TOELICHTING
1. Aanleiding
Deze ministeriële regeling wijzigt de Regeling uitbrengen bod aanwijzingsprocedure
bemiddelingsdienst. In deze regeling wordt bepaald in welke vorm een bod moet worden
uitgebracht om in aanmerking te komen voor de aanwijzing tot verzorger van de bemiddelingsdienst
voor doven en slechthorenden. Aan de bestaande systematiek van een vaste vergoeding
en een vergoeding per gespreksminuut zal worden vastgehouden. Met de vaste vergoeding
worden de kosten vergoed die naar verwachting altijd zullen moeten worden gemaakt,
ook als er heel weinig gebruik wordt gemaakt van de bemiddelingsdienst. De hoogte
van de huidige vaste vergoeding wordt gewijzigd in artikel 1a van de Regeling uitbrengen
bod aanwijzingsprocedure bemiddelingsdienst (zie voor een onderbouwing paragraaf 2
van de toelichting). De variabele vergoeding bestaat uit de vergoeding per gespreksminuut.
De hoogte van deze vergoeding zal, in beginsel, gelijk zijn aan het bedrag genoemd
in het laagste bod. Indien het bedrag in het bod onevenredig hoger is dan de verwachte
werkelijke kosten met inbegrip van een redelijke winstopslag, kan de minister dit
bedrag matigen op grond van artikel 9.4, derde lid, van de Telecommunicatiewet. De
hoogte van de variabele vergoeding wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.
2. Van het gebruik onafhankelijke vergoeding
Een deel van de kosten waarop een geïnteresseerde partij zijn bieding zal baseren,
betreft vaste kosten die hij als verzorger van de bemiddelingsdienst zal moeten maken
ongeacht of er veel of weinig gespreksminuten worden bemiddeld. Een vaste vergoeding
geeft biedende partijen de zekerheid dat de kosten die door de bemiddelingsdienst
gemaakt zullen moeten worden, ongeacht het aantal gespreksminuten dat wordt bemiddeld,
in ieder geval worden gedekt. De hoogte van de vaste vergoeding is vastgelegd in artikel
1a van de regeling. De vaste vergoeding is gebaseerd op een inschatting van de van
het gebruik onafhankelijke kosten en bedraagt € 4,35 miljoen inclusief BTW1 in totaal over een periode van vijf jaar. Dit zijn de kosten die naar verwachting
altijd zullen moeten worden gemaakt, ook in het fictieve geval dat er nul gespreksminuten
worden gebruikt. Het bedrag van € 4,35 miljoen is onder meer gebaseerd op de gemaakte
kosten gedurende de huidige aanwijzingsperiode (tot 30 september 2018). Gebleken is
dat de totale vergoeding (de vaste en variabele vergoeding gezamenlijk) gedurende
de huidige aanwijzingsperiode adequaat is bij het daadwerkelijke aantal verbruikte
gespreksminuten van de bemiddelingsdienst gedurende de afgelopen periode. Verder zijn
voor de vaststelling van de vaste vergoeding in grote mate dezelfde uitgangspunten
– over de manier waarop de bemiddelingsdienst kan worden ingericht – gehanteerd. Hierbij
is wel rekening gehouden met de verruiming van de openingstijden van de beeldbemiddelingsdienst
naar 13 uur iedere dag. Verder zijn de verschillende kostenposten aangepast naar het
huidig prijspeil.
De werkelijke vaste kosten kunnen hier uiteraard van afwijken, zeker als degene die
wordt aangewezen als aanbieder de bemiddelingsdienst op een andere wijze inricht.
De aanbieder kan de dienst binnen de voorschriften in het Besluit universele dienstverlening
en eindgebruikersbelangen (hierna: Bude) en de Regeling universele dienstverlening
en eindgebruikersbelangen (hierna: Rude) naar eigen inzicht inrichten en kan daarbij
dus andere keuzes maken dan waarop het bedrag van € 4,35 miljoen is gebaseerd. Indien
een partij lagere vaste kosten verwacht te maken zal hij dit verrekenen in zijn bod,
en dus een relatief laag bedrag per minuut noemen. Indien een partij juist hogere
vaste kosten verwacht zal hij die meerkosten verrekenen in het bod. Onder de kosten
die naar verwachting altijd zullen moeten worden gemaakt, ook als er heel weinig gebruik
wordt gemaakt van de dienst, moet ten eerste worden gedacht aan de kosten voor de
aanschaf, installatie, beheer en onderhoud van de benodigde software en hardware voor
het technisch platform, de kosten voor technische ondersteuning, maar ook de kosten
voor de benodigde telefoon- en internetverbinding. De bemiddelingsdienst is op grond
van artikel 2.7, derde lid, van de Rude verplicht bepaalde standaarden te ondersteunen.
Uit de evaluatie is gebleken dat de kosten voor het technisch platform lager zijn
dan in 2013 was ingeschat. Hierom worden de kosten voor deze post nu geschat op bijna
€ 300.000 per jaar. Voor de periode van vijf jaar komt dit op circa € 1,42 miljoen
in totaal. Het bedrag omvat zowel eenmalige investeringen in het platform als de jaarlijkse
operationele kosten.
Daarnaast vallen onder de vaste kosten de minimale personeelskosten. Dit zijn de kosten
die zullen worden gemaakt ten behoeve van het personeel (niet zijnde tekst- of beeldtolken)
dat naar verwachting bij de bemiddelingsdienst werkzaam zal zijn ongeacht of er veel
of weinig gebruik wordt gemaakt van de bemiddelingsdienst. De inschatting van de kosten
voor deze post zijn gebaseerd op de aanname dat er, buiten de telefonische bemiddelaars
(tekst- en beeldtolken), 2 fte personeel (niet zijnde tolken) in dienst zal zijn.
Hieronder vallen bijvoorbeeld de volgende deeltijdfuncties: algemeen management, administratieve
ondersteuning, financieel beheer, communicatie en juridische ondersteuning. In vijf
jaar tijd bedragen deze salarislasten naar schatting in totaal bijna € 700.000. Naast
de salarislasten zullen er kosten zijn voor de huisvesting, kantoorbenodigdheden en
inrichting van de werkplekken voor deze medewerkers. Deze kosten worden voor een periode
van vijf jaar in totaal op zo’n € 46.000 geschat.
De aanbieder van de bemiddelingsdienst is op grond van artikel 2.9 van de Rude verplicht
informatie te verstrekken over contactgegevens, openingstijden, klantenservice en
de wijze waarop gebruik kan worden gemaakt van de dienst. De kosten hiervoor worden
geschat op zo’n € 106.000 in vijf jaar tijd. Hieronder vallen onder meer de kosten
ontwikkeling en beheer van de website en het verspreiden van brochures en plaatsen
van advertenties om de bekendheid bij de doelgroep te vergroten. Daarnaast wordt ingeschat
dat de bemiddelingsdienst in vijf jaar tijd zo’n € 53.000 aan kosten voor externe
inhuur van specialistische diensten als accountancy of juridische ondersteuning zal
reserveren. Ook deze kosten zijn opgenomen in de vaste vergoeding.
In artikel 2.7, tweede lid, van de Rude zijn maximale wachttijden vastgelegd voor
oproepen naar de bemiddelingsdienst. Om aan deze eisen te kunnen voldoen zullen er
tijdens de in artikel 2.7, eerste lid, voorgeschreven openingstijden altijd tekst-
en beeldtolken klaar moeten zitten, ook in het fictieve geval dat er heel weinig of
niet zou worden gebeld. De totale kosten voor het klaar zitten van beeldtolken, die
in dat geval zullen worden gemaakt, worden geschat op € 1,86 miljoen. Deze inschatting
is als eerste gebaseerd op de aanname dat het inhuurtarief voor een beeldtolk € 78,50
per uur bedraagt. Dit is inclusief een correctie voor de gemiddelde toeslag voor de
voorgeschreven openingsuren die buiten reguliere werktijden vallen (zoals weekend-
en feestdagen), reiskostenvergoeding en BTW. De openingsuren van de beeldbemiddelingsdienst
worden voor de weekend- en feestdagen verruimd naar 13 uur per dag. Dit betekent dat
de beeldbemiddelingsdienst 4.745 uur per jaar geopend zal zijn. De totale kosten voor
de inhuur van beeldtolken in het fictieve geval dat er niet of nauwelijks wordt gebeld
in vijf jaar tijd zal hiermee € 1,86 miljoen bedragen. Bij de inschatting van de kosten
voor de beschikbaarheid van teksttolken is aangenomen dat reguliere callcentermedewerkers
na een korte opleiding zouden kunnen worden ingezet als teksttolk voor de bemiddelingsdienst.
In dat geval hoeven geen inhuurkosten worden gemaakt voor de uren waarin geen gebruik
wordt gemaakt van de tekstbemiddelingsdienst, wel zullen er kosten worden gemaakt
voor de opleiding tot teksttolk voor deze medewerkers. Voor teksttolken komen de totale
kosten die zullen moeten worden gemaakt, in het fictieve geval dat er niet of nauwelijks
gebruik zou worden gemaakt van de bemiddelingsdienst, daarmee uit op zo’n € 160.000
in vijf jaar tijd.
In totaal komt de vaste vergoeding hiermee op een bedrag van € 4,35 miljoen in vijf
jaar tijd. Er is voor gekozen deze vergoeding te spreiden over de kalenderjaren waarin
de bemiddelingsdienst wordt aangeboden, omdat een groot deel van de vaste kosten jaarlijks
terugkomt. De aanwijzing geldt voor vijf jaar, maar omdat gedurende een kalenderjaar
wordt gestart vallen in deze periode zes kalenderjaren (2018, 2019, 2020, 2021, 2022
en 2023). Na afloop van ieder kalenderjaar waarin de dienst wordt verzorgd, wordt
een vaste vergoeding van € 725.000 uitgekeerd. In totaal wordt er dus zes keer een
vergoeding uitgekeerd. De vaste vergoeding wordt, net als de vergoeding per gespreksminuut,
betaald uit de bijdragen van aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken,
-diensten en bijbehorende faciliteiten op grond van artikel 9.5 van de Telecommunicatiewet,
de artikelen 2.12 en 2.13 Bude en artikel 2.6 Rude.
3. Consultatie
De ontwerpregeling is tezamen met het concept van de wijziging van de Regeling universele
dienstverlening en eindgebruikersbelangen en het concept Voornemen tot aanwijzing
bemiddelingsdienst geconsulteerd door middel van een internetconsultatie op Overheid.nl
in de periode van 13 april tot en met 11 mei 2018. Er zijn in totaal 4 reacties ontvangen,
waarvan er 2 openbaar zijn (zie https://www.internetconsultatie.nl/bemiddelingsdienst). In deze paragraaf wordt alleen ingegaan op de consultatiereacties voor zover die
betrekking hebben op hetgeen in deze ontwerpregeling wordt geregeld. Voor een volledig
overzicht van wat er is gedaan met de reacties uit de consultatie wordt verwezen naar
het consultatieverslag die bij de internetconsultatie op de bovengenoemde website
zal worden gevoegd.
In een reactie wordt aandacht gevraagd voor de financiering van de tekst- en beeldbemiddelingsdienst.
Deze partij is van mening dat de kosten van deze universele dienst niet zou moeten
worden omgeslagen over de telecomsector maar gefinancierd zou moeten worden uit de
publieke middelen. Gevraagd wordt om een nadere onderbouwing voor deze keuze. Een
mogelijk alternatief zou zijn om de kosten alleen te verhalen op de kring van aanbieders
die actief zijn in de consumentenmarkt.
Wat betreft de keuze voor het omslaan van de kosten over de sector wordt het volgende
opgemerkt. De Universeledienstrichtlijn geeft de mogelijkheid om een keuze te maken
om de nettokosten voor het verlenen van de universele dienst door de overheid, of
door de sector te financieren. Destijds, bij het opstellen van de betreffende bepalingen
in de Telecommunicatiewet, is gekozen voor het omslaan van de vergoeding van de nettokosten
voor het verlenen van de universele dienst over de sector. Het systeem in de Telecommunicatiewet
is gebaseerd op het principe dat de eindgebruiker betaalt voor het feit dat er een
openbare dienst is waarmee ook eindgebruikers met een fysieke beperking gebeld kunnen
worden en zelf kunnen bellen. Het begrip eindgebruiker omvat niet alleen consumenten
maar ziet ook op zakelijke gebruikers. Personeel van bedrijven met bijvoorbeeld een
gehoorbeperking kunnen immers ook gebruik maken van de bemiddelingsdienst.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keizer