met leden van zijn eenheid, de materialen op.
Hij zorgt er na terugkomst op de kazerne voor dat het voertuig weer uitruk gereed
is. De chauffeur werkt mee aan nazorg, evaluatie en eventueel benodigde registratie.
Competentiematrix
|
Kerntaken
|
Competenties
|
|
Accuraat
|
Stressbestendig
|
Samenwerken
|
Daadkracht
|
Mondeling communiceren
|
Leren en reflecteren
|
|
|
|
|
|
|
uitrukken
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1
|
|
|
|
|
|
|
|
herstellen
|
1
|
|
1
|
1
|
1
|
1
|
|
|
|
|
|
|
In supplement gg is de competentiematrix uitgewerkt.
3.1 Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria per taakgebied
Kerntaak 1: uitrukken naar het incident*
De chauffeur zorgt ervoor dat hij met het voertuig veilig, verantwoord, voorspelbaar
en zo nodig vlot op de plaats van het incident aankomt. Hij plaatst het voertuig daar
op de (aangegeven) opstelplaats en creëert een veilige situatie rondom het voertuig.
Werkzaamheden:
-
• Rijdt veilig, verantwoord, voorspelbaar en zo nodig vlot met het voertuig naar de
bestemming, zowel met als zonder optische en geluidssignalen.
-
• Bedient specifieke instrumentaria waaronder communicatiemiddelen en de optische en
geluidssignalen.
-
• Beheerst het voertuig en past rijtechnieken toe.
-
• Past de rijtaak gerelateerde regelgeving toe bij het rijden met het voertuig.
-
• Past richtlijnen voor incidentmanagement waar mogelijk toe.
-
• Anticipeert op het verkeer en herkent en vermijdt risico’s.
-
• Bereidt zich mentaal voor.
Kerntaak 2: herstellen na het incident*
De chauffeur ruimt, al dan niet samen met leden van zijn eenheid, de materialen op.
Hij zorgt er na terugkomst op de kazerne voor dat het voertuig weer uitruk gereed
is. De chauffeur werkt mee aan nazorg, evaluatie en eventueel benodigde registratie.
Werkzaamheden:
-
• Ruimt samen met de brandweereenheid de incidentlocatie op.
-
• Rijdt terug naar de uitruklocatie.
-
• Maakt samen met de brandweereenheid het ingezette voertuig weer inzet gereed, zo nodig
door het voertuig en de bepakking te reinigen en meldt eventuele schades en tekortkomingen.
-
• Neemt met de ploegleden deel aan een evaluatiegesprek over de inzet.
-
• Neemt, na een traumatische ervaring, deel aan een nazorgtraject.
-
• Werkt mee aan eventueel benodigde registratie.
Bijlage A, behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s
Supplement h. Functie docent
Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 1 sub h Besluit personeel veiligheidsregio’s
1.1 Algemene informatie
Functienaam: Docent
Beschrijving van de functie: De docent:
-
1. verzorgt lessen of lescycli binnen leergangen voor brandweerfuncties tot en met functieniveau
MBO. Dat is zijn hoofdwerkomgeving. Hij treedt op als onafhankelijk en objectief beoordelaar.
Daarnaast kan hij worden ingezet voor leeractiviteiten binnen vakbekwaam blijven.
Pedagogisch-didactisch kan de docent les overstijgend en integraal werken aan de ontwikkeling
en het leren van deelnemers en van groepen deelnemers. In vakhoudelijke zin beschikt
de docent over kennis en ervaring op het niveau van een leergang of cluster van leergangen.
Daarnaast beschikt hij over de aanvullende bevoegdheid om zijn lessen te verzorgen
wanneer daar sprake van is (bijvoorbeeld WRM-gecertificeerd voor de opleiding chauffeur).
-
2. is werkzaam in een regionale werkomgeving (een veiligheidsregio) dan wel in een bovenregionale
werkomgeving (een opleidingsinstituut).
-
3. rapporteert aan degene(n) die verantwoordelijk is (zijn) voor de vakbekwaamheid van
het personeel dat werkzaam is bij een veiligheidsregio dan wel bij een opleidingsinstituut.
Hij kan een of meerdere instructeurs inzetten voor het uitvoeren van afgebakende lessen
of lesonderdelen binnen een leergang. Hiermee kent de docent een coördinerende en
begeleidende rol bij een leergang; hij selecteert, instrueert, begeleidt, observeert
en evalueert instructeurs bij hun taakuitoefening. Daarnaast kent de docent een adviserende
rol; op basis van evaluaties en ervaringen van zichzelf en instructeurs van een leergang
adviseert hij de organisatie over mogelijke verbeteringen binnen de leergang. Hij
borgt in samenwerking met de trajectbegeleiders en leerwerkplekbegeleiders de aansluiting
van het leren bij het opleidingsinstituut en het leren in de praktijk (op de leerwerkplek).
-
4. moet binnen verschillende culturen/disciplines en op verschillende niveaus kunnen
samenwerken.
2.1 Kerntaken en taakgebieden
Kerntaak 1: didactisch handelen
Voorbereiden, verzorgen en evalueren van activerend onderwijs afgestemd op het naar
in werksituaties vereiste gedrag.
Kerntaak 2: coachen en begeleiden van deelnemers en instructeurs
Coachen en begeleiden van deelnemers in relatie tot studievoortgang, leerproces en
leerproblematiek. Coachen en begeleiden van instructeurs bij hun taakuitoefening.
Kerntaak 3: begeleiden van toetsmomenten
Verzorgen van formatieve toetsen en uitvoeren van toetsmomenten als objectief beoordelaar.
Competentiematrix
|
Kerntaken
|
Competenties
|
|
Analyseren
|
Innoveren en creativiteit
|
Oordelen
|
Resultaatgericht
|
Flexibel
|
(taakgericht)
Leiderschap
|
Inleven
|
Mondeling communiceren
|
Leren en reflecteren
|
|
|
|
didactisch handelen
|
2
|
2
|
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
|
|
|
coachen en begeleiden van deelnemers en instructeurs
|
|
|
|
|
|
|
2
|
2
|
2
|
|
|
|
begeleiden van toetsmomenten
|
2
|
|
2
|
|
|
|
|
2
|
|
|
|
|
In supplement gg is de competentiematrix uitgewerkt.
3.1 Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria per taakgebied
Kerntaak 1: didactisch handelen
Voorbereiden, verzorgen en evalueren van activerend onderwijs afgestemd op het naar
in werksituaties vereiste gedrag.
Werkzaamheden:
-
• Systematisch voorbereiden van het onderwijs volgens de basisprincipes van de didactiek
en het vertalen van de vakinhoud naar lesplannen.
-
• Verzorgen van activerend onderwijs door het toepassen van onderwijskundige concepten,
didactische modellen en (digitale) leermiddelen en -materialen.
-
• Creëren van een optimaal leerklimaat waarin geloof in eigen kunnen en positieve relaties
binnen de deelnemersgroep kenmerkend zijn.
-
• Verzamelen en analyseren van informatie op verschillende evaluatieniveaus om desgewenst
het onderwijs (inhoud, opzet en vorm) bij te stellen.
Kerntaak 2: coachen en begeleiden van deelnemers en instructeurs
Coachen en begeleiden van deelnemers in relatie tot studievoortgang, leerproces en
leerproblematiek. Coachen en begeleiden van instructeurs bij hun taakuitoefening.
Werkzaamheden:
-
• Sturen en begeleiden van groepsprocessen tijdens de leergang.
-
• Coachen van individuele deelnemers in hun leerproces en eventuele leerproblematiek.
-
• Coachen en begeleiden van instructeurs bij hun taakuitoefening.
Kerntaak 3: begeleiden van toetsmomenten
Verzorgen van formatieve toetsen en uitvoeren van toetsmomenten als objectief beoordelaar.
Werkzaamheden:
-
• Ontwikkelen, afnemen en beoordelen van formatieve toetsmomenten.
-
• Optreden als beoordelaar waarbij aan de hand van beoordelingscriteria een objectieve
en onafhankelijke beoordeling voorzien van een schriftelijke en een mondeling beargumenteerde
feedback wordt gegeven.
Bijlage A, behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s
Supplement k. Functie hoofdofficier van dienst
Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 1 sub k Besluit personeel veiligheidsregio’s
1.1 Algemene informatie
Functienaam: Hoofdofficier van dienst (HOvD)
Beschrijving van de functie: De hoofdofficier van dienst:
-
1. kan twee rollen vervullen. Elke rol brengt verschillende verantwoordelijkheden met
zich mee en vereist andere competenties. De twee rollen van de HOvD zijn als Taakcommandant
Brandweer leiding geven aan brandweereenheden (pelotons) bij de bestrijding ter plaatse
van het incident en als Algemeen Commandant Brandweerzorg het hebben, via het actiecentrum
Brandweerzorg, van de leiding over de totale brandweerinzet die de bron- en effectbestrijding
uitvoert en verantwoordelijk zijn voor het treffen van maatregelen in het effectgebied.
Vanaf GRIP 2 neemt de Algemeen Commandant namens de brandweer deel aan het Regionaal
Operationeel Team (ROT).
-
2. werkt in de repressieve dienst van de overheidsbrandweer. Hij voert zijn werkzaamheden,
afhankelijk van de rol, in verschillende omgevingen uit. In de rol van Taakcommandant
Brandweer geeft de HOvD leiding aan grootschalige monodisciplinaire incidentbestrijding.
Als Algemeen Commandant Brandweerzorg geeft de HOvD leiding aan het actiecentrum Brandweerzorg
en neemt hij deel aan het ROT.
-
3. is als Taakcommandant Brandweer de brandweerleiding ter plaatse. Hij kan in de maximaal
opgeschaalde situatie de beschikking hebben over diverse Pelotonscommandanten die
de eenheden aansturen, een Officier Verbindingen en Informatievoorziening, een Officier
Logistiek en aanvullende ondersteuners en specialisten. Als Algemeen Commandant Brandweerzorg
is hij de hoogst operationeel leidinggevende van de brandweer bij een incident, geeft
hij leiding aan het actiecentrum Brandweerzorg en stuurt hij, afhankelijk van de aard
en grootte van het incident, één of meerdere proceshoofden en adviseurs aan.
-
4. geeft als Taakcommandant Brandweer leiding aan incidenten waarbij meerdere pelotons
worden ingezet. Als Algemeen Commandant Brandweerzorg is hij verantwoordelijk voor
de totale brandweerinzet en speelt hij in zijn planvorming en planvoorstellen in op
de maatschappelijke impact en de politiek-bestuurlijke consequenties en brengt deze
in het ROT overleg in (vanaf GRIP 2). De incidenten liggen op het gebied van grootschalige
incidentbestrijding en rampenbestrijding. De persoon die aan het kwalificatieprofiel
voldoet is direct inzetbaar als HOvD.
2.1 Kerntaken en taakgebieden
Kerntaak 1: Taakcommandant Brandweer*
De HOvD geeft als Taakcommandant Brandweer leiding aan brandweereenheden (pelotons)
bij de bestrijding van het incident ter plaatse. Bij reguliere incidenten, geeft de
Taakcommandant (afhankelijk van de situatie) sturing dan wel advies aan de Officier
van Dienst (OvD) Brandweer ter plaatse. Bij grootschalige incidenten is de Taakcommandant
(als Hoofd van de taakorganisatie Bron- en Emissiebestrijding, Grootschalige Redding
of Grootschalige Ontsmetting) verantwoordelijk voor de bestrijding van het incident
(in zijn inzetvak). Tevens kan de Taakcommandant plaatsnemen in het Commando Plaats
Incident (CoPI).
Kerntaak 2: Algemeen Commandant Brandweerzorg*
De HOvD geeft als Algemeen Commandant Brandweerzorg leiding aan de totale brandweerinzet
die de bron- en effectbestrijding uitvoert. Hij doet dit door leiding te geven aan
het actiecentrum Brandweerzorg waarvan de samenstelling op basis van de incidenttypering
kan variëren. Hij neemt vanaf GRIP 2 namens de brandweer deel aan het ROT en draagt
bij aan het treffen van multidisciplinaire maatregelen in het effectgebied.
Competentiematrix
|
Kerntaken
|
Competenties
|
|
Accuraat
|
Stressbestendig
|
Samenwerken
|
Analyseren
|
Plannen, organiseren en coördineren
|
Politiek-bestuurlijk inzicht
|
Mondeling communiceren
|
Daadkracht
|
Inleven
|
Maatschappelijk georiënteerd
|
|
|
Taakcommandant Brandweer
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
1
|
2
|
3
|
2
|
2
|
|
|
Algemeen Commandant Brandweerzorg
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
2
|
2
|
3
|
2
|
2
|
|
|
In supplement gg is de competentiematrix uitgewerkt.
Leiderschapsprofiel
Het brandweerveld heeft voor alle leiders op operationeel, tactisch en strategisch
niveau zes rollen gedefinieerd. Aan de functie HOvD wordt het volgende leiderschapsprofiel
toegekend: Tactisch leidinggevende. In supplement hh wordt dit profiel nader uitgewerkt.
3.1 Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria per taakgebied
Kerntaak 1: Taakcommandant Brandweer
De HOvD geeft als Taakcommandant Brandweer leiding aan brandweereenheden (pelotons)
bij de bestrijding van het incident ter plaatse. Bij reguliere incidenten, geeft de
Taakcommandant (afhankelijk van de situatie) sturing dan wel advies aan de Officier
van Dienst (OvD) Brandweer ter plaatse. Bij grootschalige incidenten is de Taakcommandant
(als Hoofd van de taakorganisatie Bron- en Emissiebestrijding, Grootschalige Redding
of Grootschalige Ontsmetting) verantwoordelijk voor de bestrijding van het incident
(in zijn inzetvak). Tevens kan de Taakcommandant plaatsnemen in het CoPI.
Werkzaamheden:
-
• Geeft bij reguliere incidenten (afhankelijk van de situatie) sturing dan wel advies
aan de OvD Brandweer ter plaatse van het incident.
-
• Maakt een inschatting van de aard, omvang en dynamiek van het inzetvak en vormt daardoor
een correct totaalbeeld van de situatie.
-
• Vertaalt de opdracht tijdig naar een inzetplan waarin de ontwikkeling en mogelijke
veranderingen van het incident zijn meegenomen.
-
• Maakt een inzetplan voor het inzetvak, vertaalt dit naar inzetdoelen en/of inzetvakken
van brandweerpelotons.
-
• Stuurt de pelotonscommandanten in het inzetvak aan door middel van duidelijke en uitvoerbare
bevelen.
-
• Controleert het effect van de werkzaamheden, anticipeert op ontwikkelingen en stelt
zo nodig bij.
-
• Vraagt indien nodig om bijstand.
-
• Levert een bijdrage aan het multidisciplinaire informatiemanagement.
-
• Stemt af met de naastgelegen inzetvakken, rekening houdend met schaarste in beschikbare
menskracht en middelen.
-
• Bewaakt de samenwerking met de overige disciplines in zijn vak.
-
• Kan als functionaris namens de Brandweer plaatsnemen in het CoPI.
-
• Evalueert het optreden met het doel hiervan te leren.
-
• Draagt zorg voor het acuut waarschuwen van de bevolking.
-
• Organiseert nazorg aan het personeel.
-
• Neemt maatregelen om de veiligheid van eigen personeel, andere hulpverleningsdiensten,
de bevolking en derden optimaal te waarborgen.
Kerntaak 2: Algemeen Commandant Brandweerzorg
De HOvD geeft als Algemeen Commandant Brandweerzorg leiding aan de totale brandweerinzet
die de bron- en effectbestrijding uitvoert. Hij doet dit door leiding te geven aan
het actiecentrum Brandweerzorg waarvan de samenstelling op basis van de incidenttypering
kan variëren. Hij neemt vanaf GRIP 2 namens de brandweer deel aan het ROT en draagt
bij aan het treffen van multidisciplinaire maatregelen in het effectgebied.
Werkzaamheden:
-
• Vormt samen met de Algemeen Commandanten van andere disciplines en diensten, de Informatiemanager,
de Communicatieadviseur en de Operationeel Leider het ROT en stemt hierin de multidisciplinaire
maatregelen in het effectgebied af.
-
• Verstrekt gestructureerd, eenduidig en kernachtig informatie en vormt met de deelnemers
aan het ROT een gemeenschappelijk beeld van het incident.
-
• Geeft in het ROT een advies omtrent de scheiding van bron- en effectgebied na afstemming
met de Taakcommandant Brandweer in het CoPI.
-
• Treft monodisciplinaire maatregelen (geeft efficiënt en effectief leiding aan de totale
brandweerinzet in het bron- en effectgebied).
-
• Draagt zorg voor de organisatie en uitvoering van en geeft leiding aan het actiecentrum
Brandweerzorg.
-
• Levert een bijdrage aan het multidisciplinaire advies aan het Beleidsteam.
-
• Informeert en adviseert de brandweeradviseur in het Beleidsteam.
-
• Zorgt (eventueel via het Hoofd Informatie (HIN) Brandweer) voor een actueel en geverifieerd
monodisciplinair beeld ten behoeve van het multidisciplinaire informatiemanagement.
-
• Draagt in afstemming met de Communicatieadviseur ROT, indien nodig, zorg voor het
waarschuwen/informeren van de bevolking.
-
• Neemt maatregelen om de veiligheid van eigen personeel, andere hulpverleningsdiensten,
de bevolking en derden optimaal te waarborgen.
-
• Stemt de maatregelen op het gebied van brandweerzorg af met andere overheden en externe
partners.
-
• Draagt zorg voor de overdracht naar de reguliere organisatie van de incidentgemeente
na afschaling.
Bijlage A, behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s
Supplement l. Functie instructeur
Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 1 sub l Besluit personeel veiligheidsregio’s
1.1 Algemene informatie
Functienaam: Instructeur
Beschrijving van de functie: De instructeur:
-
1. verzorgt afgebakende lessen of lesonderdelen binnen leergangen voor brandweerfuncties
tot en met functieniveau MBO. Dat is zijn hoofdwerkomgeving. Hij treedt op als onafhankelijk
en objectief beoordelaar. Daarnaast kan hij worden ingezet voor leeractiviteiten binnen
vakbekwaam blijven. Pedagogisch-didactisch kan de instructeur het leren van complexe
kennis en vaardigheden door deelnemers en groepen begeleiden binnen een afgebakende
context. In vakinhoudelijke zin beschikt de instructeur over kennis en ervaring op
het niveau van een thema zoals brandbestrijding, incidentbestrijding gevaarlijke stoffen
of een specialistische functie zoals chauffeur. Daarnaast beschikt hij over aanvullende
bevoegdheid om zijn lessen te verzorgen wanneer daar sprake van is (bijvoorbeeld WRM-gecertificeerd
voor de opleiding chauffeur).
-
2. is werkzaam in een regionale werkomgeving (een veiligheidsregio) dan wel in een bovenregionale
werkomgeving (een opleidingsinstituut).
-
3. voert onder verantwoordelijkheid van een docent afgebakende lessen of lesonderdelen
uit, aansluitend op zijn eigen vakinhoudelijke expertise. Een instructeur borgt in
samenwerking met zijn collega-instructeurs en onder verantwoordelijkheid van de docent,
de kwaliteit van (onderdelen van) een leergang. Hij kent in deze een signalerende
rol waarin hij evaluatieresultaten en eigen ervaringen die vragen om aanpassingen
binnen (onderdelen van) de leergang en/of begeleidingsactiviteiten, aan de docent
rapporteert.
-
4. moet binnen verschillende culturen/disciplines en op verschillende niveaus kunnen
samenwerken.
2.1 Kerntaken en taakgebieden
Kerntaak 1: didactisch handelen*
Voorbereiden, verzorgen en evalueren van activerend onderwijs afgestemd op het naar
in werksituaties vereiste gedrag.
Kerntaak 2: begeleiden van deelnemers in hun leerproces*
Begeleiden van deelnemers bij de uitvoering van leeractiviteiten.
Kerntaak 3: begeleiden van toetsmomenten*
Verzorgen van formatieve toetsen en uitvoeren van toetsmomenten als objectief beoordelaar.
Competentiematrix
|
Kerntaken
|
Competenties
|
|
Innoveren en creativiteit
|
Oordelen
|
Resultaatgericht
|
Flexibel
|
(taakgericht) Leiderschap
|
Inleven
|
Mondeling communiceren
|
Leren en reflecteren
|
|
|
|
|
didactisch handelen
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1
|
|
|
|
|
begeleiden van deelnemers in hun leerproces
|
|
|
|
|
|
1
|
1
|
1
|
|
|
|
|
begeleiden van toetsmomenten
|
|
1
|
|
|
|
|
1
|
|
|
|
|
|
In supplement gg is de competentiematrix uitgewerkt.
3.1 Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria per taakgebied
Kerntaak 1: didactisch handelen
Voorbereiden, verzorgen en evalueren van activerend onderwijs afgestemd op het naar
in werksituaties vereiste gedrag.
Werkzaamheden:
-
• Systematisch voorbereiden van het onderwijs aan de hand van een aanwezig lesplan.
-
• Verzorgen van activerend onderwijs door het toepassen van onderwijskundige concepten,
didactische modellen en (digitale) leermiddelen en -materialen met het lesplan als
leidraad.
-
• Creëren van een optimaal leerklimaat waarin geloof in eigen kunnen en positieve relaties
binnen de deelnemersgroep kenmerkend zijn.
-
• Evalueren van de leeractiviteiten met de deelnemers en rapporteren van de bevindingen
aan de verantwoordelijke docent.
Kerntaak 2: begeleiden van deelnemers in hun leerproces
Begeleiden van deelnemers bij de uitvoering van leeractiviteiten.
Werkzaamheden:
-
• Sturen en begeleiden van groepsprocessen tijdens de leergang.
-
• Geven van feedback aan de deelnemer(s) tijdens de uitvoering van leeractiviteiten.
-
• Signaleren en rapporteren van leer- en/of motivatieproblemen aan de verantwoordelijke
docent.
Kerntaak 3: begeleiden van toetsmomenten
Verzorgen van formatieve toetsen en uitvoeren van toetsmomenten als objectief beoordelaar.
Werkzaamheden:
-
• Afnemen en beoordelen van formatieve toetsmomenten.
-
• Signaleren en rapporteren van geconstateerde hiaten in kennis en/of kunde aan de verantwoordelijke
docent/leidinggevende.
-
• Optreden als beoordelaar waarbij aan de hand van beoordelingscriteria een objectieve
en onafhankelijke beoordeling voorzien van schriftelijke en mondelinge beargumenteerde
feedback wordt gegeven.
Bijlage A, behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s
Supplement u. Functie officier van dienst
Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 1 sub u Besluit personeel veiligheidsregio’s
1.1 Algemene informatie
Functienaam: officier van dienst (OvD)
Beschrijving van de functie: De officier van dienst:
-
1. vervult vier rollen. Elke rol brengt verschillende verantwoordelijkheden met zich
mee en vereist andere competenties. De vier rollen van de OvD zijn leiding geven aan
de brandweereenheden bij repressief optreden, initiëren en coördineren van motorkapoverleg
bij multidisciplinair repressief optreden, lid van het Commando Plaats Incident (CoPI)
namens de Brandweer en medewerker in het actiecentrum Brandweerzorg. In één incident
kan een OvD meerdere rollen vervullen.
-
2. werkt in de repressieve dienst van de Brandweer. Hij voert zijn werkzaamheden, afhankelijk
van de rol, in verschillende omgevingen zoals het incidentterrein, het CoPI en het
actiecentrum Brandweer, uit.
-
3. zijn functie bevindt zich functioneel tussen de bevelvoerder en de Taakcommandant
Brandweer of de Algemeen Commandant Brandweerzorg. De OvD geeft bij repressief optreden
leiding aan de bevelvoerders. Bij grootschalig repressief optreden is de OvD pelotonscommandant,
en staat hij onder bevel van de Taakcommandant Brandweer. De OvD is gelijkwaardig
lid van het motorkapoverleg. In het CoPI staat de OvD onder leiding van de Leider
CoPI als het gaat om de multidisciplinaire samenwerking. De OvD staat als het gaat
om het monodisciplinaire optreden onder leiding van de Algemeen Commandant Brandweerzorg.
Dit geldt voor zowel de rol als lid van het CoPI als voor de rol van medewerker in
het actiecentrum Brandweerzorg.
-
4. kan te maken krijgen met zowel kleine als grootschalige incidenten die zowel kleine
als grote politiek-maatschappelijke impact kunnen hebben. De OvD moet een analyse
maken van het incident, de verwachte ontwikkeling van het incident en het daarbij
meest passende brandweeroptreden. Daarbij moet in acht worden genomen dat het incident
over het algemeen dynamisch is en kan plaatsvinden in een slecht overzichtelijke omgeving.
De OvD heeft daarbij te maken met verschillende verwachtingen vanuit de omgeving (mono
versus multi) en maatschappelijke belangen. Tijdens het optreden moet de OvD functioneren
onder tijdsdruk en kan hij te maken hebben met mentale belasting.
2.1 Kerntaken en taakgebieden
Kerntaak 1: leidinggeven aan brandweereenheden bij de bestrijding van het incident
De OvD maakt een analyse van het incident en de te verwachten incidentontwikkeling.
Op basis hiervan besluit de OvD tot een passende brandweerinzet en geeft leiding aan
de uitvoerende brandweerprocessen in het veld. Bij grootschalig repressief optreden
is de OvD pelotonscommandant en staat dan onder leiding van de Taakcommandant Brandweer.
Kerntaak 2: initiëren en coördineren van multidisciplinaire samenwerking
Bij multidisciplinair repressief optreden kan de OvD het multidisciplinaire overleg
in het motorkapoverleg opstarten en coördineren en schaalt zo nodig op naar GRIP 1
of 2.
Kerntaak 3: deelnemen aan het CoPI
Bij multidisciplinair optreden vertegenwoordigt de OvD de brandweer in het CoPI in
de rol van Taakcommandant Brandweer (deze rol wordt in opgeschaalde situaties door
de Hoofd Officier van Dienst (HOvD) ingevuld). Draagt bij aan het totaalbeeld door
multidisciplinair relevante aspecten uit de monodisciplinaire inzet in te brengen.
Stemt af met de multipartners en draagt bij aan het teamresultaat. Vertaalt de multidisciplinaire
besluiten uit het CoPI naar monodisciplinaire acties.
Kerntaak 4: deelnemen aan het actiecentrum Brandweerzorg
Bij grootschalig monodisciplinair optreden of bij multidisciplinair repressief optreden
adviseert, ondersteunt en informeert de OvD de Algemeen Commandant Brandweerzorg in
het actiecentrum Brandweerzorg. Levert een bijdrage aan de operationele brandweerprocessen.
Competentiematrix
|
Kerntaken
|
Competenties
|
|
Accuraat
|
Stressbestendig
|
Samenwerken
|
Analyseren
|
Plannen, organiseren en coördineren
|
Maatschappelijk georiënteerd
|
Mondeling communiceren
|
Daadkracht
|
Inleven
|
Leren en reflecteren
|
|
|
leidinggeven aan brandweereenheden bij de bestrijding van het incident
|
2
|
3
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
3
|
2
|
2
|
|
|
initiëren en coördineren van multidisciplinaire samenwerking
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
3
|
2
|
2
|
|
|
deelnemen aan het CoPI
|
3
|
2
|
3
|
2
|
2
|
2
|
2
|
3
|
2
|
2
|
|
|
deelnemen aan het actiecentrum Brandweerzorg
|
2
|
1
|
2
|
2
|
2
|
2
|
3
|
3
|
2
|
2
|
|
|
In supplement gg is de competentiematrix uitgewerkt.
Leiderschapsprofiel
Het brandweerveld heeft voor alle leiders op operationeel, tactisch en strategisch
niveau zes rollen gedefinieerd. Aan de functie OvD wordt het volgende leiderschapsprofiel
toegekend: Operationeel leidinggevende. In supplement hh wordt dit profiel nader uitgewerkt.
3.1 Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria per taakgebied
Kerntaak 1: leidinggeven aan brandweereenheden bij de bestrijding van het incident
De OvD maakt een analyse van het incident en de te verwachten incidentontwikkeling.
Op basis hiervan besluit de OvD tot een passende brandweerinzet en geeft leiding aan
de uitvoerende brandweerprocessen in het veld. Bij grootschalig repressief optreden
is de OvD pelotonscommandant en staat dan onder leiding van de Taakcommandant Brandweer.
Werkzaamheden:
-
• Vormt op basis van de initiële informatie meerdere scenario’s.
-
• Maakt door middel van een verkenning een inschatting van de aard, omvang en dynamiek
van het incident en vormt daardoor een totaalbeeld van de huidige en verwachte situatie.
-
• Toetst voortdurend de scenario’s aan de werkelijke situatie en anticipeert hierop.
-
• Kiest ter plaatse voor het best passende sturingsmodel (in het kader van situationele
commandovoering) en geeft op basis hiervan leiding aan de uitvoerende brandweerprocessen
in het veld. Past hierbij de principes van situationele commandovoering toe.
-
• Maakt op basis van de verwachte situatie een inzetplan waarin ontwikkelingen in het
incident worden meegenomen en vertaalt dit naar inzetdoelen en/of inzetvakken van
brandweereenheden. Past hierbij de principes uit de brandweerdoctrine toe.
-
• Schaalt indien nodig op, zowel monodisciplinair (inclusief eenheden, specialismen
en leidinggevenden) als multidisciplinair.
-
• Toetst het beeld en het gekozen sturingsmodel (in het kader van situationele commandovoering)
aan de praktijk en stelt zo nodig bij.
-
• Controleert het effect van de werkzaamheden, anticipeert op ontwikkelingen en stelt
zo nodig bij.
-
• Neemt maatregelen om de veiligheid van eigen personeel, andere hulpverleningsdiensten
en de bevolking optimaal te waarborgen.
-
• Draagt zorg voor de registratie van belangrijke gegevens (bijvoorbeeld blootstelling
gevaarlijke stoffen).
-
• Draagt zorg voor logistiek.
-
• Schaalt af en zorgt voor een passende overdracht.
-
• Informeert de betrokken omgeving van het incident en analyseert daarbij in hoeverre
dit direct of na afloop dient te geschieden.
-
• Bij grootschalige incidenten is de OvD als pelotonscommandant verantwoordelijk voor
de bestrijding van zijn deel van het incident. Dit brengt de volgende werkzaamheden
met zich mee:
-
• Maakt door middel van een verkenning een inschatting van de huidige en verwachte aard,
omvang en dynamiek van zijn deel van het incident.
-
• Vraagt indien nodig om bijstand.
-
• Maakt een inzetplan voor zijn deel van het incident, vertaalt dit naar inzetdoelen
en/of inzetvakken van brandweereenheden en voert het bevel. Past hierbij de principes
uit de brandweerdoctrine toe.
-
• Rapporteert over de voortgang aan de Taakcommandant Brandweer.
-
• Controleert en stemt af met de pelotonscommandant van het naastgelegen deel en van
de ingezette specialistische pelotons.
Kerntaak 2: initiëren en coördineren van multidisciplinaire samenwerking
Bij multidisciplinair repressief optreden kan de OvD het multidisciplinaire overleg
in het motorkapoverleg opstarten en coördineren en schaalt zo nodig op naar GRIP 1
of 2.
Werkzaamheden:
-
• Roept, op basis van zijn analyse van de huidige en verwachte incidentontwikkeling,
indien nodig de hoogste leidinggevende ter plaatse van elke discipline bijeen en vormt
een motorkapoverleg.
-
• Draagt zorg voor een goed werkend coördinatieoverleg: efficiënt en effectief. Past
hierbij de principes van team resource management toe.
-
• Vormt met de deelnemers aan het motorkapoverleg een gemeenschappelijk beeld van het
incident.
-
• Maakt met de deelnemers aan het motorkapoverleg een plan van aanpak en verdeelt de
werkzaamheden op basis van de processen in de rampenbestrijding, waarbij ieders deskundigheid
en belang is meegenomen op basis van prioriteiten.
-
• Betrekt ook andere niet-operationele diensten en maakt afspraken over hun bijdrage/ondersteuning
aan de incidentbestrijding.
-
• Bewaakt de voortgang van de uitvoering van de gemaakte afspraken.
-
• Anticipeert op de ontwikkeling van het incident en coördineert de opschaling (GRIP)
en start het CoPI op.
-
• Neemt maatregelen om de veiligheid van de betrokken hulpverleningsdiensten en de bevolking
optimaal te waarborgen.
Kerntaak 3: deelnemen aan het CoPI*
Bij multidisciplinair optreden vertegenwoordigt de OvD de brandweer in het CoPI in
de rol van Taakcommandant Brandweer (deze rol wordt in opgeschaalde situaties door
de Hoofd Officier van Dienst (HOvD) ingevuld). Draagt bij aan het totaalbeeld door
multidisciplinair relevante aspecten uit de monodisciplinaire inzet in te brengen.
Stemt af met de multipartners en draagt bij aan het teamresultaat. Vertaalt de multidisciplinaire
besluiten uit het CoPI naar monodisciplinaire acties.
Werkzaamheden:
-
• Draagt bij aan het totaalbeeld door multidisciplinair relevante aspecten uit de monodisciplinaire
brandweerinzet in te brengen in het CoPI.
-
• Vormt met de deelnemers van het CoPI een gemeenschappelijk beeld van het incident
en draagt bij aan de analyse van het incident. Past hierbij de principes van situationele
commandovoering toe.
-
• Komt met de deelnemers van het CoPI tot afstemming over de multi-koppelvlakken in
het incident en maakt afspraken over uitvoering hiervan.
-
• Stemt af met de multipartners en draagt bij aan het teamresultaat. Past hierbij de
principes van team resource management toe.
-
• Adviseert gevraagd en ongevraagd het CoPI.
-
• Draagt bij aan de formulering van adviezen voor het ROT en levert een bijdrage aan
de multidisciplinaire behoeftestelling van het CoPI aan het ROT.
-
• Analyseert de betekenis van de besproken scenario-ontwikkelingen in relatie tot de
brandweerinzet.
-
• Vertaalt de multidisciplinaire besluiten uit het CoPI naar monodisciplinaire acties.
Kerntaak 4: deelnemen aan het actiecentrum Brandweerzorg
Bij grootschalig monodisciplinair optreden of bij multidisciplinair repressief optreden
adviseert, ondersteunt en informeert de OvD de Algemeen Commandant Brandweerzorg in
het actiecentrum Brandweerzorg. Levert een bijdrage aan de operationele brandweerprocessen.
Werkzaamheden:
-
• Draagt bij aan het multidisciplinair totaalbeeld van het incident door zijn aandeel
te leveren aan het monodisciplinair beeld.
-
• Ondersteunt de Algemeen Commandant Brandweerzorg en de hoofden van de taakorganisaties
door deeltaken uit te voeren.
-
• Maakt voorstellen voor het invullen van de restdekking.
-
• Maakt voorstellen voor het aanvragen van interregionale bijstand.
-
• Maakt voorstellen voor de efficiënte inzet van regionale eenheden bij grootschalig
monodisciplinair optreden.
-
• Levert een bijdrage aan de analyse en beoordeling van de actuele situatie.
-
• Levert een actieve bijdrage aan de ontwikkeling van mogelijke scenario’s.
-
• Zorgt dat opdrachten binnen de taakorganisatie worden uitgevoerd.
-
• Rapporteert de voortgang van de bestrijdingswerkzaamheden aan het hoofd van de taakorganisatie
dan wel de Algemeen Commandant Brandweerzorg.
-
• Maakt voorstellen voor aflossing van ingezette eenheden.
-
• Zorgt voor logistieke ondersteuning van de brandweerzorg gerelateerde inzet.
Bijlage A, behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s
Supplement z. Functie specialist operationele voorbereiding
Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 1 sub z Besluit personeel veiligheidsregio’s
1.1 Algemene informatie
Functienaam: Specialist operationele voorbereiding (SOV)
Beschrijving van de functie: De specialist operationele voorbereiding:
-
1. is een spin in het web en als zodanig verantwoordelijk voor activiteiten die nodig
zijn om de gewenste slagkracht te realiseren bij incidentbestrijding en crisisbeheersing.
Afhankelijk van de invulling van de functie voert de SOV activiteiten uit, die nodig
zijn voor het adequaat uitvoeren van zijn werkzaamheden op een of meer van de volgende
gebieden: Beschikbaar hebben van de juiste en geschikte middelen, materialen, materieel
en personeel. Voorbeelden van instrumenten om dit doel te bereiken zijn plannen en
procedures, regelingen, leidraden en handreikingen en systemen.
-
2. werkt in een veiligheidsregio binnen een team dat zich bezighoudt met de operationele
voorbereiding van incidentbestrijding en crisisbeheersing.
-
3. is verantwoordelijk voor een kwalitatief hoogwaardige invulling van activiteiten ter
voorbereiding op incidentbeheersing en crisisbeheersing. Een SOV adviseert zelfstandig
ten behoeve van één of meerdere van onderstaande actoren van de veiligheidsketen:
-
o Bestuur en management veiligheidsregio
De SOV is de adviseur voor het vakgebied operationele voorbereiding voor het eigen
management en het bestuur. Hij kent bestuurlijke belangen en weet commitment voor
zijn adviezen te verkrijgen.
-
o Multidisciplinaire en externe partners
De SOV is de adviseur voor het vakgebied operationele voorbereiding ten opzichte van
(multidisciplinaire) partners van de veiligheidsregio. Hij zorgt voor een goede aansluiting
van de instrumenten ten bate van een goede voorbereiding, met die van de (multidisciplinaire)
partners en externe partners.
-
o Monodisciplinaire afdelingen binnen de veiligheidsketen
Met de verschillende afdelingen binnen de veiligheidsketen werkt de SOV nauw samen,
stemt af, wisselt informatie uit en geeft advies en begeleiding.
-
4. zijn werk wordt bepaald door ruime beleidslijnen. De SOV moet daar binnen rekening
houden met de diverse belangen van betrokken partijen. De wijze van aanpak en uitvoering
wordt voor een groot deel aan de SOV zelf overgelaten. Hij kan daarbij de rol hebben
van adviseur, projectleider, onderzoeker of expert. Een SOV zal hiertoe naar eigen
inzicht standaard werkwijzen moeten combineren waardoor de werkzaamheden niet altijd
standaard van aard zijn.
2.1 Kerntaken en taakgebieden
Kerntaak 1: analyseren en evalueren
De SOV verzamelt informatie uit de meest uiteenlopende bronnen, maakt behoefteanalyses,
selecteert scenario’s en evalueert en analyseert bestaande instrumenten die ingezet
zijn ter voorbereiding op of ter evaluatie van de incidentbestrijding en crisisbeheersing.
Kerntaak 2: ontwikkelen, beheren en innoveren
Op basis van een analyse en/of evaluatie ontwikkelt, beheert en innoveert een SOV
instrumenten voor of ter verbetering van de operationele voorbereiding op de incidentbestrijding
en crisisbeheersing.
Kerntaak 3: implementeren en informeren
De SOV verzorgt en begeleidt de invoering en de in gebruik name van de betreffende
instrumenten voor of ter verbetering van de operationele voorbereiding en zorgt voor
het in stand houden van de organisatorische kaders om dit te realiseren.
Kerntaak 4: adviseren en afstemmen
Een SOV geeft advies over de operationele voorbereiding van incidentbestrijding en
crisisbeheersing en stemt deze af op zowel operationeel, tactisch als strategisch
niveau.
Competentiematrix
|
|
Kerntaken
|
Competenties
|
|
Leren en reflecteren
|
Samenwerken
|
Resultaatgericht
|
Overtuigen
|
Plannen, organiseren en coördineren
|
Analyseren
|
Oordelen
|
Mondeling communiceren
|
Netwerken
|
Maatschappelijk georiënteerd
|
|
|
analyseren en evalueren
|
3
|
2
|
1
|
|
1
|
2
|
2
|
2
|
|
1
|
|
|
ontwikkelen, beheren en innoveren
|
3
|
2
|
1
|
|
1
|
2
|
|
2
|
|
1
|
|
|
implementeren en informeren
|
3
|
2
|
1
|
2
|
1
|
|
2
|
2
|
1
|
1
|
|
|
adviseren en afstemmen
|
3
|
2
|
1
|
2
|
|
2
|
2
|
2
|
1
|
1
|
|
|
In supplement gg is de competentiematrix uitgewerkt.
Leiderschapsprofiel
Het brandweerveld heeft voor alle leiders op operationeel, tactisch en strategisch
niveau zes rollen gedefinieerd. Aan de functie SOV wordt het volgende leiderschapsprofiel
toegekend: Tactisch specialist. In supplement hh wordt dit profiel nader uitgewerkt.
3.1 Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria per taakgebied
Kerntaak 1: analyseren en evalueren
De SOV verzamelt informatie uit de meest uiteenlopende bronnen, maakt behoefteanalyses,
selecteert scenario’s en evalueert en analyseert bestaande instrumenten die ingezet
zijn ter voorbereiding op of ter evaluatie van de incidentbestrijding en crisisbeheersing.
Werkzaamheden:
-
• Interpreteert instrumenten voor of ter verbetering van de operationele voorbereiding,
zoals evaluatiegegevens van incidenten, crises en/of oefeningen of nieuwe ontwikkelingen
op het gebied van incidentbestrijding en crisisbeheersing.
-
• Maakt een plan voor of ter verbetering van de operationele voorbereiding:
-
o Stelt op basis van de analyse een evaluatierapport op of een plan ter verbetering.
-
o Stelt hiervoor doelstellingen vast.
-
o Selecteert doelgroep en scenario’s.
-
o Stemt het plan af met relevante betrokkenen.
Kerntaak 2: ontwikkelen, beheren en innoveren
Op basis van een analyse en/of evaluatie ontwikkelt, beheert en innoveert een SOV
instrumenten voor of ter verbetering van de operationele voorbereiding op de incidentbestrijding
en crisisbeheersing.
Werkzaamheden:
-
• Ontwikkelt instrumenten ten bate of ter verbetering van de operationele voorbereiding
en betrekt hierbij de relevante afdelingen, functionarissen en partners.
-
• Beheert instrumenten ten bate of ter verbetering van de operationele voorbereiding:
-
o Belegt en coördineert taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Stelt op basis
van de analyse een evaluatierapport op of een plan ter verbetering.
-
o Actualiseert bestaande instrumenten.
-
o Informeert relevante betrokkenen.
-
• Innoveert instrumenten ten bate of ter verbetering van de operationele voorbereiding
en neemt actuele ontwikkelingen hierin mee.
Kerntaak 3: implementeren en informeren
De SOV verzorgt en begeleidt de invoering en in gebruik nemen van de betreffende instrumenten
voor of ter verbetering van de operationele voorbereiding en zorgt voor het in stand
houden van de organisatorische kaders om dit te realiseren.
Werkzaamheden:
-
• Brengt mogelijke gevolgen van de instrumenten voor een goede operationele voorbereiding
in beeld voor de relevante afdelingen en partners.
-
• Stelt een implementatieplan op voor de relevante afdelingen, functionarissen en partners.
-
• Communiceert het implementatieplan met de relevante afdelingen, functionarissen en
partners.
-
• Coördineert en voert het implementatieplan uit, in samenwerking met de relevante afdelingen
en disciplines.
Kerntaak 4: adviseren en afstemmen
Een SOV geeft advies over de operationele voorbereiding van incidentbestrijding en
crisisbeheersing en stemt deze af op zowel operationeel, tactisch als strategisch
niveau.
Werkzaamheden:
-
• Bereidt documenten ter besluitvorming voor zoals een plan van aanpak en een Implementatieplan.
-
• Adviseert over de (gevolgen van) de herziene of nieuwe instrumenten voor een goede
operationele voorbereiding op zowel operationeel, strategisch en tactisch niveau.
-
• Adviseert relevante afdelingen over het implementatietraject.