ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE SUBSIDIEREGELING ESF 2014-2020
De Subsidieregeling ESF 2014–2020 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 15, vijfde lid, wordt na ‘De deelnemersadministratie’ ingevoegd ‘bevat
het burgerservicenummer van de deelnemers aan het project,’.
B
In artikel 17, eerste lid, wordt ‘de managementautoriteit’ vervangen door ‘de Minister’.
C
Bijlage 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Artikel A6 wordt als volgt gewijzigd:
a. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
1°. In onderdeel c, subonderdeel 1°, wordt ‘ten hoogste 24 maanden’ vervangen door ‘ten
hoogste 36 maanden’.
2°. In onderdeel d, subonderdeel 1°, wordt na ‘twaalf maanden heeft’ ingevoegd ‘als het
gaat om een project als bedoeld in artikel A2, tweede lid, onderdeel b’.
3°. In onderdeel d wordt onder vernummering van subonderdeel 2° tot 3°, een subonderdeel
ingevoegd, luidende:
b. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
4. Indien een subsidieontvanger de projectduur gedurende de looptijd van het project
wil verlengen, met inachtneming van de in het eerste lid, onderdelen c en d gestelde
maximale projectduur, wordt een verzoek daartoe uiterlijk twee maanden voor de einddatum
van het project, genoemd in de beschikking tot subsidieverlening, bij de Minister
ingediend.
2. Artikel A8 komt te luiden:
Artikel A8. Voortgangsrapportage en tussentijdse declaratie
-
1. Bij een project met een duur van meer dan 24 maanden, dient de subsidieontvanger,
binnen vier weken na afloop van de eerste twaalf maanden van het project, een voortgangsrapportage
in over de eerste twaalf maanden.
-
2. Bij een project met een duur van meer dan 24 maanden, kan de Minister de subsidieontvanger
na afloop van 24 maanden van het project verzoeken:
-
a. een tweede voortgangsrapportage in te dienen over de eerste 24 maanden van het project;
dan wel
-
b. een tussentijdse declaratie in te dienen over de eerste 24 maanden van het project,
met daarbij een verantwoording van de kosten onder gelijktijdige verstrekking van
de burgerservicenummers van de deelnemers aan het project.
-
3. De tweede voortgangsrapportage en de tussentijdse declaratie worden uiterlijk binnen
drie maanden na een daartoe strekkend verzoek ingediend.
-
4. De voortgangsrapportage en de tussentijdse declaratie worden ingediend onder gebruikmaking
van een daartoe door de Minister elektronisch beschikbaar gesteld formulier, voorzien
van de vereiste bijlagen en een door hem erkende elektronische handtekening.
-
5. Artikel 18, tweede en vijfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de tussentijdse
declaratie.
-
6. De Minister betaalt binnen negentig dagen nadat een tussentijdse declaratie is ontvangen,
de op dat moment bekende verschuldigde subsidie.
-
7. De einddeclaratie, bedoeld in artikel 18, bevat de som van de tussentijdse declaratie
en het resterend eindbedrag. De verantwoording van de kosten en de burgerservicenummers
van de deelnemers, bedoeld in artikel 18, eerste lid, hebben betrekking op het resterend
eindbedrag opgenomen in de einddeclaratie.
3. Aan artikel A9 wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
3. In afwijking van artikel 14 kan de Minister besluiten tot het verstrekken van een
voorschot tot maximaal de op basis van de tussentijdse declaratie, bedoeld in artikel
A8, tweede lid, onderdeel b, verschuldigde subsidie.
4. Aan artikel A10 wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
5. De Minister kan het eventueel onbenutte deel van het subsidieplafond per centrumgemeente
voor het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel A3, onderdeel c, en bijlage 3b, na controle
en vaststelling, toevoegen aan het subsidieplafond voor de betreffende centrumgemeente
in het daaropopvolgende aanvraagtijdvak bedoeld in artikel A3, onderdeel d, en bijlage
3b.
5. In artikel A17a wordt ‘de managementautoriteit’ vervangen door ‘de Minister’.
6. In artikel A27 wordt ‘€ 5.300.000,-’ vervangen door ‘€ 7.000.000’.
ARTIKEL II. INTREKKEN VAN DE SUBSIDIEREGELING KINDEROPVANG
De Subsidieregeling kinderopvang wordt ingetrokken.
ARTIKEL III. INWERKINGTREDING
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
ALGEMENE TOELICHTING
Met deze wijziging wordt de mogelijkheid geboden om de looptijd van projecten ten
behoeve van de centrumgemeenten (vallend onder Hoofdstuk I van deze regeling) te verlengen,
binnen het bestaande subsidieplafond.
Arbeidsmarktregio’s die het budget beschikbaar gesteld voor het tweede aanvraagtijdvak
VSO-PrO niet volledig benutten, kunnen het restant opgeteld krijgen bij het budget
voor het opvolgende aanvraagtijdvak. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de toezeggingen
zoals gedaan in de brief van het Agentschap SZW (thans Uitvoering Van Beleid) van
22 november 2017 met betrekking tot de goede benutting van het ESF-budget in de arbeidsmarktregio’s.
Daarnaast bevat deze wijzigingsregeling het ophogen van het subsidieplafond voor de
projecten in het kader van sociale innovatie en transnationale samenwerking (Hoofdstuk
IV van deze regeling) en enkele technische wijzigingen.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I. Wijziging van de Subsidieregeling ESF 2014-2020
– Onderdeel A (artikel 15, vijfde lid)
Deze wijziging betreft een verduidelijking van de reeds bestaande verplichting (voortvloeiende
uit de Kaderwet SZW-subsidies) voor de subsidieontvanger om een deelnemersadministratie
bij te houden met daarin de burgerservicenummers van de deelnemers aan het project.
– Onderdeel B (artikel 17, eerste lid)
Met deze wijziging wordt verduidelijkt dat belanghebbenden primair een relatie hebben
met het bestuursorgaan.
– Onderdeel C, onder 1 (artikel A6)
De maximale projectduur van de lopende projecten in de arbeidsmarktregio’s (gemeenten
en VSO-PrO scholen) is verlengd met maximaal 12 maanden. Om een eventuele projectverlenging
mogelijk te maken, dienen aanvragers, ingevolge het (nieuwe) vierde lid van dit artikel,
uiterlijk twee maanden voorafgaand aan de einddatum van het project, het verzoek tot
verlenging van de looptijd van het project in.
– Onderdeel C, onder 2 (artikel A8)
In dit artikel wordt de mogelijkheid opgenomen om een tussentijdse declaratie op te
vragen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in het kader van een tijdige declaratie
van de projectkosten bij de Europese Commissie. Een eventuele tussentijdse declaratie
zal alleen door de Minister worden opgevraagd in het geval er een risico bestaat op
onderbenutting van het aan Nederland beschikbaar gestelde ESF budget door niet tijdige
declaratie van projectkosten bij de Europese Commissie (decommittering). Het afrekenen
van een tussentijdse declaratie gebeurt op eenzelfde wijze als het afrekenen van de
einddeclaratie. Dit betekent dat een tussentijdse declaratie een verantwoording van
de gedeclareerde kosten moet bevatten en een rapportage met de burgerservicenummers
van de deelnemers waarop de tussentijdse declaratie betrekking heeft. De begunstigde
ontvangt een subsidievoorschot op basis van deze ingediende tussendeclaratie. Als
er geen tussentijdse declaratie wordt opgevraagd, kan de Minister besluiten bij projecten
met een duur van meer dan 24 maanden een tweede voortgangsrapportage op te vragen.
– Onderdeel C, onder 3 (artikel A9)
Aan artikel A9 is een lid toegevoegd opdat op basis van de tussentijdse declaratie,
bedoeld in artikel A8, ook voorschotten kunnen worden verstrekt, zoals dit normaal
gesproken gebeurt na ontvangst van het verzoek tot vaststelling van de subsidie (artikel
14).
Indien de Minister niet besluit tot opvragen van een tussentijdse declaratie, blijft,
op grond van artikel A9, de mogelijkheid voor de subsidieontvanger bestaan om een
voorschot aan te vragen op basis van de voortgangsrapportage. Een verschil tussen
beide is dat het voorschot op basis van de tussentijdse declaratie het karakter heeft
van een tussentijdse afrekening, waarbij de gedeclareerde kosten worden gecontroleerd,
terwijl bij een voorschot op basis van een voortgangsrapportage wordt beoordeeld of
de gerapporteerde kosten zijn gespecificeerd en financieel en inhoudelijk voldoende
zijn onderbouwd.
– Onderdeel C, onder 4 (artikel A10)
In het toegevoegde vijfde lid in artikel A10 is mogelijk gemaakt dat het niet benutte
deel van het budget dat bij het tweede tijdvak voor VSO-PrO (budget als bedoeld in
artikel A3, onderdeel c) beschikbaar is gesteld aan een specifieke arbeidsmarktregio
op basis van bijlage 3b, kan worden toegevoegd aan het budget voor betreffende arbeidsmarktregio
van het opvolgende tijdvak (budget als bedoeld in artikel A3, onderdeel d).
– Onderdeel C, onder 5 (artikel A17a)
Met deze wijziging wordt verduidelijkt dat belanghebbenden primair een relatie hebben
met het bestuursorgaan.
– Onderdeel C, onder 6 (artikel A27)
Het subsidieplafond voor projecten sociale innovatie en transnationale samenwerking
(Hoofdstuk IV) wordt verhoogd van € 5,3 mln. naar € 7 mln. Dit om te komen tot een
optimale benutting van het budget voor dit onderdeel in de regeling. Op basis van
inschattingen en de eerste signalen met betrekking tot de realisatie van de projecten,
is de verwachte realisatie van de subsidie na vaststelling 75%. Dit betekent dat het
subsidieplafond wordt opgehoogd naar € 7 mln. om een verwachte realisatie van € 5,3
mln. mogelijk te maken.
Artikel II (intrekking van de Subsidieregeling kinderopvang)
Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om de uitgewerkte Subsidieregeling kinderopvang
in te trekken, aangezien die al geruime tijd niet meer actief is (de aanvraagtijdvakken
vielen in 2009 en de maximale projectduur was 18 maanden).
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark