TOELICHTING
Algemeen
Achtergrond, doel en aanleiding
Topsector Logistiek, een van de negen topsectoren van Nederland, werkt onder regie
van het Topteam Logistiek – bestaande uit vertegenwoordigers uit bedrijfsleven, kenniswereld
en overheid – aan de volgende ambitie: in 2020 heeft Nederland een internationale
toppositie in de afwikkeling van goederenstromen, als ketenregisseur van (inter)nationale
logistieke activiteiten en als land met een aantrekkelijk innovatie- en vestigingsklimaat
voor verladend en logistiek bedrijfsleven.
Moderne samenlevingen zijn afhankelijk van een betrouwbaar, efficiënt, veilig en duurzaam
mobiliteits- en transportsysteem. De kansen om de vervoersefficiency te verhogen of
duurzamer te transporteren worden onvoldoende gerealiseerd. Op dit moment zijn er
voor logistieke dienstverleners weinig prikkels om te innoveren.
Het meerjarenprogramma bestaat uit een onderzoekdeel en een praktisch deel met niet-onderzoeksprojecten.
Voor het onderzoekdeel ontvangt NWO, als deelnemer van het Topconsortium Kennis en
Innovatie (TKI) Logistiek, op basis van deze regeling subsidie voor niet-economische
activiteiten. NWO kwalificeert als een onderzoeksorganisatie als bedoeld in paragraaf
1.3, onder 15, onderdeel ee, van de kaderregeling O&O&I omdat NWO zich in hoofdzaak
bezighoudt met het onafhankelijk verrichten van fundamenteel onderzoek, industrieel
onderzoek of experimentele ontwikkeling, of met het breed verspreiden van de resultaten
van die activiteiten door middel van onderwijs, publicaties of kennisoverdracht.
Met de subsidie zet NWO onderzoeksprojecten uit die worden uitgevoerd door een samenwerkingsverband
van een of meerdere onderzoeksorganisaties, of als een samenwerkingsproject tussen
een of meerdere onderzoeksorganisaties en ondernemingen. De samenwerking dient te
zijn beperkt tot niet-economische activiteiten als bedoeld in paragraaf 2.1, onder
19, van de kaderregeling O&O&I. Bij een dergelijke samenwerking met ondernemingen
is het van belang het bepaalde in paragraaf 2.2.2 van de kaderregeling O&O&I te volgen.
Het meerjarenprogramma van Topsector Logistiek draagt bij aan de actuele beleidsdoelen
van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (hierna: ministerie) op het gebied
van bereikbaarheid en duurzame mobiliteit. Hiermee wordt bijgedragen aan de maatschappelijke
belangen zoals duurzaamheid en bereikbaarheid (verhoging beladingsgraad, minder voertuigkilometers,
minder CO2-emissie).
Wettelijke grondslag
De Kaderwet subsidies I en M geeft in de artikelen 3, eerste lid, 4, eerste en tweede
lid, en 5, de mogelijkheid om bij ministeriële regeling subsidies te verstrekken voor
activiteiten die passen in het verkeers- en vervoersbeleid. Deze wet vormt de grondslag
voor de onderhavige regeling. Verder is de grondslag voor deze regeling gelegen in
diverse artikelen van het Kaderbesluit subsidies I en M.
De afdelingen 4.2.1 tot en met 4.2.7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)
zijn van rechtswege van toepassing op de subsidieverstrekking.
Subsidieplafond
Er is voor de jaren 2018 tot en met 2021 maximaal € 12.300.000,– beschikbaar.
Meerjarige subsidie met deelvaststellingen op aanvraag
Op grond van de regeling kan eenmalig een meerjarige subsidie worden verstrekt voor
een bepaald tijdvak, namelijk voor de jaren 2018 tot en met 2021. Op basis van artikel
44, eerste lid, onder b, van de Awb volgt jaarlijks, op aanvraag, een deelvaststelling.
Subsidiebedragen die in het jaar waarvoor de deelvaststelling wordt aangevraagd, niet
zijn uitgegeven, blijven beschikbaar voor een volgend boekjaar, uiterlijk tot en met
31 december 2021.
Verantwoording incidentele en anticiperende beschikkingen
Bij beschikking van 19 december 2014, gewijzigd bij beschikking van 12 november 2015
en opnieuw gewijzigd bij beschikking van 14 oktober 2016, heeft de minister van Infrastructuur
en Milieu aan NWO voor de jaren 2015, 2016, 2017 en 2018 incidentele subsidie verleend
van in totaal € 14.227.000,–. Deze subsidie is verstrekt ten behoeve van de uitvoering
van het onderzoekdeel van ‘Jaarplan 2015 Topsector Logistiek’ en ‘Jaarplan 2016 Topsector
Logistiek’. Voor de jaren 2015, 2016 en 2017 zijn voorschotten uitbetaald.
De verantwoording over de activiteiten die NWO op grond van deze beschikkingen in
de jaren 2017 en 2018 heeft verricht of nog zal verrichten, is op grond van artikel
9, zesde lid, onder de werking van de onderhavige regeling gebracht. Uiterlijk op
1 juni 2019 moet de aanvraag tot subsidievaststelling bij de minister van Infrastructuur
en Waterstaat (hierna: minister) zijn ingediend. De activiteiten die NWO in de jaren
2015 en 2016 heeft verricht, zijn reeds verantwoord conform het bepaalde in artikel
7 van de incidentele beschikking. De verantwoording is gevolgd door deelvaststellingen.
Bij beschikking van 14 juli 2017 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu voor
het jaar 2017 aan NWO, vooruitlopend op de totstandkoming van deze regeling, een subsidie
van € 3.500.000,– verleend ten behoeve van de uitvoering van het onderzoekdeel van
het ‘Jaarplan 2016 Topsector Logistiek’ in het jaar 2017. Ook de verantwoording over
de activiteiten die NWO op grond van de anticiperende beschikking in het jaar 2017
heeft verricht, is op grond van artikel 9, zesde lid, onder de werking van de regeling
gebracht. De aanvraag tot subsidievaststelling dient uiterlijk op 1 juni 2019 bij
de minister te zijn ingediend. Op deze wijze kunnen subsidiebedragen die in het jaar
2017 niet zijn uitgegeven, ook in het jaar 2018 worden benut. Dit is een verruiming
ten opzichte van de anticiperende beschikking. Deze verruiming is wenselijk omdat
NWO de uitstaande programma’s niet op tijd heeft kunnen starten. De projecten behorende
bij deze programma’s konden hierdoor niet voor 1 januari 2018 worden afgerond.
Doordat de verantwoording van de subsidiegelden uit de incidentele beschikking en
de anticiperende beschikking over de kalenderjaren 2017 en 2018 zal geschieden overeenkomstig
de onderhavige regeling, zijn artikel 7 van de incidentele beschikking en artikel
7 van de anticiperende beschikking niet meer van toepassing op deze kalenderjaren.
De reden van deze wijziging is de wens dat de uitvoering en de monitoring van de diverse
subsidies in deze kalenderjaren beter op elkaar worden afgestemd. Hierbij komt dat
het wettelijk verantwoordingskader niet wezenlijk verschilt van dat van de beschikkingen.
Een en ander is ook met NWO afgestemd. Wel is de termijn van indiening van de aanvraag
tot subsidievaststelling verruimd, dit is een wijziging ten voordele van NWO.
Administratieve lasten en internetconsultatie
Er is sprake van een regeling die geen significante veranderingen brengt in de rechten
en plichten van burgers, bedrijven en instellingen en die geen grote gevolgen heeft
voor de uitvoeringspraktijk. Het betreft goeddeels een voortzetting van hetzelfde
soort activiteiten onder soortgelijke regimes van eerdere verleningsbeschikkingen.
Er worden niet of nauwelijks administratieve lasten voor de betrokken partijen verwacht.
Daarom kon internetconsultatie op grond van het kabinetsstandpunt inzake internetconsultatie
achterwege blijven.1
Vaste verandermomenten
De continuïteit van de werkzaamheden van NWO maakt het wenselijk dat de inwerkingtreding
van deze regeling op korte termijn geschiedt, zodat gebruik wordt gemaakt van de uitzondering
van de vaste verandermomenten op grond van aanwijzing 4.17, vijfde lid, aanhef en
onder a, van de Aanwijzingen voor de regelgeving.
Europeesrechtelijke aspecten
NWO kwalificeert als een onderzoeksorganisatie als bedoeld in paragraaf 1.3, onder
15, onderdeel ee, van de kaderregeling O&O&I. Omdat bij de uitvoering van het onderzoekdeel
van het meerjarenprogramma enkel niet-economische activiteiten zoals bedoeld in de
kaderregeling O&O&I voor subsidie in aanmerking komen, is er geen sprake van staatssteun
met subsidies op basis van deze regeling. Bovendien zijn de voordelen van de onderzoeksprojecten
generiek, nu de projecten, producten en de resultaten daarvan zonder onderscheid en
zonder kosten voor het gehele bedrijfsleven beschikbaar dienen te komen.
Om het risico op staatssteun aan derden te voorkomen, mag NWO met de subsidieverlening
aan onderzoeksorganisaties de mededinging niet beperken en dient NWO derhalve rekening
te houden met de mededingingsregels, waaronder de staatssteunregels. Het inschakelen
van derden zal marktconform moeten plaatsvinden. Hiertoe dient NWO onder meer de aanbestedingsregels
te respecteren.
Risicoanalyse
De regeling is getoetst aan de uitkomsten van de risicoanalyse die ingevolge de Aanwijzingen
voor de subsidieverstrekking verplicht is (aanwijzing 20). In deze analyse is niet
gebleken van risico’s die tot aanvullende maatregelen leiden.
Artikelsgewijs
Artikel 1
Dit artikel bevat begripsbepalingen.
Artikel 2 en 3
Dit artikel geeft aan wat het doel is van de subsidies. Ook geeft het artikel aan
voor welke activiteiten subsidie kan worden verleend. Die activiteiten worden genoemd
in de activiteitenplannen die behoren bij het onderzoekdeel van het Meerjarenprogramma
Topsector Logistiek 2015-2020. Die activiteitenplannen worden door de minister goedgekeurd.
Deze goedkeuring valt buiten het bestek van de regeling.
Op grond van deze artikelen komen enkel niet-economische activiteiten in aanmerking
voor subsidie. Het betreft activiteiten die niet worden verricht in concurrentie met
derden (dat wil zeggen het aanbieden van goederen en diensten op de markt). Als activiteiten
die doorgaans geen economisch karakter hebben worden in paragraaf 2.1, onder 19, van
de kaderregeling O&O&I genoemd: primaire activiteiten van onderzoeksorganisaties en
onderzoeksinfrastructuren, en activiteiten inzake kennisoverdracht, wanneer deze worden
uitgevoerd door de onderzoeksorganisatie of onderzoeksinfrastructuur of samen met,
of namens andere dergelijke entiteiten, en alle winst uit deze activiteiten opnieuw
in de primaire activiteiten van de onderzoeksorganisatie of onderzoeksinfrastructuur
wordt geïnvesteerd.
Bij het uitvoeren of laten uitvoeren van de gesubsidieerde niet-economische activiteiten,
kan NWO samenwerken met onderzoeksorganisaties, onderzoeksinfrastructuren of ondernemingen.
Daarbij mag echter geen indirecte staatssteun worden verleend. Van indirecte staatssteun
is geen sprake indien bij de uitvoering van de samenwerkingsprojecten aan de in paragraaf
2.2.2, onder 28, van de kaderregeling O&O&I genoemde voorwaarden wordt voldaan.
Het derde lid van artikel 3 bevat een anticumulatiebepaling. Mocht blijken dat de
te subsidiëren activiteiten door een ander bestuursorgaan zijn of worden gesubsidieerd,
dan zal subsidieverstrekking door het ministerie voor dat deel achterwege blijven.
Hetzelfde geldt voor inkomsten van derden die zonder tegenprestatie zijn of worden
verkregen. Het is namelijk mogelijk dat bepaalde activiteiten op grond van meer dan
één regeling voor subsidie in aanmerking kunnen komen, maar het is ongewenst dat ten
behoeve van dezelfde activiteiten een beroep kan worden gedaan op meer dan een subsidie-instrument
van de overheid, voor zover dit leidt tot meer dan 100%-financiering.
Artikel 4
Dit artikel geeft aan welk bedrag aan subsidie maximaal wordt verstrekt in de subsidieperiode
(2018 tot en met 2021), te weten € 12.300.000,–.
Artikel 5
De aanvraag voor de meerjarige subsidie wordt uiterlijk op 1 juli 2018 bij de minister
ingediend. Omdat de aanvraag al in voorbereiding is en NWO op de hoogte is van de
inhoud van de subsidieregeling, levert deze datum geen probleem op voor NWO.
Dit artikel bepaalt in het tweede lid dat de aanvraag vergezeld gaat van een activiteitenplan
en een gespecificeerde begroting. Het activiteitenplan moet door het TKI Logistiek
zijn goedgekeurd. Zoals in de toelichting op de artikelen 2 en 3 vermeld, worden deze
plannen ook door de minister goedgekeurd. NWO, als deelnemer aan het TKI Logistiek,
zal vervolgens het activiteitenplan uitvoeren.
Artikel 6
De Awb maakt het in artikel 4:34 mogelijk om in de subsidiebeschikking een begrotingsvoorbehoud
op te nemen. In dit artikel is hiervan gebruikgemaakt. Op grond van dit voorbehoud
kan de minister de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken
of ten nadele van de subsidieontvanger verlagen indien in de jaarlijks door de Staten-Generaal
vast te stellen rijksbegroting (onderdeel Infrastructuur en Waterstaat) onvoldoende
gelden zijn opgenomen voor het betreffende jaar. Het eventuele beroep op een begrotingsvoorbehoud
moet door de minister binnen vier weken na het aannemen van de begrotingswet worden
gedaan.
Artikel 7
Dit artikel bevat in het eerste lid de verplichtingen waaraan NWO zich bij het uitvoeren
van de gesubsidieerde activiteiten moet houden. Bij de subsidieverlening kan de minister
specifieke verplichtingen opleggen. Deze worden in het tweede lid genoemd.
Vanuit het oogpunt van het afleggen van rekening en verantwoording van de subsidiegelden
is in het derde lid, onder a, de bepaling opgenomen dat NWO zorgdraagt voor een gescheiden
administratie, dat wil zeggen: de door het ministerie gesubsidieerde activiteiten
moeten worden onderscheiden van de overige activiteiten van NWO.
De verplichting in het derde lid, onder b, strekt ertoe dat NWO zelf met subsidiegeld
geen staatssteun verleent aan derden. Zo zal inschakeling van derden tegen een marktconforme
prijs moeten plaatsvinden, bijvoorbeeld door het vragen van meerdere offertes. Dit
voor zover het de aanwending van subsidiegelden betreft.
Artikel 8
Omdat de periode van uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten meer dan twaalf
maanden in beslag neemt, is NWO verplicht tussentijdse rapportages aan de minister
uit te brengen.
Artikel 9
Vanwege het complexe karakter van de gesubsidieerde activiteiten is NWO, in afwijking
van artikel 24, eerste lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M, een termijn van
tweeëntwintig weken in plaats van dertien weken gegund om na afloop van elk kalenderjaar
een verzoek tot deelvaststelling bij de minister in te dienen. Om deze reden zijn
ook de termijnen voor de aanvraag tot vaststelling uit hoofde van de incidentele beschikking
en anticiperende beschikking gelijkgetrokken met de termijn van de onderhavige regeling.
Bij de aanvraag tot subsidievaststelling moet een activiteitenverslag, een financieel
verslag en een controleverklaring van een accountant worden bijgevoegd.
In dit artikel is bepaald dat het jaarverslag dat NWO op grond van artikel 18 van
de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen moet opstellen, in beginsel voldoet als activiteitenverslag.
In dit artikel is tevens bepaald dat de jaarrekening die NWO op grond van artikel
34 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen moet opstellen, in beginsel voldoet
als financieel verslag.
Ook is in dit artikel bepaald dat de accountantsverklaring die wordt bedoeld in artikel
35 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, voldoet als controleverklaring van
een accountant. Wel moet voor wat betreft de gesubsidieerde activiteiten ook het door
de minister vast te stellen controleprotocol worden gehanteerd.
De verantwoording van de incidentele beschikking, althans voor de jaren 2017 en 2018,
wordt, zoals hiervoor in het algemeen deel van de toelichting vermeld, onder het regime
van de regeling gebracht. Dat geldt ook voor de verantwoording van de anticiperende
beschikking. Voor deze laatste geldt dat de termijn waarbinnen de activiteiten mogen
worden uitgevoerd, met een jaar is verlengd omdat het voor NWO niet mogelijk was om
de gesubsidieerde activiteiten in het jaar 2017 te voltooien.
Artikel 10
Het is noodzakelijk af te wijken van de vaste verandermomenten om te vermijden dat,
gelet op de jaarindeling van de subsidieregeling, aanmerkelijke private of publieke
voor- of nadelen ontstaan (aanwijzing 4.17, vijfde lid, aanhef en onder a, van de
Aanwijzingen voor de regelgeving).
Omdat de verantwoording over de subsidieverlening op grond van de incidentele en de
anticiperende beschikking, althans wat betreft de jaren 2017 en 2018, onder de werking
van de regeling is gebracht, wordt aan deze regeling terugwerkende kracht verleend
tot en met 1 januari 2017.
In verband met de opgenomen horizonbepaling zal deze regeling met ingang van 1 januari
2022 vervallen. De regeling blijft in verband met de afwikkeling van de reeds verleende
subsidie van toepassing op die subsidie. Dat is met name van belang voor de subsidievaststelling.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga