Besluit van 14 mei 2018, nr. 201800043 tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Coevorden krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Verdubbeling N34 Coevorden)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Ingevolge de artikelen 77 en 78 van de onteigeningswet kan worden onteigend voor de uitvoering van een bestemmingsplan.

Het verzoek tot aanwijzing ter onteigening

Provinciale staten van Drenthe (hierna verzoeker) hebben Ons bij besluit van 19 april 2017, nummer 2017-774, verzocht om ten name van de Provincie Drenthe over te gaan tot het aanwijzen ter onteigening van de onroerende zaken in de gemeente Coevorden, begrepen in het onteigeningsplan Verdubbeling N34 Coevorden. De onroerende zaken zijn nodig voor de uitvoering van het bestemmingsplan N34-verdubbeling van de gemeente Coevorden.

Gedeputeerde staten van Drenthe hebben bij brief van 3 mei 2017, kenmerk 201600033-00693747, het verzoek aan Ons ter besluitvorming voorgedragen.

Bij brief van 31 augustus 2017, kenmerk 201600033-00713380, hebben gedeputeerde staten van Drenthe Ons te kennen gegeven wegens de voortgang van de minnelijke verwerving niet langer prijs te stellen op voortzetting van de onteigeningsprocedure voor de onroerende zaken met de grondplannummers 3, 4, 5, 9, 24, 28, 31, 32, 35, 37, 40, 44, 55, 56, 66, 68, 72, 73, 74, 75, 81, 82, 84, 86 en 87. Omdat de noodzaak van onteigening voor deze grondplannummers hiermee is komen te vervallen, zullen Wij deze niet ter onteigening aanwijzen. In de bij dit besluit behorende lijst van te onteigenen onroerende zaken is hiermee rekening gehouden.

Gedeputeerde staten van Drenthe hebben bij brief van 11 september 2017, kenmerk 201600033-00714486, de onteigeningsstukken aangevuld en bij brief van 28 september 2017, zonder kenmerk, heeft de adviseur van de provincie de onteigeningsstukken verder aangevuld.

Bij brief van 25 oktober 2017, kenmerk 201600033-00722008, hebben gedeputeerde staten van Drenthe Ons te kennen gegeven wegens de voortgang van de minnelijke verwerving niet langer prijs te stellen op voortzetting van de onteigeningsprocedure voor de onroerende zaken met de grondplannummers 34, 42, 43 en 51. Omdat de noodzaak van onteigening voor deze grondplannummers hiermee is komen te vervallen, zullen Wij deze niet ter onteigening aanwijzen. In de bij dit besluit behorende lijst van te onteigenen onroerende zaken is hiermee rekening gehouden.

Bij brief van 8 maart 2018, kenmerk 201600033-00744898, hebben gedeputeerde staten van Drenthe Ons te kennen gegeven wegens de voortgang van de minnelijke verwerving niet langer prijs te stellen op voortzetting van de onteigeningsprocedure voor de onroerende zaken met de grondplannummers 10, 29, 71 en 80. Omdat de noodzaak van onteigening voor deze grondplannummers hiermee is komen te vervallen, zullen Wij deze niet ter onteigening aanwijzen. In de bij dit besluit behorende lijst van te onteigenen onroerende zaken is hiermee rekening gehouden.

Planologische grondslag

De onroerende zaken die in het onteigeningsplan zijn begrepen, zijn gelegen in het bestemmingsplan N34-verdubbeling, verder te noemen: het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is op 27 september 2016 vastgesteld door de raad van de gemeente Coevorden.

Omdat het bestemmingsplan ten tijde van dit aanwijzingsbesluit nog niet onherroepelijk is, zullen Wij aan dit besluit voorwaarden verbinden die zien op het tijdstip waarop een dagvaarding ingevolge artikel 18 van de onteigeningswet kan worden uitgebracht en op het tijdstip van het vervallen van dit besluit.

Aan de onroerende zaken is de bestemming Verkeer en zijn de dubbelbestemmingen Waarde – Archeologische verwachtingswaarde, Leiding – Hoogspanningsverbinding, Leiding – Gas, en Waarde – Archeologie 3 toegekend.

Toepassing uniforme openbare voorbereidingsprocedure

Overeenkomstig artikel 78, tweede lid, van de onteigeningswet en artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) hebben het ontwerp koninklijk besluit en de in artikel 79 van de onteigeningswet bedoelde stukken vanaf 8 december 2017 tot en met 18 januari 2018 in de gemeente Coevorden en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage gelegen.

Overeenkomstig artikel 3:12 van de Awb heeft de burgemeester van Coevorden van het ontwerp koninklijk besluit en van de terinzagelegging van de onteigeningsstukken op 5 december 2017 openbaar kennis gegeven in de Zuidoosthoeker. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Onze Minister) heeft van het ontwerp koninklijk besluit en van de terinzagelegging van de onteigeningsstukken openbaar kennis gegeven in de Staatscourant van 5 december 2017, nr. 68040.

Verder heeft Onze Minister het ontwerp koninklijk besluit overeenkomstig artikel 3:13 van de Awb, voorafgaand aan de terinzagelegging toegezonden aan belanghebbenden, waaronder de verzoeker. Daarbij zijn de belanghebbenden gewezen op de mogelijkheid om schriftelijk of mondeling zienswijzen over het ontwerpbesluit naar voren te brengen en op de mogelijkheid over de zienswijzen te worden gehoord.

Overwegingen

Noodzaak en urgentie

Het bestemmingsplan voorziet in de verdubbeling van de provinciale weg N34 in Coevorden. Het project omvat twee trajecten van de N34 van in totaal circa 9 kilometer lang, gelegen in Emmen en in Coevorden. Deze onteigening betreft het traject van Coevorden-Noord (aansluiting met Rondweg Coevorden N382) tot aan het klaverblad Holsloot (aansluiting met de A37). Dit traject heeft een lengte van circa 5,6 kilometer. Voor het andere traject (N34 na de aansluiting met de N391 tot de aansluiting met de N381) heeft verzoeker een afzonderlijk verzoek tot onteigening ingediend.

Door de verdubbeling van de N34 verbetert de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid van Emmen en Coevorden, het onderliggende wegennet wordt ontzien en de doorstroming van het verkeer wordt bevorderd. De bestaande weg met twee (2x1) rijstroken wordt omgebouwd naar een weg met vier (2x2) rijstroken. De aansluitingen Coevorden-Noord (aansluiting op N382) en het Klaverblad Holsloot (aansluiting op A37) worden hierop aangepast.

In de door de verzoeker om onteigening gewenste wijze van planuitvoering wordt inzicht verschaft door het bestemmingsplan met de daarbij behorende planregels, toelichting en verbeelding, als ook door de zakelijke beschrijving en de inrichtingstekeningen behorende bij het onteigeningsplan.

De kosten voor de verdubbeling van de N34 worden door de provincie Drenthe gedragen en worden uit de bestaande begroting gedekt.

Om de werken en werkzaamheden ter uitvoering van het bestemmingsplan tijdig te kunnen realiseren, wenst de provincie Drenthe de eigendom, vrij van lasten en rechten, te verkrijgen van de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaken.

De verzoeker heeft met de eigenaren overleg gevoerd om deze onroerende zaken minnelijk in eigendom te verkrijgen. Dit overleg heeft vooralsnog niet tot (volledige) overeenstemming geleid. Omdat het ten tijde van het verzoek naar het oordeel van de verzoeker niet aannemelijk was dat het overleg op afzienbare termijn tot vrijwillige eigendomsoverdracht zou leiden, hebben provinciale staten van Drenthe tot hun onteigeningsverzoek besloten, om de tijdige verwezenlijking van het bestemmingsplan zeker te stellen.

Uit de Ons bij het verzoek overgelegde zakelijke beschrijving blijkt dat de provincie voornemens is om in maart 2018 te starten met de aanbestedingsprocedure. Volgens planning zullen de werkzaamheden in februari 2019 starten en zal het werk worden opgeleverd in augustus 2020. Daarmee is aannemelijk dat zal worden voldaan aan de door Ons voor de aanvang van de werken en werkzaamheden gehanteerde termijn van ten hoogste vijf jaar na de datum van dit aanwijzingsbesluit.

Zienswijzen

Binnen de termijn dat het ontwerp koninklijk besluit ter inzage heeft gelegen zijn daarover zienswijzen naar voren gebracht door:

  • 1. Maatschap E. en J.M. Boesjes-Blaauwgeers, waarvan de maten zijn E. Boesjes en J.M. Boesjes-Blaauwgeers. E. Boesjes is volgens de kadastrale registratie eigenaar van de onroerende zaken met grondplannummers 54, 63, 64, 67, 69, 70, 77 en 78, verder te noemen: reclamanten 1;

  • 2. H.A. Hutten en A. Korblet, eigenaren van de onroerende zaak met grondplannummer 61, verder te noemen: reclamanten 2.

Overeenkomstig artikel 78, vierde lid, van de onteigeningswet heeft Onze Minister reclamanten in de gelegenheid gesteld te worden gehoord in een op 1 februari 2018 te Coevorden gehouden hoorzitting.

Reclamanten 1 hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

Overwegingen naar aanleiding van de zienswijzen

Wij hebben hetgeen reclamanten in hun zienswijzen naar voren brengen samengevat in de hierna volgende passages. Daarbij hebben Wij tevens Onze overwegingen bij de zienswijzen weergegeven.

De zienswijze van reclamanten 1

1.1

Het bestemmingsplan is nog niet gewijzigd om tot onteigening over te kunnen gaan.

Ad 1.1

Met betrekking tot het – volgens reclamanten nog niet gewijzigde – bestemmingsplan overwegen Wij het volgende.

Tegen het op 27 september 2016 vastgestelde bestemmingsplan hebben reclamanten 1 beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna de Afdeling). In een tussenuitspraak van 27 december 2017, nummer 201608688/1/R3, heeft de Afdeling het beroep van reclamanten ongegrond verklaard. Aangezien de Afdeling in de uitspraak tevens de raad van de gemeente Coevorden onder meer heeft opgedragen om een aantal binnen de uitspraak omschreven gebreken in het vaststellingsbesluit van 27 september 2016 te herstellen, is het bestemmingsplan nog niet onherroepelijk. Ter bescherming van de planologische belangen van rechthebbenden nemen Wij in dat geval echter opschortende en ontbindende voorwaarden op. Deze voorwaarden zijn in de onderhavige procedure door Ons verbonden aan het ontwerpbesluit en zullen, zoals ook uit het gestelde onder “Planologische grondslag” blijkt, eveneens aan dit besluit worden verbonden.

1.2

Reclamanten voeren aan dat verzoeker onvoldoende heeft geprobeerd om tot een schikking te komen. Op 6 december 2016 heeft de provincie een eerste bod gedaan op hun gronden. Reeds op 19 april 2017 is het verzoekbesluit ingevolge artikel 78 van de onteigeningswet genomen. Er werd (op 6 december 2016) € 50.000,-- per ha geboden, terwijl er in de omgeving tussen de € 60.000,-- en € 70.000,-- voor gehele percelen wordt betaald. Het aanbod van de provincie is voor gedeelten van de percelen waardoor vaak een incourant of klein perceel over blijft. Er werd direct ‘gedreigd’ met onteigening als reclamanten niet willen meewerken. Reclamanten hebben op 23 november 2017 een vraagprijs bij de provincie neergelegd. De provincie vindt deze te hoog. Als reclamanten de vraagprijs niet verlagen willen de medewerkers van de Provincie niet verder onderhandelen. Reclamanten vinden het bizar dat de provincie wel veel te weinig mag bieden, maar dat zij niet te veel mogen vragen.

Ad 1.2

Deze zienswijze ziet op het gevoerde minnelijk overleg en op de hoogte van de schadeloosstelling. Met betrekking tot het gevoerde minnelijk overleg overwegen Wij in het algemeen dat artikel 17 van de onteigeningswet bepaalt dat de onteigenende partij dat wat onteigend moet worden eerst bij minnelijke overeenkomst in eigendom probeert te verkrijgen. Deze bepaling heeft betrekking op de gerechtelijke onteigeningsprocedure. Het minnelijk overleg in de daaraan voorafgaande administratieve onteigeningsprocedure is echter een van de vereisten waaraan door Ons wordt getoetst bij de beoordeling van de noodzaak tot onteigening. Omdat onteigening een uiterste middel is, zijn Wij van oordeel dat hiervan pas gebruik mag worden gemaakt als het minnelijk overleg voor het begin van de administratieve onteigeningsprocedure niet of niet in de gewenste vorm tot overeenstemming heeft geleid.

Aan deze eis is naar Ons oordeel in het kader van onteigeningen op basis van artikel 78 van de onteigeningswet in beginsel voldaan als voor de datum van het verzoekbesluit met de onderhandelingen over de minnelijke eigendomsverkrijging tijdig een begin is gemaakt en het op het moment van het verzoekbesluit aannemelijk is dat die onderhandelingen tot een redelijk punt zijn voortgezet, maar dat deze voorlopig niet tot vrijwillige eigendomsoverdracht zullen leiden. Daarbij moet het gaan om een concreet en serieus minnelijk overleg. Uitgangspunt daarbij is dat ten tijde van het verzoekbesluit al een formeel schriftelijk aanbod is gedaan.

Wat betreft de hoogte van de aangeboden schadeloosstelling overwegen Wij in het algemeen dat de onteigening ingevolge artikel 40 van de onteigeningswet plaatsvindt op basis van een volledige schadeloosstelling voor alle schade die de onteigende partij rechtstreeks en noodzakelijk lijdt door het verlies van zijn onroerende zaak. Artikel 41 van de onteigeningswet ziet daarnaast op de te vergoeden waardevermindering van het overblijvende. De samenstelling en de hoogte van de schadeloosstelling staan Ons in het kader van de administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling, maar komen bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming aan de orde in het kader van de gerechtelijke onteigeningsprocedure. In het kader van de administratieve onteigeningsprocedure wordt evenmin getreden in de vraag of alle schadecomponenten in de schadeloosstelling zijn opgenomen. Ook dit aspect komt bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming in de gerechtelijke onteigeningsprocedure aan de orde.

In het bijzonder overwegen Wij dat verzoeker op 6 december 2016 een eerste schriftelijk aanbod heeft gedaan om de te onteigenen onroerende zaken aan te kopen. Uit het logboek en de overgelegde stukken blijkt dat dit aanbod volgde op voorafgaand overleg en taxatie van de kant van verzoeker. Nadien is het aanbod tussen partijen besproken waarna het aanbod door verzoeker op 15 februari 2017 gemotiveerd is herhaald. Nadien zijn van de kant van verzoeker diverse pogingen ondernomen om het aanbod te bespreken. Na het verzoekbesluit heeft verzoeker op 23 oktober 2017 naar aanleiding van voortschrijdende inzichten op basis van gerealiseerde grondtransacties een verhoogd aanbod tot schadeloosstelling gedaan. Op 7 december 2017 heeft verzoeker om dezelfde reden het aanbod opnieuw naar boven toe bijgesteld. Dit verhoogde aanbod heeft eveneens nog niet geleid tot minnelijke overeenstemming. Ons is gebleken dat partijen substantieel van mening verschillen over de diverse componenten van de schadeloosstelling, zowel qua samenstelling als ook de hoogte ervan.

De stellingen van reclamanten dat de provincie wel veel te weinig mag bieden maar dat zij niet te veel mogen vragen en dat de verzoeker niet verder zou willen onderhandelen dienen eveneens in dat licht te worden beschouwd. In de aanbiedingsbrief van 7 december 2017 deelde verzoeker weliswaar mee dat de basis voor verdere onderhandelingen ontbreekt. Dit werd echter gedaan naar aanleiding van het feit dat reclamanten, lopende het onderhandelingstraject, hun vraagprijs verdubbelden. Naar Ons oordeel moet een en ander dan ook in het licht van het onderhandelingsproces tussen partijen worden beschouwd. Ook na 7 december 2017 zijn van de kant van verzoeker onderhandelingspogingen ondernomen. Gelet op het voorgaande overwegen Wij dat verzoeker voorafgaand aan het verzoekbesluit voldoende pogingen heeft ondernomen om de gronden van reclamanten 1 langs minnelijke weg te verwerven.

1.3

In de huidige situatie wordt een perceel grasland van reclamanten ontsloten door een eigen asfaltweg. Door de verdubbeling van de N34 kunnen reclamanten hier geen gebruik meer van maken. De Provincie wil geen alternatieve ontsluitingsweg aanleggen. Ook niet op een andere veldkavel van reclamanten. Ook is geprobeerd om een grondruiling tussen drie partijen overeen te komen. De provincie wil hierin niet meewerken.

Ad 1.3

In dit verband overwegen Wij in het algemeen dat de onteigeningswet de verzoeker om onteigening niet tot schadeloosstelling verplicht in de vorm van compensatiegrond of andere oplossingen. Uitgangspunt is dat de onteigeningswet de belanghebbenden een volledige schadeloosstelling in geld waarborgt. De mogelijkheden tot schadeloosstelling in een andere vorm dan in geld zullen langs minnelijke weg en meestal in samenwerking met andere overheden, of met particuliere eigenaren van gronden onderzocht moeten worden. Desondanks kunnen vragen om compensatiegrond of andere oplossingen aan de orde komen in het kader van de toetsing van het gevoerde minnelijk overleg over de verwerving van de benodigde gronden. Indien een belanghebbende in het minnelijk overleg immers duidelijk maakt de voorkeur te geven aan vervangende grond of een andere oplossing, moet de verzoeker nagaan of hieraan tegemoet gekomen kan worden. Omdat onteigening een uiterste middel is, is de noodzaak tot onteigening immers ook afhankelijk van de wijze waarop dat minnelijk overleg is en zal verlopen. Hierbij geldt dat de verzoeker gehouden is aan zijn eigen, op de urgentie van de aanleg van het werk, toegesneden planning.

In het bijzonder overwegen Wij op dat dit zienswijzeonderdeel ziet op de huidige ontsluiting van het na de onteigening overblijvende gedeelte van het perceel Dalen F 605. De verzoeker is het met reclamanten eens dat deze ontsluiting – een doodlopende weg – na de reconstructie van de N34 niet meer geschikt zal zijn voor zwaar (landbouw)verkeer. Het aan Dalen F 605 grenzende perceel Dalen F 606 (eveneens eigendom van reclamanten) maakt overigens gebruik van dezelfde ontsluitingsweg. Het laatste deel van de ontsluitingsweg is echter gelegen op het perceel Dalen F 569, dat eveneens van reclamanten is. Via een over dit perceel ‘om te leggen’ ontsluitingsroute, kunnen de twee andere genoemde percelen van reclamanten opnieuw worden ontsloten. In de hoorzitting is naar voren gekomen dat reclamanten de door verzoeker aangeboden schadeloosstelling voor de aanleg van deze route en het verlies van bruikbare landbouwgrond door de aanleg ervan, veel te laag achten. Zij hebben aangegeven dat om die reden verzoeker deze nieuwe ontsluiting zal moeten aanleggen. Een onderhandeling met derden over een grondruil om een andere alternatieve route mogelijk te maken is niet geslaagd. De verzoeker heeft aangegeven in deze onderhandeling geen rol te hebben gehad, mede vanwege het feit dat zij in de gewenste ruiling geen partij is. Gelet op het voorgaande zijn Wij van oordeel dat verzoeker voldoende pogingen in het werk heeft gesteld om de te onteigenen onroerende zaken minnelijk in eigendom te verkrijgen.

1.4

Reclamanten hebben een huiskavel van 20 ha en een stal voor 200 koeien. Zij voldoen daarmee precies aan de norm van 10 koeien per ha huiskavel voor weidemelkpremie, die op dit moment 1,5 cent per kg melk is. Door de onteigening zullen reclamanten 1,11 ha huiskavel kwijtraken en daardoor geen weidepremie ontvangen als hun stal vol staat met koeien. De provincie wil hier niet aan meebetalen omdat reclamanten nu de stal nog niet vol hebben staan. Het is echter de bedoeling dat het melkveebedrijf gaat uitbreiden tot 200 koeien. Ter onderbouwing melden reclamanten dat recent hun zoon is toegetreden tot de maatschap.

Ad 1.4

Uit de overgelegde stukken blijkt dat verzoeker van mening is dat reclamanten in dit verband geen schade lijden omdat de maatschap op dit moment geen 200 koeien heeft, maar circa 110 stuks. Het omslagpunt om in aanmerking te komen voor weidemelkpremie is volgens verzoeker in de situatie van reclamanten – na de onteigening – 189 stuks.

Wat daar ook van zij, gelet op het bovenstaande is dit zienswijzeonderdeel financieel van aard. Wij wijzen dan ook op hetgeen Wij hierover in het algemeen hebben overwogen onder ad 1.3 over de hoogte van de aangeboden schadeloosstelling.

1.5

Reclamanten hebben geopperd om een aan de huiskavel grenzende boskavel van ongeveer 2 ha te kappen. Die kavel kan dan worden toegevoegd aan hun huiskavel waarmee deze blijft voldoen aan de 20 ha-norm voor de weidemelkpremie. De provincie wil hiervoor geen moeite doen.

Ad 1.5

In dit verband verwijzen Wij naar wat Wij onder ad 1.3 in het algemeen opmerken dat verzoeker om onteigening niet tot schadeloosstelling verplicht is in de vorm van compensatiegrond of andere oplossingen.

In het bijzonder merken Wij overigens op dat de provincie geen eigenares is van de door reclamanten gewenste kavel. Ook is de door reclamanten gewenste kavel bestemd voor bos in het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Coevorden.

1.6

De grondplannummers 77 en 78 zijn niet nodig voor de verdubbeling van de N34. Deze onroerende zaken liggen aan de oostkant van de weg waar de maximumsnelheid 100 km per uur blijft. Er hoeft aan die kant van de weg niets te gebeuren. Van onteigening kan dan ook geen sprake zijn.

Ad 1.6

Uit de overgelegde stukken en informatie blijkt dat de grondplannummers 77 en 78 in het te realiseren bestemmingsplan de bestemming Verkeer hebben. Als dit bestemmingsplan onherroepelijk wordt zullen de betreffende gronden worden gebruikt om het bestaande talud van de weg ter plaatse te verbreden. Na realisatie zullen de gronden dan ook zijn opgenomen in het wegbeheer. Overigens is de zienswijze naar Ons oordeel planologisch van aard. De planologische aspecten kunnen in het kader van de administratieve onteigeningsprocedure niet zelfstandig worden beoordeeld, maar konden in de procedure op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aan de orde gesteld worden. Reclamanten hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.

1.7

Reclamanten zien de noodzaak van de verdubbeling van de N34 in. Zij vinden dat dit echter niet ten koste hoeft te gaan van hun mooie gezinsbedrijf. Zij zijn zeker bereid om hun grond te verkopen aan de provincie maar verwachten wel voldoende financiële compensatie of gelijkwaardige ruilgrond, aangrenzend aan hun percelen.

Alles beschouwend zijn zij van mening dat de voorgenomen onteigening niet terecht is.

Ad 1.7

Reclamanten geven hiermee blijk van hun wens om tot minnelijke overeenstemming te komen. Het is dan ook niet uit te sluiten dat voortgezet minnelijk overleg tot gevolg heeft dat verzoeker alsnog de voor de realisatie van het bestemmingsplan benodigde onroerende zaken minnelijk zal kunnen verwerven. Het na het verzoekbesluit voortgezette overleg heeft echter nog niet tot overeenstemming geleid. Wij merken op dat dit overleg dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet aan de gerechtelijke onteigeningsprocedure vooraf moet gaan, alsnog tot een voor partijen aanvaardbare oplossing kan leiden.

Gelet op het vorenstaande geeft de zienswijze van reclamanten 1 Ons geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen.

De zienswijze van reclamanten 2

2.1

Reclamanten zijn van mening dat de noodzaak van de onteigening ontbreekt, omdat er onvoldoende overleg is geweest om minnelijke overeenstemming te bereiken. Zij voeren daartoe het volgende aan. De waardedaling van de woning van reclamanten is gebaseerd op een taxatie door het bureau SAOZ. Dit bureau was al eerder betrokken bij de uitvoering van een planschaderisicoanalyse en mag daarom de schadetaxatie niet uitvoeren. Voorts heeft in november 2017 op verzoek van de provincie een nieuwe taxatie van de schade plaatsgevonden, maar reclamanten hebben de uitkomst hiervan nog niet vernomen. Zonder dit rapport kunnen reclamanten een nieuw aanbod niet in overweging nemen. Tot slot heeft de uitspraak van de Raad van State van 27 december 2017 gevolgen voor de schadefactoren geluid en luchtkwaliteit en dit zal de hoogte van de schadeloosstelling beïnvloeden. Reclamanten weten niet over welk aanbod zij moeten beslissen.

Ad 2.1

Het betoog van reclamanten ziet in hoofdzaak op het gevoerde overleg en op de hoogte van de schadeloosstelling. Wij wijzen op hetgeen Wij hierover in het algemeen hebben opgemerkt in reactie op de zienswijzen van reclamanten 1 onder ad 1.2 en ad 1.3.

Ten aanzien van deze zienswijze overwegen Wij in het bijzonder dat uit het door verzoeker overgelegde logboek en bijbehorende stukken blijkt dat verzoeker in 2016 is gestart met de onderhandelingen en pogingen heeft ondernomen om tot overeenstemming te komen. Bij brief van 6 december 2016 is een aanbod gedaan. Bij brief van 16 december 2016 hebben reclamanten kenbaar gemaakt dat zij niet kunnen instemmen met het voorstel van verzoeker. Tijdens een overleg op 20 januari 2017 hebben partijen geconstateerd dat er een verschil van inzicht bestaat over de hoogte van de aangeboden schadeloosstelling. Verzoeker heeft vervolgens advies ingewonnen over de schadepost waardevermindering van het overblijvende. De uitkomst van dit advies heeft op 15 februari 2017 geleid tot een herzien aanbod. Partijen hebben hierover evenwel geen overeenstemming bereikt. Gelet op het voorgaande overwegen Wij dat verzoeker voorafgaand aan het verzoekbesluit voldoende pogingen heeft ondernomen om de gronden van reclamanten 2 langs minnelijke weg te verwerven.

Ook na de start van de onteigeningsprocedure is het minnelijk overleg voortgezet. Op 22 september en op 25 september 2017 heeft verzoeker mondelinge pogingen ondernomen om tot een minnelijke oplossing te komen. Op 14 november 2017 heeft een opname van de woning van reclamanten plaatsgevonden, waarna taxateurs hun rapport hebben opgesteld. Op basis van dit rapport is tijdens het overleg op 19 januari 2018 een herzien aanbod aan reclamanten uitgebracht. Het voortgezette overleg heeft nog niet tot overeenstemming geleid. Wij merken op dat dit overleg dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet aan de gerechtelijke onteigeningsprocedure vooraf moet gaan, alsnog tot een voor partijen aanvaardbare oplossing kan leiden.

2.2

Reclamanten voeren aan dat het publieke belang van de onteigening ontbreekt, omdat het bestemmingsplan niet onherroepelijk is na de uitspraak van de Raad van State van 27 december 2017.

Ad 2.2

Met betrekking tot het nog niet onherroepelijke bestemmingsplan overwegen Wij het volgende.

Tegen het op 27 september 2016 vastgestelde bestemmingsplan hebben reclamanten 2 beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna de Afdeling). Dit beroep loopt nog. In een tussenuitspraak van 27 december 2017, nummer 201608688/1/R3, heeft de Afdeling aan de raad van de gemeente Coevorden onder meer opgedragen om een aantal binnen de uitspraak omschreven gebreken in het vaststellingsbesluit van 27 september 2016 te herstellen. Zoals Wij bij de zienswijze van reclamanten 1, onder ad 1.1 reeds overwogen is het bestemmingsplan nog niet onherroepelijk en nemen Wij, ter bescherming van de planologische belangen van rechthebbenden, in dat geval opschortende en ontbindende voorwaarden op. Deze voorwaarden zijn in de onderhavige procedure door Ons verbonden aan het ontwerpbesluit en zullen, zoals ook uit het gestelde onder “Planologische grondslag” blijkt, eveneens aan dit besluit worden verbonden.

Gelet op het vorenstaande geeft de zienswijze van reclamanten 2 Ons geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen.

Overige overwegingen

Uit de bij het verzoek overgelegde stukken blijkt, dat de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaken bij de uitvoering van het bestemmingsplan niet kunnen worden gemist.

Ons is niet gebleken van feiten en omstandigheden die overigens de toewijzing van het verzoek in de weg staan. Het moet in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling worden geacht dat de provincie Drenthe de vrije eigendom van de door Ons ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken verkrijgt.

Wij zullen, gelet op het hierboven gestelde, het verzoek van provinciale staten van Drenthe tot het nemen van een besluit krachtens artikel 78, eerste lid, van de onteigeningswet gedeeltelijk toewijzen.

BESLISSING

Gelet op de onteigeningswet,

op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 16 maart 2018, nr. RWS-2018/8735, Rijkswaterstaat Corporate Dienst;

gelezen het besluit van provinciale staten van Drenthe van 19 april 2017, nummer 2017-774;

gelezen de voordracht van gedeputeerde staten van Drenthe van 3 mei 2017, kenmerk 201600033-00693747;

gelezen de brieven van gedeputeerde staten van Drenthe van 31 augustus 2017, kenmerk 201600033-00713380, van 11 september 2017, kenmerk 201600033-00714486, van 25 oktober 2017, kenmerk 201600033- 00722008, 8 maart 2018, kenmerk 201600033-00744898 en de brief van de adviseur van de provincie van 28 september 2017, zonder kenmerk;

de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, advies van 25 april 2018, no. W04.18.0057/I;

gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 mei 2018 nr. RWS-2018/16119, Rijkswaterstaat Corporate Dienst.

Hebben Wij goedgevonden en verstaan:

Voor de uitvoering van het bestemmingsplan N34-verdubbeling van de gemeente Coevorden ten name van de provincie Drenthe ter onteigening aan te wijzen de onroerende zaken, aangeduid op de grondtekening die ingevolge artikel 78 van de onteigeningswet in de gemeente Coevorden en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage heeft gelegen en die zijn vermeld op de bij dit besluit behorende lijst.

Dit onder de voorwaarden dat niet zal worden overgegaan tot dagvaarding als bedoeld in artikel 18 van de onteigeningswet, vóórdat het bestemmingsplan onherroepelijk zal zijn met betrekking tot de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaken en dat dit aanwijzingsbesluit vervalt, indien het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan met betrekking tot die onroerende zaken in beroep zal worden vernietigd.

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Afdeling advisering van de Raad van State.

Wassenaar, 14 mei 2018

Willem-Alexander

DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES, K.H. Ollongren

LIJST VAN DE TE ONTEIGENEN ONROERENDE ZAKEN

ONTEIGENINGSPLAN: Verdubbeling N34 Coevorden

VERZOEKENDE INSTANTIE: Provincie Drenthe

 

Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Sleen

Grondplan

nr.

Te onteigenen

grootte

Als

Ter grootte

van

Sectie

en nr.

Ten name van

ha

a

ca

ha

a

ca

2

0

18

20

terrein (grasland)

3

72

54

L 683

½ eigendom: Hiske Alexandra Luciena Begeman, Hoogersmilde;

½ eigendom: Harmannus Derk Jan Begeman, gehuwd met Jeanet Theresia Pelster, Kolham;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht op gedeelte van perceel: Enexis B.V., ’s Hertogenbosch, zetel: Rosmalen;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht op gedeelte van perceel: Tennet TSO E B.V., Arnhem;

Opstalrecht nutsvoorzieningen: Saranne B.V., Arnhem.

6

0

08

28

terrein (grasland)

1

82

67

L 689

½ eigendom: Hiske Alexandra Luciena Begeman, Hoogersmilde;

½ eigendom: Harmannus Derk Jan Begeman, gehuwd met Jeanet Theresia

Pelster, Kolham;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht op gedeelte van perceel: Enexis B.V., ’s Hertogenbosch, zetel: Rosmalen;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht op gedeelte van perceel: Tennet TSO E B.V., Arnhem;

Opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel: Saranne B.V., Arnhem.

 

Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Dalen

Grondplan

nr.

Te onteigenen

grootte

Als

Ter grootte

van

Sectie

en nr.

Ten name van

ha

a

ca

ha

a

ca

7

0

28

62

terrein (grasland)

4

02

48

I 979

Jozef Gerardus Johannes Huirne, overleden, in leven gehuwd met Elizabeth Berendina Hermina Winkelhorst, Eibergen.

8

0

37

37

terrein (grasland)

9

94

20

I 496

Jozef Gerardus Johannes Huirne, overleden, in leven gehuwd met Elizabeth Berendina Hermina Winkelhorst, Eibergen;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., Assen, zetel: ’s-Gravenhage;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: EBN B.V., Utrecht;

Opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel: Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., Assen, zetel: ’s-Gravenhage;

Opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel: EBN B.V., Utrecht.

                   

11

0

36

65

terrein (akkerbouw)

3

97

30

I 822

1/3 eigendom: Willem Baarslag, gehuwd met Gerritdina Hendrika Slotman, Dalen;

1/3 eigendom: Gerritdina Hendrika Slotman, gehuwd met Willem Baarslag, Dalen;

1/3 eigendom: Hendrik Willem Baarslag, Dalen.

12

0

52

87

terrein (akkerbouw)

3

13

70

I 357

Egbert Hendrik Gerrits, gehuwd met Henderika Margien Feringa, Coevorden.

13

0

10

55

terrein (akkerbouw)

1

11

30

I 356

Egbert Hendrik Gerrits, gehuwd met Henderika Margien Feringa, Coevorden.

14

0

18

36

terrein (akkerbouw)

2

44

40

I 206

Egbert Hendrik Gerrits, gehuwd met Henderika Margien Feringa, Coevorden.

15

0

05

36

terrein (akkerbouw)

0

63

20

I 205

Egbert Hendrik Gerrits, gehuwd met Henderika Margien Feringa, Coevorden.

16

0

41

50

terrein (akkerbouw)

5

44

10

I 204

Egbert Hendrik Gerrits, gehuwd met Henderika Margien Feringa, Coevorden.

17

0

20

43

terrein (akkerbouw)

4

72

60

I 203

Jan Weggemans, overleden, in leven gehuwd met Eke Dijkstra, Dalen.

18

0

17

75

terrein (grasland)

4

83

80

I 699

Evert Klasens, Wachtum.

19

0

06

47

terrein (akkerbouw)

1

91

10

I 197

Albert Renting, Dalen, overleden, in leven gehuwd met Harmtje Nijmeijer, Wachtum;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: gemeente Coevorden, Coevorden;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht op gedeelte van perceel:

Gemeente Coevorden, Coevorden.

20

0

4

47

terrein (akkerbouw)

1

37

10

I 196

Albert Renting, Dalen, overleden, in leven gehuwd met Harmtje Nijmeijer, Wachtum;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht op gedeelte van perceel: Waterschap Vechtstromen, Almelo.

21

0

21

61

terrein (akkerbouw)

5

10

30

I 195

Albert Renting, Dalen, overleden, in leven gehuwd met Harmtje Nijmeijer, Wachtum;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., Assen, zetel: ’s-Gravenhage;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: EBN B.V., Utrecht;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: Gasunie Transport Services B.V., Groningen;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht op gedeelte van perceel: gemeente Coevorden, Coevorden;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht op gedeelte van perceel: Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., Assen, zetel: ’s-Gravenhage.

22

0

06

04

terrein (akkerbouw)

1

13

30

I 193

Albert Renting, Dalen, overleden, in leven gehuwd met Harmtje Nijmeijer, Wachtum;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., Assen, zetel: ’s-Gravenhage;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: EBN B.V., Utrecht;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: Gasunie Transport Services B.V., Groningen;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: Gasunie Transport Services B.V., Groningen;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht op gedeelte van perceel: gemeente Coevorden, Coevorden;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht op gedeelte van perceel: Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., Assen, zetel: ’s-Gravenhage.

23

0

48

39

terrein (natuur)

5

32

40

I 638

½ eigendom: Albertine Jurina Sanders, Bloemendaal;

½ eigendom: Pieter Sanders, ’s-Gravenhage;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., Assen, zetel: ’s-Gravenhage;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., Assen, zetel: ’s-Gravenhage;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., Assen, zetel: ’s-Gravenhage;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., Assen, zetel: ’s-Gravenhage;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: EBN B.V., Utrecht;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: EBN B.V., Utrecht;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: EBN B.V., Utrecht;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: Gasunie Transport Services B.V., Groningen;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht op gedeelte van perceel: Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., Assen, zetel: ’s-Gravenhage.

25

0

19

02

terrein (grasland)

0

77

62

I 1124

½ eigendom: Albertine Jurina Sanders, Bloemendaal;

½ eigendom: Pieter Sanders, ’s-Gravenhage.

26

0

01

85

terrein (grasland)

0

10

40

I 81

½ eigendom: Albertine Jurina Sanders, Bloemendaal;

½ eigendom: Pieter Sanders, ’s-Gravenhage.

27

0

36

03

terrein (akkerbouw)

1

32

55

I 564

Albert Renting, Dalen, overleden, in leven gehuwd met Harmtje Nijmeijer, Wachtum.

                   

30

0

10

51

terrein (grasland)

2

19

50

I 879

Stichting Ruitersportcentrum Dalen, De Krim, zetel: Dalen;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht op gedeelte van perceel:

Waterschap Vechtstromen, Almelo;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht op gedeelte van perceel:

Waterschap Vechtstromen, Almelo.

33

0

00

08

terrein (grasland)

0

47

98

I 565

½ eigendom: Albert IJdens, gehuwd met Christina Susanna Katerbarg, Dalen;

½ eigendom: Christina Susanna Katerbarg, gehuwd met Albert IJdens, Dalen.

38

0

00

46

terrein (akkerbouw)

2

52

60

M 794

Hendrik Hazelaar, gehuwd met Christina Wilhelmina Naber, Dalen;

Opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel: WMD Drinkwater B.V., Assen.

41

0

29

52

terrein (grasland)

0

91

15

I 563

Johanna Willemina Beltman, gehuwd met Berend Jan Frederikus Meijerink, Dalen.

45

0

16

41

terrein (akkerbouw)

3

47

60

I 1107

Aeilko Bakker, gehuwd geweest met Harmina Jantje Honning, overleden, Holsloot;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., Assen, zetel: ’s-Gravenhage;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: EBN B.V., Utrecht.

46

0

05

93

terrein (akkerbouw)

0

97

80

I 38

Aeilko Bakker, gehuwd geweest met Harmina Jantje Honning, overleden, Holsloot;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., Assen, zetel: ’s-Gravenhage;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: EBN B.V., Utrecht.

47

0

13

49

terrein (akkerbouw)

2

88

50

I 816

Eigendom belast met erfpacht: Hervormde gemeente, Dalen;

½ erfpacht: Aeilko Bakker, gehuwd geweest met Harmina Jantje Honning, overleden, Holsloot;

½ erfpacht: Harmina Jantje Honning, overleden, in leven gehuwd met Aeilko Bakker, Holsloot;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., Assen, zetel: ’s-Gravenhage;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: EBN B.V., Utrecht.

48

0

02

80

terrein (akkerbouw)

0

71

10

I 1108

Eigendom belast met erfpacht: Hervormde gemeente, Dalen;

½ erfpacht: Aeilko Bakker, gehuwd geweest met Harmina Jantje Honning, overleden, Holsloot;

½ erfpacht: Harmina Jantje Honning, overleden, in leven gehuwd met Aeilko Bakker, Holsloot;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht op gedeelte van perceel: Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., Assen, zetel: ’s-Gravenhage;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht op gedeelte van perceel: Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., Assen, zetel: ’s-Gravenhage;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht op gedeelte van perceel: EBN B.V., Utrecht;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht op gedeelte van perceel: EBN B.V., Utrecht.

49

0

10

97

terrein (akkerbouw)

2

88

50

I 1109

Hervormde gemeente, Dalen;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht op gedeelte van perceel: Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., Assen, zetel: ’s-Gravenhage;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht op gedeelte van perceel: Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., Assen, zetel: ’s-Gravenhage;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht op gedeelte van perceel: EBN B.V., Utrecht;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht op gedeelte van perceel: EBN B.V., Utrecht.

50

0

15

31

terrein (akkerbouw)

3

98

30

I 818

Hervormde gemeente, Dalen;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., Assen, zetel: ’s-Gravenhage;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: EBN B.V., Utrecht.

52

0

27

39

terrein (akkerbouw)

4

45

80

I 33

Berend Jan Frederikus Meijerink, gehuwd met Johanna Willemina Beltman, Dalen;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., Assen, zetel: ’s-Gravenhage;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: EBN B.V., Utrecht.

53

0

26

49

terrein (akkerbouw)

2

97

70

I 32

Berend Jan Frederikus Meijerink, gehuwd met Johanna Willemina Beltman, Dalen;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., Assen, zetel: ’s-Gravenhage;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: EBN B.V., Utrecht.

54

0

07

15

terrein (akkerbouw)

0

69

20

I 31

Egbert Boesjes, gehuwd met Johanna Maria Blaauwgeers, Dalen;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., Assen, zetel: ’s-Gravenhage;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: EBN B.V., Utrecht.

57

0

55

94

terrein (grasland)

2

18

90

F 572

Evert Klazen, gehuwd met Hiltje Holman, Dalen;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., Assen, zetel: ’s-Gravenhage;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: EBN B.V., Utrecht;

Opstalrecht nutsvoorzieningen: gemeente Coevorden, Coevorden.

58

0

00

79

terrein (akkerbouw)

0

60

50

F 147

Evert Klazen, gehuwd met Hiltje Holman, Dalen;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., Assen, zetel: ’s-Gravenhage;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: EBN B.V., Utrecht.

59

0

06

08

terrein (akkerbouw)

0

63

70

F 146

Evert Klazen, gehuwd met Hiltje Holman, Dalen;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., Assen, zetel: ’s-Gravenhage;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: EBN B.V., Utrecht.

60

0

28

71

terrein (akkerbouw)

1

93

00

F 547

Evert Klazen, gehuwd met Hiltje Holman, Dalen;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: gemeente Coevorden, Coevorden;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., Assen, zetel: ’s-Gravenhage;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: EBN B.V., Utrecht.

61

0

11

88

terrein (grasland)

0

26

52

F 534

Herman Albertus Hutten, gehuwd met Alida Korblet, Dalen;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: gemeente Coevorden, Coevorden.

63

0

16

55

terrein (akkerbouw)

2

68

50

F 605

Egbert Boesjes, gehuwd met Johanna Maria Blaauwgeers, Dalen;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: gemeente Coevorden, Coevorden;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: Enexis B.V., ’s Hertogenbosch, zetel: Rosmalen.

64

0

48

17

terrein (akkerbouw)

2

55

00

F 606

Egbert Boesjes, gehuwd met Johanna Maria Blaauwgeers, Dalen;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: gemeente Coevorden, Coevorden;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: Enexis B.V., ’s Hertogenbosch, zetel: Rosmalen.

65

0

34

25

terrein (akkerbouw)

4

34

40

F 144

Gerardus Johannes Assen, gehuwd met Gerharda Helena Maria Mittendorff, Dalen.

67

0

60

22

terrein (akkerbouw)

2

74

50

F 471

Egbert Boesjes, Dalen.

69

0

19

30

terrein (grasland)

0

66

28

F 518

Egbert Boesjes, Dalen.

70

0

31

68

terrein (grasland)

7

99

90

F 519

Egbert Boesjes, Dalen;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., Assen, zetel: ’s-Gravenhage;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., Assen, zetel: ’s-Gravenhage;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: EBN B.V., Utrecht;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: EBN B.V., Utrecht.

                   

77

0

13

93

terrein (akkerbouw)

3

13

70

F 158

Egbert Boesjes, gehuwd met Johanna Maria Blaauwgeers, Dalen.

78

0

06

63

terrein (akkerbouw)

3

31

70

F 159

Egbert Boesjes, Dalen;

Opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel: WMD Drinkwater B.V., Assen.

79

0

02

17

wonen erf-tuin

7

79

20

F 322

Evert Klazen, gehuwd met Hiltje Holman, Dalen;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht op gedeelte van perceel: Enexis B.V., ’s Hertogenbosch, zetel: Rosmalen;

Opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel: WMD Drinkwater B.V., Assen.

                   

83

0

11

05

terrein (grasland)

1

87

90

F 586

Evert Klazen, gehuwd met Hiltje Holman, Dalen.

85

0

02

45

terrein (grasland)

4

74

41

F 608

½ eigendom: Gerharda Johanna Hendrika Blaauwgeers, gehuwd met Johannes Theodorus Scholten, Dalen;

½ eigendom: Johannes Theodorus Scholten, gehuwd met Gerharda Johanna Hendrika Blaauwgeers, Dalen.

Naar boven