Mededeling benoeming en bezoldiging directie van De Nederlandsche Bank N.V.

De Minister van Financiën deelt hierbij mede dat bij Koninklijk besluit van 25 mei 2018 de heer prof. dr. K.H.W. Knot met ingang van 1 juli 2018 voor de duur van zeven jaren is herbenoemd tot president van De Nederlandsche Bank N.V. (DNB). De Minister van Financiën en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hebben, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, besloten dat partijen een bezoldiging overeen mogen komen die hoger is dan de maximale bezoldiging, bedoeld in artikel 2.3. De bezoldiging van de heer prof. dr. K.H.W. Knot mag bij gezamenlijk besluit van 30 mei 2018, op basis van artikel 2.4, eerste lid Wet normering topinkomens (WNT), voor deze benoemingsperiode in de functie van president van DNB worden vastgesteld op maximaal € 405.000,– per kalenderjaar bij een voltijdse aanstelling en kan jaarlijks worden geïndexeerd zoals bepaald in artikel 2.3 WNT. Deze bezoldiging houdt een verlaging in ten opzichte van de maximale bezoldiging die de heer prof. dr. K.H.W. Knot gedurende zijn eerste benoemingstermijn in deze functie ontving (€ 435.875,–).

Tevens is bij Koninklijk besluit van 25 mei 2018 de heer mr. F. Elderson met ingang van 1 juli 2018 voor de duur van zeven jaren herbenoemd tot directeur van DNB. De Minister van Financiën en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hebben, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, besloten dat partijen een bezoldiging overeen mogen komen die hoger is dan de maximale bezoldiging, bedoeld in artikel 2.3. De bezoldiging van de heer mr. F. Elderson mag bij gezamenlijk besluit van 30 mei 2018, op basis van artikel 2.4, eerste lid WNT, voor deze benoemingsperiode in de functie van directeur van DNB worden vastgesteld op maximaal € 335.000,– per kalenderjaar bij een voltijdse aanstelling en kanjaarlijks worden geïndexeerd zoals bepaald in artikel 2.3 WNT. Deze bezoldiging houdt een verlaging in ten opzichte van de maximale bezoldiging die de heer mr. F. Elderson gedurende zijn eerste benoemingstermijn in deze functie ontving (€ 362.430,–).

Bij Koninklijk besluit van 25 mei 2018 is de heer prof. dr. J. Swank met ingang van 1 december 2018 voor de duur van zeven jaren herbenoemd tot directeur van DNB. De Minister van Financiën en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hebben, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, besloten dat partijen een bezoldiging overeen mogen komen die hoger is dan de maximale bezoldiging, bedoeld in artikel 2.3. De bezoldiging van de heer prof. dr. J. Swank mag bij gezamenlijk besluit van 30 mei 2018, op basis van artikel 2.4, eerste lid WNT, voor deze benoemingsperiode in de functie van directeur van DNB worden vastgesteld op maximaal € 335.000,– per kalenderjaar bij een voltijdse aanstelling en kan jaarlijks worden geïndexeerd zoals bepaald in artikel 2.3 WNT. Voorafgaand aan indexatie wordt de bezoldiging van de heer prof. dr. J. Swank vanaf 1 januari 2019 jaarlijks met € 5.000,– verminderd. Deze bezoldiging houdt een verlaging in ten opzichte van de maximale bezoldiging die de heer prof. dr. J. Swank gedurende zijn eerste benoemingstermijn in deze functie ontving (€ 361.190,–).

Bij Koninklijk besluit van 25 mei 2018 is mevrouw mr. drs. N.C. Stolk-Luyten met ingang van 1 juli 2018 voor de duur van zeven jaren benoemd tot directeur van DNB. De Minister van Financiën en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hebben, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, besloten dat partijen een bezoldiging overeen mogen komen die hoger is dan de maximale bezoldiging, bedoeld in artikel 2.3. De bezoldiging van mevrouw mr. drs. N.C. Stolk-Luyten mag bij gezamenlijk besluit van 30 mei 2018, op basis van artikel 2.4, eerste lid WNT, in de functie van directeur van DNB per 1 juli 2018 worden vastgesteld op maximaal € 197.000,– per kalenderjaar bij een voltijdse aanstelling. Dit is gelijk aan de bezoldiging die zij ontving in haar vorige functie als secretaris-directeur, die zij tot 30 juni 2018 heeft uitgeoefend (inclusief indexatie). Vanaf 1 januari 2019 kan de bezoldiging van mevrouw mr. drs. N.C. Stolk-Luyten jaarlijks met maximaal 4% stijgen ten opzichte van het jaar ervoor, en kan de bezoldiging jaarlijks worden geïndexeerd zoals bepaald in artikel 2.3 WNT. Op deze manier groeit de bezoldiging van mevrouw mr. drs. N.C. Stolk-Luyten gedurende haar benoemingsperiode naar ten hoogste 130% van het alsdan op grond van artikel 2.3, eerste lid WNT geldende bezoldigingsmaximum per kalenderjaar bij een voltijdse aanstelling.

TOELICHTING BIJ DE BESLUITEN

De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) valt onder de Wet normering topinkomens (WNT). In beginsel zijn topfunctionarissen bij DNB dan ook onderworpen aan de maximale bezoldiging, bedoeld in artikel 2.3 WNT. Artikel 2.4 WNT bepaalt dat een hogere bezoldiging mogelijk is op individuele basis. De Minister van Financiën en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hebben conform artikel 2.4, eerste lid WNT, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, besloten dat de heer prof. dr. K.H.W. Knot, de heer mr. F. Elderson, de heer prof. dr. J. Swank en mevrouw mr. drs. N.C. Stolk-Luyten in verband met de vervulling van de functie van president respectievelijk directeur van DNB op individuele basis in aanmerking komen voor een hogere bezoldiging dan de maximale bezoldiging, bedoeld in artikel 2.3 WNT.

DNB is de onafhankelijke centrale bank van Nederland en als zelfstandig bestuursorgaan tevens prudentieel toezichthouder en nationale resolutieautoriteit van Nederland. Haar nationale taken bestaan onder meer uit het uitoefenen van het prudentieel toezicht op financiële ondernemingen, het beslissen over toelating van financiële ondernemingen tot de financiële markten alsmede het – zo nodig – afwikkelen van bepaalde financiële ondernemingen. Ook bevordert DNB de goede werking van het betalingsverkeer en de stabiliteit van het financiële stelsel.

Naast deze nationale taken heeft DNB ook monetaire taken. Als centrale bank neemt DNB deel aan het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) en is zij in de uitvoering van de bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: het Verdrag) aan haar opgedragen taken en plichten onafhankelijk van de Nederlandse Staat. DNB heeft ter uitvoering van het Verdrag als doelstelling het handhaven van prijsstabiliteit en in dat kader ondersteunt zij het algemene economische beleid in de Europese Unie. De onafhankelijkheid van DNB voor deze taken is Europeesrechtelijk verankerd. Uit artikel 130 van het Verdrag volgt o.a. dat (leden van besluitvormende organen van) nationale centrale banken onafhankelijk zijn bij de uitoefening van de bevoegdheden en het vervullen van de taken en verplichtingen die bij het Verdrag en de statuten van de ESCB en van de Europese Centrale Bank (ECB) aan hen zijn opgedragen. Regeringen van de lidstaten dienen deze onafhankelijkheid van centrale banken te respecteren en mogen de leden van besluitvormende organen van nationale centrale banken niet trachten te beïnvloeden bij de uitvoering van hun taken.

In 2014 en 2016 bracht de ECB advies uit over twee concept wetsvoorstellen aangaande de WNT.1 In haar adviezen gaf de ECB o.a. aan dat regeringen de onafhankelijkheid van een nationale centrale bank moeten respecteren en niet de leden van de besluitvormende organen van de nationale centrale banken mogen beïnvloeden door een aanpassing in de bezoldiging. Om de onafhankelijke positie van DNB te respecteren, is in 2014 door de Minister van Financiën en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties besloten de bezoldiging van de destijds zittende directieleden niet te verminderen gedurende die zittingstermijn.

Met onderhavige benoemingen van de directieleden vangen nieuwe benoemingstermijnen aan. Bij de bepaling van de hoogte van de bezoldigingen van de benoemde personen is de WNT als uitgangspunt genomen doch is tevens de onafhankelijke positie van DNB voor haar ESCB-taken in ogenschouw genomen. Ook is rekenschap gegeven van het feit dat deze personen beschikken over een bijzondere combinatie van kennis, gezag en ervaring die voor DNB in haar verschillende hoedanigheden van groot belang is. Waar er sprake is van een herbenoeming, is bovendien het functioneren van de betreffende persoon in de voorgaande termijn in acht genomen. De drie herbenoemde directieleden van DNB hebben in hun eerste termijn laten zien dat zij bij uitstek in staat zijn om leiding te geven aan DNB. Zij hebben gedurende hun eerste zittingstermijn groot gezag opgebouwd in velden waarin DNB actief is, en daarmee bijgedragen aan het vertrouwen in DNB als centrale bank, prudentieel toezichthouder en resolutieautoriteit. Voor de herbenoemde functionarissen heeft de hierboven geschetste afweging evenwel geleid tot een verlaging van hun bezoldiging ten opzichte van de bezoldiging die zij gedurende hun eerste benoemingstermijn ontvingen. Met de drie herbenoemingen aangevuld met twee nieuwe directeuren is er per 1 juli 2018 sprake van een nieuwe evenwichtig samengestelde directie die in collegiaal verband DNB bestuurd. Binnen het collegiale bestuur van de directie van DNB dragen de directeuren gezamenlijke en integrale verantwoordelijkheid en daarbij passen redelijke, uitlegbare en werkbare beloningsverschillen binnen de directie. De bezoldigingen van de president en de directieleden liggen met deze uitzonderingen op het gemiddelde van de bezoldigingen van presidenten en directieleden van centrale banken in de eurozone.

De directie dient op grond van de Wet op het financieel toezicht (Wft) te bestaan uit personen wier betrouwbaarheid buiten twijfel staat en die geschikt zijn voor de uitoefening van hun functies. Overeenkomstig artikel 12, derde lid, van de Bankwet 1998 stelt de raad van commissarissen van DNB, de directie gehoord, een functieprofiel op ten behoeve van een vacature in de directie van DNB. Dit functieprofiel moet passen in de profielschets van de directie als geheel (verplicht op grond van artikel 1:27a, derde lid Wft) en bevat onder andere de benodigde deskundigheid, ervaring en vaardigheden. Gezien de bijzondere complexiteit van taken die bij DNB zijn belegd (centrale bank, toezichthouder, resolutieautoriteit) en de supranationale dimensie daarvan (Europees o.a. ESCB, Single Supervisory Mechanism, Single Resolution Mechanism; mondiaal o.a. Bank for International Settlement (BIS) en Internationaal Monetair Fonds (IMF)), is het van belang dat de directie van DNB uit personen bestaat met kennis, gezag en ervaring in de sector. Hieronder worden de individuele uitzonderingen op de maximale bezoldiging als bedoeld in artikel 2.3 WNT per directielid nader toegelicht en gemotiveerd.


X Noot
1

Advies van de Europese Centrale Bank van 10 februari 2014 inzake de normering van de bezoldiging van topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector (CON/2014/12); Advies van de Europese Centrale Bank van 13 juni 2016 inzake de verlaging van de bezoldiging voor werknemers in publieke en semi-publieke sector (CON/2016/32)

Naar boven