De gemeenschappelijke regeling van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân 2018

Logo Vlieland

 

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

Deze regeling verstaat onder:

  • a.

    De Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2; verder te noemen, de Dienst.

  • b.

    Gemeente(n): de bij de regeling aangesloten gemeente(n), Harlingen, Terschelling, Vlieland en Waadhoeke.

  • c.

    Gemeentebesturen: de raden, de colleges van burgemeesters en wethouders, ieder voor zover zij bevoegd zijn.

  • d.

    Gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van de provincie Fryslân.

Artikel 2: Openbaar lichaam

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân. Het openbaar lichaam is rechtspersoon en statutair gevestigd te Franeker (gemeente Waadhoeke).

  • 2.

    Het rechtsgebied van de Dienst omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten.

Artikel 3: Bestuursorganen

1.De Dienst kent de volgende bestuursorganen:

het algemeen bestuur,

het dagelijks bestuur,

de voorzitter.

2.Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, dient in die artikelen in plaats van de raad, het college en de burgemeester gelezen te worden: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Hoofdstuk 2: Belang, taak en bevoegdheden

Artikel 4: Belang

De Dienst heeft als doel het (doen) uitvoeren van taken van de deelnemende gemeenten op de terreinen van sociale zekerheid, maatschappelijke zorg, jeugdzorg en gesubsidieerde arbeid, voor zover een gemeente op één van deze terreinen geen uitdrukkelijk voorbehoud heeft gemaakt. Voor zover een gemeente een dergelijk voorbehoud heeft gemaakt wordt dit opgenomen in een bijlage bij deze regeling.

Artikel 5: Taken en bevoegdheden

  • 1.

    Ter vervulling van het in het vorige artikel genoemde doel verricht de Dienst in elk geval de volgende taken:

    • a.

      de in de betreffende wet aan de gemeenten opgedragen taken ter uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • b.

      de in de betreffende wet aan de gemeenten opgedragen taken ter uitvoering van de Participatiewet;

    • c.

      de in de betreffende wet aan de gemeenten opgedragen taken ter uitvoering van de Jeugdwet;

    • d.

      vervallen;

    • e.

      de in het betreffende besluit aan de gemeenten opgedragen taken ter uitvoering van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen;

    • f.

      de in de betreffende wet aan de gemeenten opgedragen taken ter uitvoering van de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • g.

      de in de betreffende wet aan de gemeenten opgedragen taken ter uitvoering van de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen;

    • h.

      de in de betreffende wet aan de gemeenten opgedragen taken ter uitvoering van de Wet kinderopvang, met uitzondering van de kwaliteitscontrole en het bijhouden van het register als bedoeld in hoofdstuk 3 van deze wet;

    • i.

      de in de betreffende wet aan de gemeenten opgedragen taken ter uitvoering van de Wet inburgering;

    • j.

      de uitvoering van overige wetten op het terrein van sociale zekerheid, gesubsidieerde arbeid, maatschappelijke zorg en jeugdzorg waarvan de uitvoering aan de gemeentebesturen al dan niet in medebewind is opgedragen.

  • 2.

    Tot de uitvoering zoals vermeld in het vorige lid worden eveneens gerekend de op deze wetten gebaseerde algemene maatregelen van bestuur, overige uitvoeringsregelingen en beleidsregels. Tevens wordt hiertoe gerekend het beleidsplan van de Dienst zoals vermeld in artikel 21 van deze regeling.

  • 3.

    De aan deze regeling deelnemende gemeentelijke bestuursorganen dragen al hun bevoegdheden van regeling en bestuur vastgelegd in de genoemde wetten en de daarmee samenhangende algemene maatregelen van bestuur, uitvoeringsregelingen en beleidsregels, zoals vermeld in de leden 1 en 2 van dit artikel, over aan de desbetreffende bestuursorganen van de Dienst. Waar overdracht van bevoegdheden door delegatie op grond van wetgeving zoals genoemd in lid 1 niet is toegestaan zal door de bestuursorganen van de deelnemende gemeenten mandaat worden verleend, voor zover dat is toegestaan en voorts met inachtneming van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht over mandaat.

  • 4.

    Een deelnemende gemeente kan de Dienst opdragen meerdere en/of andere taken te verrichten dan die welke vermeld zijn in de leden 1 en 2. Met betrekking tot de aan deze extra taken verbonden kosten wordt gehandeld overeenkomstig het bepaalde in artikel 24, lid 2 onder a 2 van deze regeling.

  • 5.

    De Dienst zal de uitvoering van de in de vorige leden van dit artikel omschreven taken zoveel als mogelijk verrichten met andere instanties die (mede) belast zijn met de uitvoering van de wet- en regelgeving op de terreinen van de sociale zekerheid, maatschappelijke zorg en gesubsidieerde arbeid.

  • 6.

    De Dienst kan de taken zoals omschreven in dit artikel, na verkregen toestemming van het algemeen bestuur, ook uitvoeren voor andere dan de aan deze regeling deelnemende gemeentebesturen. Deze uitvoering zal geschieden tegen een telkens afzonderlijk overeengekomen kostprijs, waarbij de eventueel verschuldigde BTW apart in rekening zal worden gebracht.

  • 7.

    Vervallen

Artikel 6: Verplichte medewerking

  • 1.

    De besturen van de aan deze regeling deelnemende gemeenten verlenen hun medewerking aan de uitvoering van de besluiten die het bestuur van de Dienst in het kader van de uitvoering genomen heeft.

  • 2.

    Indien naar het oordeel van het bestuur van de Dienst niet of in onvoldoende mate medewerking wordt verleend, zoals bedoeld in het vorige lid, kan het bestuur van de Dienst namens en ten laste van de betrokken deelnemende gemeente een besluit uitvoeren of doen uitvoeren.

  • 3.

    Alvorens over te gaan tot toepassing van het bepaalde in het vorige lid, wordt het bestuur van de betreffende deelnemende gemeente in kennis gesteld van het daarop gerichte voornemen.

Hoofdstuk 3: Het algemeen bestuur

Artikel 7: Positie bestuur

  • 1.

    Aan het hoofd van de Dienst staat het algemeen bestuur.

  • 2.

    De bevoegdheden die bij deze regeling worden overgedragen, berusten bij het algemeen bestuur, behoudens de bevoegdheden die in artikel 13 en 14 worden overgedragen aan het dagelijks bestuur, resp. de voorzitter.

Artikel 8: Samenstelling

  • 1.

    Het algemeen bestuur van de Dienst bestaat uit leden die per deelnemende gemeente door de raad uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders worden aangewezen.

    • -

      De raad van de gemeente Waadhoeke wijst drie leden aan.

    • -

      De raad van de gemeente Harlingen wijst twee leden aan.

    • -

      De raad van de gemeente Terschelling wijst één lid aan.

    • -

      De raad van de gemeente Vlieland wijst één lid aan.

De raad kan daarbij per lid één vaste plaatsvervanger aanwijzen.

  • 2.

    De raden van de gemeenten beslissen in de eerste vergadering van elke zittingsperiode over de aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur.

  • 3.

    De leden van het algemeen bestuur hebben, onverminderd het bepaalde in artikel 18 derde lid, zitting gedurende de zittingsduur van de gemeenteraad.

  • 4.

    De leden van het algemeen bestuur treden tegelijk af op de dag waarop de leden van de raden van de gemeenten aftreden.

  • 5.

    Het lid dat ter vervulling van een tussentijdse vacature als lid van het algemeen bestuur wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats dit lid is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

  • 6.

    De leden van het algemeen bestuur, die tussentijds ontslag nemen stellen het algemeen bestuur alsmede de raad die hen heeft aangewezen hiervan op de hoogte. Het ontslag is onherroepelijk. Leden van het algemeen bestuur, die ontslag hebben genomen, behouden hun lidmaatschap totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 7.

    De aanwijzing voor de vervulling van plaatsen die door ontslag, overlijden of om een andere reden zijn opengevallen, vindt plaats door de raad die het aangaat, binnen een maand na dat open vallen.

Artikel 9: Werkwijze

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast. Besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur vergadert zo vaak als hij daartoe heeft besloten, doch jaarlijks minimaal tweemaal en verder zo dikwijls als de voorzitter het nodig acht of tenminste twee leden zulks schriftelijk onder opgave van de te behandelen onderwerpen, verzoeken. In het laatste geval vindt de vergadering binnen twee weken plaats (art.17 Gemw en art. 22 Wgr).

  • 3.

    De voorzitter roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.

  • 4.

    Tegelijkertijd met de oproeping brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen met uitzondering van de in Gemeentewet artikel 25, tweede lid bedoelde stukken (stukken waaromtrent geheimhouding is opgelegd) worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd (art. 19 Gemw en art. 22 Wgr).

  • 5.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 6.

    De deuren worden gesloten wanneer drie van de aanwezige leden daarom verzoeken of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 7.

    Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 8.

    Van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing, artikel 20 (quorum voor opening van vergadering), artikel 22 (onschendbaarheid, verschoningsrecht), artikel 26 (handhaving orde vergadering), artikel 28 (niet deelname stemming), artikel 29 (quorum voor geldige stemming), artikel 30 (totstandkoming besluit), artikel 31 (geheime stembriefjes) en artikel 32 (overige stemmingen).

Artikel 10: Besloten vergadering

  • 1.

    Op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur betreffende geheimhouding omtrent de inhoud van stukken is artikel 23 lid 1 tot en met 4 van de Wet gemeenschappelijke regelingen van toepassing.

  • 2.

    In een besloten vergadering van het algemeen bestuur wordt geen besluit genomen over:

    Het beleidsplan,

    De begroting, de wijzigingen daarvan en de rekening,

    Het liquidatieplan.

Hoofdstuk 4: Het dagelijks bestuur

Artikel 11: Samenstelling

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en twee leden.

  • 2.

    De voorzitter en de leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen door het algemeen bestuur uit de leden die op grond van artikel 8 lid 1 zijn aangewezen. Zij worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling, zoals bepaald in artikel 8, lid 2. Bij de benoeming van de leden van het dagelijks bestuur geldt de restrictie dat die leden gezamenlijk niet de meerderheid mogen hebben in het algemeen bestuur.

  • 3.

    Zij treden, onverminderd het bepaalde in artikel 18 derde lid, af op de dag van aftreden van de leden van het algemeen bestuur. Zij zijn na het aftreden herkiesbaar.

  • 4.

    De aanwijzing van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die door ontslag, overlijden of om een andere reden openvallen, vindt plaats binnen twee maanden na dat open vallen.

  • 5.

    Degene, die ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

Artikel 12: Werkwijze

Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of tenminste twee leden zulks onder opgave van de te behandelen onderwerpen dit verzoeken. De vergadering vindt plaats binnen twee weken nadat het verzoek is binnengekomen.

Artikel 13: Taak en bevoegdheden

Aan het dagelijks bestuur komen de volgende taken en bevoegdheden toe:

  • 1.

    Het voeren van het dagelijks bestuur ,voor zover niet bij of krachtens de wet of deze regeling het algemeen bestuur hiermee is belast.

  • 2.

    Voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en ter beslissing moet worden voorgelegd.

  • 3.

    Het uitvoeren van besluiten van het algemeen bestuur.

  • 4.

    Het uitoefenen van de door de colleges van burgemeester en wethouders overgedragen bevoegdheden tot bestuur ten aanzien van de taken genoemd onder artikel 5.

  • 5.

    Regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam.

  • 6.

    Ambtenaren te benoemen, te schorsen en te ontslaan, met inachtneming van hetgeen in artikel 20 is bepaald.

  • 7.

    De zorg voor het beheer van inkomsten en uitgaven van de Dienst.

  • 8.

    Het houden van toezicht op het functioneren van de Dienst.

  • 9.

    Te besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam , met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31a Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 10.

    Te besluiten namens de Dienst, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen. bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.

  • 11.

    Het behartigen van de belangen van de Dienst bij andere overheden, instellingen, bedrijven of personen waarmee contact voor de Dienst van belang is.

Hoofdstuk 5: De voorzitter

Artikel 14: Taak

  • 1.

    De voorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen. Het voorzitterschap wordt bij toerbeurt door één van de deelnemende gemeenten vervuld.

  • 2.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 3.

    Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wordt deze vervangen door een lid van het dagelijks bestuur.

  • 4.

    Hij tekent de stukken, die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan.

  • 5.

    De voorzitter vertegenwoordigt de Dienst in en buiten rechte. De voorzitter kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen gemachtigde.

Hoofdstuk 6: De directeur

Artikel 15: Directeur

  • 1.

    De bestuursorganen van de Dienst worden bijgestaan door de directeur. Hij heeft in de vergaderingen van het algemeen en dagelijks bestuur een adviserende stem.

  • 2.

    De directeur wordt benoemd, geschorst en ontslagen door het algemeen bestuur.

  • 3.

    De directeur is belast met de dagelijkse leiding van de Dienst.

  • 4.

    De directeur ondertekent mede alle stukken die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan.

  • 5.

    De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de directeur en zijn plaatsvervanger(s) worden vastgelegd in een door het algemeen bestuur vast te stellen statuut.

  • 6.

    De directeur is verantwoording verschuldigd aan het dagelijks en algemeen bestuur.

Hoofdstuk 7

Artikel 16: Commissies ex artikel 24 Wet gemeenschappelijke regelingen

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan commissies van advies instellen, zoals bedoeld in artikel 24 lid 1 en 2 Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden, werkwijze en samenstelling.

  • 3.

    Artikel 24 lid 4 Wet gemeenschappelijke regelingen is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 8: Inlichtingen verantwoording en ontslag

Artikel 17: Intern: dagelijks bestuur naar algemeen bestuur

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2.

    Zij geven gevraagd en ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie en inlichtingen die voor een juiste beoordeling van die taakuitvoering nodig is.

  • 3.

    Vervallen.

  • 4.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur van zijn opdracht worden ontheven, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.

  • 5.

    De leden 1 tot en met 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de voorzitter voor de door hem verrichtte taken.

Artikel 18: Extern: dagelijks en algemeen bestuur naar de raden

  • 1.

    Het algemeen en dagelijks bestuur geven aan de raden van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid en taakuitvoering nodig is.

  • 2.

    Het algemeen en dagelijks en bestuur verstrekken aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door een of meer leden van die raden worden verlangd.

Artikel 19: Extern: individuele leden van het algemeen bestuur

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur verschaft de raad die dit lid heeft aangewezen met inachtneming van artikel 16 van de Wet gemeenschappelijke regelingen alle inlichtingen, die voor die raad of door een of meer leden van die raad worden verlangd en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van die raad aangegeven wijze.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur is de raad die dit lid heeft aangewezen, met inachtneming van artikel 16 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid en taakuitvoering en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van die raad aangegeven wijze.

  • 3.

    Een lid van het algemeen bestuur kan door de raad, die hem heeft aangewezen, worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van de raad niet meer bezit.

Hoofdstuk 9: Het personeel

Artikel 20: Personeel

  • 1.

    De Dienst kan personeel aanstellen. De rechtspositie van het personeel wordt vastgesteld door het algemeen bestuur. Op het personeel van de Dienst is de Collectieve arbeidsvoorwaarden regeling voor het gemeentepersoneel en de Uitwerkingsovereenkomst van toepassing.

  • 2.

    Met betrekking tot de toepassing van arbeidsvoorwaarden, welke buiten de kaders van de in het voorgaande lid genoemde regelingen vallen, wordt door het algemeen bestuur beslist.

  • 3.

    De aanstelling, schorsing en ontslag van personeel dat wordt beloond beneden het niveau van functieniveau 12 geschiedt namens het dagelijks bestuur door de directeur. Onverminderd hetgeen is bepaald in artikel 15 lid 2 geschiedt aanstelling, schorsing en ontslag van personeel dat wordt beloond op functieniveau 12 en hoger geschiedt, door het dagelijks bestuur.

Hoofdstuk 10: Het beleidsplan en het beleidsverslag

Artikel 21: Beleidsplan

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt voor elk kalenderjaar een beleidsplan, zoals bedoeld in artikel 110 1e lid onder a van de Gemeentewet, vast, nadat de raden zijn geconsulteerd. Het beleidsplan heeft betrekking op de uitvoering van de taken genoemd in artikel 5.

  • 2.

    Het ontwerp beleidsplan wordt, nadat het is vastgesteld door het algemeen bestuur, door het dagelijks bestuur ter advisering aan de raden toegezonden. Deze zullen hun opvattingen ter zake aan het algemeen bestuur mededelen.

  • 3.

    Indien de raad van een gemeente ten aanzien van een bepaald in het beleidsplan vastgesteld onderwerp, een eigen beleid wenst te voeren, dat afwijkt van het beleid welke het algemeen bestuur en de overige deelnemende gemeenten met betrekking tot dit onderwerp, in meerderheid voorstaan, wordt dit afwijkende beleidsstandpunt als bijlage bij het beleidsplan opgenomen.

  • 4.

    De Dienst draagt zorg voor een zorgvuldige uitvoering van het volledige beleidsplan. Met betrekking tot de financiële gevolgen van een minderheidsbeleidsstandpunt is artikel 24 lid 2 onder a 2 van toepassing.

  • 5.

    Het algemeen bestuur stelt na afloop van elk kalenderjaar een beleidsverslag, zoals bedoeld in artikel 110 1e lid onder b van de Gemeentewet, vast. Het beleidsverslag heeft betrekking op de uitvoering van de taken genoemd onder artikel 5.

  • 6.

    Het beleidsverslag wordt ter informatie aan de raden toegezonden.

Hoofdstuk 11: Financiële bepalingen

Artikel 22: Financieel beleid, beheer en controle

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt regels vast ter zake van het financieel beleid, het financiële beheer en de inrichting van de financiële organisatie overeenkomstig het bepaalde in artikel 212 Gemeentewet.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Het bepaalde in artikel 213 Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 23: Begrotingsprocedure

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling doch in ieder geval voor 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient aan gedeputeerde staten. Het dagelijks bestuur zendt voor 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient de algemene financiële en beleidsmatige kaders en een door het algemeen bestuur vastgestelde ontwerpbegroting alsmede de voorlopige jaarrekening , vergezeld van een behoorlijke toelichting, toe aan de raden van de gemeenten.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting acht weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, onderscheidenlijk acht weken voordat zij wordt vastgesteld toe aan de raden van de deelnemende gemeenten. De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190 2e en 3e lid van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De raden van de deelnemende gemeenten zullen binnen acht weken na toezending van de

ontwerpbegroting het dagelijks bestuur door tussenkomst van de door die gemeenten aangewezen bestuursleden van hun gevoelen doen blijken. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin de gevoelens van de raden zijn vervat, bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 4.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting zo nodig en mogelijk met verwerking van de zienswijzen van de deelnemende gemeenten vast vóór of uiterlijk op 10 juli.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor toezending voor 1 augustus van de vastgestelde begroting aan gedeputeerde staten en aan de deelnemende gemeenten.

  • 6.

    Het bepaalde in dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de besluiten tot wijziging van de begroting.

Artikel 24: Bijdragen van de gemeenten

  • 1.

    In de begroting wordt aangegeven welke bijdrage elke gemeente verschuldigd is voor de uitvoering van de taken van de Dienst. Op de gemeentelijke bijdrage wordt de vergoeding voor eventuele diensten van een gemeente aan de Dienst in mindering gebracht.

  • 2.

    De kosten die de Dienst aan de gemeenten toerekent, bestaan uit directe en indirecte kosten:

    • a.

      Directe kosten:

Deze kosten worden rechtstreeks toegerekend aan de gemeente waarvoor de kosten zijn gemaakt.

  • 1.

    Programmakosten: uitkeringskosten, kosten van leningen en andere verstrekkingen die voortvloeien uit toepassing van wet en regelgeving, als bedoeld in art. 5, onder aftrek van ontvangsten uit vorderingen.

  • 2.

    Alle extra uitvoeringskosten van de Dienst, die worden veroorzaakt door gemeentelijk beleid, dat afwijkt van het algemene beleid van de Dienst.

Alle extra kosten van de Dienst, die voortvloeien uit een kennelijk ontoereikende uitvoering van wet en regelgeving, als bedoeld in art. 5, in de periode voor de inwerkingtreding van de regeling

b.Indirecte kosten:

Deze kosten betreffen de beheers- en apparaatskosten van de Dienst. De kosten worden op basis van de volgende verdeelsleutel toegerekend aan de gemeenten:

  • 1.

    De uitvoeringskosten worden waar mogelijk direct aan een programma, c.q. gemeente gekoppeld. De uitvoeringskosten welke niet direct aan een programma kunnen worden gekoppeld worden over de programma’s verdeeld op basis van de relatieve verdeling van de directe uren. Daarna worden de kosten over de gemeenten verdeeld op basis van de volgende verdeelsleutel: 30% wordt verrekend onder de gemeenten naar rato van het aantal inwoners per gemeente en 70% naar rato van het aantal voorzieningen dan wel uitkeringsgerechtigden per gemeente.

  • 2.

    Vervallen (samengevoegd met het voorgaande lid 1).

  • 3.

    Inwonertal, voorzieningen en uitkeringsgerechtigden worden door de Dienst vastgesteld, waarbij als peildatum 1 januari van het betreffende boekjaar geldt.

  • 4.

    Vervallen.

  • 5.

    De Dienst brengt de kosten onder lid 2 genoemd bij de gemeenten in rekening.

  • 6.

    Alle betalingen van het Rijk aan de gemeenten met betrekking tot kosten als bedoeld in lid 3 worden direct na ontvangst door de gemeente aan de Dienst overgemaakt.

  • 7.

    Na afloop van elk kalenderjaar vindt tussen de Dienst en de gemeenten een definitieve afrekening plaats.

  • 8.

    Eventuele specifieke middelen uit fondsen en doeluitkeringen welke door het Rijk aan de gemeenten worden verstrekt, bedoeld voor de uitvoering van taken waarmee de Dienst is belast, worden door de Dienst beheerd.

  • 9.

    Kennelijke onbillijkheden die uit de toepassing van dit artikel voortvloeien, worden ter beslissing voorgelegd aan het dagelijks bestuur.

  • 10.

    Over wijzigingen met betrekking tot de wijze waarop verrekening met de gemeenten plaatsvindt, beslist het algemeen bestuur.

Artikel 25: Jaarrekening

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt de rekening over het afgelopen kalenderjaar, met alle bijbehorende bescheiden, jaarlijks vast in het kalenderjaar volgend waarop deze betrekking heeft. Het dagelijks bestuur stuurt de vastgestelde rekening met toelichting binnen twee weken na vaststelling doch uiterlijk voor 15 juli van het jaar volgende waarop deze betrekking heeft aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan gedeputeerde staten. De rekening dient te zijn vergezeld van een verslag van het onderzoek naar de getrouwheid en rechtmatigheid van de jaarrekening.

  • 2.

    Vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur en de directeur tot decharge behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.

  • 3.

    In de rekening wordt het voor elk der deelnemende gemeenten het bedrag opgenomen dat voor rekening van de desbetreffende gemeente komt onder verrekening van de eventuele vergoedingen voor diensten die de gemeente aan de Dienst heeft geleverd.

Hoofdstuk 12: Vergoedingen

Artikel 26: Vergoedingen

Reis- en verblijfskosten gemaakt als bestuurslid van de Dienst, worden door de gemeente die het lid vertegenwoordigt vergoed, op basis van de in de betreffende gemeente geldende reis- en verblijfskosten regeling.

Hoofdstuk 13: Het archief

Artikel 27: Archief

Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor en het toezicht op bewaring en beheer van de archiefbescheiden van de Dienst.

Hoofdstuk 14: Toetreding, uittreding, wijziging, geschillen en opheffing

Artikel 28: Toetreding, uittreding

  • 1.

    Het bestuur van de gemeente die wenst toe te treden richt het verzoek ter zake aan het algemeen bestuur.

  • 2.

    Het algemeen bestuur zendt het verzoek als bedoeld in het eerste lid zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen twee maanden na binnenkomst ervan door aan de besturen van de deelnemende gemeenten onder overlegging van zijn advies omtrent de toetreding en de eventueel daaraan te verbinden voorwaarden.

  • 3.

    Toetreding vindt plaats indien de raden van tenminste 3 van de deelnemende gemeenten daarin bewilligen.

  • 4.

    Het bestuur van een van de deelnemende gemeenten kan tot uittreding besluiten.

  • 5.

    Van het besluit als bedoeld in het voorgaande lid wordt uiterlijk drie kalendermaanden voor het einde van het kalenderjaar kennis gegeven aan het algemeen bestuur.

  • 6.

    De uittreding vindt niet eerder plaats dan op 31 december van het jaar volgend op het jaar waarin het algemeen bestuur van het besluit genoemd in lid 4 en 5 in kennis is gesteld.

  • 7.

    De financiële schade die door de uittreding aan de Dienst is toegebracht wordt, inclusief de hierdoor ontstane wachtgeldverplichtingen, aan de uittredende gemeente in rekening gebracht.

  • 8.

    Voor de vaststelling van de financiële schade als bedoeld in lid 7 wordt door de Dienst en de uittredende gemeente, gezamenlijk, advies gevraagd aan een onafhankelijke externe deskundige. Het advies van de deskundige in de vorige zin genoemd is voor partijen bindend.

Artikel 29: Wijziging

  • 1.

    De regeling kan worden gewijzigd bij een zodanig besluit van de colleges van burgemeester en wethouders en de raden van 3 van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor toezending van de gewijzigde regeling aan de deelnemende gemeenten.

Artikel 30: Geschillen

Met betrekking tot geschillen omtrent de toepassing, in de ruimste zin, van de regeling tussen de besturen van de gemeenten of tussen besturen van een of meer gemeenten en het bestuur van het openbaar lichaam is artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen van toepassing.

Artikel 31: Liquidatie

  • 1.

    Ingeval van opheffing van de gemeenschappelijke regeling, besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de noodzakelijke regels op. Een zodanig besluit wordt met een drie vierde meerderheid genomen.

  • 2.

    Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de raden van de gemeente gehoord, vastgesteld.

  • 3.

    Het liquidatieplan voorziet in de verplichtingen van de gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing.

  • 4.

    Het liquidatieplan voorziet eveneens in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 6.

    De bestuursorganen van de gemeenschappelijke regeling blijft ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.

Hoofdstuk 15: Slotbepalingen

Artikel 32: Toezending regeling en inwerkingtreding

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders van Waadhoeke draagt zorg voor toezending van deze gewijzigde regeling aan gedeputeerde staten.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders van Waadhoeke draagt zorg voor de bekendmaking in alle deelnemende gemeenten door kennisgeving van de inhoud van deze gewijzigde regeling in de Staatscourant.

  • 3.

    De gewijzigde regeling treedt in werking per 1 januari 2018.

Artikel 33: Duur van de regeling

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 34: Titel

De regeling kan worden aangehaald als de gemeenschappelijke regeling van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân.

Aldus besloten door:

Harlingen,

De raad van de gemeente Harlingen, in zijn openbare vergadering van…………………………

, voorzitter

, griffier

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harlingen, in zijn vergadering van …………….

, burgemeester

, secretaris

Terschelling West,

De raad van de gemeente Terschelling, in zijn openbare vergadering van 19 december 2018

J.B. Wassing , voorzitter

N.de Vries- De Jong, loco.griffier

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terschelling, in zijn vergadering van 13 juni 2017

J.B. Wassink , burgemeester

H.de Jong , secretaris

Vlieland,

De raad van de gemeente Vlieland, in zijn openbare vergadering van…………………………….

, voorzitter

, griffier

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlieland, in zijn vergadering van …………….

, burgemeester

, secretaris

Franeker,

De raad van de gemeente Waadhoeke, in zijn openbare vergadering van…………………………..

, voorzitter

, griffier

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waadhoeke, in zijn vergadering van …………….

, burgemeester

, secretaris

Naar boven