Besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid van 23 mei 2018 nr.: 201803/ KPCN/18 strekkende tot aanwijzing van buitengewoon agenten van politie bij de KMAR/Caribisch Nederland

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Gelezen het verzoek van de commandant KMAR/Caribisch Nederland van 23 april 2018 en het daaropvolgende advies van de hoofdofficier van justitie;

Gelet op:

  • Artikel 184, eerste lid, onder c, van het Wetboek van Strafvordering BES;

  • Het Besluit buitengewoon agent van politie;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon agent van politie: de persoon als bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

Maximaal 50 personen werkzaam bij KMAR/Caribisch Nederland in de functie van medewerker grensbewaking, senior medewerker grensbewaking, coördinator grensbewaking of teamleider grensbewaking, zijn aangewezen als buitengewoon agent van politie.

Artikel 3

De buitengewoon agent van politie is bevoegd tot het opsporen van:

  • 1. Alle strafbare feiten voor zover noodzakelijk voor een goede uitoefening van de betreffende functie en het daaraan gekoppelde takenpakket;

  • 2. Verordeningen en/of Keuren voor zover betrokkene daarvoor door het bevoegde bestuursorgaan is aangewezen;

  • 3. Andere strafbare feiten, indien hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek of voor een concreet project door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek of project.

Artikel 4

De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Bonaire, Sint Eustatius en Saba voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.

Artikel 5

De buitengewoon agent van politie kan de in artikel 13, eerste en derde lid, van de Rijkswet Politie omschreven bevoegdheden uitoefenen.

Artikel 6

De buitengewoon agent van politie is, zodra hij met goed gevolg de opleiding aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden heeft voltooid, bevoegd bij het opsporen van de in artikel 3 genoemde strafbare feiten gebruik te maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 10, tweede lid, juncto artikel 13 van de Rijkswet Politie. Hij gedraagt zich overeenkomstig de op hem van toepassing zijnde Ambtsinstructie.

Artikel 7

  • 1. Als toezichthouder als bedoeld in artikel 46, derde lid, van het Besluit buitengewoon agent van politie is aangewezen de hoofdofficier van justitie BES.

  • 2. Als direct toezichthouder als bedoeld in artikel 46, derde lid, van het Besluit buitengewoon agent van politie is aangewezen de commandant KMAR/Caribisch Nederland

Artikel 8

  • 1. De commandant KMAR/Caribisch Nederland brengt jaarlijks, voor 1 april, verslag uit over:

    • a. het aantal buitengewoon agenten van politie werkzaam in de in artikel 2 genoemde functie;

    • b. de door die buitengewoon agenten van politie verrichte activiteiten;

    • c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon agenten van politie, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister van Veiligheid en Justitie goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.

  • 2. Dit verslag wordt toegezonden aan in artikel 7 bedoelde toezichthouder.

Artikel 9

Het Besluit buitengewoon agent van politie KMAR/Caribisch Nederland van 1 mei 2013, nr. 2013/KPCN/13 zal vervallen op 4 juni 2018.

Dit besluit treedt in werking met ingang van 4 juni 2018 en vervalt met ingang van 4 juni 2023.

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon agent van politie KMAR/Caribisch Nederland 2018

Kralendijk, 23 mei 2018

De Minister van Justitie en Veiligheid, namens deze, de Korpschef van het Korps Politie Caribisch Nederland, J.A. Rosales

TOELICHTING

Bij brief van 23 april 2018 heeft Koninklijk Marechaussee Caribisch Nederland mij verzocht om de Categoriaal Besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie met beschikkingsnummer 201301/KPCN/13 te verlengen met een periode van 5 jaren.

Conform het advies van de toezichthouder, te weten de hoofdofficier van justitie BES, acht ik de noodzaak tot verlening van het categoriaal besluit aanwezig.

Naar boven