Beschikking van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, houdende ontheffing RPA-L, speciaal BvL en artikel 15, tweede lid, Regeling op afstand bestuurde luchtvaartuigen voor Brandweer Nederland ten behoeve van operationele inzet met RPA’s

Datum: 30 april 2018

Nummer: ILT-2018/13081 (inzake ILT-2017-98036)

DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Defensie;

Gelezen het verzoek van Instituut Fysieke Veiligheid, verder te noemen Brandweer Nederland, ontvangen op 5 december 2017 van contactpersoon de heer M. Bokdam, e-mail: mark.bokdam@ifv.nl, handelende in opdracht van de heer IJ.J. Stelstra, Directeur Brandweer;

Overwegende dat:

onder de in artikel 10 van de Regeling op afstand bestuurde luchtvaartuigen (Roabl) genoemde voorwaarden Brandweer Nederland beroepsmatig vluchten kan uitvoeren met een op afstand bestuurd luchtvaartuig (RPA);

voor deze beroepsmatige RPA-vluchten geen RPAS Operator Certificate (ROC) kan worden afgegeven, omdat Brandweer Nederland geen vluchten uitvoert tegen vergoeding;

Brandweer Nederland wel moet beschikken over een operationeel handboek dat aan de eisen uit de regeling voldoet, ten minste 1 RPA met bewijs van inschrijving en speciaal-bewijs van luchtwaardigheid en ten minste 1 piloot die beschikt over een geldig vliegbewijs RPA-L;

uit de documentatie van Brandweer Nederland blijkt dat dit het geval is;

volgens artikel 2, onderdeel a, van de Roabl geen bijzondere bevoegdverklaring aan de piloot kan worden afgegeven en volgens bijlage 3 van de Roabl geen speciaal-bewijs van luchtwaardigheid voor het RPA kan worden afgegeven voor de vluchtuitvoering met een RPA boven aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, haven- en industriegebieden daaronder begrepen;

volgens artikel 15, tweede lid, onderdeel 1°, van de Roabl het verboden is VFR-vluchten uit te voeren met een RPA, in de categorie helikopters (H) waarvan de totale massa ten hoogste 25 kg bedraagt, binnen een afstand van 25 meter horizontaal van mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing of kunstwerken en in gebruik zijnde vaartuigen en voertuigen;

volgens artikel 16a van de Roabl en de Vrijstellingsregeling Besluit luchtverkeer 2014, artikel 2.2, lid 1, onderdeel a, het uitvoeren van een vlucht buiten de daglichtperiode ten behoeve van de taken, bedoeld in artikel 25, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met d, en tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s, en de opleiding en training die nodig zijn voor het veilig uitvoeren van een dergelijke vlucht slechts mogelijk is indien het RPA is uitgerust met een SSR-transponder met de Mode S;

volgens artikel 3 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, zesde lid, onderdeel d, aan houders van een RPA-L de bevoegdverklaring nachtvliegen kan worden afgegeven voor VFR-vluchten buiten de uniforme daglichtperiode onder de voorwaarde dat het toestel luchtwaardig is bevonden voor de uitvoering van vluchten buiten de daglichtperiode en dat hiervoor nog geen formele criteria zijn vastgelegd;

volgens artikel 2.2 van de Wet luchtvaart, eerste lid, onderdelen b en c een bewijs van bevoegdheid kan worden afgegeven wanneer degene beschikt over voldoende kennis, bedrevenheid en ervaring met betrekking tot het bewijs van bevoegdheid dat hij heeft aangevraagd en voldoende onderricht heeft genoten aan een goedgekeurde of geregistreerde opleidingsinstelling en dat hiervoor nog geen formele criteria zijn vastgesteld;

die beperking niet past bij het maatschappelijk belang van de inzet van een RPA door Brandweer Nederland;

de beperking gedeeltelijk kan worden opgeheven via een ontheffing, mits daarbij wordt gewaarborgd dat de risico’s voor derden, met name personen en zaken op de grond, bij de vluchten met een RPA van Brandweer Nederland bij operationele inzet tot het minimum worden beperkt;

Brandweer Nederland daartoe procedures in het operationeel handboek heeft opgenomen, inclusief operationele aanwijzingen en normen voor de inzet van bemanning en RPA’s ten behoeve van het uitvoeren van vluchten buiten de daglichtperiode;

Brandweer Nederland RPA’s gebruikt die zijn voorzien van een speciaal-bewijs van luchtwaardigheid en piloten inzet die beschikken over een geldig RPA-L;

boven op de standaardopleiding voor RPA-piloten degenen die voor Brandweer Nederland vliegen speciaal worden getraind in het vliegen tijdens operationele inzet, inclusief het vliegen buiten de daglichtperiode;

bij de voorbereiding en uitvoering van de vluchten het beperken van de risico’s voor derden vooropstaat;

de ontheffingen in deze beschikking uitgaan van de volgende betekenis van ‘aaneengesloten bebouwing’:

elk gebied in relatie tot een stad, dorp, buurtschap of gehucht dat in belangrijke mate wordt gebruikt voor huisvesting, economische activiteit of recreatie;

specifiek genoemd of niet, industrie- en havengebieden worden beschouwd deel uit te maken van aaneengesloten bebouwing;

Gelet op de artikelen 2.1, vierde lid, en 3.21, eerste lid, van de Wet luchtvaart, artikel 23, tweede lid van het Besluit luchtverkeer en artikel 15, vijfde lid, van de Regeling op afstand bestuurde luchtvaartuigen;

BESLUIT:

Artikel 1

  • 1. Aan intern gekwalificeerde RPA-piloten werkzaam onder verantwoordelijkheid van Instituut Fysieke Veiligheid, verder te noemen Brandweer Nederland, wordt ontheffing verleend van het verbod, genoemd in artikel 2.1, eerste lid, van de Wet luchtvaart, een RPA te bedienen zonder dat de piloot in het bezit is van een geldig bewijs van bevoegdheid met een bevoegdverklaring voor vluchten boven in artikel 2, onderdeel b, van deze beschikking genoemde gebieden en voor het uitvoeren van vluchten buiten de daglichtperiode.

  • 2. Aan Brandweer Nederland wordt ontheffing verleend van het verbod, genoemd in artikel 3.8, eerste lid, van de Wet luchtvaart, om vluchten uit te voeren met een RPA dat niet is voorzien van een geldig bewijs van luchtwaardigheid voor het uitvoeren van vluchten boven in artikel 2, onderdeel b, van deze beschikking genoemde gebieden en voor het uitvoeren van vluchten buiten de uniforme daglichtperiode.

  • 3. Aan Brandweer Nederland wordt ontheffing verleend van het verbod, genoemd in artikel 15, tweede lid, van de Regeling op afstand bestuurde luchtvaartuigen, om VFR-vluchten uit te voeren met een RPA in de categorie helikopters (H) waarvan de totale massa ten hoogste 25 kg bedraagt, binnen een afstand van 25 meter horizontaal van mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, in gebruik zijnde autosnelwegen en autowegen, in gebruik zijnde wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur geldt, spoorlijnen, voertuigen en vaartuigen.

  • 4. Aan Brandweer Nederland wordt ontheffing verleend van het voorschrift, genoemd in artikel 2.2, eerste lid, onderdeel a van de Vrijstellingsregeling Besluit luchtverkeer 2014, om een SSR-transponder met de Mode S te gebruiken voor de RPA-vluchten buiten de uniforme daglichtperiode, inclusief de training en opleiding die nodig zijn voor een veilige uitvoering van een dergelijke vlucht.

Artikel 2

Aan deze ontheffingen zijn de volgende voorschriften en beperkingen verbonden:

  • a. De ontheffingen, genoemd in artikel 1 van deze beschikking, hebben uitsluitend betrekking op RPA-vluchten die worden uitgevoerd door Brandweer Nederland in het kader van operationele inzet, waaronder begrepen repressieve inzet, brand- en incidentonderzoek en interne training (anders dan opleiding RPA-L) in het kader van het voorgaande.

  • b. Het eerste en het tweede lid van artikel 1 van deze beschikking hebben uitsluitend betrekking op RPA-vluchten boven aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, spoorlijnen, in gebruik zijnde autosnelwegen en autowegen, of wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur geldt.

  • c. Vluchtuitvoering vindt plaats volgens het operationeel handboek van de Brandweer Nederland, waarin tevens opgenomen de aanwijzingen voor het veilig vliegen buiten de daglichtperiode.

  • d. Brandweer Nederland draagt er zorg voor dat de Inspectie Leefomgeving en Transport altijd over de meest recente versie van het operationeel handboek Brandweer Nederland beschikt.

  • e. De afstand van 25 m, bedoeld in het derde lid van artikel 1 van deze beschikking, mag worden teruggebracht naar ten minste de helft van de RPA-hoogte boven grond of water, gemeten van de rand van een afgezet gebied, waar het gaat om mensenmenigten. Hierbij worden hulpverleners en slachtoffers niet meegerekend. Waar het gaat om afstand tot aaneengesloten bebouwing of kunstwerken gelden geen beperkingen. Voor RPA-luchtwerk binnen 25 meter van genoemde wegen, spoorlijnen, voertuigen en vaartuigen geldt dat de snelheid van al het verkeer binnen 25 meter zodanig wordt teruggebracht dat geen gevaar ontstaat voor inzittenden, voor de RPAS-bemanning of voor andere hulpverleners. In de regel is dit stapvoets.

  • f. RPA-vluchten buiten de uniforme daglichtperiode uitsluitend worden uitgevoerd door bemanningsleden die succesvol de interne aanvullende nachtvliegopleiding hebben afgerond en voldoen aan de relevante kwalificatie-eisen zoals opgenomen in het operationeel handboek van Brandweer Nederland.

  • g. RPA-vluchten buiten de uniforme daglichtperiode worden uitsluitend uitgevoerd met een RPAS dat is voorzien van een geldig speciaal Bewijs van Luchtwaardigheid dat is afgegeven op basis van een keuring uitgevoerd door een erkende keuringsinstelling waarbij is meegenomen de voor het RPAS relevante uitrustingseisen voor nachtvluchten uit SERA- en EU-verordening 965/2012, zoals bedoeld in het tweede lid, artikel 2.2 van de Vrijstellingsregeling Besluit luchtverkeer 2014.

Artikel 3

Het handelen in strijd met deze beschikking is een strafbaar feit.

Artikel 4

Deze beschikking treedt in werking met ingang van 1 mei 2018 en vervalt met ingang van 1 januari 2019.

DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT, namens deze, DE SENIOR INSPECTEUR ILT/VERGUNNINGEN, M. Bonnema

Bezwaarclausule

Indien u het niet eens bent met deze beschikking, kunt u hiertegen op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken na de datum waarop deze beschikking is verzonden, schriftelijk bezwaar aantekenen.

Het bezwaarschrift moet worden ondertekend en moet ten minste bevatten:

  • de naam en het adres van de indiener;

  • de dagtekening;

  • een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht;

  • de gronden van het bezwaar.

Het bezwaarschrift kunt u richten aan:

Inspectie Leefomgeving en Transport

Postbus 16191

2500 BD Den Haag

Naar boven